direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Boreel
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.D140-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

De gemeente Deventer wil de komende jaren de bestemmingsplannen voor haar grondgebied herzien. Dit betekent dat alle bestemmingsplannen worden geactualiseerd en gedigitaliseerd door middel van een 'wijkgewijze aanpak'.

Voorliggend bestemmingsplan betreft het Boreelkazerneterrein met daarop de oude kazerne en de omliggende nieuwbouw. Het gebied wordt aangeduid met de naam 'Boreel'. Het bestemmingsplan is deels beheersgericht. Dat wil zeggen dat de aanwezige functies en aanwezige bebouwing worden bestemd zoals deze nu zijn. Dit houdt echter niet in dat de bestaande ruimtelijke situatie voor het plangebied van dit bestemmingsplan voor de aankomende tien jaren wordt bevroren. Onnodige starheid van het plan moet voorkomen worden. Ontwikkelingen en veranderingen in functies en bebouwing zijn in meerdere of mindere mate mogelijk.

In het gebied spelen geen ontwikkelingen.

1.2 Ligging plangebied

1.2.1 Ligging

Het plangebied Boreel is door de ligging binnen de grachtengordel onderdeel van de binnenstad van Deventer. Het gebied ligt ten het oosten van het centrum.

In de volgende figuur is de globale ligging van het plangebied aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.D140-VG01_0001.jpg"

Globale ligging plangebied "Boreel"

1.2.2 Begrenzing

Het plangebied "Boreel" wordt globaal begrensd door de Buitengracht in het noorden en oosten, de Verzetslaan/Houtmarkt in het westen en de Kazernestraat in het zuiden.

De begrenzing van het plangebied "Boreel" is in de volgende figuur weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.D140-VG01_0002.jpg" Begrenzing plangebied "Boreel"

1.3 Geldende bestemmingsplannen

Voor het plangebied zoals hierboven beschreven geldt het bestemmingsplan 'Boreelkazerneterrein'. Het bestemmingsplan is vastgesteld op 29 juni 2004, goedgekeurd op 1 februari 2005 en onherroepelijk geworden na uitspraak van de Raad van State op 7 december 2005. Het bestemmingsplan zal in 2014 10 jaar oud zijn en wordt daarom geactualiseerd middels onderhavig bestemmingsplan 'Boreel'.

Tevens geldt ter plaatse het bestemmingsplan 'Boreelkazerneterrein, 1e partiële herziening (ex artikel 30 van de WRO', vastgesteld op 10 januari 2007 en goedgekeurd op 10 april 2007. Dit betreft een partiële herziening van de regels, naar aanleiding van de vernietiging van een deel van de planregels in het moederplan 'Boreelkazerneterrein' door de Raad van State.

Ook wordt een klein deel van het bestemmingsplan 'Buitengracht-Oost' (vastgesteld op 6 juli 2011) gewijzigd. Dit betreft de noord- en de zuidrand van het plangebied. De bestaande bebouwing overschrijdt hier deels het betreffende bestemmingsplan en wordt daarom opgenomen in onderhavig plangebied.

1.4 Aanleiding voor actualisatie en digitalisatie

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro; in werking getreden op 1 juli 2008) geldt de verplichting een bestemmingsplan eens in de 10 jaar te actualiseren. Bovendien geldt de wettelijke verplichting om plannen digitaal beschikbaar te maken.

Het actualiseren is een continu proces. Met het in werking treden van Wro werd er een overgangstermijn gesteld van 5 jaar waarbinnen gemeenten hun bestemmingsplanbestand actueel en digitaal dienen te krijgen. Deze termijn liep af op 1 juli 2013. Het bestemmingsplan 'Boreelkazerneterrein' is vastgesteld in juni 2004, waardoor dit bestemmingsplan niet meer binnen de genoemde overgangstermijn geactualiseerd hoefde te worden. Wel dient het bestemmingsplan geactualiseerd te zijn voor juni 2014.

De gemeente ziet de actualisatie van de bestemmingsplannen ook als een geschikte gelegenheid om een grotere mate van uniformiteit tussen de bestemmingsplannen onderling aan te brengen. Dit betreft zowel uniformiteit in de systematiek als in de planregels. Bovendien wordt gestreefd naar een vermindering van het aantal bestemmingsplannen (dat digitaal wordt ontsloten), waardoor een veelheid aan plannen en planvormen wordt voorkomen. De beperking van het aantal plangebieden vindt onder andere plaats door bundeling van ruimtelijk-functioneel gelijke gebieden.

1.5 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit een zevental hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plangebied. In hoofdstuk 3 is het beleidskader opgenomen dat van toepassing is op dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de beheer- en ontwikkelingsvisie die voor dit bestemmingsplan is ontwikkeld. Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 ingegaan op de zogenaamde randvoorwaarden zoals milieu-aspecten en waterhuishouding, sociale voorzieningen en sociale veiligheid. In hoofdstuk 6 worden de juridische aspecten nader toegelicht. In dit hoofdstuk wordt een antwoord gegeven op de vraag hoe hetgeen in voorliggend plan is vastgelegd, juridisch wordt geregeld. Er wordt beschreven hoe de verbeelding en de planregels zijn opgebouwd en welke bestemmingen er in het plan voorkomen. Ook wordt in dit hoofdstuk aangegeven hoe de planregels moeten worden geïnterpreteerd en uitgelegd. Tevens wordt ingegaan op handhaving. Ten slotte wordt in hoofdstuk 7 ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Beschrijving bestaande situatie

2.1 Inleiding

Aan de hand van een beschrijving van de historie en de ruimtelijke en functionele structuur, wordt in dit hoofdstuk de huidige situatie in het plangebied beschreven.

2.2 De ontstaansgeschiedenis

Het plangebied maakt onderdeel uit van de gordel vestingwerken, dien in de 17e eeuw is aangelegd ter vervanging van de deels uit de middeleeuwen stammende stadsmuren. Met deze krans van bolwerken, ravelijnen, wallen en watergordels werd Deventer een belangrijke vestingstad. Vanaf de 16e eeuw was Deventer de thuisbasis voor diverse garnizoenen. De Boreelkazerne werd in 1849 gebouwd om het 4e Regiment Huzaren te huisvesten. Pas in 1934 kreeg de kazerne zijn naam, naar de oprichter van het regiment: Jonkheer Willem François Boreel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.D140-VG01_0003.jpg"

De architect van het kazernegebouw is B. Looman, stadsbouwmeester van Deventer. Het gebouw is ontworpen in Neo-Romaanse stijl (randbogenstijl). Het heeft vier bouwlagen. Het casco is nog in originele staat en het gebouw heeft slechts ondergeschikte wijzigingen ondergaan. Behalve het gebouw is ook de erfafscheiding, een gietijzeren hekwerk, van belang.

Rond 1870 werd de vestiging Deventer opgeheven en de vestingwerken ontmanteld. Delen van de voormalige vestinggordel werden ingericht als park. In het zuidoostelijke en zuidwestelijke deel van de voormalige vestinggordel ontstond een mengeling van bedrijfsbebouwing afgewisseld met woonclusters. Het Boreelkazerneterrein bleef als militair terrein in gebruik tot 1997.

Aan het leegstaande kazernegebouw, de Boreelkazerne, is in 2000 de status Rijksmonument toegekend.

Inmiddels is op het terrein van de Boreelkazerne nieuwbouw gerealiseerd waarin diverse functies zijn gevestigd. De Boreelkazerne zelf is gerestaureerd.

2.3 Ruimtelijke en functionele structuur

2.3.1 Ruimtelijke structuur

Het plangebied Boreel ligt aan de oostkant van de binnenstad van Deventer. Zoals in de vorige paragraaf omschreven is het voormalige kazernegebouw ontworpen in Neo-Romaanse stijl. Met de omliggende nieuwbouw, gerealiseerd in 2007, is getracht om zo veel mogelijk aan te sluiten bij de uitstraling van het kazernegebouw, om daarmee een geheel te creëren.

Door de verbinding via het nieuwe Waltorenpad met de Walstraat is de Boreel letterlijk in verbinding gebracht met het winkelgebied van het centrum van Deventer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.D140-VG01_0004.jpg"

Bovenaanzicht van het plangebied

2.3.2 Functionele structuur
2.3.2.1 Het wonen

In de nieuwbouw zijn circa 31 appartementen boven de winkels gevestigd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.D140-VG01_0005.jpg"

Bovenaanzicht van de woningen in het plangebied

2.3.2.2 Detailhandel

In het plangebied is diverse detailhandel aanwezig. Er is een grote supermarkt en op de begane grond en eerste verdieping van de 'nieuwbouw' zijn diverse winkels gevestigd. In de Boreelkazerne zit een outdoor-speciaalzaak, de rest van het gebouw is nog niet ingevuld.

2.3.2.3 Horeca

In het plangebied zijn een restaurant en een lunchrestaurant gevestigd. Ook is horeca aanwezig als ondersteunende functie bij de recreatieve functies zoals de bioscoop.

2.3.2.4 Recreatie en sport

In de Boreel zijn diverse recreatieve voorzieningen gevestigd. Het gaat om een binnenspeeltuin, een bioscoop en een casino. Tevens is er een sportschool/fitnessclub gevestigd.

2.3.2.5 Verkeer

De Boreel is met de auto toegankelijk via de Kazernestraat. Onder de Boreel is een parkeergarage aanwezig. Ook zijn er parkeerplaatsen langs de Verzetslaan.

Het Boreelterrein is voor voetgangers en fietsers te bereiken vanaf de binnenstad via het Waltorenpad en vanaf de oostkant via een voetgangers- en fietsersbrug die over de Buitengracht loopt.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het voor dit bestemmingsplan relevante rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid.

3.2 Europees- en rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vastgesteld op 13 maart 2012. In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. In de SVIR schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Provincies en gemeentes krijgen meer bevoegdheden bij ruimtelijke ordening. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals verbetering van de bereikbaarheid.

De SVIR vervangt verschillende nota's, zoals de Nota Ruimte, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Verder vervallen met de SVIR de ruimtelijke doelen en uitspraken uit de Agenda Landschap, Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.

Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 Rijksdoelen geformuleerd:

  • de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
  • de bereikbaarheid verbeteren;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

In het bestemmingsplan Boreel zijn geen nationale belangen aanwezig.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. In het Barro, beter bekend als de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte, zijn een aantal nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het gaat om Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Friese Waddeneilanden, Grote rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, militaire radarstations, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Rijksvaarwegen, Hoofdwegen en landelijke spoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Ecologische hoofdstructuur, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament, IJsselmeergebied, Veiligheid rond rijksvaarwegen, Verstedelijking in het IJsselmeer en de toekomstige rivierverruiming van de Maastakken.

Het Barro is gericht op doorwerking van deze nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Per onderwerp worden regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen zullen moeten voldoen.

In het bestemmingsplan Boreel zijn geen nationale belangen uit de Barro aanwezig.

3.2.3 Europese Kaderrichtlijn Water (2000)

Duurzaam schoon oppervlaktewater en bescherming van het drinkwater voor de toekomst vinden we belangrijk in Europa. De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is op 22 december 2000 in werking getreden en vraagt aan alle lidstaten om resultaten te boeken met het schoonhouden en schoonmaken van het water in stad en land (chemisch kwaliteitsdoel) en het beschermen en ontwikkelen van natuur (ecologisch kwaliteitsdoel). De afspraken moeten er voor zorgen dat iedere lidstaat ervoor zorgt dat de kwaliteit van het oppervlaktewater en het grondwater in 2015 op orde is. Uitgangspunt is een indeling in stroomgebieden. De gemeente Deventer valt onder het deelstroomgebied Rijn-Oost. In 2009 is het stroomgebiedbeheerplan vastgesteld, waarin de doelen, maatregelen en kosten zijn beschreven om aan het gewenste kwaliteitsniveau voor water te voldoen.

Conclusie

De kaderrichtlijn doet geen specifieke beleidsuitspraken die van belang zijn voor onderhavig bestemmingsplan. Wel heeft het beleid uit de Kaderrichtlijn doorgewerkt in het gemeentelijk beleid, waarin het beleid nader is geconcretiseerd.

3.2.4 Het Nationaal Waterplan (2009)

In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Het Nationaal Waterplan is de rijksnota voor het nationale waterbeleid en wordt op basis van de Waterwet eens per 6 jaar opgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.

Sinds 1 november 2003 is de watertoets wettelijk verplicht voor plannen in het kader van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Eén van de oorzaken van wateroverlast is de wijze waarop plannen en besluiten kunnen leiden tot wateroverlast, een achteruitgaande waterkwaliteit, verdroging van natuurgebieden etcetera. De watertoets heeft als doel deze negatieve effecten te voorkomen en mogelijke kansen voor watersystemen te benutten. Bij de watertoets gaat het om het van meet af aan meenemen van water bij (herziene-) ruimtelijke plannen en besluiten.

Het Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen hebben het Nationaal Bestuursakkoord Water ondertekend op 2 juli 2003. Het akkoord heeft tot doel om in de periode tot 2015 het watersysteem in Nederland op orde te krijgen en daarna op orde te houden.

Conclusie

Het Waterplan doet geen specifieke beleidsuitspraken die van belang zijn voor onderhavig bestemmingsplan. Wel heeft het beleid uit het Waterplan doorgewerkt in het gemeentelijke beleid, waarin het beleid nader is geconcretiseerd.

3.2.5 Conclusie Europees- en rijksbeleid

In het voorliggende overwegend beheersgerichte bestemmingsplan wordt de huidige situatie vastgelegd. Het bestemmingsplan past daarmee binnen het rijksbeleid.

3.3 Provinciaal en (boven)regionaal beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Overijssel (2009)

In de Omgevingsvisie Overijssel schetst de provincie haar visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het vizier is hierbij gericht op het jaar 2030. De Omgevingsvisie heeft onder andere de status van structuurvisie in de zin van de Wet ruimtelijke ordening en van provinciaal waterhuishoudingsplan onder de Wet op de Waterhuishouding dan wel van regionaal waterplan onder de toekomstige Waterwet.

Ruimtelijke ordening

Een van de doelen uit de omgevingsvisie is het realiseren of behouden van aantrekkelijke, gevarieerde en voldoende woonmilieus voor iedereen die in Overijssel wil wonen. Hierbij gaat het om een voldoende en flexibel aanbod van woonmilieus, die voorzien in de vraag. De visie zet in op differentiatie in woonmilieus die nu en in de toekomst voldoende ruimte bieden aan de huisvesting van alle doelgroepen. Hierbij hoort ook de beschikbaarheid van hoogwaardige voorzieningen. Dit stelt een duidelijke opgave zowel aan nieuwbouw als aan herstructurering. Hiervoor is een sterke gemeentelijke regie en regionale afstemming onmisbaar.

Bij het realiseren van de woningbouwopgave moet de ruimte zuinig en zorgvuldig benut worden. Hiervoor wordt de zogeheten SER-ladder gehanteerd. Deze houdt in dat de woningbouwopgave eerst door herstructurering, transformatie of inbreiding moet worden gerealiseerd. Pas als dit onvoldoende blijkt voor het aantal woningen en de kwaliteit van de woonomgeving kan uitbreiding van het stedelijk gebied plaatsvinden. Daarbij geldt dat de bovenlokale vraag naar woningen en voorzieningen (winkels, cultuur, sport) geconcentreerd dient te worden in stedelijke netwerken.

Met gemeenten worden prestatieafspraken gemaakt en in de Omgevingsverordening Overijssel 2009 wordt van gemeenten gevraagd om hun bestemmingsplannen te baseren op een woonvisie of structuurvisie waarin staat hoe zij het woningbouwprogramma invullen.

Een andere ambitie in de omgevingsvisie is het behoud en het versterken van de verscheidenheid en identiteit van (binnen)stedelijke kwaliteit. Het behouden en versterken van cultureel erfgoed is hier een onderdeel van. Ook het versterken van de kernkwaliteiten van de (binnen)steden (monumenten, architectuur, water/groen, culturele voorzieningen, stationsgebieden).

In de omgevingsvisie wordt verder ook aandacht besteed aan de economie en vestigingsklimaat. De ambitie is om een vitale en zichzelf vernieuwende regionale economie te creëren, met voldoende en diverse vestigingsmogelijkheden voor kennisintensieve maakindustrie en MKB. Hierbij horen vitale werklocaties, die aansluiten bij de vraag van ondernemingen. Ook moeten er voldoende ontwikkelingsmogelijkheden en een kwaliteitsverbetering in het toerisme en de recreatie plaatsvinden.

Waterhuishouding

Het waterbeleid is in de Omgevingsvisie beschreven vanuit diverse waterthema's: Veiligheid, wateroverlast, watercondities voor mens, landbouw, natuur en landschap en betrouwbare en continue drinkwatervoorziening en bescherming industriële winningen.

Bij veiligheid worden onderscheiden: bescherming tegen overstroming en tegen wateroverlast. Het plangebied is niet gelegen in een risicogebied voor overstromingen, er is geen waterkering aanwezig. Wel ligt het gebied binnen de dijkring Salland, zie ook paragraaf 5.4.4 Overstromingsrisico.

Voor wat betreft bescherming tegen wateroverlast geldt dat het plangebied niet binnen een primair watergebied ligt en er geen essentiële waterlopen aanwezig zijn. Er zijn vanuit dat oogpunt geen risico's voor wateroverlast.

Aan de watercondities voor mens, landbouw, natuur en landschap hoeft in het plangebied geen extra aandacht te worden besteed, er is geen sprake van ligging in de groen-blauwe hoofdstructuur of van oppervlaktewaterlichamen.

In verband met de betrouwbare en continue drinkwatervoorziening en bescherming industriële winningen ligt het plangebied niet in een grondwaterbeschermingsgebied of intrekgebied. Wel ligt het gebied in de boringsvrije zone diep pakket en drinkwater, Deventer-Ceintuurbaan en -Zutphenseweg. De winningen voor de drinkwatervoorziening die plaatsvinden in het diepe watervoerende pakket worden beschermd door middel van een milieubeschermingsgebied met de functie waterwinning. Deze bescherming heeft de vorm van een boringsvrije zone. In deze gebieden zijn alle ontwikkelingen mogelijk waarbij geen diepe boringen nodig zijn.

Conclusie

Dit bestemmingsplan is consoliderend van aard. Met genoemd beleid dient met name bij nieuwe ontwikkelingen in het onderhavige plangebied rekening te worden gehouden. Ook is het provinciale beleid mede richtinggevend en kaderstellend geweest voor het gemeentelijke beleid en werkt het ook op deze indirecte wijze door op onderhavig bestemmingsplan.

3.3.2 Omgevingsverordening Overijssel (2009)

In de Omgevingsvisie heeft de provincie haar beleid met betrekking tot de fysieke leefomgeving omschreven. De Omgevingsverordening dient slechts als waarborg voor een deel van dat beleid. De Omgevingsverordening telt daarnaast ook als Milieuverordening, Waterverordening en Verkeersverordening.

Ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid zijn rode draden in de verordening. De sturing daarop is vertaald in generieke regels. Dit betekent dat alle andere onderdelen in de verordening altijd in combinatie met de bepalingen ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid toegepast moeten worden.

Gebiedskenmerken en ontwikkelingsperspectief

Het ontwikkelingsperspectief in het plangebied Boreel zoals in de omgevingsverordening aangegeven betreft een historische kern, binnenstad. Het plangebied valt binnen de categorie 'dorpen en kernen als veelzijdige leefmilieus'. Kernen hebben een aantal eigen karakteristieken, waardoor ze de ambitie van een breed spectrum aan woon- en werken mixmilieus completeren. De eigenheid kan versterkt worden door de karakteristieke opbouw trouw te blijven en de verbinding met historische structuren expliciet te maken. De actuele praktijk van de monofunctionele en monotone dorpsuitleg (die wijken en terreinen oplevert die overal zouden kunnen liggen) verschuift. De nadruk komt steeds meer te liggen op het creëren van een breed spectrum aan gemengde milieus van woningen, werkruimtes, bedrijven, voorzieningen en recreatieve mogelijkheden die voortbouwen op de karakteristieke opbouw van dorp of kern.

Binnen de historische kern zou ruimte moeten zijn voor een multifunctioneel milieu gebaseerd op voorzieningen (winkels, cultuur, ov, etc.). Versterking van de eigen identiteit kan gebaseerd zijn op het historisch karakter zoals erfgoed en monumenten.

Het plangebied Boreel is in de gebiedscatalogus van de Provincie Overijssel te kenmerken als dekzandvlakte (natuurlijke laag), gelegen in een gebied met bebouwing (laag van het agrarisch cultuurlandschap) als onderdeel van de historische kern van Deventer (stedelijke laag). Aangezien het bestemmingsplan conserverend is van aard zijn er vanuit de gebiedskenmerken geen beperkingen of aandachtspunten te noemen waarmee rekening mee hoeft te worden gehouden.

Ruimtelijke ordening

In het kader van sturen op ruimtelijke kwaliteit geldt het principe van concentratie van stedelijke bebouwing. Dit houdt in dat stedelijke opgaven zoveel mogelijk geconcentreerd moeten worden in stedelijke netwerken, voor Deventer is dit de Stedendriehoek. Daar mag gebouwd worden voor de bovenregionale behoefte, eerst volgens het principe 'inbreiding gaat voor uitbreiding'.

De provincie zet in op differentiatie in woonmilieus om nu en in de toekomst voldoende ruimte te kunnen bieden aan de huisvesting van alle doelgroepen. De provincie voorziet een afname van groei van de bevolking en wijzigingen in de samenstelling van de bevolking (vergrijzing, huishoudensverdunning). Gemeenten zullen in gemeentelijke woonvisies moeten aangeven hoe zij in een teruglopende woningbouwmarkt de regie voeren om de woningvoorraad ook in de toekomst te laten aansluiten op de behoeften van hun inwoners.

Waterhuishouding

De omgevingsvergunning geeft regels voor het omgaan met water. Het gaat om regels en bepalingen voor zowel kwantitatief als kwalitatief omgaan met water.

Drinkwaterbescherming

Het plangebied Boreel is gelegen in de boringsvrije zone drinkwater en diep pakket Deventer-Ceintuurbaan en -Zutphenseweg. In de verordening is bepaald dat het in deze gebieden verboden is om binnen een inrichting een lozing uit te voeren in de bodem van overige vloeistoffen waarin stoffen voorkomen als bedoeld in bijlage III bij het Lozingenbesluit bodembescherming, of van koelwater of een bodemenergiesysteem tot stand te brengen, voor zover deze activiteiten plaatsvinden dieper dan vijftig meter onder het maaiveld. Tevens is het verboden om binnen een inrichting waarvoor geen vergunning krachtens hoofdstuk 2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, een mechanische ingreep uit te voeren.

Watergebiedsreservering

Door klimaatverandering neemt de kans op overstroming en wateroverlast toe. Gebieden met risico op overstroming zijn gebieden die omgeven zijn door primaire waterkeringen en waar bij een doorbraak het risico bestaat dat het gebied onder water loopt. De verordening schrijft voor dat voor alle gebieden met risico op overstroming een overstromingsrisicoparagraaf wordt opgenomen in de toelichting bij bestemmingsplannen.

Het plangebied Boreel ligt binnen een dijkring, Dijkring 53 Salland. Dit is een gebied met risico op overstroming. Voor het plangebied geldt dat er weinig urgentie is om beschermende maatregelen te nemen aangezien het gebied langzaam en minder diep onder zal lopen. Wel is aandacht besteed aan een overstromingsrisico, zie hiervoor paragraaf 5.4.4 Overstromingsrisico.

Conclusie

Dit bestemmingsplan is consoliderend van aard. Met voorgaand beleid dient met name bij nieuwe ontwikkelingen in het onderhavige plangebied rekening te worden gehouden. Ook is het provinciale beleid mede richtinggevend en kaderstellend geweest voor het gemeentelijke beleid en werkt het ook op deze indirecte wijze door op onderhavig bestemmingsplan.

3.3.3 Waterbeheerplan waterschap Groot Salland (2009)

Het waterbeheer 2010-2015 van waterschap Groot Salland geeft aan hoe het waterschap werkt aan voldoende en schoon water en aan veilig wonen en werken tegen aanvaardbare kosten, nu en in de toekomst. De hoofdthema's van het Waterbeheerplan 2010-2015 zijn: het waarborgen van de veiligheid, het beheer van het watersysteem (samenhang tussen grondwater en oppervlaktewater in relatie tot hoogteligging, bodemstructuur en grondgebruik) en het ontwikkelen van de afvalwaterketen. Uitvoering van het thema Ruimte voor Water en het voldoen aan de KRWdoelen staan de komende jaren centraal, dit vraagt na het beschikbaar komen van ruimte voor de inrichting van het nieuwe watersysteem om een aangepast beheer en onderhoud. In de afvalwaterketen is er een functionele samenhang tussen rioleringsstelsel en rioolwaterzuiveringsinstallatie. Gemeente en waterschap werken samen aan optimalisering en kostenbesparing

Conclusie

De watertoets is in het bestemmingsplan verwerkt in de waterparagraaf, zie paragraaf 5.4 Waterhuishouding. Deze watertoets wordt uitgevoerd in overleg met het waterschap en is daarmee in overeenstemming met het beleid van het waterschap.

3.3.4 Nota Rioleringsbeleid (2007)

In de Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007 van het waterschap Groot Salland wordt de visie met betrekking tot de bestaande en nieuwe gemeentelijke rioolstelsels weergegeven. Daarbij wordt rekening gehouden met allerlei rijksontwikkelingen en -inzichten.

De nota is strategisch en beleidsmatig van karakter en beperkt zich tot de hoofdlijnen van het rioleringsbeleid. Er wordt met name aangegeven hoe om te gaan met het afstromende regenwater.

Conclusie

Dit bestemmingsplan is consoliderend van aard. Met voorgaand beleid dient met name bij nieuwe ontwikkelingen in het onderhavige plangebied rekening te worden gehouden.

3.3.5 Regionale Structuurvisie 'De Voorlanden van de Stedendriehoek 2030' (2009)

De colleges van de gemeenten van de Stedendriehoek (Apeldoorn, Brummen, Deventer, Epe, Lochem, Voorst, Zutphen) hebben gezamenlijk de Regionale Structuurvisie 'De Voorlanden van de Stedendriehoek' opgesteld. In december 2009 is de visie definitief vastgesteld.

De visie maakt samen met de al eerder vastgestelde Regionale structuurvisie Stedendriehoek 2030 (RSV) het ruimtelijk beleid voor de regio 'compleet'. Beide documenten vormen samen het kader voor beleid en uitvoering op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling in de zeven gemeenten.

De uitgangspunten van de structuurvisie zijn het versterken en uitbouwen van de kwaliteiten van natuur en landschap, een gevarieerde en hoogwaardige woon- en werkomgeving, een sterke landbouw en het toeristische profiel. De visie biedt een regionaal kader, waarbij de programma's en projecten waar mogelijk lokaal worden gerealiseerd.

Conclusie

Dit bestemmingsplan is consoliderend van aard. Met voorgaand beleid dient met name bij nieuwe ontwikkelingen in het onderhavige plangebied rekening te worden gehouden.

3.3.6 Conclusie provinciaal en (boven)regionaal beleid

Dit bestemmingsplan in consoliderend van aard. Zoals bij de diverse paragrafen reeds is geconcludeerd, dient met het genoemd beleid met name bij nieuwe ontwikkelingen rekening te worden gehouden. Daarbij is het provinciale beleid mede richtinggevend en kaderstellend geweest voor het gemeentelijke beleid en werkt het ook op deze indirecte wijze door op onderhavig bestemmingsplan.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Structuurplan Deventer 2025 (2004)

In het structuurplan Deventer 2025 (april 2004) zijn de toekomstige ruimtelijke opgaven voor Deventer en de gewenste ontwikkelingsrichting in beeld gebracht. Deventer wil ruimte bieden aan voldoende en kwalitatief goede woningen in de nieuwbouw en het bevorderen van de aantrekkelijkheid en gevarieerdheid van de bestaande wijken.

In Deventer Stad is stedelijke herstructurering, zowel voor wonen als werken (kantoren en overige bedrijvigheid), één van de belangrijkste opgaven, samen met de ontwikkeling van de verschillende inbreidingslocaties. Inbreiding en stedelijke herstructurering worden zoveel mogelijk gekoppeld aan het versterken van de stedelijke groen- en waterstructuur en het verbeteren van de openbare ruimte. De totale woningbouwcapaciteit op inbreidingslocaties is geschat op circa 100-150 woningen per jaar. Veel inbreidingslocaties zijn particuliere locaties waardoor gemeentelijke sturing beperkt is. Toch kan de gemeente belangrijke stedenbouwkundige randvoorwaarden stellen indien er sprake is van een bestemmingsplanherziening.

Daarnaast is het streven de stedelijke groenstructuur te versterken en te laten aansluiten op de structuur van het landelijk gebied. Om aansluiting te vinden en te houden met het omringende landschap wordt ingezet op het realiseren en versterken van zogenaamde 'groene vingers'. Als tegenhangers van de 'rode vingers', reiken de groene vingers vanuit het omringende landschap tot diep in de stad. Op deze wijze wordt het landschap als het ware de stad ingetrokken.

De kern van het Structuurplan 2025 wordt gevormd door de ontwikkelingsmodellen voor zowel de korte termijn, de middellange als de lange termijn en het integraal ontwikkelingsperspectief voor Deventer Stad.

De Boreel wordt in het Structuurplan gezien als onderdeel van de binnenstad. Er wordt ingezet op vergroting van de attractiviteit, verbetering van de bereikbaarheid en uitbreiding met (grootschalige) detailhandel bij de Boreelkazerne. De Boreel wordt gezien als aanvulling op het centrumgebied, waardoor de centrumfunctie van Deventer wordt versterkt.

Conclusie

De Boreel is inmiddels al ontwikkeld. Dit bestemmingsplan legt de vigerende situatie vast. Door het consoliderende karakter van dit bestemmingsplan, heeft dit geen invloed op de toekomstvisie van Deventer.

3.4.2 Gemeentelijk waterbeleid (2007)

Het gemeentelijk beleid is vastgelegd in het Waterplan Deventer (2007-2010) en Gemeentelijk Rioleringsplan (2010-2015).

Het Waterplan is een gezamenlijk plan van de waterschappen Groot Salland, Rijn en IJssel en Veluwe, waterbedrijf Vitens en de gemeente Deventer. Er staat in welke knelpunten deze organisaties zien in de waterhuishouding en hoe ze die denken op te lossen. In het Waterplan staan de belangrijkste maatregelen die de waterorganisaties de komende jaren samen willen treffen. Ieder jaar wordt een uitvoeringsprogramma vastgesteld.

In het Gemeentelijk Rioleringsplan Deventer (GRP) 2010-2015 wordt het gemeentelijk beleid voor de inzameling en het transport van het huishoudelijke en bedrijfsmatige afvalwater en het overtollige hemelwater en grondwater, de uit te voeren programma's in de planperiode en de investeringen beschreven. De gemeente is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de openbare ruimte en het woon- en leefmilieu. Vanaf 2008 heeft de gemeente er zorgplichten bij gekregen voor hemelwater en grondwater. Dit is een uitbreiding van de oude zorgplicht voor het stedelijk afvalwater, Naast deze verbrede zorgplicht vraagt ook de klimaatverandering aandacht.

Conclusie

Onderhavig plan in consoliderend van aard. Met voorgaand beleid dient met name bij nieuwe ontwikkelingen in het onderhavige plangebied rekening te worden gehouden.

3.4.3 Omgevingsvisie externe veiligheid (2007)

Op 4 juli 2007 is door de Raad de "Omgevingsvisie externe veiligheid" vastgesteld. In die nota is de ambitie vastgelegd wat betreft het veiligheidniveau wat moet worden nagestreefd per deelgebied in Deventer. Voor woonwijken is vastgelegd dat overschrijding van het plaatsgebonden risico voor kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten niet acceptabel is en dat de oriënterende waarde van het groepsrisico niet mag worden overschreden. Binnen dit plangebied wordt aan deze ambitieniveaus voldaan.

Het externe veiligheidsbeleid wordt op dit moment geactualiseerd. Deze actualisatie is nog onvoldoende uitgewerkt om al op te kunnen anticiperen in dit conserverend bestemmingsplan. Het huidige kaartbeeld ambitieniveau's uit de Omgevingsvisie externe veiligheid is als volgt:

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.D140-VG01_0006.png"

Conclusie

Dit bestemmingsplan in consoliderend van aard. Met voorgaand beleid dient met name bij nieuwe ontwikkelingen in het onderhavige plangebied rekening te worden gehouden.

3.4.4 Milieu- en duurzaamheidsbeleid Deventer

In juni 2009 is de Visie Duurzaam Deventer bestuurlijk vastgesteld. Het vraagstuk rond de klimaatverandering en de eindigheid van de fossiele energievoorraad raakt ons allemaal. De gemeentelijke ambitie is dat Deventer in 2030 klimaatneutraal is. De belangrijkste consequenties voor de komende jaren zijn als volgt:

  • Nieuwe woningbouwprojecten met meer dan 200 woningen worden vrijwel CO2 neutraal gebouwd;
  • Bestaande woningen zijn in 2018 50% energiezuiniger;
  • Gemeentelijke gebouwen zijn in 2015 50% energiezuiniger;
  • Openbare verlichting en openbaar vervoer worden CO2neutraal;
  • Fietsverkeer wordt gefaciliteerd;
  • Bedrijven streven naar een 4% hogere energie-efficiëntie per jaar;

Vanuit ecologisch perspectief profiteert de mens van de natuurlijke omgeving met al zijn variaties. Het behouden en verbeteren van deze omgeving is een ambitie van de gemeente, waarvoor verschillende ecologieprojecten zijn ontwikkeld voor de komende jaren. Zo worden ecologische waarden in nieuwe en gewijzigde bestemmingsplannen gerespecteerd en eventueel gecompenseerd. Veel afval dat vrijkomt is eigenlijk geen afval, maar grondstof voor nieuwe producten. In het nieuwe milieubeleid worden voorstellen gedaan om de hoeveelheid restafval terug te brengen en hergebruik van afvalstromen te bevorderen. Van bedrijven en organisaties wordt verwacht dat zij de wijze van produceren, hun producten en diensten meer en meer baseren op het cradletocradle principe. Voor zover van toepassing zullen ook gebiedsontwikkelingen volgens dit principe plaatsvinden.

In het voorjaar van 2011 is de Uitvoeringsagenda Duurzaamheid opgesteld. Hierin zijn de speerpunten van beleid voor 2011-2014 vastgesteld, zijn projecten in uitvoering bepaald en is een kansenkaart voor Duurzaam Deventer gemaakt. In het beleidskader duurzaamheid zijn op basis van lopende initiatieven duurzaamheidsthema's en maatregelen bepaald, om te komen tot de gemeentelijke klimaatdoelstelling, klimaatneutraal in 2030. Met voorgaand beleid dient met name bij nieuwe ontwikkelingen in het onderhavige plangebied rekening te worden gehouden. Hiertoe onderzoekt de initiatiefnemer de mogelijkheid van toepassing van warmte-koude opslag in de bodem, als warmte- en koelvoorziening.

3.4.5 Woonvisie 2008+ (2009)

In maart 2009 is de Woonvisie 2008+ vastgesteld door de gemeenteraad. De visie op wonen bestaat uit vier uitgangspunten:

  • 1. Voldoende woningen, van goede kwaliteit
  • 2. Een ongedeelde samenleving, op wijkniveau
  • 3. Keuzevrijheid voor alle inwoners
  • 4. Aanjagen van de doorstroming, beperken van de scheefheid


Deze vier uitgangspunten vormen de basis voor verdere uitwerking van het woonbeleid.

Het Boreelterrein valt binnen de buurtindeling in buurt 04 (Singels). Deze buurt is onderdeel van de wijk Binnenstad. In de binnenstad staan geen grootschalige woningbouwprojecten gepland. In de Woonvisie wordt vastgehouden aan bestaande plannen om de woonfunctie te versterken, zoals wonen boven winkels.

Conclusie

Ten tijde van het opstellen van de Woonvisie 2008+ was de ontwikkeling van het Boreelkazerneterrein al in voorbereiding. De appartementen in het plangebied zijn dan ook geen onderdeel meer van de woningaantallen in de Woonvisie. Het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid voor het wonen boven winkels en voldoet hiermee aan de uitgangspunten uit de Woonvisie 2008+.

3.4.6 Structuurvisie Detailhandel (2010)

In februari 2010 is de structuurvisie Detailhandel vastgesteld. Met deze visie zet Deventer in op het kwalitatief verbeteren van bestaande winkelgebieden. Deventer zal de komende jaren geen nieuwe gebieden aanwijzen voor de ontwikkeling van detailhandel. De toekomst wordt gezocht in het kwalitatief verbeteren van de bestaande gebieden. Het belangrijkste uitgangspunt is dat de grote winkelgebieden (Binnenstad en Runshopping Centre De Snippeling) en de wijkwinkelcentra Keizerslanden en Colmschate de eerder toegezegde uitbreidingsmogelijkheid behouden. Daarop kunnen de kleinere buurtwinkelcentra zich kwalitatief ontwikkelen.

De Boreel maakt deel uit van de binnenstad. Binnenstad en de Boreel zijn gericht op recreatief winkelen met een lokaal en regionaal verzorgingsniveau. Sfeer, beleving en aanvullend aanbod van overige voorzieningen als horeca en leisure zijn hierbij belangrijk. Bij de Boreel gaat het om een 'eigentijds winkelcentrum', waarbij men kan funshoppen in een moderne en tegelijkertijd historische omgeving (all weather shopping).

Het supermarktaanbod in de binnenstad en de Boreel heeft een locale verzorgingsfunctie, maar ook een boodschappenfunctie voor de hele stad. De Boreel is aanvullend aan het binnenstadassortiment en richt zich op grootschalig en intensief bezocht detailhandelsaanbod. Hier staat, overeenkomend met de binnenstad, kijken en vergelijken centraal.

Uitgangspunt in de detailhandelsvisie is een versterking van de regionale positie van Deventer. Dit vraagt om een verdere ontwikkeling van de binnenstad en de Boreel en de verknoping tot één gebied. Voor de tweede fase van de Boreel (invulling Boreelkazerne) en de verbinding met de binnenstad (derde fase) dient een deel van de beschikbare marktruimte gereserveerd te worden. Bovendien moet de ruimtelijke relatie met de oude binnenstad versterkt worden.

Uitwerkingsaanbevelingen voor de Boreel is het versterken van de aansluiting op de binnenstad (via de Houtmarkt en Walstraat). Ook verdere vestiging van grootschalige detailhandel en leisure, aangevuld met kleinschaligere detailhandel (recreatief, delicatessen) en/of bedrijvigheid is gewenst. De kazerne zelf zou verder ingevuld moeten worden met lifestyle-gerelateerde detailhandel. Ten slotte zou de Houtmarktschool gerenoveerd moeten worden en nieuwe bebouwing aan de Pikeursbaan gerealiseerd moeten worden.

Conclusie

Inmiddels zijn een aantal aanbevelingen uit de detailhandelsvisie gerealiseerd. De bebouwing aan de Pikeursbaan/Houtmarkt is gerealiseerd en in gebruik. De verbinding tussen de Houtmarkt en de Walstraat is gerealiseerd middels het Waltorenpad. Deze delen liggen buiten het plangebied Boreel.

In dit bestemmingsplan zijn de detailhandelsmogelijkheden zoals opgenomen in het voorgaande bestemmingsplan 'Boreelkazerneterrein' overgenomen. De bepalingen omtrent branchering zijn echter losgelaten, conform het nieuwe beleid zoals opgenomen in bovengenoemde structuurvisie. Door het loslaten van de beperkingen in branches sluit de Boreel functioneel beter aan op de binnenstad. De detailhandel is opgenomen binnen de bestemming Centrum - 1 en - 2. Hiermee biedt het bestemmingsplan ruimte aan de doelstellingen uit de Structuurvisie Detailhandel.

3.4.7 Horecabeleid 'Ruimte voor kwaliteit' (2009)

Het Horecabeleid is in juli 2009 vastgesteld door de gemeenteraad van Deventer.

In de marktverkenning die ten grondslag ligt aan het horecabeleid zijn de verwachtingen ten aanzien van groei van het inwonertal en een hogere binding op het 'eigen' horeca-aanbod beoordeeld. De verwachting is dat een groei van de totaalomzet mogelijk zal zijn, waardoor er in de gemeente 4.000 m2 tot 7.500 m2 meer horeca gevestigd kan worden. Voor de periode 2007-2012 is een belangrijk deel van deze meters opgenomen in onder andere de plannen voor de Boreel.

Aan die (nieuwe) vestigingslocaties van horeca in Deventer kunnen de volgende eisen gesteld worden:

  • Er moet ruimte zijn om een binnen de betreffende omgeving passende eigen verblijfskwaliteit en aantrekking te realiseren.
  • De locatie moet een duidelijk meerwaarde bieden aan de totale centrumfunctie van Deventer, door een nadrukkelijk geïntegreerde ontwikkeling. Géén solitaire horeca maar in een duidelijke relatie met andere horeca, winkels en/of toeristisch-recreatieve functies.
  • De locatie moet reële mogelijkheden voor horecaontwikkeling bieden, en beleidsmatig moeten voorwaarden gecreëerd zijn die een 'eigentijdse' invulling door de markt toestaan.

Op enkele locaties is uitbreiding/versterking van de horeca mogelijk, op andere locaties geldt dat de bestaande situatie geconsolideerd zal worden. Naast de diverse locaties voor nieuwe horecaontwikkelingen in de binnenstad zijn in de rand van de binnenstad (Boreelkazerneterrein) en in de periferie (Centrumgebied Colmschate) ook belangrijke locaties voor horecaontwikkeling.

De ontwikkeling van de Boreel is belangrijk voor de Deventer economie. In het bestemmingsplan Boreelkazerneterrein uit 2004 is ruimte voor een substantiële horecaontwikkeling. In het kazernegebouw zelf zijn horecavestigingen in de categorieën 2 en 3b toegestaan (oude categorie-indeling). Cat. 2 heeft hierbij een maximale oppervlakte van 4.000 m2 en cat. 3b 500 m2. In de noord- en oostwand zijn horecavestigingen in de categorieën 2 en 3a toegestaan, en daarnaast maximaal één vestiging in categorie 1. Deze horeca mag in totaal maximaal 1.000 m2 beslaan. Een gedeelte van deze oppervlakte wordt nu ingenomen door La Place. Verder zijn binnen de functie 'familievermaak' (eveneens binnen de noord- en oostwand) maximaal twee horecavestigingen toegestaan, in categorie 3a en maximaal één vestiging in categorie 1. Deze horecavestigingen zijn integraal onderdeel van het familievermaak en dienen daaraan ondergeschikt te blijven.

Conclusie

In dit bestemmingsplan is de bestaande planologische ruimte voor horeca als zodanig vastgelegd. Doordat de bestaande planologische situatie nog niet geheel is ingevuld wordt in onderhavig bestemmingsplan nog wel ruimte geboden voor nieuwvestiging. Hiermee kan onderhavig bestemmingsplan bijdragen aan de doelstellingen uit het horecabeleidsplan.

3.4.8 Ambitiedocument: Deventer een bericht aan de stad (2010)

Voor de binnenstad van Deventer is het 'Ambitiedocument: Deventer een bericht aan de stad' in juni 2010 door de raad vastgesteld. Het ambitiedocument richt zich op de binnenstad als één functioneel gebied en benadrukt de factoren die de samenhang bepalen. Het vormt het kader voor de toekomstige binnenstadsontwikkelingen. Essenties zijn onder meer een verrassend voorzieningenaanbod in een historische en ontspannen setting en een unieke ligging aan de IJssel. Het versterken van deze kwaliteiten en de onderlinge samenhang, is een belangrijke voorwaarde voor een levendige en veelzijdige binnenstad in de toekomst.

De binnenstad vindt haar samenhang in vijf specifieke aspecten, die gemakshalve worden aangeduid met de “5 B's”:

  • Bereikbaarheid (gebied Boven: entreegebied rond het station);
  • Binnenstad (de strook van station naar de IJssel: de zogenaamde culturele loper);
  • de Boreel;
  • Brug (de Wilhelminabrug met zijn aanlanding, die het Sluiskwartier scheidt van de binnenstad).
  • de Brink: dé centrale ontmoetingsplaats van Deventer.

In navolgende figuur is dit weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.D140-VG01_0007.png"

Aspecten binnenstad: de 5 B's

De marktwaarde van de binnenstad wordt versterkt door het aanscherpen van het karakter van de drie hoofdroutes: de “culturele loper”, de route naar De Brink en de route naar De Boreel. Daar tussendoor kan de toerist via een dwaalroute deze drie routes kruisen.

Bij het voorbereiden van elke maatregel, zowel van ruimtelijke dan wel van programmatische aard, moet rekening gehouden worden met de samenhang tussen de identiteit van de stad, het comfort van de functies en de vitaliteit de (bereikbare) economie.

Conclusie

In het plangebied Boreel zijn geen ontwikkelingen opgenomen. Bij toekomstige ontwikkelingen in het gebied zal met het ambitiedocument rekening moeten worden gehouden.

3.4.9 Nota Prostitutiebeleid (2000)

Het integrale prostitutiebeleid, dat in verband met de opheffing van het bordeelverbod op 1 oktober 2000, is ontwikkeld, is verwoord in de Nota Prostitutiebeleid (juli 2000). De nota bevat een omschrijving van de doelstellingen van het beleid en er wordt ingegaan op een aantal aspecten zoals: bestrijding van de criminaliteit, het vestigingsbeleid met betrekking tot seksinrichtingen en gezondheidszorg.

Ten aanzien van het vestigingsbeleid behoren onder andere de volgende punten tot het ruimtelijk kader:

  • de bestaande seksinrichtingen kunnen in principe gehandhaafd blijven voor zover zij op een geschikte locatie zijn gesitueerd en voor de omgeving geen onevenredige overlast tot gevolg hebben;
  • nieuwvestiging van prostitutiebedrijven in woonwijken is uitgesloten;
  • nieuwvestiging van prostitutiebedrijven in het buitengebied (met uitzondering van stadsrandzones) is uitgesloten;
  • sekswinkels met uitsluitend een detailhandelsfunctie kunnen worden toegelaten op percelen met een winkelbestemming;
  • de nieuwvestiging van prostitutiebedrijven zal uitsluitend gerealiseerd kunnen worden via een ruimtelijke ordeningsprocedure.

Het prostitutiebeleid is er op gericht dat seksinrichtingen in overwegende mate in het centrum zijn gesitueerd. In het plangebied Boreel zijn geen bestaande seksinrichtingen of prostitutiebedrijven aanwezig.

Conclusie

Dit bestemmingsplan sluit de vestiging van seksinrichtingen in het plangebied Boreel specifiek uit. Hiermee wordt met onderhavig bestemmingsplan uitvoering gegeven aan het prostitutiebeleid.

3.4.10 Beleidsnota Beroep en bedrijf aan huis (2007)

De beleidsnota 'Beroep en Bedrijf' aan huis biedt duidelijkheid over wanneer het wel en wanneer het niet mogelijk is een bedrijf of beroep aan huis te hebben. Het uitoefenen van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten thuis kan een positieve uitstraling hebben op de woonomgeving; het kan de wijk of buurt verlevendigen. In sommige gevallen kan het echter ook ongewenste situaties met zich meebrengen. Zo kan een bepaalde activiteit bijvoorbeeld een ongewenste verkeersaantrekkende werking hebben of voor anderen overlast met zich mee brengen. Onderstaande criteria zijn ter voorkoming van deze ongewenste situaties.

Een beroep of bedrijf aan huis is toegestaan indien:

  • het ondergeschikt is aan de woonfunctie: max. 35 % van het vloeroppervlak van de woning mag worden gebruikt tot een maximum van 50 m2;
  • er mag geen onevenredige hinder en overlast worden veroorzaakt;
  • de persoon die de activiteit uitoefent moet tevens bewoner van het huis zijn;
  • er mag geen horeca, detailhandel of groothandel plaatsvinden;
  • uitsluitend categorie 1 bedrijven (volgens VNG-brochure "bedrijf en milieuzonering") zijn toegestaan;
  • er mag geen duidelijk waarneembare nadelige invloed zijn op de verkeerssituatie.

In afwijking van het verbod op horeca mag binnen de woonbestemming onder bepaalde voorwaarden wel een Bed & Breakfast voorziening worden gerealiseerd. Naast bovenstaande criteria geldt dat er sprake moet zijn van een toeristisch-recreatieve overnachtingsmogelijkheid, waarbij het zelfstandig functioneren als wooneenheid dient te worden uitgesloten, het authentieke uiterlijke of de verschijningsvorm van de woningen dient te worden gehandhaafd en het maximaal aantal bedden ten dienste van de toeristisch-recreatieve overnachtingsmogelijkheid is 4.

Conclusie

In de Boreel is sprake van een woonfunctie waarbij geregeld is dat er tevens gebruik gemaakt kan worden van de mogelijkheid om een beroep of bedrijf aan huis te hebben. Onderhavig bestemmingsplan sluit hiermee aan op het beleid uit bovengenoemde nota.

3.4.11 Welstandsnota gemeente Deventer (2012)

Bij de toetsing van omgevingsvergunningen voor het bouwen moet rekening gehouden met hetgeen is bepaald in de Welstandsnota Deventer. In deze nota is de Boreel aangewezen met twee gebiedstypen.

De 'nieuwbouw' is aangewezen als 'Solitaire bebouwing'. Voor dit gebied is het vooral van belang dat verbouwingen passen bij de architectuur van het hoofdgebouw. Er is binnen dit gebied veel vrijheid, zolang de kwaliteit op zich maar voldoende is. De gebouwen worden vooral beoordeeld in de relatie tot de omgeving en de functie. Er zijn weinig welstandscriteria op van toepassing, omdat elk gebouw afzonderlijk kan worden vormgegeven. Omdat bij de welstandstoetsing vooral de relatie met het openbaar gebied van belang is, worden alle bouwplannen in dit gebied voorgelegd aan de Adviesraad Welstand.

Het Kazernegebouw is aangewezen als 'In ontwikkeling'. Dit betekent dat plannen in dit gebied aan een beeldkwaliteitplan getoetst moeten worden. Het Kazernegebouw valt tevens binnen het beschermd stadsgezicht. Voor het beschermd stadsgezicht is een beeldkwaliteitplan opgesteld 'Kwaliteit voor ogen'. In 1988 werd de binnenstad van Deventer door het Rijk aangewezen als Beschermd Stadsgezicht. Daarbij zijn inbegrepen de IJssel, het gebied De Worp aan de overzijde van de IJssel, de voormalige bolwerken en de Boreelkazerne aan de Houtmarkt. Met de aanwijzing wordt de binnenstad wettelijk beschermd tegen al te drastische ingrepen omdat ruimtelijk-functionele voorwaarden voor toekomstige veranderingen formeel vast zijn komen te liggen. De historische ruimtelijke karakteristiek van de gebouwde en ongebouwde ruimte dient het uitgangspunt te zijn voor nieuwe ingrepen. Dit houdt onder meer in het handhaven en herstel van historische rooilijnen en stratenpatroon, in samenhang met de schaal van de bebouwing.

Conclusie

Bij het beoordelen van bouwplannen binnen het plangebied Boreel zal aan de Welstandsnota in combinatie met een beeldkwaliteitplan worden getoetst.

Hoofdstuk 4 Beheer- en ontwikkelingsvisie

4.1 Beheervisie

Het bestemmingsplan is voor een groot deel beheersgericht. Dat wil zeggen dat de bestaande (planologische) situatie wordt vastgelegd in het bestemmingsplan, ook wel het conserveren genoemd.

In deze paragraaf wordt ingegaan op de verschillende functies die in dit bestemmingsplan mogelijk zijn en de keuzes die ten aanzien hiervan zijn gemaakt.

4.1.1 Wonen

In het plangebied "Boreel" komt de woonfunctie voor. Feitelijk betreft het appartementen boven de winkels. Voor de bouwmogelijkheden wordt de bestaande planologische regeling uit het bestemmingsplan Boreelkazerneterrein overgenomen. Een functionele toevoeging betreft het, onder voorwaarde van omgevingsvergunning, mogelijk maken van zorgwoningen. Bij recht is bij de woningen een beroep of bedrijf aan huis toegestaan.

4.1.2 Bedrijven

In de Structuurvisie Detailhandel wordt de wens uitgesproken om ruimhartig om te gaan met beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten. Kleinschalige bedrijvigheid kan een buurt levendig maken en economisch en sociaal versterken. Vanzelfsprekend dient het dan te gaan om bedrijvigheden die niet hinderlijk of schadelijk zijn voor hun omgeving. Ook mogen zij geen onevenredige druk op de parkeerbehoefte leggen.

Binnen dit bestemmingsplan is aan dit beleid uitvoering gegeven door het opnemen van de mogelijkheid om aan huis een beroep of bedrijf uit te oefenen. Hiertoe zijn binnen de woonbestemmingen voorwaarden opgenomen.

4.1.3 Detailhandel

Uitgangspunt is dat bestaande detailhandelsvestigingen, solitair of opgenomen in het winkelcentrum ongemoeid worden gelaten. Om het functioneren van de hiërarchische detailhandelsstructuur te waarborgen is concentratie van de detailhandelsfuncties noodzakelijk. Door deze concentratie kan het bestaande verzorgingsniveau worden behouden en waar mogelijk worden versterkt. In dit bestemmingsplan is binnen de bestemming 'Centrum - 1' en 'Centrum - 2' rekening gehouden met de bestaande en de voorgaande planologische gebruiksmogelijkheden. Gezien de detailhandelsvisie vormt de Boreel inmiddels een volwaardig onderdeel van de binnenstad. In dit kader zijn de branches die mogelijk zijn in de binnenstad, ook in de Boreel mogelijk. In het voorgaande bestemmingsplan was een branchering opgenomen, waarmee de branches 'kleding en mode', 'schoenen', 'lederwaren' en 'warenhuis' alleen met een afwijking van het bestemmingsplan mogelijk waren. Deze branchering is, conform de Structuurvisie Detailhandel (2010), dit bestemmingsplan losgelaten.

4.1.4 Horeca

Het gemeentelijke horecabeleid maakt onderscheid in verschillende categorieën van horeca. In het plangebied is binnen de centrumbestemming horeca in alle categorieën toegestaan. In de noordoostwand is zwaardere horeca mogelijk dan in het kazernegebouw. Ook is een maximum gesteld aan het aantal horecavestigingen in bepaalde categorieën. De bestaande horecafuncties in het plangebied kunnen behouden blijven of vervangen worden door gelijkwaardige horecafuncties.

4.1.5 Infrastructuur

In het plangebied is de bestaande infrastructuur opgenomen binnen de centrumbestemmingen. Het voetgangers- en fietsersgebied ligt buiten het bouwvlak. Hiermee wordt gewaarborgd dat er een vrije ruimte blijft voor voetgangers en fietsers. De parkeergarage is opgenomen als aanduiding. Omdat er sprake is van het vastleggen van een bestaande situatie is ervoor gekozen om geen aanduidingen op te nemen voor bijvoorbeeld de toegang van de parkeergarage of de voetgangers- of fietsverbinding.

4.2 Nieuwe ontwikkelingen

In het plangebied zijn geen nieuwe ontwikkelingen in voorbereiding waar het bestemmingsplan rekening mee zou moeten houden. Een deel van het kazernegebouw staat nog leeg. Het bestemmingsplan vormt geen belemmering voor het vestigen van nieuwe voorzieningen in het gebouw.

Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden

5.1 Archeologie / cultuurhistorie en monumenten

5.1.1 Archeologie

In de Monumentenwet 1988 en enkele andere wetten ten behoeve van de archeologische monumentenzorg (Wet op de archeologische monumentenzorg) is onder meer opgenomen dat de gemeenteraad bij de bestemming van de grond die is begrepen in een plan als bedoeld in artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening, rekening houdt met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. Onderstaande paragraaf gaat in op de archeologische (verwachtings)waarden ter plaatse van het plangebied.

5.1.1.1 Grondgebruik

Het bestemmingsplangebied is vrijwel volledig bebouwd. Alleen op de binnenplaats van de Boreelkazerne is nog sprake van onbebouwd terrein. Onder de nieuwbouw van De Boreel bevindt zich een parkeerkelder. Bij de aanleg van deze kelder zijn de bovenste lagen van het bodemarchief volledig verstoord. Uit de resultaten van het noodonderzoek bij de aanleg van de kelder blijkt echter dat de kelder minder diep is uitgegraven dan de diepst gelegen archeologische resten.

Ook bij de bouw en restauratie van de Boreelkazerne is uitgebreid gegraven. De meeste ingrepen hebben waarschijnlijk niet geleid tot verstoring van de dieper gelegen middeleeuwse lagen.

5.1.1.2 Bodemgesteldheid en geomorfologie

Het natuurlijk landschap rond de stad Deventer bestaat grotendeels uit jong dekzand. Het jonge dekzand is door de wind afgezet tijdens de laatste ijstijd (ca. 120.000-10.000 jaar geleden). De dekzandruggen waren goed geschikt voor akkerbouw en vaak waren ze al vanaf de prehistorie door mensen in gebruik.

Tijdens het laatste deel van de laatste ijstijd (ca. 15.000-10.000 jaar geleden) werd ook in het IJsseldal een grote hoeveelheid dekzand afgezet. Er werd een dekzandrug gevormd, die als waterscheiding fungeerde. Hierdoor stond het noordelijke deel van de IJssel bij Deventer niet meer in contact met de Rijn en werd door het IJsseldal alleen water van lokale beken naar het noorden afgevoerd. In de loop der tijd vond vernatting plaats, omdat de beken in het IJsseldal die naar het zuiden afwaterden door overstromingen uit het rivierengebied naar het noorden werden gestuwd. Hierdoor ontstond uiteindelijk tussen 350 en 600 na Chr. een doorbraak in de waterscheiding en vanaf dat moment was (weer) sprake van een grote rivier in het IJsseldal. Het tijdstip waarop de waterscheiding doorbrak is nog onduidelijk. Duidelijk is wel dat in de prehistorie en de Romeinse tijd er geen grote rivier door het IJsseldal stroomde.

Vanaf het doorbreken van de waterscheiding tot het aanleggen van de dijken stonden grote delen van het jonge dekzandlandschap onder invloed van de IJssel. De IJssel was een meanderende rivier, waarvan de hoofdgeul zich insneed in oudere lagen en zich bij het insnijden geleidelijk verplaatste. Hierdoor ontstond een brede stroomgordel met restgeulen. In perioden van hoog water trad de IJssel regelmatig buiten haar oevers en buiten de stroomgordel. Na de bedijking vanaf de 14de eeuw nam de invloed van de IJssel af, maar vonden nog wel af en toe dijkdoorbraken plaats.

Het bestemmingsplangebied stond na het doorbreken van de waterscheiding tussen 350 en 600 na Chr. onder invloed van de IJssel. Het ligt grotendeels buiten het tracé van de 14de eeuwse Snipperlingsdijk en maakte tot de 20ste eeuw deel uit van de uiterwaarden. Op basis van het archeologisch onderzoek aan de Houtmarkt lijkt het Boreelterrein gelegen te zijn in een relatief laag gebied waarin mogelijk al voor het ontstaan van de IJssel een lokale beek actief was.

5.1.1.3 Beschrijving archeologische en historische elementen

Prehistorie en Vroege middeleeuwen

Het is niet duidelijk hoe dit gebied er in de prehistorie uitzag. Mogelijk lagen er ooit hogere dekzandgebieden die door de IJssel zijn geërodeerd. Het is echter ook goed mogelijk dat het gebied al in de prehistorie relatief laag gelegen was en deel uitmaakte van het stroomgebied van een beek. In beide gevallen geldt dat de verwachting voor sporen uit de prehistorie tot vroege middeleeuwen relatief laag is. De aanwezigheid van kleine zandopduikingen kan echter niet helemaal worden uitgesloten.

Middeleeuwen

Het bestemmingsplangebied is gelegen buiten de muren van de middeleeuwse stad.

Aan het eind van de 12de of het begin van de 13de eeuw werd rond het Bergkwartier de eerste wal aangelegd waarop vermoedelijk al snel een bakstenen muur met torens verrees. Mogelijk was buiten de muur al sprake van een droge gracht maar het is niet waarschijnlijk dat deze tot in het plangebied reikte. In de 14de eeuw werd, voor de binnenste stadsmuur, een tweede bakstenen muur gebouwd. Voor deze nieuwe muur werd een brede gracht aangelegd. Deze gracht werd op kunstmatige wijze van water voorzien door water vanuit de Schipbeek de gracht in te leiden en op te stuwen.

Deze ingrepen leidden ook tot een (her)inrichting van het bestemmingsplangebied. Aan de zuidzijde van het gebied werd een stelsel van watergangen aangelegd dat de stadsgracht vanuit de Schipbeek van water moest voorzien. De rest van het water werd de Oude Haven in geleid. Om te voorkomen dat water uit de Schipbeek de laaggelegen Veenen (huidige Rivierenwijk) in kon lopen, werd een dijk aangelegd, de latere Snipperlingsdijk. Deze dijk loopt midden door het bestemmingsplangebied van west naar oost. Door de dijk werd een watergang aangelegd om water uit de Veenen af te voeren. Bij hoog water kon de watergang worden afgesloten. De resten van deze watergang zijn bij de aanleg van de parkeergarage van de Boreel opgegraven en daarna uitgebroken. Dit geldt ook voor de windmolen die naast de watergang ten zuiden van de dijk verrees. Deze opgravingen hebben echter wel aangetoond dat het middeleeuwse sporenniveau zich hier op grote diepte bevindt. Alleen de hoger gelegen resten zijn aangesneden en verwijderd, de overige delen zijn vermoedelijk intact in de bodem achtergebleven. Voor de Boreel werd in 2009 de watergang aangetroffen die van de Schipbeek naar de stadsgracht liep. Het verdere verloop van deze watergang bevindt zich nog onder het bestemmingsplangebied.

In de directe omgeving van of binnen het bestemmingsplangebied vonden nog verschillende andere activiteiten plaats. Zo lag hier sinds de late middeleeuwen de Houtmarkt. Hier werd hout uit het Duitse achterland aangevoerd, opgeslagen en doorverkocht. Ook moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van een of meerdere watermolens die werden aangedreven met het water dat van de Schipbeek dat naar de haven en de stadsgracht stroomde. Uit historische bronnen komt verder de aanwezigheid van een steenbakkerij in de directe omgeving naar voren.

Nieuwe Tijd

Tussen 1597 en 1621 werd een vesting rond de stad aangelegd in de vorm van een stelsel van wallen en grachten: de bastions en ravelijnen. Het bestemmingsplangebied is voor een deel gelegen op het terrein van het voormalige Bastion Nassau. Dit bastion bestond voor verreweg het grootste deel uit een aarden wal. Alleen direct naast de Buiten Bergpoort, die zich onder de huidige Kazernestraat op de rand van het bestemmingsplangebied bevindt, was de buitenzijde van de wal afgewerkt met een mantel van baksteen. De brug voor de poort was van hout maar bevindt zich net buiten het plangebied. Een deel van het huidige bestemmingsplangebied bevindt zich ter plaatse van de voormalige gracht van het bastion. Bij de aanleg van de gracht zijn alle oudere sporen verloren gegaan, daarom hebben deze stroken van de voormalige gracht geen archeologische verwachting meer.

In principe mocht er op de vestingwerken en in het schootsveld niet gebouwd worden.

Binnen de wallen van de vesting was echter al vrij snel wel beperkte bebouwing mogelijk. Op de kaart van Blaeu uit het midden van de 17de eeuw is net buiten de middeleeuwse stad op de wallen nog steeds de Houtmarkt te zien. Ook zijn op het bastion en binnen de wallen enkele gebouwen weergegeven. Op de kadastrale kaart van 1832 zijn in het bestemmingsplangebied verschillende kleine huizen van particulieren, huurhuizen, enkele tuinen en pakhuizen weergegeven. In 1849 maakten de meeste van deze gebouwen plaats voor de bouw van de Boreelkazerne. Bij kleine archeologische waarnemingen op de binnenplaats van de kazerne zijn op geringe diepte onder maaiveld sporen van deze bebouwing teruggevonden.

In 1874 kwam de vestingwet tot stand waarin de vesting Deventer zijn rol in de landsverdediging verloor en de vesting buiten functie raakte. Tot 1878 voerde de stad onderhandelingen met de Staat der Nederlanden over het gebruik van de vrijkomende gronden maar in 1879 kon toch eindelijk worden begonnen met slechten van de wallen. Hierbij werd de wal achter de kazerne de gracht ingeschoven zodat een grote bebouwbaar terrein ontstond. De zone van de huidige Pikeursbaan en het terrein achter de Boreelkazerne bleef militair terrein. Dit terrein achter de kazerne werd geleidelijk volgebouwd. Voorafgaand aan de bouw van de Boreel werden deze gebouwen afgebroken en nu herinnert alleen de Boreelkazerne nog aan het militaire verleden van de locatie.

5.1.1.4 Verwachting, selectie

Verreweg het grootste deel van het bestemmingsplangebied heeft een hoge archeologische verwachting. De delen van het gebied waar de grachten van de vesting liggen en gelegen hebben, hebben geen archeologische verwachting meer.

Dubbelbestemming archeologie

In de gebieden binnen het bestemmingsplangebied met een hoge archeologische verwachting, kunnen resten uit alle perioden, maar met name uit de middeleeuwen en nieuwe tijd, verwacht worden. Gebieden die op basis van de archeologische verwachtingskaart van de gemeente Deventer een middelhoge en hoge verwachting hebben, dienen in het bestemmingsplan opgenomen te worden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied'. Voor de voorwaarden die hier van toepassing zijn, wordt verwezen naar de planregels.

In de planregels is vastgelegd dat bij ingrepen met een diepte van 50 cm of meer en een oppervlakte groter dan 100 m2 een archeologisch rapport kan worden verlangd. Hieronder zal worden uitgelegd waarom voor deze grenzen is gekozen.

De diepte van 50 cm is gekozen, omdat dit in de meeste gevallen de diepte van de bouwvoor is. In de bouwvoor is de bodem volledig verstoord door grondbewerking of de aanleg van bestrating en eventuele kabels en leidingen.

In de Monumentenwet is een oppervlakte van 100 m2 aangegeven als ondergrens. Bodemverstoringen die kleiner zijn dan deze oppervlakte worden uitgezonderd van archeologische verplichtingen. Gemeenten zijn vrij om deze ondergrens in verordeningen of bestemmingsplannen aan te passen. Voor gebieden buiten de historische binnenstad is deze 100 m2 echter een redelijke grens. In een ontgraving met een oppervlakte kleiner dan 100 m2 is de waarneembaarheid van archeologische sporen in de meeste gevallen niet duidelijk genoeg en zijn uit de waargenomen sporen lastig structuren aan te wijzen. Daardoor wegen de kosten van archeologisch onderzoek niet op tegen de informatie die uit de ontgraving te halen is. In ontgravingen vanaf 100 m2 zijn sporen en structuren duidelijker waarneembaar en kan relatief meer informatie worden gedocumenteerd. Door de ondergrens op 100 m2 te leggen, worden vooral kleine particuliere initiatieven ontzien.

Geen dubbelbestemming archeologie

In de delen van het bestemmingsplangebied die geen archeologische verwachting hebben, is de kans op het aantreffen van archeologische klein. Deze gebieden worden daarom niet in het bestemmingsplan opgenomen met een archeologische dubbelbestemming. In dit bestemmingsplan gaat het om de locaties van de voormalige grachten.

5.1.2 Cultuurhistorie

Beschermd stadsgezicht

Op grond van artikel 36 van de Monumentenwet 1988 moeten gemeenten een bestemmingsplan vaststellen voor rijksbeschermde stads- en dorpsgezichten.

Een deel van het plangebied is in 1988 aangewezen als Beschermd stadsgezicht, als onderdeel van de binnenstad. Het betreft het voormalige kazernegebouw met bijbehorende buitenruimte.

In afwijking van het oorspronkelijke aanwijzingsvoorstel en op eenstemmig verzoek van alle overlegpartners (het gemeentebestuur van Deventer, Gedeputeerde Staten van Overijssel, de Rijksplanologische Commissie en de Monumentenraad) is het op de hoek van de Houtmarkt en de Kazernestraat gelegen, laat 19de eeuwse gebouw van de Boreelkazerne aan het beschermde stadsgezicht toegevoegd.

De reden van het toevoegen van het kazernegebouw aan het beschermd stadsgezicht zijn de ruimtelijke en architectonische kwaliteiten van dit gebouw in samenhang met de tegenovergelegen bebouwing aan de buitenzijde van het bergkwartier.

Het volledige aanwijsbesluit is opgenomen in Bijlage 1 bij de toelichting van dit bestemmingsplan.

Het beschermd stadsgezicht is planologisch vastgelegd middels de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd stadsgezicht'.

Het overige deel van het plangebied valt buiten het beschermd stadsgezicht.

5.1.3 Rijks- en Gemeentelijke monumenten

De kazerne met de naam "Boreelkazerne" is gebouwd in 1847-'48, naar ontwerp van B. Looman, met als constructeur J.H. Rijsterborgh. Het gebouw is ontworpen in Neo-Romaanse stijl (rondbogenstijl).

Het bouwkundig ontwerp dateert uit een tijd waarin materiaal duurder was dan arbeid. De constructie verjongt per bouwlaag; de muren van de begane grond zijn 2,5 steens, van de eerste verdieping 2 steens en van de tweede 1,5 steens. Het casco is nog in originele staat. Rond 1900 zijn brandwerende deuren aangebracht. In de jaren '50 is de kazerne enigszins gemoderniseerd, enkele trappen zijn vervangen, enkele slaapzalen zijn kantoren geworden. Tussen de vleugels van het gebouw bevindt zich een gietijzeren hek uit de bouwtijd. Het voormalige kazernegebouw is in 1998 aangewezen als Rijksmonument (monumentnummer 510772). Het gebouw is casco gerestaureerd tussen 2008 en 2010. Op het moment staat het gebouw grotendeels leeg, het wordt aangeboden als winkel- en kantoorruimte.

De omschrijving van het gebouw in het monumentenregister is als volgt:

"De kazerne is opgetrokken in baksteen over drie bouwlagen met mezzanino vanaf een U-vormige plattegrond onder een met Hollandse pannen gedekt schilddak. De mezzanino verdieping met gietijzeren roosvensters is witgepleisterd waarmee een kroonlijst is gesuggereerd. De drie trappenhuizen, centraal in de drie bouwvolumes, zijn tussen brandkeermuren gevat die door de mezzaninogevel en het dakschild steken. Onder de vensterdorpels op beide verdiepingen loopt rondom een waterlijst, de onderste zwaarder uitgevoerd. Op alle verdiepingen zestienruits gietijzeren rondboogvensters met zesruits bovenlicht met radiale roedenverdeling. De zuidvleugel is met vijftien vensterassen in de buitengevel langer dan de noordvleugel met tien. De kopgevels van de vleugels tellen twee vensterassen. In de hoofdgevel aan de binnenhof tussen de brandkeermuren bevindt zich een middenpartij over drie vensterassen met daarin de entree. Deze heeft een groot halfrond bovenlicht met een stervormige roedenverdeling. Aan weerszijden van de middenpartij zijn acht vensterassen. In de oksels, voor de trappenhuizen van de vleugels, zitten dezelfde entrees. De achtergevel heeft eenzelfde geleding als de hoofdgevel. Aan weerszijden van de gevel werken de kopgevels van de vleugels als hoekrisalieten. Ter hoogte van de mezzanino in de binnengevel van de vleugels en in de achtergevel bevinden zich dubbele laaddeuren. De erfscheiding bestaat uit een gietijzeren hekwerk tussen geschoorde gietijzeren pijlers met goudkleurige hellebaarden. De toegangshekken bevinden zich tussen bakstenen pijlers met uitgemetselde rondboogfriezen."

De kazerne is van cultuur-, architectuurhistorisch en stedenbouwkundig belang vanwege de geschiedenis van de vaderlandse militaire defensie, de typologie, de beeldbepalende ligging aan de Houtmarkt en de gaafheid van het exterieur.

5.1.4 Nieuwe ontwikkelingen

Wanneer in een bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, moet worden onderzocht of deze ontwikkelingen geen negatieve invloed hebben op eventuele archeologische en cultuurhistorische waarden ter plaatste. In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

5.2 Milieu-aspecten

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid en ecologie.

5.2.1 Bedrijven en milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Deventer de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Dit bestemmingsplan bevat o.b.v. van deze uitgave een Staat van bedrijfsactiviteiten, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de dichtst daarbij gelegen situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is. De tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer.

milieucategorie   richtafstand tot omgevingstype rustige
woonwijk  
richtafstand tot omgevingstype gemengd
gebied  
1   10 m   0 m  
2   30 m   10 m  

Het systeem van richtafstanden gaat uit van het principe van scheiding van functies: de richtafstandenlijst geeft richtafstanden tussen bedrijfslocatie en omgevingstype rustige woonwijk respectievelijk gemengd gebied. Binnen gebieden met functiemenging zijn er milieubelastende en milieugevoelige functies die op korte afstand van elkaar zijn of worden gesitueerd. Bij gebieden met functiemenging kan gedacht worden aan stads- en wijkcentra, horecaconcentratiegebieden en woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid. Het kan gaan om bestaande gebieden met functiemenging en om gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd, bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen. Hiernaast gelden ten aanzien van bedrijven die onder de werkingssfeer van de Wet milieubeheer vallen, deze Wet en haar uitvoeringsbesluiten als toetsingskader voor de toegestane bedrijfshinder.

De reeds aanwezige kantoor/bedrijven/winkels binnen het plangebied Boreel worden met dit plan conserverend bestemd. Deze soorten bedrijven zijn veelal ingedeeld in milieucategorie 1 en 2, waarbij een beperkte invloed geldt voor de directe woonomgeving. Mogelijke overlast wordt voldoende beperkt door de voorschriften op grond van de Wet milieubeheer.

5.2.2 Geluid

De gewijzigde Wet geluidhinder is op 1 januari 2007 van kracht geworden. Eén van de belangrijkste wijzigingen is dat in plaats van op basis van een maatgevende periode van het etmaal (dag of nacht, de LAeq), nu een berekening van de geluidsbelasting wordt bepaald als gemiddelde over de dag, avond en nacht, de Lden.

In artikel 74 van de Wet geluidhinder is bepaald dat alle wegen een geluidszone hebben. Dit is de zone langs een weg waarbinnen akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Uitzondering hierop zijn de wegen:

  • die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied;
  • waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 km/h.

De breedte van de zone hangt af van het aantal rijstroken en de ligging van de weg in stedelijk dan wel buitenstedelijk gebied.

De Wet geluidhinder maakt onderscheid in 'Nieuwe situaties' en 'Bestaande situaties'.

Nieuwe situaties

Volgens de Wet geluidhinder dient bij de realisatie van een nieuwe weg en/of nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen de geluidszones van de wegen, onderzoek plaats te vinden naar de geluidsbelasting op de geluidsgevoelige bestemmingen.

Gezien het feit dat het hier om een conserverend bestemmingsplan gaat wordt dit onderdeel verder buiten beschouwing gelaten.

Bestaande situaties

Bestaande situaties hoeven niet getoetst te worden bij het vaststellen van een bestemmingsplan. De feitelijke of toekomstige geluidbelasting speelt juridisch geen rol bij het opnieuw vaststellen van bestaande situaties binnen het plangebied. De regels voor geluid in de woning zijn opgenomen in het Bouwbesluit. Hiermee is bij de ontwikkeling van het plangebied Boreel rekening gehouden.

5.2.3 Bodem

In het kader van een bestemmingsplan is inzicht nodig in de algemene milieukwaliteit van bodem en grondwater. Daarbij gaat het om:

  • Verdachte activiteiten die in het plangebied hebben plaatsgevonden (vergunningen die zijn verleend, informatie over historische gegevens);
  • Nieuwe ontwikkelingen waarvoor minimaal een historisch onderzoek nodig is. Indien een locatie van functie wijzigt en ter plaatse een voor bodemverontreiniging verdachte activiteit is uitgevoerd, is een bodemonderzoek conform de NEN-5740 nodig. Uit het onderzoek blijkt of de locatie geschikt is voor het toekomstige gebruik of aanvullende bodemwerkzaamheden (onderzoek en/of sanering) nodig zijn. Voorafgaand aan nieuwbouw kan in het kader van het Bouwbesluit nodig zijn om een onderzoek conform de NEN-5740 uit te voeren.

Voor conserverende bestemmingsplannen dient, op grond van het provinciaal beleid en programmering voor de ondergrond, minimaal een historisch onderzoek te worden uitgevoerd. Dit betekent controle van het bodeminformatiesysteem en het geven van een samenvatting van de bodemgegevens. Voor het plangebied 'Boreel' zijn deze gegevens in deze paragraaf opgenomen.

5.2.3.1 Grond en grondwater

Voorafgaand aan de nieuwbouw in het gebied in 2007 zijn een aantal bodemonderzoeken uitgevoerd. Bij deze onderzoeken zijn in de grond licht verhoogde gehalten aan enkele zware metalen, PAK en minerale olie aangetoond. In het grondwater zijn, na herbemonstering, licht verhoogde gehalten aan arseen, koper en chroom aangetoond. De aangetoonde licht verhoogde gehalten overschrijden de achtergrond-/streefwaarden en blijven beneden de toetsingswaarden voor nader onderzoek.

Op basis van de resultaten van deze bodemonderzoeken is er geen belemmering voor het huidige gebruik van de locatie.

5.2.3.2 Diepere grondwater

Aan de Handelskade is een fabriek gevestigd geweest die pesticiden, waaronder HCH, heeft geproduceerd en opgeslagen. Deze bedrijfsactiviteit heeft geleid tot een verontreiniging met HCH en MCB (monochloorbenzeen, een afbraakproduct van HCH). Op de (bron)locatie is in 1993-1994 in opdracht van de provincie een grondsanering uitgevoerd. Hierbij is gekozen voor een isolatiemaatregel waarbij ongeveer tot 1 m-mv is ontgraven.

Uit onderzoek is gebleken dat in het grondwater de verontreiniging met HCH tot ca 400 meter stroomafwaarts (tot de Bergkerk) wordt aangetroffen. De MCB-pluim (grondwaterverontreiniging stroomafwaarts van het brongebied) heeft zich in het grondwater verspreid tot aan de IJssel. Deze pluimen bevinden zich onder het gebied “Boreel”.

In het gebied tussen de Handelskade en de IJssel in Deventer liggen drie elkaar overlappende pluimen. Deze zijn bekend als:

  • Handelskade (gevalscode OV015000011);
  • Raambuurt (gevalscode DE015000051);
  • Walstraat (gevalscode OV015000004).

De grondwaterverontreinigingen van deze drie gevallen verspreiden zich richting de IJssel en zijn door de jaren heen in elkaar overgelopen en vermengd.

In 2013 is een nazorgplan (Tauw, projectnummer 4760102) opgesteld. Het nazorgplan heeft betrekking op de drie bovengenoemde gevallen van ernstige bodemverontreiniging. Op 13 mei 2013 is ingestemd met het gebiedsgericht nazorgplan (Beschikking Wet Bodembescherming, Gebiedsgericht nazorgplan Handelskade, Raambuurt en Walstraat te Deventer, kenmerk OV015000011, DE015000051 en OV015000004, 13 mei 2013). Op de onderstaande tekening, behorend bij de genoemde beschikking, zijn de gevalscontouren weergegeven en de contour waarop het nazorgplan betrekking heeft.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.D140-VG01_0008.jpg"

Om blootstellingsrisico's aan verontreinigd grondwater te voorkomen gelden vanuit het nazorgplan voor dit gebied de volgende gebruiksbeperkingen:

  • Geen eigen watervoorziening waarbij gebruik gemaakt wordt van het grondwater;
  • Bedrijfsmatige onttrekking van het grondwater is toegestaan mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals omschreven in paragraaf 3.4 van het nazorgplan en rekening wordt gehouden met de verontreinigingsgraad van het grondwater in verband met zuivering en lozing.

Ter zake de aanwezigheid van peilbuizen:

  • Geen handelingen verrichten waardoor de met behulp van peilbuis/peilbuizen te verrichten grondwaterbemonstering kan worden belet of belemmerd, of waardoor gevaar kan ontstaan voor personen of zaken van hem of van derden dan wel waardoor het werk kan worden beschadigd;
  • Binnen een straal van 1 m rondom een peilbuis geen bouwwerken oprichten, bomen of diep wortelende struiken planten, dan wel voorwerpen de grond in te drijven, of aan derden toestemming geven tot zulke handelingen, zonder schriftelijke toestemming van de gemeente.

Omwille van het faciliteren van het gebruik van de ondergrond bij ontwikkelingen in dit gebied, wil de gemeente de mogelijkheden voor het gebruik van de ondergrond verruimen. Om deze reden wordt oppompen van het verontreinigde grondwater ten behoeve van bemalingen en WKO vanuit het kader van de Wet bodembescherming onder bepaalde voorwaarden toegestaan. De voorwaarden voor het oppompen en beïnvloeden van het verontreinigde grondwater zijn opgenomen in het nazorgplan en in de beschikking.

De aanwezige grondwaterverontreiniging in het diepere grondwater vormt geen belemmering voor het huidige gebruik binnen het plangebied.

5.2.4 Luchtkwaliteit

Bij besluitvorming over luchtkwaliteit is een plan reeds inpasbaar als de verslechtering van de luchtkwaliteit 'niet in betekenende mate' (NIBM) is. Van bepaalde projecten is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Een project draagt 'niet in betekende mate' bij aan de luchtverontreiniging als de '3% grens' niet wordt overschreden. De 3% grens is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde van 40 µg/m3 voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2) en bedraagt 1,2 µg/m3.

Dit plan is conserverend van aard en zal in die zin geen invloed hebben op veranderingen ten aanzien van de luchtkwaliteit.

Om vanuit een goede ruimtelijke ordening ook iets te kunnen zeggen over de mate van blootstelling aan luchtverontreinigingen, is de lokale situatie beoordeeld in de verkeersmilieukaart. Op basis van de verkeersmilieukaart blijkt ter plaatse van het plangebied ruimschoots aan de normstelling voor luchtkwaliteit wordt voldaan.

5.2.5 Externe veiligheid
5.2.5.1 Algemeen

De regelgeving op het gebied van externe veiligheid beoogt om een minimaal veiligheidsniveau de garanderen voor de burger voor wat betreft risico's van opslag en transport van gevaarlijke stoffen. Hiervoor zijn normen opgenomen in de regelgeving op dit gebied in de vorm van het plaatsgebonden risico (de kans van één op de miljoen jaar op overlijden ten gevolge van een zwaar ongeval met gevaarlijke stoffen op een bepaalde plaats) en de zogenaamde “oriënterende waarde” van het groepsrisico (de kans op overlijden van een groep mensen ten gevolge van een zwaar ongeval met gevaarlijke stoffen). Daarbij geldt, hoe groter de groep, hoe kleiner de kans mag zijn dat dit ongeval kan plaatsvinden. Voor de verschillende typen risicobronnen is regelgeving vastgesteld. Voor bedrijven is de normstelling vastgesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, voor transportassen voor vervoer van gevaarlijke stoffen in de circulaire “Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen”.

5.2.5.2 Gemeentelijk extern veiligheidsbeleid

In paragraaf 3.4.3 is al kort ingegaan om het gemeentelijk beleid voor externe veiligheid. In de Omgevingsvisie externe veiligheid is de ambitie vastgelegd wat betreft het veiligheidniveau wat moet worden nagestreefd per deelgebied in Deventer. Voor het plangebied 'Boreel' zijn twee ambitieniveaus vastgelegd. Het betreft de ambitieniveaus “Ruimte voor wonen” en “Ruimte voor ontwikkeling”. Deze gebieden zijn op de kaart “Gebiedsgerichte ontwikkelingsmogelijkheden externe veiligheid” van de Omgevingsvisie externe veiligheid weergegeven. De gebieden met het ambitieniveau “Ruimte voor ontwikkeling” zijn in de Omgevingsvisie met de kleur blauw aangegeven. Het betreft voor dit bestemmingsplan een zone van 200 meter langs het doorgaand spoor en 300 meter rondom het emplacement. Het gebied “Ruimte voor wonen” betreft het overige gebied binnen het bestemmingsplan.

De ambitieniveau's zijn samengevat in de onderstaande tabel:

  Overschrijding grenswaarde PR (10-6) voor kwetsbare objecten
 
Overschrijding richtwaarde PR (10-6) voor beperkt kwetsbare objecten   Overschrijding oriënterende waarde (OW) groepsrisico   Toename groepsrisico  
Woonwijken   Niet acceptabel   Nieuw: Niet acceptabel Bestaand: Niet wenselijk, indien mogelijk verbeteren   Niet acceptabel   Niet wenselijk resteffect meewegen  
Ruimte voor ontwikkeling
(transportzone)  
Niet acceptabel   Nieuw: Niet acceptabel
Bestaand: Niet wenselijk, indien mogelijk verbeteren  
Acceptabel onder voorwaarden optimaal planontwerp   Acceptabel onder voorwaarden optimaal planontwerp  

5.2.5.3 Bedrijven of installaties met gevaarlijke stoffen

Op 200 meter van het plangebied ligt het spoorwegemplacement waar met gevaarlijke stoffen wordt gerangeerd. Het punt met het hoogste risico van het spoorwegemplacement, daar waar het emplacement op het doorgaand spoorverkeer aansluit, ligt op 1 kilometer afstand van de Boreel. De risico's van het spoorwegemplacement zijn door middel van een kwantitatieve risicoanalyse onderzocht in het rapport QRA Rivierenwijk Deventer van RoyalHaskoningDHV augustus 2013 versie 1.1. Voor dit rapport zijn de vervoerscijfers van het Basisnet spoor gebruikt dat per 1 januari 2014 in werking treedt. Voor het emplacement wordt geen PR 10-6 plaatsgebonden risicocontour berekend. Verder daalt het groepsrisico licht in de berekende “tussensituatie” dat de situatie voor dit bestemmingsplan aanduidt. Het groepsrisico blijft met een factor 0,43 ruim onder de oriënterende waarde. Dit rapport geeft tevens een representatief beeld van het groepsrisico van het Boreelterrein.

5.2.5.4 Vervoersassen met gevaarlijke stoffen

Op 200 meter afstand van het plangebied ligt het spoor Deventer – Apeldoorn en Deventer – Zwolle. Tot op een afstand van 200 meter vanaf een vervoersas met gevaarlijke stoffen dient volgens de circulaire Vervoer gevaarlijke stoffen rekening gehouden te worden met de mogelijke risico's van dergelijke vervoersas. De risico's van het vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor zijn in augustus 2013 voor alle doorgaande sporen binnen de gemeente berekend op basis van het voornoemde Basisnet spoor. Op de sporen naar Apeldoorn en Zwolle vindt met de in werking treding nog nauwelijks vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Er wordt voor die trajecten geen groepsrisico meer berekend.

5.2.5.5 Zelfredzaamheid

Binnen het plangebied bevinden zich woningen. De bewoners daarvan beschikken over een gemiddelde zelfredzaamheid. Verder bevinden zich in het plangebied kwetsbare objecten zoals grootschalige winkels, een sportschool en horeca. Het plangebied is goed ontsloten en kan in meerdere richtingen ontvlucht worden. Het gehele plangebied is voorzien van voldoende sirenedekking zodat de alarmering in de wijk goed hoorbaar is.

5.2.5.6 Bereikbaarheid

Bereikbaarheid van de risicobronnen het spoorwegemplacement en het doorgaand spoor

Het spoorwegemplacement waarop met gevaarlijke stoffen wordt gerangeerd is bereikbaar voor de hulpdiensten via twee ontsluitingwegen. Eén via de Berkelweg en één via de Oude Bathmenseweg. Deze toegangen maken het mogelijk om bij verschillende windrichtingen toch de eventuele ongevalslocatie te kunnen benaderen.

Bereikbaarheid op planniveau

Het plangebied is bereikbaar voor de hulpdiensten via twee routes. Een route via de Kazernestraat aan de westzijde van het plangebied en aan de oostzijde via de Verzetslaan. Het plangebied ligt op korte afstand van de brandweerkazerne. De aanrijtijd is daarmee zeer kort te noemen.

5.2.5.7 Bestrijdbaarheid

Ten behoeve van het rangeren met gevaarlijke stoffen op het spoorwegemplacement en het doorgaande vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor zijn er afspraken tussen ProRail en de hulpdiensten gemaakt. ProRail heeft in samenspraak met de hulpdiensten onderzocht hoe de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid ten behoeve van het emplacement verbeterd kan worden. De investeringsbeslissing om het ten uitvoer te brengen moet nog door ProRail plaatsvinden.

Inmiddels zijn de relevante wissels van het spoorwegemplacement voorzien van ATBvv dat de kans op spoorongevallen verkleint. Ook zijn er afspraken met vervoerder van gevaarlijke stoffen over het spoor die de treinen zo samenstellen dat de risico's verminderen. Het aantal te vervoeren ketelwagens met gevaarlijke stoffen neemt af. De afspraken liggen vast in het inmiddels vastgestelde Basisnet spoor dat 1 januari 2014 in werking treedt. In voornoemde risicoberekeningen is rekening gehouden met de afspraken van het Basisnet spoor.

5.2.5.8 Eindafweging

Het betreft een conserverend plan. De bebouwing wijzigt niet door vaststelling van dit plan. Anderzijds is de veiligheid op het spoor verhoogd door de afspraken die gemaakt zijn in het kader van het Basisnet spoor. De ontsluiting en de vluchtmogelijkheden zijn goed in het plangebied en de aansluitende omgeving. Het restrisico wordt aanvaardbaar geacht.

5.2.6 Ecologie
5.2.6.1 Algemeen

Vanuit het oogpunt van natuurwetgeving is een aantal wettelijke regelingen relevant in het kader van dit bestemmingsplan. Het gebied is niet gelegen binnen de begrenzing van een Speciale Beschermingszone in het kader van de Vogel- en /of Habitatrichtlijn. Ook is het plangebied niet gelegen binnen, maar wel op een relatief korte afstand van de Ecologische Hoofdstructuur en een beschermd natuurmonument (Natuurbeschermingswet).

Voor alle gebied is de sinds 1 april 2002 van kracht zijnde Flora- en faunawet van toepassing. Deze wet voorziet in de bescherming van planten en dieren in heel Nederland. Onbekend is welke beschermde dier- en plantensoorten momenteel voorkomen in het plangebied. Gezien het overwegend bebouwde karakter van het plangebied zullen de natuurwaarden beperkt zijn.

5.2.6.2 Gebiedsbescherming

Ten aanzien van gebiedsbescherming is vooral de op 1 oktober 2005 in werking getreden Natuurbeschermingswet van belang. In deze wet is de bescherming van natuurgebieden die zijn aangewezen onder de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen geregeld (de zogenaamde Natura 2000-gebieden). Daarnaast kunnen op grond van de Natuurbeschermingswet gebieden van nationaal belang worden aangewezen: Beschermde Natuurmonumenten.

Ten aanzien van activiteiten in de omgeving van deze gebieden, dient te worden beoordeeld of deze activiteiten ''significant negatieve effecten'' kunnen veroorzaken.

Indien een kans op effecten niet kan worden uitgesloten, dient een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet te worden aangevraagd. Aan de vergunning kunnen voorschriften worden verbonden.

Vlakbij het plangebied (op een afstand van ruim 600 meter) ligt het Natura 2000-gebied IJsseluiterwaarden. Gelet op de afstand tot het plangebied en dat er binnen het plangebied geen grootschalige ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, wordt geconcludeerd dat het bestemmingsplan geen significant negatieve gevolgen voor het Natura 2000-gebied heeft.

5.2.6.3 Ecologische Hoofdstructuur

Naast gebieden die zijn aangewezen op grond van de Natuurbeschermingswet, dient rekening te worden gehouden met het provinciale beleid ten aanzien van gebieden die zijn gelegen binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS heeft als doel natuurgebieden te vergroten en te verbinden. Voor ontwikkelingen binnen de EHS geldt het 'nee, tenzij-principe', wat betekent dat ontwikkelingen geen afbreuk mogen doen aan de natuurlijke kenmerken van het gebied. Indien vernietiging of verstoring van de EHS plaatsvindt, dient te allen tijde compensatie plaats te vinden.

In het plangebied 'Boreel' zijn geen groenelementen aangewezen als onderdeel van de EHS. De IJssel, aangewezen als EHS-gebied, ligt op een afstand van ruim 500 meter van het plangebied. In het voorliggende bestemmingsplan zijn geen ontwikkelingen aan de orde die invloed zouden kunnen hebben op de EHS. Zodoende heeft het beleid ten aanzien van de EHS geen gevolgen voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

5.2.6.4 Soortenbescherming

De Flora- en faunawet is in werking getreden op 1 april 2002. Op grond van de wet geldt een algemeen verbod voor het verwijderen of beschadigen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten. Artikel 75 van de wet voorziet in een aantal gevallen in een mogelijkheid tot ontheffing. Deze gevallen zijn verder uitgewerkt in het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantsoorten.

Onbekend is welke beschermde dier- en plantensoorten momenteel voorkomen in het plangebied. Gezien het overwegend bebouwde karakter van het plangebied zullen de natuurwaarden beperkt zijn. In de nabije omgeving is het bekend dat rond de Bergkerk gierzwaluwen broedplaats hebben. Het water van de grachten oogt voedselrijk. Kansen om de ecologische waarden te verbeteren zijn extensiveren van onderhoud aan de oever, ontwikkelen van bloemrijke oevervegetatie door gefaseerd maaibeheer, de beschoeiing deels onder de waterlijn drukken en de aanleg van plasbermen.

In het bestemmingsplan worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die leiden tot aantasting of vernietiging van leefgebieden voor beschermde plant- of diersoorten. Bij (mogelijke) ontwikkelingen in de toekomst vormen beschermde diersoorten een aandachtspunt.

Bij nieuwe ontwikkelingen zal de invloed van het betreffende project op flora en fauna bekeken moeten worden. In het onderhavige bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Er is dan ook geen sprake van belemmering voor het bestemmingsplan.

5.2.7 Duurzaamheid

Duurzaamheidthema's zoals energie- en waterbesparing, aandacht voor langzaam verkeer en groenvoorzieningen, zuinig grondstoffengebruik, efficiënt ruimtegebruik en duurzaam bouwen, zullen met name bij nieuwbouwplannen en herinrichting een belangrijke plaats toegekend krijgen.

Ontwikkeling van duurzaamheid past in de ontwikkeling die het duurzaamheids denken nu ook landelijk doormaakt en waarbij ook steeds meer het eisen als negatieve prikkel omgezet wordt in een positieve benadering in de vorm van wijzen op de kwaliteit van het gebouw, op (woon-)comfort, het binnenmilieu in het algemeen, op gezond wonen en leven. In het Milieubeleidsplan presenteert de gemeente Deventer haar ambitie op het gebied van duurzaam bouwen en energiebeleid.

Het thema duurzaamheid heeft met name betrekking op nieuwe ontwikkelingen. Bij de ontwikkeling van de Boreel is aandacht geweest voor het aspect duurzaamheid.

Aangezien in het bestemmingsplan 'Boreel' geen nieuwe ontwikkelingen zijn opgenomen, hoeft er in dit bestemmingsplan geen extra aandacht aan duurzaamheid te worden besteed.

5.3 Leidingen en kabels

Ter waarborging van een veilig en bedrijfszeker transport en ter beperking van gevaar voor personen en goederen in de directe omgeving is het van belang minimale (bouw)afstanden in acht te nemen rond bepaalde leidingen en kabels. Om deze afstanden veilig te stellen is het mogelijk om in bestemmingsplannen dubbelbestemmingen voor de betreffende leidingen op te nemen.

Er bevinden zich in en nabij het plangebied geen ondergrondse en bovengrondse leidingen waarvoor minimale afstanden tot bebouwing in acht genomen moet worden. Het is dan ook niet noodzakelijk om een dubbelbestemming op te nemen.

Reguliere kabels en leidingen, zoals telecomkabel en riolering, liggen over het algemeen onder openbaar toegankelijke bestemmingen. Deze kabels en leidingen brengen geen gevaar voor personen en goederen met zich mee en worden daarom niet specifiek bestemd of aangeduid.

5.4 Waterhuishouding

5.4.1 Inleiding

Zoals in § 3.2.4 is aangegeven is sinds 1 november 2003 de watertoets wettelijk verplicht voor plannen in het kader van de Wet ruimtelijke ordening. Ruimtelijke plannen en besluiten kunnen gevolgen hebben op de waterhuishouding. Voorbeelden hiervan zijn een achteruitgaande waterkwaliteit, verdroging van natuurgebieden, etc. De watertoets heeft als doel deze negatieve effecten te voorkomen en mogelijke kansen voor het watersysteem te benutten. Bij de watertoets gaat het om het van meet af aan meenemen van water bij ruimtelijke plannen en besluiten. In deze paragraaf wordt hierop nader ingegaan.

5.4.2 Verslag overleg met relevante waterbeheerders

Via www.dewatertoets.nl is het Waterschap Groot Salland op de hoogte gebracht van het plan. Er is geen sprake van een waterbelang. Het betreft een actualisering van een verouderd bestemmingsplan waarbij geen nieuwe bebouwing of andere ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt. Het plan heeft geen invloed op de waterhuishouding. Het Waterschap Groot Salland gaat akkoord met het plan. Hiermee is het watertoetsproces doorlopen.

5.4.3 Drinkwaterbescherming

Zoals is opgenomen in paragraaf 3.3.2 is het plangebied gelegen in de boringsvrije zone drinkwater en diep pakket Deventer-Ceintuurbaan en -Zutphenseweg. In het gebied gelden beperkingen voor diepe grondbewerkingen. Met het voorliggende bestemmingsplan worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarvoor dergelijke ingrepen noodzakelijk zijn. De boringsvrije zone is een milieubeschermingsgebied waarvoor de provincie op grond van de Wet milieubeheer direct bevoegd gezag is. In het bestemmingsplan is daarom geen verdere bescherming van dergelijke gebieden noodzakelijk.

5.4.4 Overstromingsrisico

Het bestemmingsplangebied ligt binnen de dijkring 53: Salland. Dit is een wettelijk vastgelegd dijkringgebied, waarbinnen alleen nieuwe grootschalige ontwikkelingen mogelijk zijn indien in het bestemmingsplan voorwaarden worden opgenomen om de veiligheid ook op lange termijn voldoende te waarborgen. Door klimaatveranderingen moeten we meer rekening houden met de gevolgen van een overstroming. Inzet is het voorkomen van slachtoffers (rampenbeheersing) en van economische schade (gevolgenbeperking). In deze overstromingsrisicoparagraaf wordt ingegaan op de risico's bij overstroming en de stand van zaken van maatregelen en voorzieningen die worden getroffen om deze risico's te voorkomen of te beperken.

De dijkring betreft een gebied met een risico op overstroming (minder snel en ondiep onderlopende gebieden) en heeft volgens de Waterwet een gemiddeld overschrijdingskans van 1/1250 per jaar. De primaire keringen worden op veiligheid beoordeeld door de beheerders. De Europese richtlijn overstromingsrisico's (2007) verplicht tot het inzetten van drie instrumenten voor een betere bescherming tegen overstromingen: een voorlopige risicobeoordeling (gereed in 2011), kaarten (gereed 2014) en risicobeheersplannen (in werking per 22 december 2015). De richtlijn geldt voor de binnendijkse (dijkringen) en buitendijkse gebieden van de IJssel. Voor woon- en werkgebieden dienen rampenplannen opgesteld te worden.

De gemeente Deventer zal de komende jaren samen met de Waterschappen en Rijkswaterstaat de overstromingsrisico's in het plangebied onderzoeken en hiervoor beleid opstellen.

Voor 2015 zullen in het kader van het rijksprogramma Ruimte voor de Rivier maatregelen bij Deventer worden uitgevoerd, die bij hoogwater een waterstandsdalend effect hebben.

5.5 Verkeer en parkeren

5.5.1 Autoverkeer en parkeren

Het plangebied is voor autoverkeer toegankelijk via de ondergrondse parkeergarage, waarvan de toegang zich bevindt aan de Kazernestraat. Ook kan autoverkeer het plangebied benaderen via de Verzetslaan.

Parkeren is mogelijk in de ondergrondse parkeergarage, waar 687 parkeerplaatsen zijn. Ook aan de Verzetslaan kan geparkeerd worden.

5.5.2 Langzaam verkeer

Voor fietsers en voetgangers is het plangebied toegankelijk via de brug over de Buitengracht in het oosten en via de toegangen tot het Boreelkazerneplein in het zuiden en westen.

5.6 Sociale veiligheid

Naast een aantrekkelijke en aanpasbare woonomgeving zal de woonomgeving vooral ook (sociaal) veilig in het gebruik moeten zijn. Het gaat er om dat mensen zich veilig voelen en dat zoveel mogelijk daadwerkelijk zijn. Factoren die kunnen bijdragen aan (het gevoel van) meer veiligheid zijn: informeel toezicht op de openbare ruimte, persoonlijke controle over de ('eigen') omgeving en het imago van het (totale) gebied. Toegespitst op het plangebied betekent dit, dat door inrichting en beheer van de openbare ruimte een goede sociale controle mogelijk dient te zijn. Een aantal aspecten waarbij de sociale veiligheid bijzondere aandacht vraagt, is:

  • stedenbouwkundige inrichting: daarbij gaat het ondermeer om de relatie openbaar-privé, menging tuin- en straatgericht wonen, overzichtelijkheid van stratenpatronen, parkeervoorzieningen en openbare verlichting;
  • vrijliggende groenvoorzieningen: vooral de waarborging van overzichtelijkheid;
  • langzaam-verkeerroutes: primaire routes moeten bij voorkeur 'begeleid' worden door woonbebouwing;
  • buurtbeheer: optredende gebreken als gevolg van dagelijks gebruik adequaat en snel herstellen;
  • jeugdopvang: creëren van adequate speel- en ontmoetingsplekken.

Bij raadsbesluit d.d. 1 juli 2000 is besloten dat bij de uitvoering van bouwplannen de normeringen genoemd in het handboek Politiekeurmerk Veilig Wonen als basis worden gehanteerd. Deze normeringen houden in dat naast extra eisen op woningniveau bovenop de eisen in het bouwbesluit, eisen worden gesteld aan een woongebouw/wooncomplex en aan de openbare ruimte. De mogelijkheden van het kunnen uitoefenen van sociale controle spelen hierbij een cruciale rol.

Hoofdstuk 6 Planopzet en juridische aspecten

6.1 Inleiding

Dit bestemmingsplan is grotendeels beheersgericht. Dat wil zeggen dat de aanwezige functies en aanwezige bebouwing worden bestemd zoals deze nu zijn. Dit houdt echter niet in dat de bestaande ruimtelijke situatie voor het plangebied van dit bestemmingsplan voor de aankomende tien jaren wordt bevroren. Onnodige starheid van het plan moet voorkomen worden. Kleinschalige ontwikkelingen en veranderingen binnen de bestaande functie zijn in meerdere of mindere mate wel mogelijk.

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de plansystematiek. Allereerst wordt de standaardisering van de bestemmingsplannen toegelicht. In § 6.3 wordt ingegaan op de opzet van dit bestemmingsplan. Ten slotte wordt in § 6.4 aandacht gegeven aan de handhaving van de bestemmingsplanregels.

6.2 RO Standaarden 2012

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is vastgelegd dat planologische visies, plannen, besluiten, verordeningen en algemene maatregelen van bestuur digitaal vervaardigd en op elektronische wijze beschikbaar gesteld moeten worden. Om dit mogelijk te maken zijn de RO standaarden ontwikkeld.

De SVBP2012 (standaarden) bevatten de normen die van toepassing zijn op de vormgeving en inrichting van oa. het bestemmingsplan, met het doel om deze op vergelijkbare wijze op te bouwen en weer te geven. De SVBP2012 geeft daartoe normen voor de opbouw van de regels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan.

De informatie die is vastgelegd in het plan moet in elektronische vorm volledig toegankelijk en raadpleegbaar zijn. Dit wordt de digitale verbeelding genoemd. In de digitale verbeelding wordt alle relevante bestemmingsplaninformatie in een interactieve raadpleegomgeving getoond. Een raadpleger van het bestemmingsplan moet alle relevante bestemmingsplaninformatie op eenvoudige wijze voor ogen kunnen krijgen. Dit betekent dat bestemmingsplannen alleen in digitale vorm rechtskracht kunnen krijgen. De papieren versie betreft slechts een verbeelding van de digitale versie. Dit bestemmingsplan is daarom digitaal en IMRO-gecodeerd opgesteld, zodat het is voorbereid om digitaal te worden vastgesteld en gepubliceerd.

6.3 Planopzet

6.3.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en planregels betreffende het gebruik gekoppeld.

De toelichting heeft geen juridische betekenis, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

De planregels van het bestemmingsplan zijn ondergebracht in vier hoofdstukken:

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels beogen een eenduidige interpretatie en toepassing van de overige, meer inhoudelijke regels en van de verbeelding te waarborgen.

Hoofdstuk 2 bevat de planregels in verband met de bestemmingsbepalingen. Per op de verbeelding aangegeven bestemming bevat dit hoofdstuk planregels, welke specifiek voor die bestemming gelden.

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Hierbij gaat het om planregels die op nagenoeg alle bestemmingen betrekking hebben en die vooral om praktische redenen zijn ondergebracht in dit hoofdstuk, alsmede een aantal specifieke planregels, waaronder een anti-dubbeltelbepaling.

Ten slotte bevat hoofdstuk 4 de overgangs- en slotregels. Deze planregels bevatten onder meer het overgangsrecht en de titel.

6.3.2 Hoofdstuk 1: Inleidende regels

De artikelen 1 en 2 bevatten begripsomschrijvingen respectievelijk planregels omtrent de wijze van meten. Het voert te ver om hier uitgebreid bij alle begrippen stil te staan, maar wel verdienen enkele voor de dagelijkse gebruikspraktijk belangrijke begrippen aandacht. Het betreft hier met name de begrippen bestemmingsvlak, bouwvlak en bouwperceel. Tevens wordt ingegaan op de definitie van woning.

Bestemmingsvlak

Een bestemmingsvlak is een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde bestemming. De bij een bestemming behorende planregels gelden afzonderlijk voor elk bestemmingsvlak met die bestemming.

Bouwvlak

In een aantal bestemmingsvlakken is op de analoge en digitale verbeelding een bouwvlak aangegeven. Een bouwvlak is een op de analoge en digitale verbeelding aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegestaan. Hoofdregel is dat buiten het bouwvlak geen gebouwen mogen worden opgericht, doch uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Bouwperceel

Het bouwperceel is niet op de analoge en digitale verbeelding aangegeven. In artikel 1 van de planregels wordt bouwperceel omschreven als een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. In feite gaat het daarbij om het stuk grond dat bij de beoordeling van een aanvraag van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouw moet worden aangemerkt als behorende bij het gevraagde bouwwerk. De visuele uitstraling van dat ene bouwperceel en het als één eenheid functioneren van dat bouwperceel is dan van belang. Een bouwperceel is altijd gelegen binnen een of meer bestemmingsvlakken, maar de begrenzing van een bouwperceel hoeft niet samen te vallen met de begrenzing van een bestemmingsvlak. Bouwvlakken geven aan waar binnen een bouwperceel gebouwen mogen worden gebouwd. Op het bouwperceel voor zover gelegen buiten het bouwvlak, mogen echter ook worden gebouwd, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en vergunningvrije bouwwerken.

Hiervoor is aangegeven dat de begrenzing van een bouwperceel niet hoeft samen te vallen met de begrenzing van een bestemmingsvlak. Met name in de woonbestemmingen komen meerdere bouwpercelen binnen één of meer bestemmingsvlakken voor. De grenzen van de bouwpercelen worden in de regel gevormd door de begrenzing van het erf. Waar die begrenzing tevens de eigendomsgrens is - en dit is vrijwel altijd het geval - vallen de grenzen van het bouwperceel samen met die van het kadastrale perceel. De loop van kadastrale grenzen kan veranderen door, bijvoorbeeld, aan- of verkoop van grond. Dan verandert ook de grens van het bouwperceel. Een stuk grond kan nu nog niet bij een bouwperceel horen en over een tijdje wel. Via de anti-dubbeltelbepaling in dit bestemmingsplan wordt voorkomen dat één stuk grond tweemaal meegeteld wordt bij de behandeling van aanvragen van omgevingsvergunningen.

Woning

Een woning is gedefinieerd als 'een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van personen'. Deze definitie wordt gehanteerd omdat steeds meer verschillende vormen van samenleven in een woning plaatsvinden die niet behoren tot het traditionele (al dan niet één persoons-) huishouden. Hierbij kan gedacht worden aan woongroepen, begeleid zelfstandig wonen, kamerbewoning e.d..

6.3.3 Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels

Algemeen

De planregels komen, voor een groot deel van het plangebied, overeen met het huidig gebruik van de grond en van de bebouwing. Ook sluiten de bouwregels grotendeels aan bij de bestaande bebouwing. Dit impliceert dat er voor een groot deel van het plangebied het behoud van de huidige situatie als uitgangspunt geldt.

De planregels bij de bestemmingen hebben voor elke bestemming dezelfde opbouw met achtereenvolgens, voor zover van toepassing, de volgende leden:

  • Bestemmingsomschrijving;
  • Bouwregels;
  • Nadere eisen;
  • Afwijken van de bouwregels;
  • Specifieke gebruiksregels;
  • Afwijken van de gebruiksregels;
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk;
  • Wijzigingsbevoegdheid.

Enkelbestemmingen

Hierna volgt een korte toelichting en beschrijving van de verschillende bestemmingen in dit bestemmingsplan per hoofdgroep.

Artikel 3 Centrum - 1:

Deze bestemming is opgenomen voor het kazernegebouw en het omliggende terrein.

Binnen deze bestemming zijn diverse functies toegestaan. Voor de functie detailhandel geldt dat alle branches zijn toegestaan, waardoor aangesloten wordt op de functies in de binnenstad.

Ook zijn horecabedrijven toegestaan voor zover het betreft de categorieën 2b, 3a of 3b, nader omschreven in de bijlage 2 Staat van horeca-activiteiten. In de specifieke gebruiksregels is per categorie aangegeven wat de totale oppervlakte in die categorie mag bedragen.
Ook is de functie wonen binnen deze bestemming opgenomen. In het kazernegebouw zijn feitelijk geen woningen aanwezig, maar deze functie zou wel mogelijk zijn. Conform de standaard van de Deventer bestemmingsplannen is het binnen de functie wonen ook mogelijk om een beroep of bedrijf uit te oefenen. Met afwijking is het eveneens toegestaan om zorgwoningen te realiseren.
Verder zijn in het kazernegebouw nog maatschappelijke en sportvoorzieningen mogelijk.
Ten slotte zijn binnen deze bestemming dienstverlening en kantoren toegestaan. Warenmarkten en standplaatsen zijn binnen de bestemming 'Centrum - 1' eveneens toegestaan.

Het kazernegebouw betreft een gemeentelijk monument. Uitgangspunt is dan ook om het pand te bestemmen volgens de bestaande situatie. Het bouwvlak is strak om de bestaande bebouwing gelegd, waardoor er geen uitbreidingsmogelijkheden bij recht zijn toegestaan. Voor het kazernegebouw zelf zijn geen goot- en bouwhoogten opgenomen, wat betekent dat de bestaande maatvoering dient te worden gehandhaafd. Ook is middels een aanduiding 'kap' aangegeven dat de bestaande dakvorm niet mag worden gewijzigd.
Bij de herontwikkeling van de kazerne zijn enkele aanbouwen gerealiseerd. De aanbouwen op het voorterrein zijn opgenomen binnen het bouwvlak en kennen wel een maximum bouwhoogte. Deze is afgestemd op de huidige situatie. Op het voorterrein is nog wel een mogelijkheid om met afwijking van het bestemmingsplan een vrijstaand gebouw op te richten van maximaal 80 m2. Deze afwijkingsmogelijkheid is overgenomen uit het oude bestemmingsplan.
Aan de achterzijde (oostkant) van de kazerne zijn op de tweede bouwlaag enkele erkers aangebracht. Om ervoor te zorgen dat deze erkers niet verder worden uitgebreid zijn deze specifiek aangeduid als 'overbouwing'. De uitbouw ten behoeve van de toegang is opgenomen binnen het bouwvlak, hiervoor geldt dat de bestaande hoogte van toepassing is.
Het hekwerk dat aanwezig is tussen de Houtmarkt en het voorterrein van de kazerne is onderdeel van het monument. Vanwege de waarde van het hek is deze specifiek opgenomen met een bouwaanduiding, waarin is bepaald dat de bestaande afmetingen van het hekwerk moeten worden gehandhaafd. Buiten de in dit bestemmingsplan opgenomen bepalingen geldt voor alle ontwikkelingen met betrekking tot het kazernegebouw dat ook de Monumentenwet van toepassing is.
Aan de noordkant van het kazernegebouw is nog een mogelijkheid om met het afwijken van het bestemmingsplan een uitbouw ten behoeve van een entree te realiseren. De locatie waar dit mogelijk is, is als aanduiding opgenomen op de verbeelding.

Artikel 4 Centrum - 2:

De bestemming Centrum - 2 is van toepassing op het noordelijk en oostelijk deel van het plangebied. In dit gebied zijn diverse functies toegestaan. Deze functies zijn overgenomen uit het oude bestemmingsplan Boreelkazerneterrein uit 2004.
Anders dan in het kazernegebouw is er binnen deze bestemming met name ruimte voor grootschalige detailhandel. Dit betreft detailhandelsvestigingen met een bedrijfsvloeroppervlak (b.v.o.) van meer dan 1.000 m2. Hierop kan voor drie vestigingen een uitzondering gemaakt worden, deze mogen een kleiner b.v.o. omvatten, tot een minimum van 700 m2. Voor de branche 'supermarkt' geldt daarbij nog een beperking in een maximum b.v.o., er mag niet meer dan 3.500 m2 aan supermarkten worden gerealiseerd. Indien kan worden aangetoond dat er geen duurzame ontwrichting plaatsvindt van de supermarktstructuur van de kern Deventer zou met een omgevingsvergunning meer dan 3.500 m2 aan supermarkten kunnen worden toegestaan. Voor de totale functie grootschalige detailhandel geldt een maximum b.v.o. van 15.500m2.
Binnen de bestemming Centrum - 2 zijn ook horecavestigingen toegestaan. Verwezen wordt naar de categorieën 1a, 1b, 2a, 2b, 3a of 3b zoals opgenomen in bijlage 2 bij de regels, de Staat van horeca-activiteiten. Voor deze horecabedrijven is in de specifieke gebruiksregels opgenomen dat het totale b.v.o. niet meer bedragen dan 1.000 m2 en dat er maximaal één horecavestiging gerealiseerd mag worden in de categorie 1a, 1b of 2a.
Buiten de zelfstandige horecabedrijven is er ook ruimte voor horecabedrijven binnen het concept 'familievermaak'. Binnen dit concept kunnen twee horecavestigingen in de horecacategorie 3b gerealiseerd worden en een horecavestiging in de categorie 1a, 1b of 2a. Deze horecabedrijven dienen wel ondergeschikt te zijn aan en integraal onderdeel uit te maken van het familievermaak. Buiten de horecabedrijven kan binnen de functie 'familievermaak' ook een speelautomatenhal, een binnenspeeltuin en dergelijke voorzieningen worden gerealiseerd. Hiervoor geldt voor de speelautomatenhal een maximum b.v.o. Voor de totale functie 'familievermaak' geldt een maximum b.v.o. van 2.500 m2.

Verder zijn binnen deze bestemming een bioscoopcomplex toegestaan, maar ook overige voorzieningen ten behoeve van cultuur en ontspanning.
Ook het wonen is mogelijk binnen de bestemming. Deze functie kan worden gecombineerd met een beroep of bedrijf aan huis. Zorgwoningen zijn eveneens mogelijk, mits er wordt afgeweken middels een omgevingsvergunning.
Andere functies binnen de bestemming zijn dienstverlening, kantoren, maatschappelijke voorzieningen en sport.
Ten slotte zijn tevens warenmarkten en standplaatsen toegestaan.

Met de bouwregels is zo veel mogelijk ingespeeld op de bestaande situatie. De gebouwen zijn begrensd door een bouwvlak. Buiten het bouwvlak is wel de parkeergarage opgenomen. De bestaande hoogte is overgenomen op de verbeelding.
Conform de mogelijkheid uit het voorgaande bestemmingsplan is het mogelijk om op het plein een vrijstaand gebouw (kiosk) te realiseren van maximaal 100 m2 ten behoeve van diverse functies. Deze mogelijkheid is nog niet benut.

De zuidwand van de noordelijke bebouwing is vormgegeven door een inham waarboven de woningen overhellen. Dit architectonische element is vastgelegd in de regels door het op te nemen als overbouwing, waarbij deze aanwezig mag zijn vanaf de derde bouwlaag van het hoofdgebouw. Dit betekent dat onder de overbouwing de eerste twee bouwlagen (exclusief de onderbouw, zijnde de parkeergarage) vrij blijven van bebouwing, om een vrije onderdoorgang te garanderen.

De voetgangers- en fietsersroute die vanaf de binnenstad richting de brug over de Buitengracht loopt is niet specifiek aangeduid op de verbeelding. Wel is het bouwvlak zodanig aangepast dat op deze route geen bebouwing mogelijk is.

Dubbelbestemmingen

Dubbelbestemmingen zijn bestemmingen die over een of meerdere onderliggende bestemmingen 'heen vallen' en een heel specifiek (ruimtelijk) belang beogen te regelen. De regels van een dubbelbestemming gaan vóór die van de onderliggende bestemming(en). Reden voor deze voorrangsregel is, dat de toegekende dubbelbestemming een bijzonder belang vertegenwoordigt dat zo zwaarwegend is, dat andere ruimtelijke belangen daarvoor moeten wijken.

Artikel 5 Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied:

In een groot deel van het plangebied geldt een hoge archeologische verwachtingswaarde. Ter bescherming van deze archeologische waarden is de dubbelbestemming Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied opgenomen.

In deze bestemming worden regels gesteld, gericht op het beschermen van de in de bodem aanwezige archeologische waarden. Indien een aanvraag om omgevingsvergunning ziet op een bouwproject met een omvang van 100 m² en ten behoeve van het bouwproject graafwerkzaamheden, dieper dan 0,5 m onder maaiveld, moeten worden verricht, dan kunnen burgemeester en wethouders voordat zij een omgevingsvergunning verlenen, de aanvrager bij zijn aanvraag om omgevingsvergunning verplichten om een rapport te overleggen. In de rapportage moeten de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, zijn vastgelegd. Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden door het verlenen van de omgevingsvergunning worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders voorwaarden aan de omgevingsvergunning verbinden.

Het archeologie beleid van de gemeente Deventer is er op gebaseerd dat bij het aanvragen van een omgevingsvergunning voor locaties met een dubbelbestemming archeologie door de gemeente Deventer kosteloos een archeologisch advies wordt opgesteld. Dit advies dient als rapport.

Het advies wordt opgesteld als een bureaustudie. In deze bureaustudie wordt de archeologische verwachting van de locatie in detail bekeken. Op basis van historische bronnen en eerder archeologisch onderzoek wordt beschreven welke resten op de locatie worden verwacht, dit is de gespecificeerde verwachting van de locatie. Daarna wordt gekeken of op de locatie in het verleden al diep gebouwd of gegraven is, waardoor het archeologisch bodemarchief verstoord is. In de bureaustudie wordt verder uitgewerkt in hoeverre de nieuwe plannen het bodemarchief zullen verstoren. Op basis van deze gegevens wordt geadviseerd of archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk is. In de bureaustudie wordt uitgewerkt welke voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning.

Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden. Daarnaast kan de verplichting om archeologisch onderzoek te laten uitvoeren door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg, als voorwaarde aan de omgevingsvergunning worden verbonden.

Ter voorkoming van de aantasting van waardevolle informatie in de bodem, is een verplichting opgenomen om een omgevingsvergunning aan te vragen voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden die een verstorend effect op de archeologische waarden kunnen hebben. Aan deze omgevingsvergunning kunnen dezelfde verplichtingen worden verbonden als de verplichtingen die aan een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk kunnen worden verbonden en hiervoor beschreven zijn.

Voordat ten behoeve van de onderliggende bestemming kan worden gebouwd of gebruikt, zal moeten worden getoetst aan de op de gronden gelegen dubbelbestemming. Hieruit kan volgen dat een archeologische rapportage of omgevingsvergunning noodzakelijk is.

Artikel 6 Waarde - Beschermd stadsgezicht:

De cultuurhistorische waarden van het Beschermd stadsgezicht krijgen planologisch gezien een extra bescherming. Dit gebeurt door middel van de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd stadsgezicht', in combinatie met de algemene regel zoals opgenomen in Artikel 13. In de dubbelbestemming wordt aangesloten bij de voorwaarden zoals deze gelden binnen het beschermd stadsgezicht in het bestemmingsplan Binnenstad.

Artikel 7 Waarde - Groeiplaats boom:

Aan de Houtmarkt staat een rij met Koningslindes. Deze bomen zijn aangemerkt als monumentaal. De bomen zijn niet in dit plangebied opgenomen, maar vallen binnen het bestemmingsplan Binnenstad. In dat bestemmingsplan zijn alle monumentale bomen bestemd door middel van de dubbelbestemming 'Waarde - Groeiplaats boom'. Deze dubbelbestemming betreft een cirkel rond elke boom. Deze dubbelbestemming is ook deels opgenomen in onderhavig bestemmingsplan. Met deze dubbelbestemming wordt voorkomen dat er werken / werkzaamheden plaatsvinden in de directe nabijheid van waardevolle bomen, waardoor de levensvatbaarheid van deze bomen in gevaar kan komen. In principe zijn de bedoelde activiteiten niet toegestaan, tenzij daarvoor een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag, vaak burgemeester en wethouders, is verkregen.

6.3.4 Hoofdstuk 3: Algemene regels

De algemene regels omvatten een aantal algemene en aanvullende regels die van toepassing zijn op de gronden behorende bij het onderhavige plangebied. Vanwege het algemene karakter van deze planregels zijn deze opgenomen in dit algemene hoofdstuk.

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel:

Door wijziging in de begrenzing van het bouwperceel zouden regelingen die aan het bouwperceel zijn verbonden, kunnen worden ontdoken. De anti-dubbeltelregel verhindert dat.

Artikel 9 Algemene bouwregels:

Het is wenselijk om de aanvullende werking van de gemeentelijke Bouwverordening te beperken tot een aantal specifieke onderwerpen.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels:

Deze bepaling bepaalt dat het verboden is de gronden te gebruiken in strijd met de gegeven bestemming. In de specifieke bestemmingen zijn als aanvulling hierop in bepaalde gevallen specifieke gebruiksregels opgenomen.

Tevens is in dit artikel de algemene bepaling opgenomen voor het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis. Dit is een beroeps- of bedrijfsactiviteit die op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse.

Verder is een bepaling opgenomen die kinderopvang tot 6 kinderen onder bepaalde omstandigheden toestaat in woningen. Dit betreft gastouderopvang, maar ook kleinschalige kinderdagverblijven. Een van de uitgangspunten is dat deze functie wel in de woonomgeving past en dat de uitstraling van het pand als woning behouden blijft.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels:

Deze bepaling voorziet in de mogelijkheid af te wijken van de in het plan genoemde maten met maximaal 10% en om het profiel van wegen in geringe mate aan te passen.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels:

Deze bepaling voorziet in de mogelijkheid om overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de situering en de vorm van de op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlakken en bouwvlakken te wijzingen dan wel nieuwe bouwvlakken aan te geven.

Artikel 13 Overige regels:

Voor het gebied dat onderdeel uitmaakt van het beschermd stadsgezicht is een algemene regel opgenomen dat voor diverse activiteiten, zoals het verlenen van een omgevingsvergunning, advies dient te worden gevraagd aan de planadviesraad monumenten en beschermd stadsgezicht. Hiermee wordt voorkomen dat er ongewenste ontwikkelingen plaatsvinden binnen het beschermde stadsgezicht.

6.3.5 Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels

Ten slotte zijn in het laatste hoofdstuk van de planregels de overgangs- en slotregels opgenomen. Ook deze regels hebben een algemeen karakter en zijn op het gehele plangebied van toepassing.

Artikel 14 Overgangsrecht:

Deze bepaling regelt het regime van bebouwing en van gebruik van de grond dat strijdig is met het plan. Strijdigheid met het plan wordt voor zowel bebouwing als gebruik beoordeeld naar het moment waarop het plan in werking treedt.

Artikel 15 Slotregel:

Hier staat de benaming van dit bestemmingsplan vermeld.

6.4 Handhaving

Het ontwikkelen van beleid en de vertaling daarvan in een bestemmingsplan heeft geen zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan geen handhaving plaatsvindt. Daarom is het belangrijk om reeds ten tijde van het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de voorgeschreven regels. Vier factoren zijn van wezenlijk belang voor een goed handhavingsbeleid.

  • 1. Voldoende kenbaarheid van het plan

Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De wet bevat enkele waarborgen ten aanzien van de te volgen procedure: deze heeft in de bestemmingsplanprocedure een aantal inspraakmomenten ingebouwd.

  • 2. Voldoende draagvlak voor het beleid en de regeling in het plan

De inhoud van het bestemmingsplan kan slechts gehandhaafd worden, indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund worden door de gebruikers van het plangebied. Uiteraard kan niet iedereen zich vinden in elk onderdeel van het plan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is echter wel wenselijk.

  • 3. Realistische en inzichtelijke regeling

Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn; dat wil zeggen niet onnodig beperkend of inflexibel. Bovendien moeten de regels goed controleerbaar zijn. De planregels moeten niet meer regelen dan noodzakelijk is.

  • 4. Actief handhavingsbeleid

Er  moeten adequate maatregelen worden getroffen indien de planregels niet worden nageleefd, met name als dit negatieve gevolgen heeft voor de veiligheid en/of de (volks)gezondheid.

Voornoemde onderwerpen zijn als uitgangspunt opgenomen en als richtlijn gehanteerd bij het opstellen van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Inleiding

In artikel art. 3.1.6 lid 1, aanhef en onder f van het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat onderzocht moet worden of een bestemmingsplan uitvoerbaar is. Allereerst wordt in § 7.2 ingegaan op de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan. Vervolgens wordt in § 7.3 ingegaan op de 'maatschappelijke uitvoerbaarheid'.

7.2 Economische uitvoerbaarheid

De Wet ruimtelijke ordening maakt met het bepaalde in afdeling 6.4 het vaststellen van een exploitatieplan verplicht voor een aantal bouwactiviteiten, wanneer de bouw planologisch mogelijk wordt gemaakt in het bestemmingsplan. De zogenaamde “aangewezen bouwplannen” waarbij een exploitatieplan verplicht is en welke zijn opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn:

  • de bouw van een of meer woningen;
  • de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen; de uitbreiding van een hoofdgebouw met ten minste 1000 m² of met een of meer woningen;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1000 m² bedraagt;
  • de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1000 m².

Geen exploitatieplan is nodig indien het verhaal van de exploitatiekosten over de gronden anderszins verzekerd is. Inmiddels is een ministeriële regeling van kracht waarbij wordt gesteld dat indien in het nieuwe bestemmingsplan geen sprake is van nieuwe ontwikkelingen als hiervoor bedoeld maar sprake is van onbenutte bouwruimte op basis van het vigerende bestemmingsplan de plankosten op nul gesteld mogen worden.

Het onderhavige bestemmingsplan betreft een in hoofdzaak conserverend plan waarbinnen de bebouwing reeds aanwezig is. Middels dit bestemmingsplan zal slechts een beperkte nieuwe ontwikkelingsruimte ontstaan voor de reeds aanwezige functies. Hetgeen aan uitbreiding nog mogelijk is, is onbenutte bouwruimte op basis van het vigerende bestemmingsplan en blijft binnen het gestelde in 6.2.1 Bro.

Concluderend kan gesteld worden dat binnen het plan Boreel geen sprake is van aangewezen bouwplannen, waardoor de gemeente niet in de mogelijkheid en verplicht is om eventuele kosten te verhalen en er derhalve geen verplichting is om tegelijkertijd met het nieuwe bestemmingsplan een exploitatieplan op te stellen.

Voor de gemeente Deventer zijn aan zowel de opstelling als de uitvoering van dit bestemmingsplan, met uitzondering van de begrote kosten voor de planvorming, geen kosten verbonden. De economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan kan derhalve worden geacht te zijn aangetoond.

7.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Inspraak

Voor dit bestemmingsplan is geen inspraak gehouden. Het plan is conform het vastgestelde ruimtelijk beleid en betreft een bestendiging van de bestaande praktijk. Het kan daarom als onomstreden worden beschouwd. Uiteraard blijft de mogelijkheid bestaan om een zienswijze in te dienen op het ontwerp bestemmingsplan.

Vooroverleg

Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening dient de gemeente bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met betrokken waterschappen en diensten van Rijk en provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.

Dit plan bevat geen uitvoeringsaspecten en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Met dit bestemmingsplan zijn geen nationale, provinciale, dan wel waterschapsbelangen in het geding. Daarom heeft geen vooroverleg plaatsgevonden met het Rijk, de Provincie en het Waterschap.

Het waterschap Groot Salland is wel op de hoogte gebracht van het plan via de digitale watertoets. Uit deze watertoets is gebleken dat het plan geen invloed heeft op de waterhuishouding.