direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijf - Windturbine
Plan: Windturbines Kloosterlanden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.D278-VG01

Artikel 3 Bedrijf - Windturbine

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Windturbine' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de opwekking en de levering van windenergie;
  • b. met de daarbij behorende:
  • c. bouwwerken;
  • d. wegen en paden;

waaronder:

  • e. kraanopstelplaatsen;
  • f. inkoopstations ten behoeve van de levering van elektriciteit aan het openbare net.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
  • a. op de tot 'Bedrijf - Windturbine' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
3.2.2 Windturbines

Voor een windturbine gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak is niet meer dan 1 windturbine toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'risicobron';
  • b. de windturbines binnen de verschillende bestemmingsvlakken hebben dezelfde ashoogte, tiphoogte en draairichting van de rotorbladen;
  • c. de tiphoogte mag niet meer dan 135 meter bedragen;
  • d. de ashoogte mag niet meer dan 90 meter bedragen;
3.2.3 Kraanopstelplaatsen

Voor een kraanopstelplaats gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte mag per bestemmingsvlak niet meer dan 1.200 m2 bedragen.

3.2.4 Inkoopstations

Voor een inkoopstation gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 4 meter bedragen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte mag per bestemmingsvlak niet meer dan 15 m2 bedragen.

3.2.5 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk geen gebouw zijnde geldt dat de hoogte niet meer dan 2 meter mag bedragen.

3.2.6 Hekwerken

Voor een hekwerk geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en de bouwwerken voor de opslag en stalling van goederen;
  • b. het gebruik van de gronden voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen;
  • c. het gebruik van gebouwen als woning;
  • d. het gebruik van de gronden voor detailhandel;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.