direct naar inhoud van 3.1 Beleidskaders
Plan: Windturbines Kloosterlanden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.D278-VG01

3.1 Beleidskaders

Rijksbeleid

Op mondiaal niveau wordt gestreefd naar een duurzame energievoorziening waarin de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen (en de daarmee gepaard gaande uitstoot van CO2) wordt teruggedrongen. Nederland heeft als doelstelling om in 2020 in 10% van de energiebehoefte van ons land op een duurzame wijze te voorzien. Voor 2020 is de doelstelling een totaal opwekkingsvermogen van 7500 Megawatt (MW) door de plaatsing van windturbines. Een belangrijke uitwerking van dit streven naar gebruikmaking van meer windenergie in Nederland is de Bestuursovereenkomst Landelijke Ontwikkeling Windenergie (BLOW). Hierin hebben ministeries, provincies en gemeenten afgesproken om in 2010 minimaal 1500 MW aan windenergievermogen op het land geplaatst te hebben. De provincies kiezen daarbij een plaatsingsstrategie van grootschalige dan wel kleinschalige bundeling van windturbines, afhankelijk van de mogelijkheden per landschapstype en de mogelijkheden tot combinatie met infrastructuur en bedrijventerreinen. De mogelijke effecten op de natuurlijke, cultuurhistorische en landschappelijke kwaliteiten moeten door de betrokken decentrale overheden expliciet worden betrokken bij (verkenning van de mogelijkheden voor) plaatsing van windturbines.

In 2007 is de ‘Landelijke Uitwerking Windenergie’ (LUW) van start gegaan. Uitgangspunt voor de LUW was dat in 2011 de windenergie op land moet zijn uitgebreid met 2000 MW. Ook is een een ruimtelijk perspectief voor de verdere doorgroei van windenergie tot 2020 opgenomen. Daarbij hoort eveneens het plan te komen tot één landelijke visie op hoe landschappelijk moet worden omgegaan met de plaatsing van grotere windturbines, in plaats van de 12 verschillende provinciale visies die er nu zijn. Een en ander is direct gevolg van het coalitieakkoord waarin is vastgelegd dat het aandeel duurzame energie moet zijn gestegen tot 20% in 2020.

In het werkprogramma Schoon en Zuinig is dit nader ingevuld. De groei van hernieuwbare energie moet de komende jaren vooral uit windenergie komen. Om de doelen te halen heeft het kabinet zich gebonden om tijdens de huidige kabinetsperiode voor 2000 MW extra windenergie op land te committeren. Dat is meer dan een verdubbeling ten opzichte van het windenergievermogen dat er aan het begin van de kabinetsperiode al stond. Ook wordt er gewerkt aan een ruimtelijk perspectief voor een forse groei na 2020.

De Rijksoverheid beseft zich ten dege dat nieuwe grootschalige windparken nodig zijn om de doorgroei mogelijk te maken. Moderne windturbines zijn hoger en moeten verder uit elkaar staan dan bestaande turbines. Zo kunnen ze optimaal gebruik maken van de wind. Omdat er veel ruimte nodig is, wordt het steeds belangrijker om in het dichtbevolkte Nederland vroegtijdig geschikte gebieden te kiezen voor het plaatsen van windmolens.

Vanwege de invloed van grootschalige windparken op de leefomgeving en het landschap en het belang van een goede afstemming met ander ruimtegebruik(ers), is het Rijk bezig met de Structuurvisie Windenergie op Land. Het Rijk wil grootschalige windparken concentreren in een beperkt aantal windrijke gebieden en in landschappen waar windturbines goed passen. De voorkeur gaat uit naar grote haven- en industriegebieden, grootschalige open agrarische productielandschappen, in en langs grote wateren (zoals het IJsselmeer) en langs wegen en spoorlijnen. De Structuurvisie Windenergie op Land legt de keuze voor deze gebieden vast.

Met de Structuurvisie Windenergie op Land ontstaat voor marktpartijen en burgers duidelijkheid over de gebieden die het Rijk geschikt vindt voor grootschalige windparken, welke afwegingen aan deze keuze ten grondslag liggen en onder welke (ruimtelijke) voorwaarden grootschalige windenergie in beginsel mogelijk is. De structuurvisie is hiermee ook een ruimtelijk toetsingskader voor initiatieven voor grootschalige windparken waarvoor het Rijk verantwoordelijk is.

Provinciaal beleid

Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening de belangrijkste beleidskaders als het gaat om ontwikkelingen op het grondgebied van de provincie. Beleidskaders zoals de 'handreiking en beoordeling ruimtelijke plannen' zijn hierin opgegaan.

In de Omgevingsvisie Overijssel schetst de provincie haar visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het vizier is hierbij gericht op het jaar 2030. De Omgevingsvisie heeft onder andere de status van structuurvisie in de zin van de Wet ruimtelijke ordening en regionaal waterplan onder de nieuwe Waterwet.

De Omgevingsverordening dient als waarborg voor een deel van dat beleid. Andere onderdelen kunnen beter gewaarborgd worden door middel van bijvoorbeeld subsidies of samenwerkingsverbanden. De Omgevingsverordening telt daarnaast ook als Milieuverordening, Waterverordening en Verkeersverordening.

Conform de sturingsfilosofie van de provincie Overijssel zijn ontwikkelingen niet langer gebonden aan strikte voorschriften betreffende welke functie op welke plek moet plaatsvinden. De provincie biedt ruimte aan economische dynamiek en bevordert de ruimtelijke kwaliteit. Naast de bescherming van kwaliteiten staat de provincie voor het benutten van ontwikkeling en dynamiek voor duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Dit betekent dat voor elke ontwikkeling, zowel in de stedelijke als de groene omgeving, de principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik, de ontwikkelingsperspectieven en de speciaal opgestelde Catalogus Gebiedskenmerken bepalend zijn.

De provincie geeft in haar Omgevingsvisie aan dat zij de opwekking van duurzame energie bevordert. In dat kader wordt ingezet op het vergroten van het aandeel van windenergie in de energieopwekking. De provincie heeft met het Rijk afgesproken dat in 2020 tenminste 80 MW in de vorm van duurzame energie zal worden geleverd.

De provincie onderscheidt hierbij voor windenergie kansrijke gebieden, uitgesloten gebieden en overige gebieden.

  • 1. De kansrijke zoekgebieden: ten noorden van de Vecht, tussen Staphorst-Zwolle en Hardenberg. In deze gebieden maakt de provincie prestatieafspraken met gemeenten voor de (boven)lokale ontwikkeling van windenergie. Andere geschikte plekken kunnen zijn: grotere bedrijventerreinen (groter dan 40 ha) en langs infrastructuur.
  • 2. De uitsluitingsgebieden zijn de groen-blauwe hoofdstructuur waaronder de EHS, de Nationale Parken en de Nationale Landschappen.
  • 3. In overige gebieden zijn initiatieven die qua ontwikkeling rekening houden met gebiedskenmerken ter plekke mogelijk.

Het plangebied Windturbines Kloosterlanden is gelegen langs infrastructuur (Rijksweg A1) en is ingeklemd tussen twee bedrijventerreinen die beide groter zijn dan 40 ha. (Bergweide, waar Kloosterlanden onderdeel van uitmaakt, bedraagt netto alleen al ongeveer 156 ha.). Hiermee is het plangebied vanuit het provinciale beleid gezien een geschikte locatie voor de plaatsing van windturbines.

Ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid zijn daarnaast ook rode draden in de verordening. De sturing daarop is vertaald in generieke regels. Dit betekent dat alle andere onderdelen in de verordening altijd in combinatie met de bepalingen betreffende ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid toegepast moeten worden.

De gemeenteraad van Deventer wordt in de verordening gevraagd om in elk bestemmingsplan te onderbouwen dat de beoogde ontwikkeling bijdraagt aan de versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Aan deze onderbouwing wordt de eis gesteld dat inzichtelijk moet worden gemaakt hoe is omgegaan met de provinciale vier-lagenbenadering, de bijbehorende Catalogus Gebiedskenmerken 2009 en welk ontwikkelingsperspectief van toepassing is. Deze onderbouwing hangt nauw samen met de beoordeling en afweging over de landschappelijke inpassing en wordt in paragraaf 3.2 nader uitgewerkt.

Gemeentelijk beleid

Beleidsplan Windenergie 2004

In het beleidsplan Windenergie is als hoofddoelstelling vastgelegd dat op het gemeentelijk grondgebied in 2020 in totaal 12 MW aan windvermogen moet zijn gerealiseerd. Met het realiseren van deze twee turbines wordt hier voor een deel invulling aan gegeven.

Visie Duurzaam Deventer 2009

Deze visie is het koersdocument voor het nieuwe milieubeleidsplan van de gemeente 2009-2014. De koers is om in 2030 klimaatneutraal te zijn, waarbij het opwekken van duurzame energie door middel van zon, wind, waterkracht en biomassa cruciaal is. De realisatie van twee windturbines vormt een belangrijke stap op weg naar 2030.

Uitvoeringsagenda Duurzaamheid

Om de geformuleerde ambities in de Visie Duurzaam Deventer te realiseren is voor de periode 2011-2014 de Uitvoeringsagenda Duurzaamheid “Op weg naar een duurzaam evenwicht” opgesteld. In deze agenda worden 8 gemeentelijke beleidsprioriteiten benoemd, waaronder de realisatie windturbines maar ook b.v. een klimaatneutraal stadkantoor. Ook wordt er gewerkt aan een duurzaam energiebedrijf in een lokale coöperatieve vorm samen met verschillende organisaties. De sleutel zit in samenwerken. Als burgers en bedrijven initiatieven nemen facilteert de gemeente Deventer deze graag. Waar nodig neemt de gemeente ook zelf het initiatief of schept de juiste voorwaarden.

Duurzaamheidsconvenant met Provincie Overijssel 2011

In februari 2011 heeft de gemeente met de Provincie Overijssel een blijvende samenwerking op gebied van duurzaamheid vastgelegd in een duurzaamheidsconvenant. Dit convenant geeft de gewenste richting en prioriteitstelling aan de duurzaamheidactiviteiten. De gemeente werkt op dit moment aan een concrete uitwerking van de activiteiten en maatregelen, zoals het vergroten van duurzame energiebronnen met wind- en zonne-energie. Ook het aantrekkelijker maken van duurzame, energiebesparende maatregelen voor inwoners en bedrijven behoort tot het uit te werken pakket aan activiteiten en maatregelen. Met het juridisch planologisch vastleggen van de ontwikkeling van windturbines wordt voldaan aan de uitwerking van het convenant. De Provincie heeft toegezegd bereid te zijn tot een financiële bijdrage voor de landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing van de turbines.

Bedrijvenpark A1

In de planvorming van Bedrijvenpark A1 heeft de Raad uitgesproken dat het toekomstige Bedrijvenpark A1 duurzaam moet zijn. Dit betekent onder meer dat het Bedrijvenpark energieneutraal en zo mogelijk energieleverend zal zijn, zij heeft een duurzaamheidsopgave. De energievraag van de toekomstige bedrijven moet door duurzame energiebronnen (zon, wind, biomassa/-gas) op of in de directe omgeving van het bedrijvenpark A1 opgewerkt worden. De beoogde windturbines kunnen hier een belangrijke bijdrage in leveren.

In juli 2010 heeft het college besloten het aanbestedingstraject te starten voor de duurzame energievoorziening van Bedrijvenpark A1. Daarbij is vastgesteld dat duurzame energievoorzieningen, al dan niet in de vorm van windturbines mogen worden toegerekend aan de duurzame energievoorziening van het Bedrijvenpark.