direct naar inhoud van Artikel 3 Verkeer
Plan: Fietsbrug N348
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.P202-OH03

Artikel 3 Verkeer

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Verkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. kunstwerken;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen, uitsluitend indien ontheffing is verleend met toepassing van artikel 3.3.1;
  • f. watergangen en andere waterpartijen;
  • g. bruggen, duikers en faunapassages;
  • h. geluidbeperkende voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de tot "Verkeer" bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming.

3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:

  • a. uitsluitend gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen zijn toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer dan 4 m mag bedragen.
    • 2. de oppervlakte per gebouw niet meer dan 15 m2 mag bedragen.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer en wegverlichting mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van bruggen mag niet meer dan 55 m bedragen;
  • c. de vrije doorrijhoogte van bruggen mag niet minder dan 4,6 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van geluidbeperkende voorzieningen mag niet meer dan 7 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4 m bedragen.
3.3 Ontheffing van de bouwregels
3.3.1 Ontheffingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 3.2.2onder a en toestaan dat een ondergeschikt gebouw wordt gebouwd ten behoeve van een nutsvoorziening, mits:

  • a. de bouwhoogte niet meer dan 4 m bedraagt;
  • b. de oppervlakte niet meer dan 15 m2 bedraagt.
3.3.2 Toepassingsvoorwaarden

De in het vorige lid genoemde ontheffing kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • e. de parkeersituatie.
3.3.3 Procedure

Bij het verlenen van ontheffing nemen burgemeester en wethouders de regels in acht zoals opgenomen in artikel 11.1.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval gerekend:

  • a. een verkooppunt voor motorbrandstoffen.