direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Digitalisering analoge bestemmingsplannen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.D139-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De actualisatie opgave van de bestemmingsplannen van de gemeente Deventer is afgerond in 2012. Sinds eind 2012 zijn alle bestemmingsplannen in de gemeente jonger dan 10 jaar. Niet alle plannen zijn echter digitaal beschikbaar. De wens van de gemeente is om niet alleen alle bestemmingsplannen actueel te hebben, maar ook digitaal beschikbaar.

De gemeente ziet de actualisatie en digitalisering van de bestemmingsplannen ook als een geschikte gelegenheid om een grotere mate van uniformiteit tussen de bestemmingsplannen onderling aan te brengen. Dit betreft zowel uniformiteit in de systematiek als in de planregels.

Voorliggend bestemmingsplan zorgt voor de digitalisering van de analoge bestemmingsplannen in de gemeente.

In dit bestemmingsplan zijn zeer diverse wijken en buurten opgenomen. Uitgangspunt is dat het bestemmingsplan grotendeels beheersgericht is. Dat wil zeggen dat de aanwezige functies en aanwezige bebouwing worden bestemd zoals deze nu zijn. Dit houdt echter niet in dat de bestaande ruimtelijke situatie voor het plangebied van dit bestemmingsplan voor de aankomende tien jaren wordt bevroren. Onnodige starheid van het plan moet voorkomen worden. Kleinschalige ontwikkelingen en veranderingen binnen de bestaande functie en bebouwing zijn in meerdere of mindere mate mogelijk.

De gebieden die in dit bestemmingsplan zijn opgenomen zijn:

  • Diepenveen
  • Zandweerd
  • Platvoet
  • Keizerslanden
  • Voorstad (centrum)
  • Schalkhaar
  • De Wijtenhorst
  • Douweler Leide
  • Colmschate (Zuid en West)
  • Bathmen

In het gebied spelen mogelijk wel ontwikkelingen, maar deze worden in dit bestemmingsplan niet meegenomen. Voor grootschalige ontwikkelingen zal een afzonderlijke planologische procedure gevolgd moeten worden.

1.2 Ligging plangebied

Zoals in paragraaf 1.1 al is opgemerkt, bestaat het plangebied uit diverse gebieden.

In de volgende figuur is de globale ligging van het plangebied aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.D139-VG01_0001.jpg"

1.3 Beschrijving plangebied

1.3.1 Historie

De oudste, in dit plangebied opgenomen gebieden zijn Zandweerd Zuid en Voorstad Centrum. Deze buurten zijn ontstaan na het vervallen van de Vestingwet in 1874. De buurten zijn ten noorden van de spoorlijnen naar Apeldoorn en Arnhem aangelegd en vormen als het ware een schil om de binnenstad.

In het plangebied zijn tevens enkele naoorlogse woonwijken opgenomen. Het gaat hierbij om Zandweerd-Noord, Platvoet, en Keizerslanden (Tuindorp, Landsherenkwartier, Oranjekwartier en de Ziekenhuisbuurt).

Nadat Deventer niet verder naar het noorden kon ontwikkelen is de stad uitgebreid richting het oosten, op de gronden van de voormalige gemeente Diepenveen. Vanaf die periode is onder andere het dorp Colmschate fors uitgebreid. De gebieden die in dit plangebied zijn opgenomen zijn Colmschate-Zuid (Veldpape, Oxerhof, Bannink, Colmschater Enk, Bramelt, Roessink, Essenerveld en Swormink) en Colmschate-West (Het Oostrik, Blauwenoord, Groot Douwel, Klein Douwel).

De gemeente Diepenveen is in 1999 samengevoegd met de gemeente Deventer, waardoor vanaf dat moment ook de dorpen Diepenveen, Schalkhaar, Lettele en Okkenbroek en het bijbehorende buitengebied tot de gemeente Deventer gingen behoren. Binnen dit bestemmingsplan zijn de dorpen Diepenveen en Schalkhaar opgenomen.

In 2005 is de gemeente Deventer samengevoegd met de gemeente Bathmen, waarna het dorp Bathmen en het bijbehorende buitengebied met onder andere de kernen Loo en Looërmark ook onder de gemeente Deventer kwamen te vallen. In dit plangebied is de bebouwde kom van het dorp Bathmen opgenomen.

1.3.2 Functionele structuur

Wonen

De meest voorkomende functie in het plangebied is het wonen. In het plangebied komen allerlei soorten woningen voor, van vrijstaande villabebouwing tot meergezinswoningen. Ook zijn er diverse zorgwoningen in het plangebied aanwezig, welke ook vaak zijn gevestigd in zorgcomplexen. Ten slotte is er ook een aantal woonwagenstandplaatsen in het plangebied.

Bedrijven en kantoren

In het plangebied zijn twee bedrijventerreinen gevestigd, in Colmschate-Zuid (Handelspark de Weteringen) en in Bathmen. Overige bedrijven in het plangebied zijn veelal solitair gelegen.

Solitaire kantoren komen voor op een aantal locaties in het plangebied.

Detailhandel

In het plangebied zijn een aantal buurtwinkelcentra en een wijkwinkelcentrum opgenomen, evenals enkele locaties waar concentratie van detailhandel voorkomt. Het gaat om de Boxbergerweg, winkelcentrum Zwaluwenburg, het centrum van Diepenveen, Schalkhaar en Bathmen, de Van Vlotenlaan, de Beestenmarkt en winkelcentrum Keizerslanden. Ook zijn er enkele solitaire detailhandelsvestigingen in het plangebied aanwezig.

Horeca

De horecafunctie komt met name solitair voor. Er zijn diverse vormen van horeca in het plangebied, zoals een grote discotheek, restaurants, lunchrooms en snackbars.

Maatschappelijke en sociale voorzieningen

In het plangebied zijn diverse maatschappelijke voorzieningen aanwezig. Zo zijn er diverse basisscholen en enkele scholen voor het voortgezet onderwijs. Ook zijn er vele vestigingen voor kinderopvang. Verder zijn er dorpshuizen, bibliotheken en medische praktijken gevestigd. In de dorpen en in enkele wijken zijn kerken gevestigd. Ook zijn er enkele begraafplaatsen in het plangebied opgenomen.

Sportvoorzieningen

Enkele grote sportgebieden zijn de sportclub Diepenveen, sportpark Keizerslanden inclusief het Borgelerbad, tennisclub Park Braband (Schalkhaar) en sportpark De Looënk (Bathmen). Ook zijn er diverse gym/sportzalen, sportscholen en fitnesscentra gevestigd in het plangebied.

Agrarische voorzieningen

Alhoewel het plangebied met name bebouwde gebieden betreft, zijn er ook enkele gronden aanwezig die agrarisch worden gebruikt. Het gaat in het plangebied met name om onbebouwde agrarische gronden. Alleen in Bathmen is een perceel aanwezig met agrarische bebouwing. Ook zijn er enkele kwekerijen in het plangebied die ook als agrarische voorziening zijn aan te merken.

Groen en water

Groen komt in het plangebied voor in de vorm van bermen, parken en plantsoenen (zoals het zuidelijk deel van het Nieuwe Plantsoen. In Diepenveen en Schalkhaar zijn bosgebieden aanwezig.

Ook water is een functie welke in het plangebied aanwezig is. Er komen diverse waterpartijen zoals vijvers en kolken voor in het gebied. Door Diepenveen stroomt een deel van de Zandwetering.

Verkeer

De hoofdwegen in het plangebied zijn de doorgaande routes door de stad en de wegen die de verschillende wijken met elkaar verbinden. In het plangebied is één gebiedsontsluitingsweg opgenomen, dit betreft het Hanzetracé (Van Oldenielstraat, Margijnenenk, Lebuinuslaan, Overstichtlaan en Zwolseweg). Ook is een deel van de Siemelinksweg in het plangebied gelegen. Deze wegen zijn over het algemeen ingericht als 50km/u weg. Fietsers zijn niet toegestaan op de rijbaan. Op grote delen langs deze gebiedsontsluitingswegen hebben fietsers een eigen rijbaan in de vorm van een apart fietspad, aan beide zijden van de weg en gescheiden door bermstroken.
De ontsluitingswegen die de wijken onderling met elkaar verbinden zijn over het algemeen eveneens ingericht als 50km/u wegen. Op deze wegen is echter het verschil dat het auto- en fietsverkeer vaak op dezelfde rijbaan aanwezig is, veelal wordt het fietspad wel aangeduid door een andere kleur verharding. De overige wegen in het plangebied zijn de erftoegangswegen. Deze zijn over het algemeen ingericht als 30km/u wegen. Autoverkeer en fietsers delen op deze wegen de rijbaan zonder visueel onderscheid op de rijbaan.

Binnen het gebied is parkeren op bepaalde locaties gereguleerd door vergunningparkeren of betaald parkeren. Dit komt met name voor in de schil rond het centrum. In de overige gebieden is er geen sprake van gereguleerd parkeren, er kan afwisselend geparkeerd worden op parkeerterreinen, in parkeerhavens, op de rijbaan of op eigen terrein.

1.4 Geldende bestemmingsplannen

Voor het plangebied zoals hierboven beschreven gelden 24 bestemmingsplannen. Het nieuwe bestemmingsplan Digitalisering analoge bestemmingsplannen vervangt, al dan niet deels, de volgende bestemmingsplannen:

  • Kom Diepenveen (vastgesteld op 7-10-2009);
  • Kom Diepenveen, wijzigingsplan Dorpsstraat 47 (vastgesteld 8 februari 2011);
  • Zandweerd Noord/Platvoet (vastgesteld op 25-6-2008, goedgekeurd op 10-2-2009);
  • Zandweerd Noord/Platvoet, 1e partiële herziening (vastgesteld op 24-2-2010);
  • Zandweerd-Zuid (vastgesteld op 17-12-2008, goedgekeurd op 24-3-2009, uitspraak Raad van State 4-11-2009);
  • Spoorstraat 4 (vastgesteld op 7-7-2010);
  • Keizerslanden 2008 (vastgesteld op 7-10-2009);
  • Winkelcentrum Keizerslanden (vastgesteld op 19-9-2012);
  • Voorstad-Centrum (vastgesteld op 17-12-2008, goedgekeurd op 21-4-2009);
  • Middelweg 1a (vastgesteld op 24-2-2010);
  • Kom Schalkhaar 2005 (vastgesteld op 3-12-2008, goedgekeurd op 30-6-2009, uitspraak Raad van State 4-5-2010);
  • Kom Schalkhaar, scholen (vastgesteld op 14-9-2011);
  • Lindeboomsweg 1a-1b (vastgesteld 10 november 2010);
  • Timmermansweg 1 (vastgesteld 26 september 2012);
  • De Wijtenhorst en Douweler Leide (vastgesteld op 24-6-2009, uitspraak Raad van State 28-7-2010);
  • De Wijtenhorst en Douweler Leide, wijzigingsplan Kolkmansweg 6-6b (vastgesteld op 19 april 2011);
  • 1e partiele herziening De Wijtenhorst en Douweler Leide (vastgesteld op 6 juni 2012);
  • 2e partiele herziening De Wijtenhorst en Douweler Leide (vastgesteld op 27-3-2013);
  • Colmschate West (vastgesteld op 2-12-2009, goedgekeurd op 24-2-2010);
  • Colmschate Zuid (vastgesteld op 27-8-2008, goedgekeurd op 7-4-2009, uitspraak Raad van State 7-7-2010);
  • Actualisering overige bestemmingsplannen (vastgesteld 10-10-2012) (deels gebied aan de Siemelinksweg en deels agrarische terrein Diepenveen);
  • Siemelinksweg (vastgesteld 27-1-2010);
  • Het Oostrik (vastgesteld op 10-10-2007, goedgekeurd op 21-12-2007);
  • Kom Bathmen (vastgesteld op 13 oktober 2010).

1.5 Ontwikkelingen buiten het plangebied

In en nabij het plangebied zijn verschillende locaties waar nog ontwikkelingen gaan plaatsvinden. Voor een aantal locaties zijn deze ontwikkelingen in beweging, waardoor besloten is om deze gebieden niet mee te nemen in dit bestemmingsplan. Ook enkele analoge bestemmingsplannen worden niet meegenomen. Het gaat dan om actuele bestemmingsplannen, wat inhoudt dat ze niet ouder zijn dan 10 jaar. De inhoud is echter niet meer actueel, de in de bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen worden waarschijnlijk anders uitgevoerd, waardoor de plannen op den duur individueel herzien moeten worden. Het betreft de volgende gebieden:

Woningbouwontwikkeling Schapenzandweg, Diepenveen: Hier is reeds een actueel en digitaal bestemmingsplan voorhanden. Dit plan is echter nog niet uitgevoerd en er zijn ontwikkelingen gaande om het plan mogelijk aan te passen. Vanwege de onduidelijkheid over de exacte invulling van de woningbouwlocatie is deze locatie niet overgenomen in het voorliggend bestemmingsplan.

Geertruidenlocatie: Deze locatie betreft zowel het voormalige Geertruiden Ziekenhuis als de locaties V.V. IJsselstreek en Fesevurstraat. Op deze locaties gelden actuele, maar analoge bestemmingsplannen. Vanwege mogelijk wijzigingen in de ontwikkelingen is besloten deze locaties niet mee te nemen in onderhavig bestemmingsplan.

Steenbrugge: Dit betreft een actueel, maar analoog plan. In het plan is een uitwerkingsplicht opgenomen, waarbij ook een exploitatieplan is vastgesteld. Vanwege ontwikkelingen in de nabije toekomst is besloten deze locatie niet mee te nemen in onderhavig bestemmingsplan.

Kapelweide, Lettele: Dit betreft een actueel, maar analoog plan. In het plan is een uitwerkingsplicht opgenomen. Vanwege mogelijke ontwikkelingen in de nabije toekomst, die niet overeenkomen met de uitwerkingsregels in het moederplan, is besloten deze locatie niet mee te nemen in onderhavig bestemmingsplan.

Op de woonwagenstandplaats aan het Roessinkspad staan nu feitelijk geen woonwagens. Het is mogelijk dat deze locatie in de toekomst een andere functie krijgt, maar aangezien er nu nog geen concreet plan voor ligt, is op deze locatie de huidige bestemming als woonwagenstandplaats opgenomen.

Voor de bovengenoemde gebieden geldt dat er op den duur een aparte ruimtelijke procedure zal worden doorlopen. Deze gebieden vallen dan ook buiten de begrenzing van onderhavig bestemmingsplan.

1.6 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit een zevental hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op het beleidskader en de beheervisie die voor dit bestemmingsplan is ontwikkeld. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op de zogenaamde randvoorwaarden zoals milieu-aspecten, waterhuishouding en sociale veiligheid. In hoofdstuk 4 worden de juridische aspecten nader toegelicht. In dit hoofdstuk wordt een antwoord gegeven op de vraag hoe hetgeen in voorliggend plan is vastgelegd, juridisch wordt geregeld. Er wordt beschreven hoe de verbeelding en de planregels zijn opgebouwd en welke bestemmingen er in het plan voorkomen. Ook wordt in dit hoofdstuk aangegeven hoe de planregels moeten worden geïnterpreteerd en uitgelegd. Tevens wordt ingegaan op handhaving. Tenslotte wordt in hoofdstuk 5 ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Beleidskader en beheersvisie

2.1 Beleidskader

In dit bestemmingsplan zijn geen nieuwe ontwikkelingen opgenomen. Doordat de bestaande planologische situatie wordt overgenomen, is die planologische situatie het geldende beleid. Indien naderhand nieuwe beleidsdocumenten zijn vastgesteld, hoeft met dat nieuwe beleid alleen rekening gehouden te worden als er nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden, waarbij een nieuw planologisch kader wordt vastgesteld. Om die reden wordt in dit bestemmingsplan inhoudelijk niet verder ingegaan op geldende beleidsdocumenten. Wel worden enkele beleidsdocumenten benoemd waarbij aangegeven wordt of deze op dit bestemmingsplan al dan niet van toepassing zijn.

Rijksbeleid en provinciaal beleid

Het ruimtelijke beleid van de rijksoverheid (zoals het SVIR, Barro e.d.) en de provincie (omgevingsvisie en omgevingsverordening) zijn op het voorliggende bestemmingsplan niet van toepassing, omdat het gaat om een consoliderend plan waarin geen rijks- of provinciale belangen aanwezig zijn.

Gemeentelijk beleid

In de gemeente zijn diverse beleidsdocumenten opgesteld waarmee bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen rekening moet worden gehouden. In dit bestemmingsplan komen geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen voor. Wel zijn enkele veranderingen doorgevoerd ten opzichte van de voorgaande bestemmingsplannen. Dit betreft onder andere keuzes die gemaakt zijn ten aanzien van de manier van bestemmen. Ook is bijvoorbeeld binnen de woonbestemming in enkele plandeelgebieden een verruiming aangebracht in de bijgebouwenregeling. In paragraaf 2.2 wordt nader ingegaan op de in dit bestemmingsplan gemaakte keuzes. Waar dat van toepassing is, wordt het betreffende beleidskader benoemd.

2.2 Beheervisie

Het bestemmingsplan is voor een groot deel beheersgericht. Dat wil zeggen dat de bestaande situatie wordt vastgelegd in het bestemmingsplan, ook wel conserveren genoemd.

In deze paragraaf wordt ingegaan op de verschillende functies die in dit bestemmingsplan mogelijk zijn gemaakt en de keuzes die ten aanzien hiervan zijn gemaakt.

2.2.1 Wonen

Een groot deel van het gebied 'Digitalisering analoge bestemmingsplannen' is in gebruik als woongebied. Om de gerealiseerde stedenbouwkundige kwaliteit te behouden is in dit bestemmingsplan gekozen voor een beheersgerichte bestemmingsplanregeling voor woningen. Hiertoe zijn de regels ten aanzien van de hoofdmassa in het bestemmingsplan per woning vastgelegd. Daarbij is gekozen voor het bieden van ruime mogelijkheden voor de uitbreiding van bestaande woningen door de bouw van bijgebouwen, aan- en uitbouwen. Deze regeling is van toepassing op het gehele plangebied.

In het plangebied is voor enkele percelen het maximum aantal te bouwen woningen opgenomen. Dit betreft enkele percelen waar stedenbouwkundig slechts één woning wenselijk is. Ook is op de kavels waar feitelijk nog geen woningen aanwezig zijn, maar er planologisch wel gebouwd zou mogen worden, het maximum aantal te bouwen woningen middels een aanduiding op de verbeelding weergegeven. Dit gaat om enkele verspreid liggende kavels in het plangebied, maar ook voor een aantal gebieden in het Landsherenkwartier, De Wijtenhorst en het gebied Douwelerleide.

Binnen de bestemming 'Wonen' zijn uitsluitend eengezinswoningen toegestaan. Meergezinswoningen zoals appartementen zijn opgenomen in de bestemming 'Wonen - Gestapeld'.

Enkele gebieden zijn bestemd als 'Woongebied - 1' (Wijtenhorst, Douwelerleide) of 'Woongebied - 2' (Landsherenkwartier). Het gaat in deze gebieden veelal om nog te bebouwen gebieden, waar ook functies als parkeren, wegen en groen gerealiseerd kunnen worden.

Garageboxen zijn, conform de standaardsystematiek van de gemeente, opgenomen in een specifieke bestemming, 'Wonen - Garageboxen'.

Woonwagens zijn alleen mogelijk op de bestaande woonwagenstandplaatsen in het plangebied. Het aantal woonwagenstandplaatsen per locatie is hierbij gemaximaliseerd door het aantal op de verbeelding aan te geven.

Een aantal (grotere) zorgcomplexen is specifiek bestemd middels de bestemming 'Wonen - Zorgwoning'. Het gaat hier om complexen zoals verpleeghuizen, verzorgingshuizen, aanleunwoningen, woonzorgcentra, zorginstellingen etc. Een van de overeenkomsten binnen deze complexen is dat overal gewoond kan worden. Deze woonfunctie wordt veelal gecombineerd met zorgaspecten, in verschillende vormen. Naast de functie wonen zijn binnen deze bestemming dan ook centrale voorzieningen voor gezamelijk gebruik toegestaan. Ook zijn zware zorgvoorzieningen, zonder woonfunctie in deze bestemming toegestaan, in de omschrijving benoemd als 'zorginstellingen'. Met deze bestemming wordt ingespeeld op de landelijke veranderingen in de zorg, waarbij de indicatie voor een zorgzwaartepakket in sommige gevallen aangepast is naar een indicatie voor extramurale zorg. Dit betekent dat bijvoorbeeld ouderen langer thuis blijven wonen. Er zijn verzorgingshuizen en woonzorgcentra die inspelen op de wens van ouderen voor zorg in de buurt. Deze huizen en centra verhuren hun kamers of appartementen aan mensen met een lichte zorgvraag. Deze functies zijn allemaal toelaatbaar in de bestemming 'Wonen - Zorgwoning'.

2.2.2 Bedrijven

In het plangebied zijn diverse bedrijven gevestigd. Gezien het conserverende karakter van het bestemmingsplan zijn nagenoeg alle bedrijven die een geldende bedrijfsbestemming hebben, als zodanig bestemd. Dit geldt voor de bedrijventerreinen alsmede voor de solitaire bedrijven (niet zijnde een beroep of bedrijf aan huis). De meeste bedrijven hebben binnen de bestemming 'Bedrijf' een specifieke aanduiding gekregen.

In de Visie op de detailhandelstructuur (gemeente Deventer, 2015) wordt aangegeven dat kleinschalige bedrijvigheid bij kan dragen aan de levendigheid en veiligheid van de wijk. Vanzelfsprekend dient het dan te gaan om bedrijvigheden die niet hinderlijk of schadelijk zijn voor hun omgeving. Ook mogen zij geen onevenredige druk op de parkeerbehoefte leggen.

Binnen dit bestemmingsplan is aan dit beleid uitvoering gegeven door het opnemen van de mogelijkheid om aan huis een beroep of bedrijf uit te oefenen. Hiertoe zijn binnen de Algemene gebruiksregels voorwaarden opgenomen.

2.2.3 Detailhandel

Uitgangspunt (Visie op de detailhandelstructuur 2015-2020, 'Ruimte maken voor vernieuwing'), gemeente Deventer, 2015) is dat de huidige indeling van de winkelvoorzieningen in een hoofdstructuur en ondersteunende structuur gehandhaafd blijft. De hoofdstructuur bestaat uit de winkelcentra die belangrijk zijn vanwege hun ligging, verworven positie en investeringen die gedaan zijn. De hoofdlijn blijft: uitgaan van compacte winkelgebieden en tegengaan van verspreide bewinkeling.

Dit wil niet zeggen dat verspreide bewinkeling moet verdwijnen, in sommige gevallen heeft dit wel degelijk een functie. In woonwijken draagt verspreide bewinkeling bij aan de levendigheid en veiligheid van de wijk. In de Structuurvisie Stadsaszone wordt in het gemengde woonmilieu, vestiging van detailhandel zelfs weer mogelijk gemaakt, mits deze kleinschalig en wijkgebonden is. In het gemengde werkmilieu en langs de uitvalswegen op het bedrijventerrein geldt voor detailhandel ook een 'ja, mits'. Uitbreiding van detailhandel is hier onder strikte voorwaarden mogelijk als deze qua schaal en/of aanbod niet in de bestaande winkelcentra passen, maar wel een toegevoegde waarde hebben voor de centrumfunctie van Deventer en het gemengde werkmilieu.

In het plangebied bevindt zich verspreid een aantal bestaande detailhandelslocaties. Op de locaties waar uitsluitend een detailhandelsfunctie wenselijk is, is de bestemming 'Detailhandel' opgenomen. In die gevallen waar de detaihandelsfunctie is gekoppeld met bijvoorbeeld een woonfunctie hebben de locaties de bestemming 'Gemengd' gekregen. Deze ruime bestemming maakt het mogelijk dat als de winkels vertrekken, de percelen c.q. gebouwen ook in gebruik kunnen worden genomen als woning of een andere functie. Deze functies kunnen verschillen per locatie, de wenselijke functies zijn aangeduid op de verbeelding.

Detailhandelsvestigingen in een winkel- of dorpscentrum hebben de bestemming 'Centrum' gekregen, binnen deze bestemming is de detailhandelsfunctie uitwisselbaar met andere functies die passend zijn in een centrumgebied.

2.2.4 Horeca

Het gemeentelijke horecabeleid (Horecabeleid Deventer, Ruimte voor Kwaliteit 2009-2014, gemeente Deventer, 2009) maakt onderscheid in verschillende categorieën van horeca. In het plangebied is binnen de bestemming 'Horeca' middels aanduidingen opgenomen welke categorie horeca is toegestaan op een perceel. De bestaande rechten zijn hierbij overgenomen. De bestaande horecafuncties kunnen hierdoor behouden blijven of vervangen worden door gelijkwaardige of bij de woonomgeving passende horecafuncties. De uitleg van de verschillende horecacategorieën is opgenomen in de bij de regels behorende Bijlage 3, Staat van horeca-activiteiten.

Ondersteunende horeca (categorie 3b) zoals een sportkantine, bedrijfskantine en dergelijke zijn in elke bestemming toegestaan. Deze worden niet specifiek benoemd in de bestemmignsomschrijving.

In een enkel geval is horeca van een categorie hoger dan 3b toegestaan binnen de bestemming 'Maatschappelijk' of 'Gemengd'. In die gevallen is op de verbeelding een specifieke aanduiding opgenomen.

2.2.5 Maatschappelijke en sociale voorzieningen

De ambitie is om binnen het sociale domein met bewoners en instellingen te bouwen aan wijken en dorpen waar het prettig leven is. Bij (nieuw)bouwplannen wordt aandacht besteed aan welke ruimte bestemd is voor ontmoeting, sport- en speelvoorzieningen, sociale voorzieningen (onderwijs, zorg, welzijn, kunst en cultuur) en accommodaties. Woningbouw en voorzieningen worden in een vroegtijdig stadium op elkaar afgestemd. Bij actualiseringsplannen is sprake van een bestaande situatie waarbij binnen de bestaande stedenbouwkundige structuur moet worden gezocht naar mogelijkheden om aan deze ambitie tegemoet te komen.

In dit bestemmingsplan is een brede maatschappelijke bestemming opgenomen om slagvaardig en snel in te kunnen spelen op de behoefte van een buurt of wijk. Dit betekent dat binnen de bestemming 'Maatschappelijk' een aantal maatschappelijke functies is opgenomen, die inwisselbaar zijn toegestaan. Het gaat om educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en voorzieningen ten behoeve van kinderopvang. Verder is in de planregels binnen de bestemming 'Sport' de mogelijkheid opgenomen om met een omgevingsvergunning af te kunnen wijken van gebruiksregels om maatschappelijke functies toe te kunnen staan, zoals een praktijkruimte (voor bijvoorbeeld fysiotherapie) of kinderopvang.

Vanwege de specifieke ruimtelijke uitstraling hebben de begraafplaatsen in het gebied een aparte bestemming gekregen, 'Maatschappelijk - Begraafplaats'.

De speeltuinverenigingen in het gebied hebben een gecombineerde bestemming gekregen. De gebouwen bij de vereniging worden veelal gebruikt voor diverse maatschappelijke en sociale activiteiten, zoals een buurthuis. Deze gebouwen zijn dan ook bestemd met de ruimte bestemming 'Maatschappelijk'. De speeltuin zelf is specifiek bestemd als 'Cultuur en ontspanning - Speeltuin', hierdoor wordt ervoor gezorgd dat de gronden uitsluitend gebruikt kunnen worden als speeltuin en daarmee het behoud van de speeltuin planologisch verankerd is. Speeltuinen die geen onderdeel zijn van een speeltuinvereniging zijn veelal gelegen binnen de bestemming 'Groen'.

2.2.6 Agrarische gronden

De agrarische gronden in het bestemmingsplangebied zijn veelal onbebouwd. Er is voor gekozen om met deze bestemming niet aan te sluiten bij het recente bestemmingsplan Buitengebied. Er is een verschil in het 'stedelijk' agrarisch gebied en het agrarisch gebied in het buitengebied. In het buitengebied zijn veelal diverse (neven)activiteiten mogelijk bij bestaande agrarische bedrijven. Vanwege de ligging binnen de bebouwde kom zijn er op de agrarische gronden binnen dit plangebied echter nagenoeg geen milieubelastende activiteiten mogelijk. Het vestigen van een (nieuw) agrarisch bedrijf is dan ook vanuit milieuoogpunt op deze gronden niet mogelijk. De beperkte gebruiksmogelijkheden van de gronden zijn overgenomen uit het voorgaande planologisch regime, er is dus geen sprake van een planologische verslechtering.

Omdat de gronden veelal behoren bij woningen is in de bestemming 'Agrarisch' ook het hobbymatig gebruik van de gronden mogelijk gemaakt, door op te nemen dat de gronden mogen worden gebruikt voor "het weiden van vee en het verbouwen van gewassen anders dan in het kader van de uitoefening van een agrarisch bedrijf".

Op de agrarische gronden waar landschaps- en/of natuurwaarden aanwezig zijn, is aangesloten bij de regels uit de voorgaande bestemmingsplannen.

2.2.7 Overige functies en voorzieningen

Nutsvoorzieningen

De in het plangebied aanwezige nutsvoorzieningen zijn als zodanig bestemd ('Bedrijf - Nutsvoorziening'). Om voor de toekomst flexibel te kunnen inspelen op de vraag naar en behoefte aan verschillende nutsvoorzieningen is binnen de bestemmingen 'Groen', 'Verkeer' en 'Verkeer - Verblijfsgebied' de mogelijkheid opgenomen om met een omgevingsvergunning kleinschalige gebouwen te realiseren ten behoeve van nutsvoorzieningen.

Speelvoorzieningen

Binnen de bestemmingen bestemmingen 'Groen', 'Verkeer', en 'Verkeer - Verblijfsgebied' is de mogelijkheid opgenomen om speelvoorzieningen te realiseren, waaronder jeugd- en jongerenontmoetingsplaatsen. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de wens om flexibel in te kunnen spelen op de wens om speelvoorzieningen en informele ontmoetingsplaatsen voor jongeren in de wijken mogelijk te maken.

Evenemententerrein

Aan de Roland Holstlaan ligt het evenemententerrein 'Platvoet'. Op dit terrein wordt elk jaar onder andere de Paaskermis gehouden. Verder wordt het terrein gebruikt voor diverse andere evenementen. Het terrein heeft de bestemming Agrarisch met de aanduiding 'evenemententerrein'.

In de praktijk wordt het terrein tot op heden gebruikt voor onder andere de volgende activiteiten:

  • Caravancontrole Veilig Verkeer Nederland
  • Paaskermis
  • Circus
  • Bewoning exploitanten zomerkermis
  • Parkeerplaats bij evenementen in de binnenstad
  • Mega Piratenfestijn
  • Oldtimershow

Voor het gebruiken van het evenemententerrein zijn binnen de bestemming specifieke gebruiksregels opgenomen. Het gebruik is bij de vaststelling van het voorgaande bestemmingsplan vastgelegd in een privaatrechtelijk convenant met omwonenden. In dit convenant is de beperking van 35 dagen opgenomen, inclusief op- en afbouwdagen. Het is echter wenselijk om iets meer gebruiksmogelijkheden op het terrein mogelijk te maken. Gekozen is voor de mogelijkheid om bij recht gedurende 43 kalenderdagen evenementen plaats te laten vinden. Binnen deze dagen worden de dagen waarop het evenement worden opgebouwd danwel afgebouwd, niet meegerekend. Er is onderscheid gemaakt in het type evenement. Op het terrein zijn zeer kleine, kleine, middelgrote en grote evenementen mogelijk.

Er wordt onderscheid gemaakt in grote, middelgrote, kleine en zeer kleine evenementen:

  • Groot evenement: een landelijk dan wel regionaal evenement met meer dan 10.000 bezoekers per dag, waarbij sprake is van een grote impact op de woon- en leefomgeving van de stad of een dorp en/of sprake is van regionale gevolgen voor het verkeer.
  • Middelgroot evenement: een regionaal dan wel lokaal evenement met 5.000 tot 10.000 bezoekers per dag, waarbij sprake is van een grote impact op het directe woon- en leefklimaat en/of gevolgen voor het verkeer.
  • Klein evenement: lokaal evenement met niet meer dan 5.000 bezoekers per dag, waarbij sprake is van een beperkte impact op het directe woon- en leefklimaat en/of gevolgen voor het verkeer.
  • Zeer klein evenement: lokaal evenement met niet meer dan 100 bezoekers per dag, waarbij geen sprake is van impact op het directe woon- en leefklimaat en geen gevolgen heeft voor het verkeer.

In de specifieke gebruiksregels zijn randvoorwaarden opgenomen voor het gebruik van het evenemententerrein. Deze regels hebben betrekking op het maximum aantal dagen per soort evenement, het maximum aantal bezoekers, de maximale duur van een evenement per kalenderdag (etmaal) en het maximale geluidniveau op de gevels van omliggende woningen en het Natura 2000-gebied.

Met deze regeling zijn bovengenoemde evenementen mogelijk, maar ook diverse andere evenementen.

In onder andere paragraaf 3.2.2.5 wordt nader ingegaan op de onderbouwing van het evenemententerrein.

2.2.8 Groenstructuur en water

In het bestemmingsplan worden de belangrijke en kenmerkende water- en groenstructuren vastgelegd in een passende bestemming. De groene ruimte is bestemd als 'Groen'. Dit betreft grootschalig groen, zoals de parken en plantsoenen, maar ook de bermen langs de wegen die onderdeel zijn van de groene hoofdstructuur. Kleinschalig groen is opgenomen in de bestemmingen 'Verkeer' en 'Verkeer - Verblijfsgebied'.

Het oppervlaktewater in het plangebied is bestemd als 'Water'. Dit gaat om watergangen en kolken.

Ook zijn er in verband met de waterhuishouding enkele dubbelbestemmingen of gebiedsaanduidingen opgenomen, dit heeft te maken met de zones langs de dijken en watergangen. Zie hiervoor paragraaf 3.4 Waterhuishouding.

Groeiplaats bomen

In het plangebied zijn meerdere bomen die dusdanige potentie hebben om op die bepaalde plek nog vele jaren beeldbepalend te zijn. Deze plekken zijn bestemd met een dubbelbestemming 'Waarde - Groeiplaats boom'.

2.2.9 Infrastructuur

In het plangebied komen diverse soorten wegen voor. De hoofdontsluitingswegen hebben de bestemming 'Verkeer' gekregen. De wijk- en buurtontsluitingswegen hebben de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied', hierbij gaat het veelal om wegen met een 30 km/uur regime. Parkeerterreinen in het gebied vallen ook binnen de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'.

De spoorlijnen die in het plangebied voorkomen zijn specifiek bestemd als 'Verkeer - Railverkeer'.

2.3 Nieuwe ontwikkelingen

Grootschalige nieuwe ontwikkelingen zijn alleen in dit bestemmingsplan opgenomen als voor deze ontwikkelingen een omgevingsvergunning is verleend dan wel een planologische procedure is afgerond.

Vanwege het vervallen van het convenant met betrekking tot het evenemententerrein alsmede gezien jurisprudentie rondom het opnemen van evenemententerreinen in bestemingsplannen is ervoor gekozen de gebruiksmogelijkheden van het evenemententerrein in onderhavig bestemmingsplan op te nemen.

In het plangebied zijn enkele plannen welke nog niet concreet genoeg zijn om in dit bestemmingsplan meegenomen te worden. Voor deze ontwikkelingen zal een aparte planologische procedure worden doorlopen. De gebieden zijn in dit bestemmingsplan wel bestemd, maar conform de geldende planologische situatie. Het gaat hierbij dan ook niet om de locaties zoals genoemd in paragraaf 1.5 'Ontwikkelingen buiten het plangebied', dat betreft gebieden die bewust buiten de begrenzing van het bestemmingsplan zijn gelaten.

Hoofdstuk 3 Randvoorwaarden

3.1 Archeologie / cultuurhistorie en monumenten

3.1.1 Archeologie

In deze toelichting wordt in algemene zin beschreven hoe het archeologiebeleid tot stand is gekomen en hoe hiermee in het bestemmingsplan wordt omgegaan. In Bijlage 1 is een rapport opgenomen waarin de archeologische verwachting per deelgebied nader is beschreven.

Bij de actualisering van bovengenoemde gebieden komt de archeologische verwachtingskaart uit 2006 te vervallen en wordt de nieuwe archeologische beleidskaart uit 2015 leidend.

3.1.1.1 Archeologische verwachtingskaart van de gemeente Deventer

In 2006 is door Archeologie Deventer voor de gemeente Deventer een eerste archeologische verwachtingskaart opgesteld. De basis werd gevormd door beschikbare archeologische en historische data en een relatief hoogtemodel. Dit model hield in, dat alle hoge, droge en best bewoonbare delen van het landschap een hogere archeologische verwachtingswaarde kregen, en alle lage en moeilijk bruikbare delen een lagere verwachting. Het hoogtemodel werd gebaseerd op het door archeologisch onderzoek bewezen gegeven, dat hoge en droge delen in het dekzandlandschap favoriete locaties waren voor bewoning en ander historisch landgebruik.

Hoewel de kaart op hoofdlijnen voldeed, was hierin een aantal zwakke punten aanwijsbaar. Vooral fysisch geografisch was de kaart aan een verbeterslag toe. In 2013 is daarom in opdracht van de gemeente door RAAP een nieuwe archeologische verwachtingskaart ontwikkeld. Hierin zijn recente archeologische en historische onderzoeksgegevens meegenomen. Ook is nieuw onderzoek verricht naar geomorfologie en de locatie van historische erven. Parallel aan het ontwikkelingstraject van de nieuwe kaart zijn nieuwe verwachtingskaarten ontwikkeld voor respectievelijk landweren en sporen uit de Tweede Wereldoorlog. De resultaten van deze deelstudies zijn door RAAP verwerkt in de nieuwe verwachtingskaart. De nieuwe kaart kent hierdoor meer detail op het gebied van geomorfologie en historische informatie, waardoor de archeologische verwachtingswaarden nauwkeuriger zijn.

De nieuwe archeologische verwachtingskaart vormt het uitgang punt voor de archeologische beleidskaart.

3.1.1.2 Van verwachting naar beleid

Archeologiebeleid gemeente Deventer

In de archeologiewetgeving is vastgelegd dat de gemeenteraad beleid mag vaststellen dat recht doet aan de archeologische waarden maar waarbij nadrukkelijk ook de maatschappelijk-economische component mag worden meegewogen.

De archeologische verwachtingskaart van de gemeente Deventer is vertaald in beleid, dat op 28 januari 2015 is vastgesteld. De gemeente heeft in het archeologiebeleid aangegeven op welke wijze rekening gehouden moet worden met mogelijke archeologische waarden in de bodem. Op de beleidskaart is voor elke locatie in de gemeente te zien welke archeologische regels van toepassing zijn.

Diepte- en oppervlaktevrijstelling

Er zijn een aantal draaiknoppen gebruikt om dit beleid vorm te geven: diepte- en oppervlaktevrijstelling.

Dieptevrijstelling is de diepte tot waarop werkzaamheden zonder archeologische voorwaarden mogen worden uitgevoerd. Over het algemeen geldt een vrijstellingsdiepte van 0,5 meter. Alleen voor die locaties waar sporen zich naar alle waarschijnlijkheid direct onder maaiveld bevinden, wordt een dieptevrijstelling van slechts 0,3 m gehanteerd. Dit geldt voor de binnenstad en voor hele kwetsbare gebieden in het overige gebied van de gemeente.

De oppervlaktevrijstellingsgrens is in de wet op 100 m² gesteld. Hiervan kan echter onderbouwd naar boven en beneden worden afgeweken. Voor de binnenstad is deze grens aantoonbaar te ruim. Daarom worden voor de binnenstad verschillende, veelal striktere grenzen gehanteerd. In het overige gebied worden in veel gevallen juist ruimere vrijstellingsgrenzen toegepast. De onderbouwing van de gehanteerde vrijstellingsgrenzen is beschreven in het rapport Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie. Van verwachting naar beleid dat is uitgegeven in de serie Interne Rapportages Archeologie Deventer (=IRAD) 74. Voor een gedetailleerde onderbouwing van de vrijstellingsgrenzen die gehanteerd worden in dit bestemmingsplan wordt verwezen naar deze rapportage.

Beleidskaart

De beleidskaart van de gemeente Deventer kent acht verschillende waarden die lopen van waarde 0 tot 7.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.D139-VG01_0002.png"

Waarde 0 zijn gebieden waar geen rekening (meer) hoeft te worden gehouden met archeologische resten, omdat de bodem volledig is verstoord. De overige waarden zijn gebaseerd op de kans dat archeologische resten worden gevonden. Bij waarde 1 is de kans op archeologische resten het kleinst. Bij waarde 7 is die kans het grootst. Bij een kleine kans

kunnen meer werkzaamheden zonder archeologische voorwaarden worden uitgevoerd dan bij een grote kans.

In de tabel van de beleidskaart komen 3 soorten archeologische voorwaarden voor: 'Onderzoek', 'Melding' en 'Geen'.

Als de tabel Onderzoek voorschrijft, wordt eerst een bureaustudie uitgevoerd. Deze bureaustudie bepaalt of en in welke vorm onderzoek nodig is. Melding betekent dat aan de vergunning een meldingsplicht wordt verbonden. Dit betekent dat de aangevraagde werkzaamheden zijn vrijgegeven, op voorwaarde dat voorafgaand aan de werkzaamheden een melding wordt gedaan. Geen betekent dat geen voorwaarden worden gesteld.

De tabel met de beleidswaarden is vertaald in de regelgeving van dit bestemmingsplan. De beleidskaart vormt de basis voor de dubbelbestemmingen Waarde – Archeologie, zoals die in het bestemmingsplan zijn gehanteerd. De beleidswaarden zijn één op één vertaald naar de dubbelbestemmingen Waarde – Archeologie. Alleen daar waar recentelijk aanvullend onderzoek heeft plaatsgevonden dat nog niet in de beleidskaart is verwerkt, kan de dubbelbestemming Waarde – Archeologie afwijken. De resultaten van het aanvullend archeologisch onderzoek dat hieraan ten grondslag ligt zijn dan altijd opgenomen in de bijlage van het bestemmingsplan.

3.1.1.3 Geomorfologie en bodemkunde

De archeologische verwachting voor de gemeente Deventer is in hoge mate gebaseerd op de landschappelijke en bodemkundige context van bekende archeologische vindplaatsen. Hieronder staat een korte samenvatting van de fysisch geografische kenmerken van de gemeente Deventer. Een uitgebreide onderbouwing van de fysisch geografische bouwstenen van de archeologische verwachtingswaarden is te vinden in het RAAP- rapport 2571: …Die plaatsen, welke in de Douwelerkolk verdronken zijn… Fysisch- en historische bouwstenen voor een archeologische verwachtingskaart van de gemeente Deventer.

Geomorfologie

Het natuurlijk landschap van de gemeente Deventer bestaat grotendeels uit dekzand. De basis van het landschap wordt gevormd door een Pleistoceen rivierlandschap. Als gevolg van opeenvolgende sedimentatie en erosie door afwisselend wind en water is in het pleniglaciaal (73.000 – 12.500 BP) een terrassenlandschap ontstaan. In het laat glaciaal (12.500 – 10.000 BP) is over dit terrassenlandschap als gevolg van (vaak lokale) verstuiving in de laatste ijstijd een pakket (jong) dekzand afgezet. Deze laag stuifzand vormde op de terrassen en in de oude rivierdalen kenmerkende ruggen en koppen, die goed geschikt waren voor akkerbouw. Vaak waren de dekzandruggen al vanaf de prehistorie door mensen in gebruik. De lager gelegen delen zijn minder intensief gebruikt en werden vaak pas in de volle of late middeleeuwen en nieuwe tijd bewoond. 

Tijdens het laatste deel van de laatste ijstijd (ca. 15.000-10.000 jaar geleden) werd in het IJsseldal een grote hoeveelheid dekzand afgezet. Het gevolg was de vorming van een dekzandrug, die als waterscheiding ging fungeren. Hierdoor stond het noordelijke deel van de IJssel bij Deventer niet meer in contact met de Rijn en werd door het IJsseldal alleen water van lokale beken naar het noorden afgevoerd. In de loop der tijd vond vernatting plaats, omdat de beken in het IJsseldal die naar het zuiden afwaterden door overstromingen uit het rivierengebied naar het noorden werden gestuwd. Hierdoor ontstond uiteindelijk tussen 350 en 600 een doorbraak in de waterscheiding en vanaf dat moment was (weer) sprake van een grote rivier in het IJsseldal. Het tijdstip waarop de waterscheiding doorbrak, is nog onbekend. Duidelijk is wel dat er in de prehistorie en de Romeinse tijd geen grote rivier door het IJsseldal stroomde.

Vanaf het doorbreken van de waterscheiding tussen 350-600 na Chr. tot het aanleggen van de dijken in de 14de eeuw stonden grote delen van het jonge dekzandlandschap onder invloed van de IJssel en andere lokale waterarmen. De IJssel was een meanderende rivier, waarvan de hoofdgeul zich insneed in oudere lagen en zich daarbij geleidelijk verplaatste. Hierdoor ontstond een brede stroomgordel met restgeulen. In perioden van hoog water trad de IJssel regelmatig buiten de oevers en de stroomgordel. Na de bedijking vanaf de 14de eeuw nam de invloed van de IJssel af, maar vonden nog wel af en toe dijkdoorbraken plaats. Het landschap bleef daarna nog wel blootstaan aan overstromingen van lokale beken.

Bodemkunde

Van een flink deel van het bestemmingsplangebied is de bodemsoort in verband met bebouwing niet gekarteerd. Het gaat vooral om woonwijken die al decennia bewoond zijn zoals de Zandweerd, Voorstad, Keizerslanden en gedeeltelijk Schalkhaar en Bathmen. In andere delen van het bestemmingsplangebied is op basis van de bodemsoorten vaak de globale ontginningsvolgorde van het landschap te bepalen. Deze startte voornamelijk op de hogere dekzandgronden, waar in het vroeg-holoceen podzolgronden ontstonden. Podzolbodems zijn van nature relatief arm door uitspoeling van natuurlijke mineralen. Boeren troffen daarom vanaf de middeleeuwen maatregelen, om de bodems te verrijken en bruikbaar te maken. Zij bemesten de grond met plaggen vermengd met mest. Op deze wijze werd niet alleen de grond rond de nederzetting geschikt voor akkerbouw, maar groeide ook in hoogte. Een met plaggen bemeste akker rond een nederzetting wordt een 'es' of 'enk' genoemd. Hier bevindt zich bovenop de podzol soms een meer dan een meter dikke laag vruchtbare teelaarde, die ook plaggendek genoemd wordt. Onder een plaggendek zijn archeologische grondsporen vaak goed bewaard gebleven. Wanneer het plaggendek dikker is dan 50 cm is sprake van enkeerdgronden, wanneer het dunner is dan 50 cm spreekt men van laarpodzolgronden.

Op iets lager gelegen en daardoor wat vochtigere dekzandgebieden, zoals dekzandwelvingen, zijn in de gemeente Deventer veelal veldpodzolgronden ontstaan. Deze werden vaak later ontgonnen dan de hogere enkeerdgronden en laarpodzolen. Vanwege het arme en vaak natte karakter zijn de gronden vroeger veelal gebruikt als heidegronden voor de schapen en het steken van plaggen voor de schaapskooien. Ze liggen veelal naast de bouwlanden (essen, enken). Hiervan is het plaggendek na verloop van tijd soms uitgebreid tot op de veldpodzolen, zodat ook deze als landbouwgrond in gebruik konden worden genomen.

In de nieuwe tijd zette de ontginning zich vanaf de (veld)podzolen door in de aangrenzende lagere en nattere landschappelijke delen, zoals beekdalen. Hier kon grondwater in tegenstelling tot op de podzolen niet wegspoelen, maar stagneerde juist, zodat zich hier beekeerdgronden vormden. De schommelende waterspiegel maakte exploitatie van of bewoning op de gronden moeilijk, waardoor deze vaak als weide of woeste grond in gebruik waren. In de lagere en nattere landschappelijke delen binnen het bestemmingsplangebied zijn op enkele locaties poldervaaggronden en ooivaaggronden aanwezig. Ten slotte zijn in het bestemmingsplangebied leemarme duinvaaggronden te vinden. Deze droge en minarologisch arme gronden komen veel voor in de kustgebieden, maar ook in dekzandlandschappen. In deze bodems is vaak geen sprake van bodemvorming (podzolisatie).

Verwachting op basis van fysische geografie

Uit de archeologische onderzoeken die plaats hebben gehad in de gemeente Deventer kunnen op grond van geomorfologische en geologische kenmerken en de bodemgesteldheid verschillende landschappen worden onderscheiden die ieder een eigen ontwikkeling en bewoningsmogelijkheden hebben gekend. De nieuwe verwachtingskaart heeft dan ook een sterke fysisch geografische basis, die recht doet aan de complexiteit van de ontstaansgeschiedenis van het landschap. De archeologische verwachtingskaart laat zien dat archeologische resten niet willekeurig over een gebied zijn verspreid, maar gerelateerd zijn aan bepaalde landschappelijke kenmerken of eigenschappen.

Binnen het landschap van de gemeente Deventer zijn geomorfogenetisch/ bodemkundig karakteristieke eenheden onderscheiden die zijn verdeeld over zeven geomorfologische hoofdeenheden. Aan alle geomorfogenetische eenheden is een profieltype gekoppeld. In dit profieltype zijn de verwachte sporendichtheid en de verwachte diepteligging van het archeologisch niveau en daarmee de mate van conservering meegenomen. Deze profieltypen zijn ingedeeld in een aantal verwachtingswaarden. Onder archeologische verwachting wordt de kans op het voorkomen van archeologische resten verstaan. Meer specifiek zegt een archeologische verwachting iets over de relatieve dichtheid waarin archeologische resten (vondst- en/of spoorcomplexen) binnen een landschappelijke eenheid kunnen voorkomen.

Op basis van geomorfogenetische kenmerken zijn drie verwachtingszones onderscheiden: zones met een hoge, middelmatige en lage verwachte dichtheid aan archeologische resten.

Van fysisch geografische verwachting naar beleid

De gebieden die op de verwachtingskaart op basis van hun geomorfologische en bodemkenmerken een hoge, middelmatige of lage verwachting kennen, zijn op de beleidskaart opgenomen met respectievelijk beleidswaarde archeologie '3', '2' en '1'.

Beleidswaarde 3 - Hoge verwachtingswaarden

Dit betreft terreindelen waar op grond van landschappelijke kenmerken de hoogste dichtheid aan archeologische resten wordt verwacht (met name agrarische nederzettingen en grafvelden) Tot deze categorie moeten allereerst het hogere dekzandreliëf, de rivierduinen en de hogere delen van de rivierterrasvlakte langs de IJssel worden gerekend.

Deze gebieden kunnen sporen en resten bevatten van menselijke activiteiten uit de prehistorie tot in de huidige tijd. Een deel van deze archeologische resten is overigens in de loop van de middeleeuwen afgedekt geraakt met een pakket eerdgronden en/of stuifzand. Onder de afdekkende bovenlaag kunnen nog relatief ongeschonden archeologische resten schuilgaan.

Beleidswaarde 2 - Middelmatige verwachtingswaarden

In deze gebieden wordt een lagere dichtheid aan archeologische resten (vindplaatsen) verwacht dan in zones met een hoge verwachting. Het gaat vooral om gebieden die in overgangszones (van hoog naar laag) liggen of waar anderszins op grond van de landschappelijke context geen aanleiding is er een zwaarder archeologisch belang aan toe te kennen. Binnen deze laatste categorie moeten bijvoorbeeld de lage dekzandruggen worden gerekend die geïsoleerd voorkomen te midden van grotere dekzandvlakten.

Beleidswaarde 1 – Lage verwachtingswaarden

Het betreft hier gebieden waar de dichtheid aan archeologische resten op basis van fysisch geografische kenmerken klein wordt geacht. Het gaat vooral om lager gelegen en van oudsher nattere gronden die gedurende langere tijd weinig aantrekkelijk waren om een bestaan op te bouwen, waardoor er naar verwachting slechts een geringe accumulatie van archeologische resten en sporen is opgetreden. Verder geldt hier dat eventueel aanwezige structuren, objecten en sporen moeilijk met een inventariserend (prospectief) archeologisch onderzoek zijn op te sporen. Toch kan de aanwezigheid van archeologische resten in gebieden met een lage archeologische verwachting niet worden uitgesloten, zoals blijkt uit bekende vindplaatsen.

3.1.1.4 Historische elementen

Inleiding

Op de nieuwe archeologische verwachtingskaart voor de gemeente Deventer is voor de late middeleeuwen en nieuwe tijd niet altijd de fysische geografie doorslaggevend voor de verwachtingswaarde. Zeker in deze periode slaagt de mens er steeds meer in de natuur naar zijn hand te zetten waardoor het verband tussen landschappelijke mogelijkheden en locatiekeuze steeds minder goed in een model te vatten is. Juist voor deze periode zijn historische bronnen beschikbaar op basis waarvan veel elementen goed kunnen worden gelokaliseerd. Daarom zijn op basis van historische bronnen (zoals kaarten) locaties van historische elementen met een hoge verwachting aangewezen, waar archeologische resten uit de late middeleeuwen en nieuwe tijd worden verwacht. Deze verwachting is weer vertaald in het beleidsregime van de nieuwe beleidskaart.

Historische elementen & hun verwachting

In het bestemmingsplangebied is een groot aantal verschillende historische elementen bekend, de belangrijkste typen worden hier kort genoemd. Een gedetailleerdere beschrijving van de historische elementen en de onderbouwing van de hieraan gekoppelde beleidscategorieën is te vinden in de rapportages bij de archeologische verwachtingskaart en de archeologische beleidskaart. Deze rapportages maken daarmee onderdeel uit van de onderbouwing bij dit bestemmingsplan.

Boerderijen

De bestaande verwachtingskaart van de gemeente Deventer uit 2006 bevatte al een overzicht van de uit historische bronnen bekende boerderijen. Rond alle boerderijen die vóór 1900 dateerden, werd een buffer gehanteerd met een diameter van 100 m. Op basis van historisch-geografisch onderzoek uit de periode 2004-2008, aangevuld met resultaten van opgravingen, is deze laag verder gedetailleerd. Bij dit onderzoek zijn de boerderijen op basis van hun bestaansgeschiedenis zoveel mogelijk ondergebracht in een periodisering waarbij de verschillende perioden een eigen buffer kennen.

Voor boerderijen die ontstonden tussen 800 en 1300 wordt een buffer met een diameter van 200 m aangehouden. De buffer van 200 meter voor de middeleeuwse erven is gebaseerd op het feit dat zich in de omgeving van de bestaande boerderij sporen van voorgangers kunnen bevinden. Tot ongeveer 1300 vond regelmatige nieuwbouw van boerderijen plaats omdat de dragende constructie van het gebouw direct in het zand geplaatst was en de palen dus wegrotten. Na enkele decennia werd op enige afstand van de oude boerderij een nieuwe gebouwd. Sporen van de oudere boerderijen en de structuren die daarbij hoorden zoals bijgebouwen en waterputten, kunnen, tot op 200 m van het latere erf gevonden worden.

Voor boerderijen die pas na 1200 à 1300 ontstonden geldt een ander verhaal. Door een nieuwe vorm van fundering – op poeren of stiepen – hoefden gebouwen veel minder vaak vernieuwd te worden. Er vond dus minder vaak een verplaatsing plaats, als dat al voorkwam. Rond de erven die tussen 1300 en 1832 ontstonden, is daarom een buffer van 50 meter gelegd. Die buffer is voldoende om de totale omvang van het erf te vatten. Voor erven die tussen 1832 en 1900 dateren kan de kadastrale kaart 1832 niet als uitgangspunt worden gehanteerd. Hier is de huidige Gemeentelijke Basiskaart het uitgangspunt voor het bepalen van de locatie. Rond de kern van het erf is een buffer gelegd van 25 m waarbinnen de resten van het erf te verwachten zijn. Dit erf kent net als de kernzone van de overige erven beleidswaarde '4'. Voor alle boerderijbuffers, ongeacht de datering, geldt dat daar waar de buffer overlapt met voor bewoning ongeschikte gebieden, zoals beekdalen, deze delen uit de buffers gesneden zijn. Daardoor hebben de buffers lang niet allemaal meer een ronde vorm. Feitelijk kennen de boerderijbuffers een gevarieerde verwachting. In de kern van de buffer, waar de boerderij rond 1832 lag, is de verwachting hoog. Daarom wordt in een zone van 50 m rond het centrale punt van het erf waarde '4 'gehanteerd. Hier kennen ingrepen vanaf 200 m² een onderzoeksplicht. Tussen 100 en 200 m² wordt een meldingsplicht gehanteerd.

Voor het restant van de buffer (50-100 of 50-200 m) geldt dat de kans op sporen aanzienlijk is maar dat lang niet de gehele buffer even intensief zal zijn gebruikt. De kans op archeologische resten wordt in grote mate bepaald door de landschappelijke en hoogteligging. Over het algemeen geldt dat de boerderijen zich vanaf de late middeleeuwen van de hogere delen van het landschap naar de lagere delen verplaatsten. Dit betekent dat de meeste sporen van voorgangers aangetroffen zullen worden in de zone tussen de locatie van de boerderij in 1832 en de veelal hoger gelegen (landbouw) gronden. De archeologische verwachting van het deel van de buffer dat lager ligt dan de locatie van de boerderij is substantieel geringer dan die van het hogere deel. Over het algemeen kennen juist deze hoge delen op basis van hun fysisch geografische ligging al een hoge verwachting (waarde 3). Deze blijft voor deze hogere delen leidend. Hier geldt dat onderzoek vanaf 500 m² verplicht is en dat tussen 200 en 500 m² een meldingsplicht geldt. Het beleidsregime is hier flexibeler dan in de kern van het erf maar nog steeds relatief strikt.

Voor de lager gelegen delen van de buffer geldt dat de fysisch geografische verwachting (laag of middelmatig) in het geval van een lage verwachting onvoldoende recht doet aan de kans op archeologische resten. Daarom wordt voor die delen van de boerderijbuffer die een lage verwachting kennen, de verwachting verhoogd naar middelmatig (beleidswaarde '2'). Bij delen van de buffer die op basis van de fysische geografie al een middelmatige verwachting

hadden, blijft deze eenvoudigweg gehandhaafd. Hierdoor kennen de delen van de boerderijbuffer waar de kans op sporen het grootst is een relatief strikt regime maar geldt voor de delen waar deze kans lager ligt het regime van waarde '2'. Hier geldt tussen 1.000 en 2.500 m² slechts een meldingsplicht. Pas bij ingrepen boven de 2.500 m² is archeologisch onderzoek verplicht.

Landgoederen en havezaten

Deze categorie bestaat voor het grootste deel uit landgoederen, daarnaast zijn ook enkele havezaten opgenomen.

Contour: Landgoederen kennen over het algemeen een grote oppervlakte waarbinnen slechts beperkte delen zo waren ingericht dat archeologisch onderzoek hier een meerwaarde kan bieden. Grote delen van landgoederen waren immers als landbouwgebied in gebruik. Daarom zijn de buitencontouren van de landgoederen wel meegenomen in de verwachtingskaart maar dit heeft niet geleid tot het naar boven bijstellen van de beleidswaarde.

Huizen: Binnen de landgoederen zijn wel deelgebieden aan te wijzen die een hogere verwachting kennen. De eerste groep is die van de hoofdgebouwen. De locatie van deze gebouwen kan over het algemeen met een relatief grote nauwkeurigheid worden vastgesteld. Daarom is hier een buffer van slechts 15 m gehanteerd. Wanneer op de locatie van een dergelijk gebouw verstorende werkzaamheden plaatsvinden, is de kans op het aantreffen van relevante en interpreteerbare archeologische resten ook bij kleine ingrepen al zeer groot. Daarom is hier beleidswaarde '5' gehanteerd.

Details: Binnen het terrein van een landgoed liggen vaak deelgebieden waar archeologisch onderzoek wel kan bijdragen aan de kennis over het landgoed. Op basis van de verwachte sporendichtheid zijn verschillende typen elementen onderscheiden die elk een eigen waarde hebben meegekregen. Voor bijgebouwen geldt dat de locatie goed te bepalen is en dat daarom slechts een buffer van 15 m wordt gehanteerd. Wanneer op de locatie van een dergelijk gebouw verstorende werkzaamheden plaatsvinden, is de kans op het aantreffen van relevante en interpreteerbare archeologische resten ook bij kleine ingrepen al zeer groot. Daarom is hier beleidswaarde '5' gehanteerd.

Voor de delen van erven buiten de hoofd- en bijgebouwen geldt dat de sporendichtheid hier kleiner is, waardoor de kans dat in een kleine ingreep archeologische sporen worden aangetroffen ook geringer is. Daarom wordt hier geen buffer gehanteerd en geldt hier beleidswaarde '3'.

Voor landschapselementen geldt dat archeologisch onderzoek alleen bij grote oppervlakten een meerwaarde zal geven. Daarom wordt geen buffer gehanteerd en geldt hier beleidswaarde '2'.

Versterkingen

Het betreft hier verschillende typen verdedigingswerken waarvan de locatie grotendeels is vastgesteld op basis van historisch kaartmateriaal. De eerste groep bestaat uit locaties die slechts een kleine oppervlakte kennen en waarvan de locatie vrijwel exact kan worden bepaald. Hierbij moet worden gedacht aan kiekenbelten en landweerversterkingen zoals de Swormertoren. Omdat het hier feitelijk om waarden in plaats van verwachtingen gaat is voor deze groep beleidsvariant waarde '6' (voor de monumentwaardige kiekenbelten waarde '7') gehanteerd. Een tweede groep bestaat uit elementen met een iets grotere oppervlakte en een wat lagere verwachte sporendichtheid. Hieronder vallen de mogelijke legerkampen uit de Tachtigjarige Oorlog en enkele andere omgrachte terreinen. Voor deze groep geldt waarde '4'.

Voor de landweren is in opdracht van de gemeente Deventer aanvullend historisch geografisch onderzoek uitgevoerd. Landweren zijn verdedigingsstelsels van aarden wallen, greppels en op sommige plaatsen palissaden, die land en vee moesten beschermen tegen invallen van buitenaf. Op basis van het historisch geografisch onderzoek is de locatie van een groot aantal mogelijke landweer tracés bepaald. Daarbij is een onderscheid gemaakt tussen zekere, waarschijnlijke en indicatieve tracés. Aan de zekere en waarschijnlijke tracés is beleidswaarde '3' toegekend.

Overige historische elementen

Dit is feitelijk een soort restgroep die bestaat uit een breed scala van historische gebouwen en complexen die niet in één van de bovenstaande lagen zijn ondergebracht. Voor de begraafplaats aan de Diepenveenseweg is beleidsvariant waarde '7' gehanteerd. De sporendichtheid is hier zo groot dat ook een kleine ingreep tot veel informatieverlies kan leiden. Daarnaast is er een grote groep van bijzondere gebouwen waarvan de locatie met relatief grote zekerheid kan worden bepaald. Hieronder vallen bijvoorbeeld kerken, tolhuizen en herbergen. Wanneer op de locatie van een dergelijk gebouw verstorende werkzaamheden plaatsvinden, is de kans op het aantreffen van relevante en interpreteerbare archeologische resten ook bij kleine ingrepen al zeer groot. Daarom kennen deze locaties beleidswaarde '5'. Tot slot zijn er nog een aantal elementen waarvan de locatie moeilijker te bepalen is en/of die een grotere oppervlakte en kleinere sporendichtheid kennen. Voorbeelden zijn de moestuinen en horrea (graanschuren) die op de vroegste kaarten van de stad buiten de poorten zijn afgebeeld. Op basis van de relatief lage trefkans en geringe sporendichtheid wordt hier beleidswaarde '3' gehanteerd.

Infrastructuur

Op basis van historisch geografische bronnen, in het bijzonder de kadastrale minuutplans van 1832 en de topografische kaarten van omstreeks 1900 zijn structuren in kaart gebracht. Aan wegen en waterlopen is niet een aparte archeologische beleidswaarde gekoppeld. De locaties van de dijken zijn veelal met zekerheid te bepalen maar om zinvol archeologisch onderzoek te kunnen uitvoeren is een relatief grote ingreep nodig. Daarom kennen de dijken beleidsregime waarde '3'. Bij bruggen, voorden, sluizen en stuwen gaat het om relatief kleine puntlocaties waarvan de locatie vaak slechts met een beperkte zekerheid kan worden bepaald. Daarom wordt een relatief groot gebied aangewezen waarbinnen zich een feitelijk maar kleine vindplaats bevindt. Hoewel een kleine ingreep theoretisch tot een aanzienlijke verstoring kan leiden, is de kans dat een kleine ingreep precies de sporen aansnijdt klein. Daarom wordt hier waarde '4' gehanteerd.

Tweede Wereldoorlog

Sporen uit de Tweede Wereldoorlog worden pas sinds enkele jaren gezien als volwaardig onderdeel van het bodemarchief. Voor Deventer zijn deze resten in 2013 in kaart gebracht. Hierbij is een signaleringskaart opgesteld van activiteiten uit de Tweede Wereldoorlog die sporen hebben nagelaten in de bodem. Alleen die locaties waar archeologisch onderzoek naar verwachting een meerwaarde kan hebben, zijn op de verwachtingskaart van RAAP opgenomen. Voor de afweging die hieraan ten grondslag ligt wordt verwezen naar het rapport van Vermeulen uit 2013.

Relatief kleine elementen waarvan de locatie goed kan worden bepaald zoals betonnen verdedigingswerken, geschutsopstellingen en allerlei gebouwen hebben beleidswaarde '4' toegewezen gekregen. Elementen met een relatief grote oppervlakte zoals bijvoorbeeld loopgraven, tankgrachten en opstelplaatsen voor artillerie kennen veelal een lage sporendichtheid en vooral grootschaliger ingrepen tonen de sporen in samenhang. Daarom is hier het soepele vrijstellingsregime waarde '2' gehanteerd.

3.1.1.5 Archeologische waarden

Op basis van archeologische onderzoeken, variërend van kleine waarnemingen tot proefsleuven en grootschalige opgravingen, kunnen verschillende terreinen worden aangewezen waar met zekerheid sprake is van archeologische resten. Vindplaatsen waar de archeologische sporen met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid buiten de al onderzochte locatie doorlopen, krijgen de beleidsstatus van terrein met archeologische waarden. Hieronder bevinden zich ook vindplaatsen waar bijvoorbeeld wel proefsleuvenonderzoek heeft plaatsgevonden maar waar door omstandigheden het definitief onderzoek (nog) niet is uitgevoerd. Omdat het locaties betreft waar vrijwel zeker sporen en vondsten aanwezig zijn, wordt hier beleidswaarde '4' gehanteerd.

Door de Rijksdienst Cultureel Erfgoed (RCE) zijn enkele terreinen van hoge archeologische waarde en een terrein van archeologische betekenis aangewezen. In de praktijk blijkt de basis waarop deze terreinen zijn aangewezen, niet af te wijken van de methode die in de verwachtingskaart is gehanteerd voor het waarderen van elementen uit de diverse categorieën. Deze terreinen zijn daarom in de verschillende lagen waar zij deel van uitmaken opgenomen in de beleidskaart. 

3.1.1.6 Verstoringen

Als gevolg van forse ingrepen zoals bijvoorbeeld afgraven of ontgronden, nieuwbouw met kelders, stallen met gierkelders, omvangrijke infrastructuur zoals spoorwegen en kanalen en opgravingen uit het verleden zijn sommige terreinen zodanig aangetast dat betwijfeld kan worden of zich nog archeologische waarden in de bodem bevinden. In die gebieden waar de bodem diep verstoord is, mag worden aangenomen dat er geen belangrijke archeologische sporen (meer) aanwezig zijn.

Voor deze gebieden geldt geen archeologische verwachting meer: waarde '0'. Deze locaties hebben dus op de bestemmingsplankaart geen verwachting meer. Binnen terreinen met beleidswaarde '0' gelden geen archeologische voorwaarden, ongeacht de oppervlakte van de ingreep.

Terreinen waar sinds het opstellen van de archeologische verwachtingskaart in 2013 aanvullend archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden, zijn nog niet op de beleidskaart verwerkt. Na afloop van elke onderzoeksstap is in een selectiebesluit aangegeven in hoeverre het terrein als verstoord wordt beschouwd. Het selectiebesluit bepaald de meest recente beleidswaarde(n) van het terrein. De recente selectiebesluiten vormen de onderbouwing voor een mogelijke afwijking van de dubbelbestemming Waarde – Archeologie ten opzichte van de beleidskaart. Een samenvatting van het aanvullend archeologisch onderzoek met selectiebesluit dat hieraan ten grondslag ligt is dan opgenomen in de bijlage van het bestemmingsplan.

3.1.1.7 Dubbelbestemmingen Archeologie

De beleidskaart vormt de basis voor de dubbelbestemmingen Waarde – Archeologie, zoals die in het bestemmingsplan zijn gehanteerd. De tabel met de beleidswaarden is vertaald in de regelgeving van dit bestemmingsplan.

In het bestemmingsplan zijn dubbelbestemmingen 'Waarde Archeologie' opgenomen voor de gebieden die op de beleidskaart een beleidswaarde 2 of hoger kennen.

Voor gebieden met beleidswaade 'Archeologie 0' geldt dat deze gebieden in het bestemmingsplan geen dubbelbestemming kennen omdat de bodem hier naar verwachting diep verstoord is. Daarom mag worden aangenomen dat er geen belangrijke archeologische sporen meer aanwezig zijn.

Voor gebieden met de beleidswaarde 'Archeologie 1' geldt dat de kans dat een bodemingreep het bodemarchief verstoort door de lage dichtheid aan vindplaatsen en de veelal relatief kleine oppervlakte van die vindplaatsen, zeer klein is. Het betreft veelal lagere en natte delen van het landschap. Deze gebieden werden zeer extensief gebruikt maar dit betekent niet dat geen archeologische resten kunnen worden aangetroffen. Er worden in dit soort gebieden juist goed geconserveerde organische resten en rituele deposities aangetroffen. Het is echter nauwelijks mogelijk de locatie van dit type resten te voorspellen op basis van prospectief onderzoek. Eigenlijk komt dit type resten vooral aan het licht bij archeologische begeleiding van grootschalige werkzaamheden. Daarom is voor deze beleidswaarde een vrijstellingsoppervlakte van 10.000 m² gehanteerd. Boven de 10.000 m2 geldt een meldingsplicht. Dit betekent dat slechts wordt ingezet op het bieden van de gelegenheid tot een waarneming.

Er is voor gekozen om aan gebieden met beleidswaarde 'Archeologie 1' geen dubbelbestemming toe te kennen. Dit type omvangrijke werkzaamheden is over het algemeen ruim op tijd bekend bij de gemeente. Een dubbelbestemming is daarmee een relatief zwaar middel dat voor deze groep leidt tot onnodige administratieve last. Er wordt daarom voor deze ingrepen actief contact gezocht met de initiatiefnemer met het verzoek om medewerking te verlenen aan een archeologische waarneming tijdens de uitvoering van de werkzaamheden. Op deze manier kan de archeologische verwachting steekproefsgewijs gecontroleerd worden.

Een toelichting op de dubbelbestemmingen Waarde-Archeologie 3 tot en met 7 is opgenomen in paragraaf 4.3.3 van deze toelichting.

3.1.1.8 Voorwaarden aan de vergunning

Of een archeologisch onderzoek noodzakelijk is, en welke vorm van onderzoek het dan betreft, hangt af van het soort en de vorm van de ingreep. De juiste vorm van archeologisch onderzoek kan pas worden bepaald, indien de verstoringsdiepte en de begrenzing van geplande bodemingrepen bekend zijn. Deze gegevens worden waar nodig in de bureaustudie gekoppeld aan de inhoudelijke gegevens over de locatie. Op basis daarvan kunnen aan de vergunning al dan niet voorwaarden worden verbonden.

Hieronder wordt een toelichting gegeven op de verschillende voorwaarden bij een omgevingsvergunning.

Geen voorwaarden

Wanneer uit het advies bij de aanvraag blijkt, dat het terrein of delen daarvan al eerder verstoord zijn en de nieuw te verstoren oppervlakte daarmee kleiner wordt dan de aangegeven ondergrens, is archeologisch onderzoek niet noodzakelijk. In deze gevallen zullen geen archeologische voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning.

Voorwaarden in omgevingsvergunning tot behoud van archeologische resten

Wanneer eventuele archeologische resten bedreigd worden door verstoring, dienen eerst de mogelijkheden voor behoud van de archeologische resten in de bodem (in situ) orden onderzocht. Hierbij kan worden gedacht aan het treffen van beschermende maatregelen, zoals een verschuiving van de nieuwbouwlocatie naar een gebied met een lagere verwachting of een minder verstorende manier van funderen.

Meldingsplicht 

In die gevallen waar de aanwezigheid van archeologische resten niet kan worden uitgesloten maar de informatiedichtheid en –waarde ten opzichte van de inspanning van een volledig archeologisch onderzoek echter te klein uitvallen, kan aan de omgevingsvergunning een meldingsplicht worden gekoppeld. De start van de grondwerkzaamheden moet dan worden gemeld bij de gemeentelijk archeoloog. Er kan op deze manier een afspraak gemaakt worden voor een bezoek tijdens de werkzaamheden, een archeologische waarneming. Tijdens de archeologische waarneming zullen de resten in grote lijnen worden gedocumenteerd. Aan de waarneming zijn voor de aanvrager geen kosten verbonden. Wel dient hiervoor in overleg met de gemeentelijk archeoloog enige tijd te worden ingepland.

Archeologisch Onderzoek 

Indien uit het advies blijkt dat archeologisch onderzoek noodzakelijk is, hangt het vervolgtraject af van de oppervlakte van de geplande nieuwbouw of werkzaamheden. De vorm van archeologisch onderzoek wordt bepaald wanneer de verstoringsdiepte en de begrenzing van geplande bodemingrepen bekend zijn. Deze gegevens worden in de bureaustudie gekoppeld aan de inhoudelijke gegevens over de locatie. Op basis daarvan kunnen aan de omgevingsvergunning al dan niet voorwaarden worden verbonden.

Wanneer de oppervlakte kleiner is dan 2.500 m² worden zo nodig ter plaatse controleboringen uitgevoerd om de intactheid van de bodem te controleren en eventueel de archeologische verwachting bij te stellen. Bij oppervlaktes tot 2.500 m2 zijn deze boringen voor rekening van de Gemeente Deventer.

Bij grotere oppervlaktes dient een archeologisch booronderzoek uitgevoerd te worden ter controle van de intactheid van de bodem en archeologische verwachting. Dit onderzoek is voor rekening van de ontwikkelaar. Indien uit de boringen blijkt dat de bodemopbouw intact is, dient archeologisch vervolgonderzoek plaats te vinden.

Bij kleinere oppervlaktes kan in overleg met de (gemeentelijk) archeoloog worden gekozen voor het archeologisch begeleiden van het ontgraven van de bouwkuip. Bij grotere oppervlaktes zal het vervolgonderzoek worden uitgevoerd in de vorm van proefsleuven. De kosten voor dit onderzoek zijn in beide gevallen voor rekening van de ontwikkelaar. Wanneer proefsleuvenonderzoek is uitgevoerd wordt op basis van de resultaten bepaald of en welke van de eventuele archeologische resten definitief moet worden opgegraven in een vervolgonderzoek. Het kan ook zijn dat wordt gekozen voor behoud in sito, en dat de plannen worden bijgesteld. eventueel vervolgonderzoek is voor rekening van de ontwikkelaar. Wanneer, in het geval van vervolgonderzoek, alle geselecteerde archeologische lagen zijn onderzocht, kan worden gestart met de bouw.

3.1.2 Cultuurhistorie

In het plangebied zijn diverse cultuurhistorische waarden aanwezig. De waarden die in dit bestemmingsplan worden beschermd zijn gelegen binnen de beschermde dorpsgezichten in Schalkhaar en Diepenveen. Overige cultuurhistorische waarden en monumenten worden niet beschermd binnen dit bestemmingsplan maar via de Erfgoedverordening 2010 Deventer.

3.1.3 Rijks- en Gemeentelijke monumenten

De bescherming van de gemeentelijke monumenten vindt plaats via de Erfgoedverordening 2010 Deventer. De rijksmonumenten worden beschermd middels de bepalingen in de Monumentenwet 1988. Hieronder volgt een opsomming van de rijks- en gemeentelijke monumenten per wijk of dorp. In de wijken die niet worden genoemd zijn geen monumenten aanwezig.

3.1.3.1 Schalkhaar

Binnen de kom Schalkhaar bevinden zich diverse gemeentelijke monumenten:

  • Villa uit 1934, Brabandsweg 6;
  • Villa in chaletstijl van J.D. Gantvoort 1905, Koningin Wilhelminalaan 50;
  • Voormalig gemeentehuis uit 1900, Pastoorsdijk 1a;
  • Kerk uit 1894 van J. te Riele, Timmermansweg 34;
  • Villa, Koningin Wilhelminalaan 13;
  • Tennishuisje uit ca. 1929 met tennisbaan en boomgaard, Koningin Wilhelminalaan 4
  • Heiligenhuisje uit ca. 1900, Timmermansweg ongenummerd;
  • Gereedschapshuisje uit ca. 1900, Timmermansweg ongenummerd;
3.1.3.2 Diepenveen

In Diepenveen bevinden zich verschillende panden en straten die van cultuurhistorische waarde zijn. Een aantal van deze panden en straten staat reeds op de rijks- of gemeentelijke monumenten lijst. Hieronder volgt een korte opsomming.

Rijksmonumenten:

  • Gepleisterde woning, Dorpsstraat 44;
  • Voormalige school, Dorpsstraat 43/45;
  • Nederlands hervormde kerk, Kerkplein 4;
  • Complex van drie huizen Kerkstraat 2-4-6;
  • Gietijzeren pomp van Nering Bögel, ca. 1875, Kerkstraat/Kerkplein ongenummerd.

Gemeentelijke monumenten:

  • Villa, Dorpsstraat 41;
  • Woonhuis De Nootenhof, Dorpsstraat 55-55a;
  • Woonhuis Groot Klooster, Dorpsstraat 50;
  • 21 grafstenen en een klein paaltje, Kerkplein ong.;
  • Villa, Molenweg 10;
  • Woning, Molenweg 28;
  • Familiegraf, Molenweg ong.;
  • Woning met schuur, Olsterweg 8;
  • Woning Oranjelaan 92a;
  • Woning met voormalige kleermakerij, Schildersstraat 12-14;
  • de begraafplaats en het poortgebouw aan de Roeterdsweg.
3.1.3.3 Keizerslanden

In Keizerslanden bevinden zich enkele gebouwen en bouwwerken die zijn aangewezen als rijksmonument:

  • de zandstenen zuiltjes en het poortgebouw van de Rooms-Katholieke begraafplaats (hoek Hoge Hondstraat/Ceintuurbaan).
  • het St. Jozef Ziekenhuis, Van Oldenielstraat 12;
3.1.3.4 Bathmen

Er zijn twee rijksmonumenten in Bathmen, te weten:

  • de Nederlands Hervormde kerk aan het Kerkplein 3
  • de toren van de kerk aan het Kerkplein 5.
3.1.3.5 Voorstad

In het plangebied bevinden zich verschillende panden en straten die van cultuurhistorische waarde zijn. Een aantal van deze panden en straten staat reeds op de rijks- of gemeentelijke monumenten lijst. Hieronder volgt een korte opsomming.

Rijksmonumenten:

  • De watertoren in het Nieuwe Plantsoen, Ceintuurbaan nabij 399
  • Het dienstgebouw van de waterleiding, Ceintuurbaan 399
  • Tropische landbouwschool, incl. conciërgewoning, Brinkgeverweg 67-69
  • Gebouwen behorende tot de Oude begraafplaats, Diepenveenseweg 78-80
  • De oude begraafplaats is een groen rijksmonument

Gemeentelijke monumenten:

  • Een aantal straatwanden zoals de panden 1e Pauwenlandstraat 2 t/m 34 (even), Brinkgeverweg 9 t/m 21 (oneven), Tuinstraatje 1 t/m 15 (oneven) en Diepenveenseweg 40 t/m 50 (even)
  • Villa de Heuvel, Diepenveenseweg 147
  • Het uitvaartcentrum, Diepenveenseweg 76
  • Diverse individuele panden aan de Diepenveenseweg, Kolkweg, Schoutenweg, Eendrachtstraat, Haverstraat, Langerij, Middenrij en Oosterstraat.
3.1.3.6 Zandweerd

In de wijk Zandweerd (noord en zuid) is een aantal panden aangewezen als gemeentelijk monument. Het gaat om de volgende panden:

  • Zwolseweg 427-429, in gebruik als horecagelegenheid
  • Zwolseweg 418 en 420, beide in gebruik als woonhuis.
  • Rij woningen uit de jaren dertig, Alexander Hegiusstraat 2-24, 1-25
  • Vrijstaande villa met rieten kap, A. Moonenstraat 2
  • Woningen, Kromme Kerkstraat 1-27, 2-30
  • Herenhuizen met bijzonder veel details, St. Jurrienstraat 2-6, 8-40, 1-31
  • Een aantal huizen aan de Zwolseweg 98- 132, 113-129
  • R.K. kerk, Zwolseweg 96
3.1.4 Beschermd dorpsgezicht
3.1.4.1 Algemeen

In het plangebied zijn drie gebieden aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Het gaat om twee gebieden in Schalkhaar en een gebied in Diepenveen. Het aanwijzen van deze gebieden als gemeentelijk dorpsgezicht heeft de bedoeling om het bestaande beeld van deze gebieden gezien de cultuurhistorische waarde zoveel mogelijk te behouden. Nieuwe ontwikkelingen moeten aansluiten op de karakteristieke waarde van de bebouwing en elementen in de beschermde gebieden. Door middel van een dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' wordt, naast hetgeen de Gemeentelijke Erfgoedverordening 2010 hierover bepaalt, aangegeven dat de in de volgende paragrafen opgenomen specifieke kenmerken van de gebieden bij nieuwe ontwikkelingen in acht dienen te worden genomen.

3.1.4.2 Schalkhaar

Binnen het dorp Schalkhaar zijn twee gebieden op grond van de toenmalige gemeentelijke Monumentenverordening (inmiddels vervangen door de Erfgoedverordening 2010 Deventer) aangewezen als gemeentelijk beschermd dorpsgezicht. Dit zijn de locaties Park Braband en het Kerkelijk gebied Schalkhaar.

Specifieke kenmerken Park Braband:

Park Braband is voor het dorp Schalkhaar beeldbepalend en vormt, komend vanuit het centrum van Deventer, de entree naar het dorp. De kenmerkende architectuur is van vóór 1940. De bouwmassa's staan in goede verhouding tot de grootte van de bosachtige kavels. In het middel van het park bevindt zich een bosgebied. In dit bosgebied bevindt zich een tennispark met een weitje en drinkpoel. Het geheel geeft het villapark een grote meerwaarde.

Beeldbepalende objecten en elementen van park Braband zijn:

  • 1. de stedenbouwkundige opzet met lanen, paden en de bebouwing van vrijstaande villa's en woonhuizen, op grote kavels met een boskarakter;
  • 2. alle bebouwing is van voor 1940, zowel qua architectuur als qua bouwmassa;
  • 3. het bosgebied met weilandje en drinkpoel;
  • 4. het tennispark in zijn huidige omvang;
  • 5. het tennishuisje met tennisbaan en boomgaard ten zuiden van de Koningin Wilhelminalaan.

Specifieke kenmerken Kerkelijk gebied Schalkhaar:

Het Kerkelijk gebied Schalkhaar wordt door de toegangsweg in tweeën gedeeld. Aan de westkant staan de kerk met Vredeskapel, de pastorie en het parochiehuisje, omgeven door een grote tuin met bomen. Hier loopt aan de zuidkant langs de Lindeboomsweg nog een oude lindelaan, een deel van het voormalige processiepad. In het oostelijk deel is het processiepad, een laan langs de terreingrens, nog wel volledig aanwezig en omsluit een bosgebied. Binnen dit bos, aan de oostkant van de toegangsweg, ligt de begraafplaats.

Beeldbepalende objecten en elementen van het Kerkelijk gebied Schalkhaar zijn:

  • 1. Nicolaaskerk (1895/1933), met het Heilig Hartbeeld;
  • 2. pastorie (1933);
  • 3. parochiezaaltje;
  • 4. vredeskapel (1990);
  • 5. kerkhof met heiligenhuisje (1906) en gereedschapshuisje (ca. 1900);
  • 6. bosgebied en tuin met deels nog aanwezig processiepad en boombestand.

3.1.4.3 Diepenveen

Het gebied rond de oude kern van Diepenveen is van stedenbouwkundig, archeologisch, architectuur- en cultuurhistorisch belang en derhalve aangewezen als gemeentelijk dorpsgezicht.

Specifieke kenmerken van De oude kern van het dorp Diepenveen:

De oude kern van het dorp Diepenveen heeft zijn huidige vorm te danken aan het voormalige vrouwenklooster (1400-1578) van de Moderne Devotie. De kloosterhof, nu het Kerkplein, is nooit bebouwd en de aanwezige restanten van de kloosterbebouwing hebben de aanzet gegeven voor de ontwikkeling van het dorp rond de kerk. Dit heeft een ruimtelijk unieke situatie gecreëerd. Het hoog gelegen Kerkplein wordt aan drie zijden door bebouwing omgeven. Aan de noordkant is dat de kerk, een karakteristiek, sober bakstenen gebouw met steunberen en rondboog vensters waarvan het pannendak wordt bekroond door een houten klokkentorentje. Dit was de 15de-eeuwse kloosterkerk, die met de ingrijpende restauratie van 1720 zijn huidige vorm kreeg. Aan de zuidkant wordt het Kerkplein begrensd door de fraaie bebouwing van de Kerkstraat, van oorsprong mogelijk ook behorend tot de kloosterbebouwing, maar in zijn huidige vorm 18de en 19de eeuws. Aan de oostkant is het met name de bebouwing langs het straatvormige deel van het Kerkplein die het beeld bepaalt, dit is tevens de hoofdtoegang tot het plein vanaf de Dorpsstraat. Tegenover deze toegang ligt aan de oostkant van de Dorpsstraat de "Brouwerij", ooit onderdeel van het klooster. De westkant van het Kerkplein geeft door een coulisse van bomen uitzicht op het lager gelegen weidegebied met volkstuintjes, dat in de verte begrensd wordt door de bosgebieden van de daar gelegen landgoederen.

Op de grafsteen vóór de oude ingang van de kerk aan de zuidzijde staat het jaartal 1560, ook de twee grafstenen in de kerk dateren uit de kloostertijd.

De bomen op het plein en het grasveld met de daarin nog aanwezige grafstenen herinneren aan het protestantse kerkhof. Daar is door de aanwezigheid van de zeer zeldzame Holwortel nog een unieke waarde aan toegevoegd. De Holwortel behoort tot de zogenaamde 'stinze flora'. Stinze-planten komen voor op oude buitenplaatsen en op plekken waar in de middeleeuwen kloosters stonden.

De bebouwing die zich eind 19de en begin 20e eeuw langs de Dorpsstraat ontwikkelde tussen de beide bruggen over de Wetering, vormt een bijna gesloten gevelwand langs de westkant van deze straat: pandjes van één laag met een kap waarop aan de straatkant meestal één, soms fraai vormgegeven, dakkapel prijkt. Dit beeld is er nog steeds. Aan de oostkant stonden tot ver in de 19de eeuw slechts de beide panden die ook al voorkomen op de kadastrale minuut uit 1823, de 'Vrolijke Boer' ofwel de 'Brouwerij' en de boerderij 'Klooster Rande'. Daaromheen loopt de Zandwetering, waar achter ook toen al een grote boomgaard lag met de Molenkolk.

Het schoolmeestershuis (Dorpsstraat 52) tegenover de Sallandsweg was het eerste nieuwe pandje aan deze kant van de Dorpsstraat en werd vermoedelijk tegelijk met de nieuwe lagere school in 1886 gebouwd. De oude boerderij 'Klooster Rande' moest in de jaren '20 plaats maken voor een nieuwe boerderij, het huidige huis 'Oud Diepenveen', gebouwd in 1925. Daarnaast was al in 1922 'Groot Klooster' gebouwd, een woonhuis in een aan de Amsterdamse school verwante architectuur.

Op de plaats van de huidige garage was rond de eeuwwisseling een hotel. In 1925 werd hier de eerste benzinepomp geïnstalleerd.

De volgende beeldbepalende objecten/elementen zijn in het gebied aanwezig:

  • NH kerk - rijksmonument;
  • Kerkstraat 2, 4 en 6 - rijksmonumenten;
  • De Brouwerij, Dorpsstraat 44 - rijksmonument; een knotlinde op het terrein is genomineerd voor de gemeentelijke bomenlijst;
  • het Kerkplein (DPV4), met grafstenen en Bentheimer zandstenen overblijfselen van een waterput, (mogelijk nog) aanwezige archeologische zaken;
  • de pomp op het Kerkplein (DPV4a), gietijzeren pomp van Nering Bögel, ca. 1875, rijksmonument;
  • voormalig postkantoor met woning, daterend van rond de eeuwwisseling (DPV5);
  • het pand naast het voormalige postkantoor op de hoek van Kerkplein en Dorpsstraat, eind 19de eeuw;
  • voormalige herberg, nu restaurant De Roetertshof, ca. 1880 (DPV6);
  • de Nootenhof, 1866 (DPV15), oorspronkelijk woonhuis, nu kosterswoning met zaaltje;
  • Kerkstraat 10 en Dorpsstraat 47;
  • 19de-eeuwse bebouwingswand aan de westkant van de Dorpsstraat en de bebouwing aan de oostkant met daar achter de Zandwetering, open gebied met boomgaard en Molenkolk en het weiland met de kleine kolk en de groenstrook langs de Brinkerinckbaan;
  • Schildersstraat 12-14 (DPV 7) samen met Dorpsstraat 43/45 (DPV8) aan de andere kant van de Wetering: beeldbepalende entree tot de oude dorpskern van Diepenveen;
  • pastorie aan het Kerkplein;
  • open landschap ten westen van het verhoogd gelegen Kerkplein;
  • Oud Diepenveen Dorpsstraat 48 (DPV12) uit 1925;
  • Groot Klooster Dorpsstraat 50;
  • Dorpsstraat 52 en 54;
  • Grafstenen Kerkplein (DPV 4);
3.1.5 Nieuwe ontwikkelingen

Wanneer in een bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, moet worden onderzocht of deze ontwikkelingen geen negatieve invloed hebben op eventuele archeologische en cultuurhistorische waarden ter plaatste. Aangezien in dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt, is extra onderzoek niet aan de orde. Zodra er wel nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden, dient rekening gehouden te worden met de betreffende waarden zoals geregeld in de ter plaatse geldende dubbelbestemmingen.

3.2 Milieu-aspecten

Het onderhavige bestemmingsplan is, ondanks het conserverende karakter, getoetst voor wat betreft de uitvoerbaarheid. Ten behoeve van dit bestemmingsplan zijn de volgende milieukundige aspecten van belang, te weten:

  • bedrijven en milieuzonering;
  • geluid;
  • bodemkwaliteit;
  • luchtkwaliteit;
  • risico/veiligheid;
  • ecologie;
  • duurzaamheid.
3.2.1 Bedrijven en milieuzonering
3.2.1.1 Inleiding

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Deventer de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Dit bestemmingsplan bevat op basis van deze uitgave een Staat van bedrijfsactiviteiten, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de dichtst daarbij gelegen situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is. Onderstaande tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer.

milieucategorie   richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk   richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied  
1   10 m   0 m  
2   30 m   10 m  
3.1   50 m   30 m  
3.2   100 m   50 m  
4.1   200 m   100 m  
4.2   300 m   200 m  

Het systeem van richtafstanden gaat uit van het principe van scheiding van functies: de richtafstandenlijst geeft richtafstanden tussen bedrijfslocatie en omgevingstype rustige woonwijk respectievelijk gemengd gebied. Binnen gebieden met functiemenging zijn er milieubelastende en milieugevoelige functies die op korte afstand van elkaar zijn of worden gesitueerd. Bij gebieden met functiemenging kan gedacht worden aan stads- en wijkcentra, horecaconcentratiegebieden en woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid. Het kan gaan om bestaande gebieden met functiemenging en om gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd, bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen. Hiernaast gelden ten aanzien van bedrijven die onder de werkingssfeer van de Wet milieubeheer vallen, deze Wet en haar uitvoeringsbesluiten als toetsingskader voor de toegestane bedrijfshinder.

3.2.1.2 Bestaande situatie

In geval van het conserveren van de bestaande plansituatie is actualisatie en verantwoording van de categorie-indeling niet noodzakelijk. Bestaande situaties hoeven bij het vaststellen van een bestemmingsplan niet getoetst te worden.

De in dit bestemmingsplan opgenomen bedrijven worden conserverend bestemd. Ook de horeca en detailhandelsbedrijven krijgen een passende bestemming. Er wordt planologisch geen nieuwvestiging mogelijk gemaakt. De bedrijven zijn veelal ingedeeld in milieucategorie 1 en 2, waarbij een beperkte invloed geldt voor de directe woonomgeving. Mogelijke overlast wordt voldoende beperkt door de voorschriften op grond van de Wet milieubeheer.

3.2.1.3 Nieuwe ontwikkelingen

Indien er sprake zal zijn van nieuwe ontwikkelingen zal milieuzonering plaatsvinden om voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds te garanderen. Dat is in dit bestemmingsplan niet aan de orde.

Evenemententerrein Platvoet

Een evenemententerrein is niet opgenomen binnen de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering'. Om te onderzoeken of de gewijzigde gebruiksmogelijkheden op het evenemententerrein Platvoet nog voldoen aan een goed woon- en leefklimaat zijn onderzoeken uitgevoerd met betrekking tot geluid en ecologie en is het parkeren nader bekeken. De resultaten hiervan zijn elders in deze paragraaf opgenomen.

3.2.1.4 Conclusie

Bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering tot het vaststellen van onderhavig bestemmingsplan.

3.2.2 Geluid
3.2.2.1 Inleiding

Teveel geluid kan hinderlijk zijn en de gezondheid schaden. De Wet geluidhinder stelt daartoe voorkeursgrenswaarden en maximale grenswaarden voor wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en industrielawaai.

3.2.2.2 Wettelijk kader

De gewijzigde Wet geluidhinder is op 1 januari 2007 van kracht geworden. Eén van de belangrijkste wijzigingen is dat in plaats van op basis van een maatgevende periode van het etmaal (dag of nacht, de LAeq), nu een berekening van de geluidsbelasting wordt bepaald als gemiddelde over de dag, avond en nacht, de Lden.

Wegverkeerslawaai

In artikel 74 van de Wet geluidhinder is bepaald dat alle wegen een geluidszone hebben. Dit is de zone langs een weg waarbinnen akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Uitzondering hierop zijn de wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied of waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 km/h. De breedte van de zone hangt af van het aantal rijstroken en de ligging van de weg in stedelijk dan wel buitenstedelijk gebied.

Industrielawaai

Met betrekking tot industrielawaai geldt dat als op een bedrijventerrein grote lawaaimakers (bijlage 1 onderdeel D van het besluit omgevingsrecht (BOR) en artikel 41 Wet geluidhinder) mogen komen, moet voor dat terrein een geluidszone worden vastgesteld. Buiten die zone mag de geluidbelasting vanwege dat terrein niet meer bedragen dan 50 dB(A), de voorkeursgrenswaarde voor industrielawaai. De geluidszone wordt weergegeven op de verbeelding van bestemmingsplannen die binnen de geluidszone vallen. Dit geldt dus ook als het plangebied buiten het industrieterrein ligt.

Railverkeerslawaai

Als een plangebied geheel of gedeeltelijk binnen de onderzoekszone van een spoorweg moet bij de voorbereiding van een bestemmingsplan akoestisch onderzoek worden verricht naar de geluidsbelasting op nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen (bijvoorbeeld scholen en ziekenhuizen) binnen die geluidszone (Wgh artikel 77).

3.2.2.3 Bestaande situaties

Bestaande situaties hoeven niet getoetst te worden bij het vaststellen van een bestemmingsplan. De feitelijke of toekomstige geluidbelasting speelt juridisch geen rol bij het opnieuw vaststellen van bestaande situaties binnen het plangebied. De regels voor geluid in de woning zijn opgenomen in het Bouwbesluit. Voor bestaande woningen met een te hoge geluidbelasting bestaat er een saneringsregeling. Hiervoor komen alleen woningen in aanmerking die in 1986 vanwege het geluidsaspect wegverkeer een te hoge geluidbelasting ondervonden.

3.2.2.4 Nieuwe ontwikkelingen

Volgens de Wet geluidhinder dient bij de realisatie van een nieuwe weg en/of nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen de geluidszones van de wegen, onderzoek plaats te vinden naar de geluidsbelasting op de geluidsgevoelige bestemmingen.

3.2.2.5 Evenemententerrein

Uitgangspunten

Het terrein ligt aan de rand van de bebouwde kom en naast de Rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI). De meest nabije woningen liggen aan de Platvoetsdijk en de Pekelharingsweg (de kortste afstand is meer dan 100 meter). Voor geluid afkomstig van het evenemententerrein zijn, bij de vaststelling van het bestemmingsplan in 2008, afspraken gemaakt met de direct omwonenden. Deze afspraken gelden voor het vigerende bestemmingplan en zijn vastgelegd in een convenant.

Natuurbeschermingswet

Het terrein ligt in de nabijheid van een natuurbeschermingsgebied (Natura 2000). Voor het evenemententerrein is een ontheffing noodzakelijk in het kader van de natuurbeschermingswet (bevoegd gezag provincie Overijssel). Hierbij speelt de geluidbelasting als gevolg van de voorgenomen activiteiten een rol.

Nota 'Evenementen met een luidruchtig karakter'

De nota 'Evenementen met een luidruchtig karakter' van de Inspectie Milieuhygiëne Limburg (1996) beschrijft een systematiek om te komen tot grenswaarden voor evenementen. Deze nota wordt door veel gemeenten gebruikt voor het bepalen van acceptabele geluidsniveaus bij evenementen (bron: InfoMil). De basis die in de nota wordt gehanteerd is het voorkomen van spraakverstoring (dag- en avondperiode) en slaapverstoring (nachtperiode).

In de nota wordt een norm voorgesteld van maximaal 75 dB(A) in de dag- en avondperiode en maximaal 70 dB(A) in de nachtperiode.

Evenementenbeleid gemeente Deventer

Op 14 juni 2011 zijn de Beleidsregels Evenementenbeleid Deventer vastgesteld. Doelstelling van dit beleid is de bescherming van het woon- en leefklimaat tegen onredelijke en vermijdbare geluidsoverlast en het mogelijk maken van evenementen in Deventer.

Om overlast te voorkomen wordt in deze beleidsregels een onderscheid gemaakt tussen:

  • 1. Directe hinder door een hoog geluidniveau: Muziekgeluid afkomstig van evenementen heeft een richtwaarde van 75 dB(A) bij woningen.
  • 2. Factoren die de hinderbeleving beïnvloeden: Door heldere randvoorwaarden, actieve communicatie en toezicht over o.a. het aantal evenementen en de begin- en eindtijden is er duidelijkheid bij de omwonenden. Duidelijke grenzen aan het aantal evenementen en de tijdsduur per evenement vergroten het draagvlak.

Voor de evenementen locatie Platvoet is het uitgangspunt dat de richtwaarde voor muziekgeluid voor middelgrote evenementen zo laag is als redelijkerwijs mogelijk met een maximum van 65 dB(A) bij woningen.

Gebruiksmogelijkheden evenemententerrein

De gemeente Deventer verruimt met dit bestemmingsplan de gebruiksmogelijkheden voor evenemententerrein tot maximaal 43 evenementendagen per jaar.

Er wordt onderscheid gemaakt in grote, middelgrote, kleine en zeer kleine evenementen:

  • Groot evenement: een landelijk dan wel regionaal evenement met meer dan 10.000 bezoekers per dag, waarbij sprake is van een grote impact op de woon- en leefomgeving van de stad of een dorp en/of sprake is van regionale gevolgen voor het verkeer. (voorbeeld: dancefeest met een landelijk bekende DJ)
  • Middelgroot evenement: een regionaal dan wel lokaal evenement met 5.000 tot 10.000 bezoekers per dag, waarbij sprake is van een grote impact op het directe woon- en leefklimaat en/of gevolgen voor het verkeer (voorbeeld: Mega-Piratenfestijn of andere muziekfestivals met veel geluid, maar ook evenementen zonder of met minder geluid waarbij andere aspecten dan geluid impact kunnen hebben op de omgeving)
  • Klein evenement: lokaal evenement met niet meer dan 5.000 bezoekers per dag, waarbij sprake is van een beperkte impact op het directe woon- en leefklimaat en/of gevolgen voor het verkeer (voorbeeld: Paaskermis, circus)
  • Zeer klein evenement: lokaal evenement met niet meer dan 100 bezoekers per dag, waarbij geen sprake is van impact op het directe woon- en leefklimaat en geen gevolgen heeft voor het verkeer (voorbeeld: buurtbarbeque, buurtfeest)

Op basis van deze uitgangspunten heeft adviesbureau Tauw het Geluidonderzoek Evenemententerrein Platvoet te Deventer uitgevoerd (Projectnummer 1228371, d.d. 22 januari 2016, Bijlage 2 Geluid evenemententerrein) uitgevoerd.

Resultaten akoestisch onderzoek Evenemententerrein Platvoet te Deventer

In het onderzoek is rekening gehouden met verschillende opstellingen van evenementen op het Platvoetterrein. De gehanteerde geluidbronniveau zijn gebaseerd op meetdata zoals vastgesteld bij representatieve evenementen. De geluidoverdracht is vastgesteld volgens methode II.8 van de Handleiding meten en reken industrielawaai 1999. Er is geen bedrijfsduurcorrectie toegepast. Dat betekent dat het berekende geluidniveau niet wordt gecorrigeerd voor de periode dat er geen muziek geluid te horen is.

  • Geluidbelasting als gevolg van kleine evenementen en Paaskermis op woningen

De maximale geluidbelasting (LAeq momentaan) bedraagt 51 dB(A) op woningen. Dit is van toepassing voor de woning Platvoetdijk 1. Bij de overige woningen in de omgeving bedraagt de gevelbelasting 50 dB(A) of minder.

  • Geluidbelasting als gevolg van kleine evenementen en Paaskermis op Natura 2000 gebied

Bij kleine evenementen bedraagt de geluidbelasting (LAeq-24 uur) maximaal 42 dB(A) ter plaatse van het Natura 2000 gebied.

  • Geluidbelasting als gevolg van grote en middelgrote evenementen op woningen

De maximale geluidbelasting (LAeq momentaan) bedraagt 62 dB(A) op woningen. 15 woningen hebben een geluidbelasting groter dan 55 dB(A).

  • Geluidbelasting als gevolg van grote en middelgrote evenementen op Natura 2000 gebied

Bij grote en middelgrote evenementen bedraagt de geluidbelasting (LAeq-24 uur) maximaal 55 dB(A) ter plaatse van het Natura 2000 gebied.

  • Overige geluidbronnen in de omgeving en cumulatie

In de directe omgeving is de voor de Wet geluidhinder gezoneerde rioolwaterzuiveringsinstallatie gevestigd en de gemeentelijke hoofdweg de Roland Holstlaan. Hieruit blijkt dat bij kleine evenementen de relatieve bijdrage van het evenementengeluid aan het berekende omgevingsgeluid maximaal 2 dB(A) bedraagt. Bij grotere evenementen is het evenementengeluid bepalend bij woningen.

Beperken van overlast door bastonen

De gebruikelijke dosismaat voor geluid in de dB(A). Deze dosismaat werkt goed als maat voor overlast rond de 50 dB voor gemiddelde geluiden. Voor luider muziekgeluid met veel zware bastonen werkt de dB(A) dosismaat minder goed: de hinderlijke 'dreun' zie je niet goed terug in het gemeten geluid.

De dosismaat dB(C) maakt de zware bassen wel zichtbaar in de meetwaarde.

Lage tonen hebben de natuurkundige eigenschap dat ze zich makkelijker verplaatsen dan hoge tonen. Hierdoor heeft een groter gebied en meer woningen overlast van het evenement.

Om de bastonen tijdens middelgrote evenementen te beperken mag er op maximaal 25 meter van de speakers het verschil tussen de gemeten dB(A) waarde maximaal 15 dB bedragen. Dit verschil is gebaseerd op praktijkmetingen bij evenementen waarbij zowel rekening gehouden is met de aard van het evenement als met het voorkomen van hinder door bastonen.

Een dB(C) norm naast de dB(A) norm bij woningen (op grotere afstand) is niet gewenst omdat de geluidoverdracht tussen deze dosismaten te veel verschilt. Hierdoor is vervolgens het totale geluidniveau niet meer goed te sturen.

Geluidoverlast binnenshuis

Er is een onderzoek ingesteld naar de te verwachten geluidoverlast in woningen als gevolg van het muziekgeluid veroorzaakt door de evenementen. Hiervoor is een inventarisatie uitgevoerd van de gevelisolatie van de betreffende woningen.

Uitgangspunt is dat er tijdens evenementen geen onduldbare hinder in de woning mag ontstaan. Op grond van de nota 'Evenementen met een luidruchtig karakter' van de Inspectie Milieuhygiëne Limburg uit 1996 betekent dit dat het geluidniveau in de woning maximaal 50 dB(A) mag bedragen. Uit de inventarisatie blijkt dat hieraan voldaan kan worden.

Geluidonderzoek bij evenementen door de initiatiefnemer

Voor middelgrote en grote evenementen moet de initiatiefnemer bij de aanvraag van evenementenvergunning een geluidonderzoek indienen. Dit onderzoek moet duidelijk maken dat aan de gestelde randvoorwaarden voor geluid voldaan zal worden. Tijdens het evenement is de initiatiefnemer verplicht om geluidmetingen uit te voeren. Bij een overschrijding moet het geluidniveau onmiddellijk aangepast worden.

Toetsing woon- en leefklimaat

  • Kleine evenementen en de Paaskermis

Gezien de berekende geluidbelasting en begrenzing van het aantal evenementen en de tijdsduur is er sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat.

  • Middelgrote en grote evenementen

De berekende geluidbelasting van middelgrote en grote evenementen bedraagt maximaal 62 dB(A). In de planregels is het aantal middelgrote en grote evenementen beperkt tot maximaal 3 per jaar waarbij een maximaal geluidsniveau van 65 dB(A) wordt toegestaan. Het aantal uur dat een evenement mag duren is begrenst.

Er zal bij woningen in de omgeving geen overschrijding optreden van de richtwaarde uit de nota 'Evenementen met een luidruchtig karakter' van de Inspectie Milieuhygiëne Limburg (1996).

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat het geluidniveau in woningen lager dan 50 dB(A) zal bedragen. Hiermee wordt onduldbare hinder voorkomen.

In de planregels zijn verder nog 10 middelgrote evenementen opgenomen waarbij de maximale geluidbelasting op de gevels 51 dB(A) bedraagt.

Met de opgelegde randvoorwaarden is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

3.2.2.6 Conclusie

Wegverkeerslawaai

Gezien het feit dat dit bestemmingsplan geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen (i.c. nieuwe woningen, scholen, etc.) mogelijk maakt die binnen de wettelijke onderzoekszone van gezoneerde wegen zijn geprojecteerd, zijn op dit punt geen akoestisch relevante zaken te melden.

Industrielawaai

In het plangebied is één bedrijf opgenomen waar wettelijk een geluidszone vastgelegd dient te worden in het bestemmingsplan. Dit betreft de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) aan de Roland Holstlaan. Vanwege de aard en de omvang van het bedrijf is de RWZI omgeven door een geluidscontour waar de geluidbelasting van de RWZI niet meer dan 50 dB(A) etmaalwaarde mag bedragen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.D139-VG01_0003.png"

Deze geluidscontour is tevens vastgelegd in de milieuvergunning van de RWZI. Binnen deze geluidscontour zijn in het plangebied geen geluidsgevoelige bestemmingen aanwezig. In het kader van de milieuvergunning voor de RWZI is in oktober 2000 een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Uit dat onderzoek blijkt dat de geluidemissie van de RWZI ter plaatse van de 50-dB(A)-contour deze etmaalwaarde niet overschrijdt met uitzondering van het gedeelte aan de noordzijde van de RWZI. Het bevoegd gezag voor wat betreft de handhaving van de milieuvergunning is in dit geval de provincie Overijssel. Op 27 november 2002 is de zone rondom de RWZI door de provincie goedgekeurd.

De zone is nu wederom opgenomen in onderhavig bestemmingsplan met de aanduiding 'Geluidzone - industrie'.

Railverkeerslawaai

Delen van het plangebied liggen binnen de geluidszones van de spoorlijnen Deventer - Almelo, Deventer - Zwolle en Deventer - Zutphen. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk die binnen de wettelijke onderzoekszone zijn geprojecteerd. Akoestisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.

Evenemententerrein

Gezien het uitgevoerde onderzoek en de in de gebruiksregels gestelde randvoorwaarden kan gesteld worden dat het gebruik van het evenemententerrein past binnen een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

3.2.3 Bodem

In het kader van een bestemmingsplan is inzicht nodig in de algemene milieukwaliteit van bodem en grondwater. Indien een locatie van functie wijzigt en ter plaatse een voor bodemverontreiniging verdachte activiteit is uitgevoerd, is een bodemonderzoek conform de NEN-5740 nodig. Uit het onderzoek blijkt of de locatie geschikt is voor het toekomstige gebruik of aanvullende bodemwerkzaamheden (onderzoek en/of sanering) nodig zijn. Voorafgaand aan nieuwbouw kan in het kader van het Bouwbesluit nodig zijn om een onderzoek conform de NEN-5740 uit te voeren. Voor conserverende bestemmingsplannen dient, op grond van het provinciaal beleid en programmering voor de ondergrond, minimaal een historisch onderzoek te worden uitgevoerd. Dit betekent controle van het bodeminformatiesysteem en het geven van een samenvatting van de bodemgegevens.

De gegevens met betrekking tot het historisch onderzoek zijn opgenomen in de Bijlage 4 Bodem bij deze toelichting.

Nader onderzoek is niet noodzakelijk. De bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor het vaststellen van het bestemmingsplan.

3.2.4 Luchtkwaliteit
3.2.4.1 Inleiding

In het kader van goede ruimtelijke ordening en gezien de mate van invloed van luchtkwaliteit op de gezondheid is voor een bestemmingsplan inzicht nodig in de mate van de luchtkwaliteit c.q. blootstelling aan luchtverontreinigingen, te weten concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof PM10). Daarnaast is ook mogelijke toename van verkeersaantrekkende werking en eventuele andere activiteiten van belang.

3.2.4.2 Wettelijk kader

Op 15 november 2007 is titel 5.2: luchtkwaliteitseisen van de gewijzigde Wet milieubeheer (de 'Wet luchtkwaliteit') in werking getreden (Stb. 2007, 414). De regelgeving is uitgewerkt in de onderliggende Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB's) en ministeriële regelingen.

Op landelijk niveau leveren fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) knelpunten op. De concentraties van de overige stoffen die op grond van de 'Wet luchtkwaliteit' getoetst dienen te worden voldoen aan de grenswaarden, zie Preliminary assessment of air quality, RIVM nr. 756021005 voor lood (Pb) en zwaveldioxide (SO2) en nr. 756021007 voor koolmonoxide (CO) en benzeen. Om deze reden zijn deze stoffen verder buiten beschouwing gelaten.

Voor de stoffen NO2 en PM10 zijn in de Wet luchtkwaliteit grenswaarden gesteld voor de jaargemiddeldeconcentratie van 40 µg/m3. Daarnaast geldt een grenswaarde van de uurgemiddelde concentratie voor NO2 van 200 µg/m3 die maximaal 18 keer per jaar mag worden overschreden en een grenswaarde voor de 24-uursgemiddelde concentratie voor PM10 (50 µg/m3) die maximaal 35 dagen per jaar mag worden overschreden.

De grenswaarde voor het uurgemiddelde van NO2 wordt in Nederland alléén langs zeer drukke verkeerswegen meerdere malen overschreden. Het komt in Nederland niet voor dat deze grenswaarde vaker dan 18 keer per jaar wordt overschreden.

Bij invoering van de 'Wet luchtkwaliteit' is het begrip 'niet in betekenende mate' (NIBM) geïntroduceerd. Wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan verslechtering van de luchtkwaliteit is toetsing aan de grenswaarden niet meer nodig. De voorgenomen ontwikkeling is dan inpasbaar op basis van artikel 5.16 lid 1c van de Wet milieubeheer. Het begrip 'niet in betekenende mate' is gedefinieerd als 3 % van de jaargemiddelde grenswaarde voor PM10 en NO2. Dit komt neer op een maximale bijdrage van 1,2 µg/m3 voor beide stoffen. Dit betekent dat wanneer aangetoond kan worden dat de voorgenomen ontwikkeling niet meer dan 1,2 µg/m3 bijdraagt aan de jaargemiddelde concentratie van beide stoffen, het project niet getoetst hoeft te worden aan de grenswaarden en inpasbaar is vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit.

3.2.4.3 Bestaande situaties

In geval sprake is van een conserveren van de bestaande plansituatie, is actualisatie van de luchtgegevens niet noodzakelijk.

3.2.4.4 Nieuwe ontwikkelingen

Bij planvorming voor nieuwe ontwikkelingen dient te worden onderzocht of deze ontwikkelingen nadelige gevolgen voor de luchtkwaliteit kunnen hebben. Hierbij kan gedacht worden aan ontwikkelingen/activiteiten met een extra verkeersaantrekkende werking.

3.2.4.5 Onderzoek

Om te kunnen vaststellen of wordt voldaan aan de bepalingen van de Wet luchtkwaliteit wordt de Verkeersmilieukaart (VMK) geraadpleegd. Met dit rekeninstrument worden de effecten van het gemotoriseerd verkeer op de geluids- en luchtkwaliteit langs de wegen vastgesteld.

De luchtkwaliteit wordt berekend op basis van de verkeersintensiteiten voor het jaar 2014 en 2024, de emissieparameters en achtergrondprognoses zoals opgenomen in het CAR II-model. De resultaten worden vervolgens getoetst aan de grenswaarden .

De berekeningen naar de concentratie van stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) worden uitgevoerd op 10 meter uit de kant van de weg. In de resultaten van het onderzoek worden de concentraties - verdeeld in verschillende klassen - opgenomen. Voor het planjaar 2024 worden de concentraties eveneens in beeld gebracht.

Naar aanleiding van de rekenresultaten kan voor alle deelgebieden het volgende worden opgemerkt: Resultaten stikstofdioxide (NO2): Uit de rekenresultaten blijkt dat de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie van 200 ug/m3 niet wordt overschreden. Daarnaast blijkt dat de jaargemiddelde concentratie in de onderzochte prognosejaren beneden de grenswaarde van 40 ug/m3 blijft.

Resultaten fijn stof(PM10): Uit de berekeningsresultaten blijkt dat langs geen van de onderzochte wegen de grenswaarde voor het jaargemiddelde van de concentratie van 40 ug/m3 wordt overschreden. Het aantal dagen dat sprake is van een overschrijding van de grenswaarde voor het uurgemiddelde van 50 ug/m3 blijft ruim beneden de grenswaarde van 35 dagen per jaar.

3.2.4.6 Conclusie

Voor het actualiseren van het bestemmingsplan 'Digitalisering analoge bestemmingsplannen' heeft een inventariserend onderzoek plaatsgevonden naar de concentraties van twee, in de 'Wet luchtkwaliteit' opgenomen stoffen, te weten stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10).

De concentraties van voornoemde stoffen in dit conserverend bestemmingsplan blijven ruim beneden de grenswaarden zoals die in de Wet luchtkwaliteit zijn opgenomen.

Voor wat betreft het aspect luchtkwaliteit wordt voldaan aan de normen.

3.2.5 Externe veiligheid
3.2.5.1 Algemeen

Regelgeving

De regelgeving op het gebied van externe veiligheid beoogt om een minimaal veiligheidsniveau de garanderen voor de burger voor wat betreft risico's van opslag en transport van gevaarlijke stoffen. Hiervoor zijn normen en richtwaarden opgenomen in de wetgeving in de vorm van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico is de plaatsgebonden kans per jaar dat een onbeschermd persoon komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De kans van éénmaal in de miljoen jaar op een dergelijk ongeval is als norm in de regelgeving opgenomen. Het plaatsgebonden risico (PR 10-6) is weer te geven met een contour rondom een activiteit.

Het groepsrisico geeft de kans per jaar aan dat een groep personen van een bepaalde grootte (bijvoorbeeld 10, 100 of 1000) personen tegelijk slachtoffer wordt van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico (GR) wordt weergegeven in een curve waarin het aantal personen is afgezet tegen de kans per jaar op (tegelijk) overlijden. Het groepsrisico is echter geen harde norm, maar een oriënterende waarde.

Gemeentelijk extern veiligheidsbeleid

Op 4 juli 2007 is door de Raad de “Omgevingsvisie externe veiligheid” vastgesteld. In die nota is de ambitie vastgelegd wat betreft het veiligheidniveau wat moet worden nagestreefd per deelgebied in Deventer. De risicobronnen binnen dit plangebied voldoen aan de gestelde ambitieniveaus.

Verantwoordingsplicht niet van toepassing

De regelgeving op het gebied van externe veiligheid verplicht om bij toename (of afname) van het aantal risico-ontvangers nabij een risicobron door de ontwikkelingen die in het ruimtelijk plan worden mogelijk gemaakt te verantwoorden. Dit wordt aangeduid als de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico. Dit plan heeft uitsluitend tot doel om de bestemmingen digitaal te maken. Het groepsrisico verandert niet. De verantwoordingsplicht is dan ook niet aan de orde. Die verantwoordingsplicht heeft reeds plaatsgevonden bij de nog analoge voorgaande bestemmingsplannen.

In deze paragraaf wordt uitsluitend beschrijvend ingegaan op de risicobronnen die zich binnen de plangrenzen bevinden.

3.2.5.2 Risicobronnen binnen het plangebied

Binnen het plangebied bevinden zich de volgende risicobronnen:

Hogedrukaardgasbuisleidingen

De hogedrukaardgasbuisleidingen vallen onder de werkingssfeer van het Besluit externe veiligheid buisleidingen. Op grond van dit besluit zijn deze leidingen in het bestemmingsplan door aanduiding van een leidingstrook met de bestemming “Leiding Gas”met een bijbehorende planregel beschermd tegen ongewenste activiteiten bij deze leidingen.

Binnen het plangebied zijn er geen PR 10-6 plaatsgebonden risicocontouren ten gevolge van deze leidingen. Het groepsrisico bevindt zich ruim onder de oriënterende waarde.

Route vervoer gevaarlijke stoffen over de weg

De door de Raad in 2006 aangewezen route vervoer gevaarlijke stoffen loopt onder andere over de N348 over de Siemelinksweg richting Raalte en daarmee deels door het plangebied.

Bij de vaststelling van de route zijn de risico's berekend. Deze zijn laag. Er is geen PR 10-6 berekend en het groepsrisico bevindt zich ruim onder de oriënterende waarde.

De route heeft geen gevolgen voor planregels of bestemmingen in dit bestemmingsplan.

Route vervoer gevaarlijke stoffen over het spoor

De route vervoer gevaarlijke stoffen over het spoor is landelijk in 2013 opnieuw vastgesteld in het Basisnet spoor. Dit Basisnet spoor treedt in juli 2014 in werking. De route loopt onder andere over het spoor van Deventer naar Zwolle en door de kern Bathmen. De risico's van de route zijn op grond van de vervoersaantallen opnieuw berekend. Er wordt geen PR 10-6 plaatsgebonden risicocontour berekend en het groepsrisico is laag. Op het spoor van Deventer naar Zwolle wordt na berekening geen groepsrisico aangetroffen. Dit als gevolg dat er op dit spoor uitsluitend brandbare vloeistoffen mogen worden vervoerd. Deze stoffen hebben een zeer klein invloedsgebied van 30 meter vanuit het spoor. Daarbinnen bevinden zich nauwelijks bestemmingen voor verblijf van mensen.

LPG tankstation (Siemelinksweg 25)

Dit tankstation ligt direct aan de route vervoer gevaarlijke stoffen wat bevoorrading vanaf de snelweg A1 mogelijk maakt. Het tankstation is naar aanleiding van het aspect externe veiligheid door middel van een Omgevingsvergunning d.d. 19 maart 2012 begrensd tot een doorzet van maximaal 500 m3 LPG op jaarbasis. Tevens zijn in die beschikking venstertijden voorgeschreven zodat LPG gelost moet worden buiten kantoortijden. Daarnaast is de inhoud van de ondergrondse LPG tank begrensd tot 20 m3. In het bestemmingsplan is de PR 10-6 risicocontour die het LPG station maximaal mag veroorzaken vastgelegd. Het groepsrisico is berekend. Op basis van de daadwerkelijke bebouwing in de omgeving van het LPG station is het groepsrisico laag. Op grond van de bestemmingsplancapaciteit (kantoren mogelijk in meerdere lagen) wordt theoretisch de oriënterende waarde van het groepsrisico overschreden.

In dit bestemmingsplan wordt opnieuw de risicocontour van dit LPG tankstation vastgelegd. Tevens zijn de risicobronnen van het LPG tankstation, het vulpunt, de ondergrondse LPG tank en de LPG afleverzuil gefixeerd op de plankaart. Dit om de ligging van de plaatsgebonden risicocontour ten opzichte van de omgeving te waarborgen.

Opslag van ontplofbare stoffen (Schietvereniging Somervaartpad 2)

In Colmschate Zuid is een schietvereniging gevestigd waar de opslag van munitie plaatsvindt. Deze inpandige recreatieve schietbaan beschikt over een opslag van maximaal 50.000 munitiepatronen. Op basis van TNO-onderzoek is vastgesteld dat voor het opslaan van maximaal 250.000 patronen voor vuurwapens, rekening moet worden gehouden met effectafstanden van circa 8 meter. Deze afstand is eveneens opgenomen in het activiteitenbesluit milieubeheer, voor inrichtingen waar meer dan 10.000 patronen worden opgeslagen. Daarom geldt een minimumafstand van 8 meter tussen een opslag van deze patronen en kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten. De inpandige opslag is op meer dan 45 meter van het dichtstbijzijnde beperkt kwetsbare object gelegen. Kwetsbare objecten zoals woningen zijn op grotere afstand gelegen. Binnen de afstand van 8 meter vanaf de interne opslagvoorziening van de patronen is geen vestiging van (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk.

Op de verbeelding is een gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - munitie' opgenomen van 8 meter gemeten vanaf de bouwgrens. Middels de bij deze aanduiding behorende regels wordt is bepaald dat ter plaatse van de aanduiding geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan zijn.

3.2.5.3 Conclusie

Externe veiligheid is in dit bestemmingsplan opgenomen door daar waar nodig veiligheidszones op te nemen. Externe veiligheid vormt geen belemmering voor het vaststellen van het bestemmingsplan.

3.2.6 Ecologie
3.2.6.1 Algemeen

Bij ecologie zijn twee sporen van belang. Eén spoor is het gebiedsgerichte natuurbeleid, de zogenaamde beschermde gebieden. Daarbij zal voor het desbetreffende bestemmingsplan aangegeven worden of er een connectie is met de Natura 2000 gebieden en het Overijssels Netwerk Natuur (eertijds de Ecologische Hoofdstructuur geheten). Weidevogelgebieden en/of Ganzenfoerageergebieden zijn bij onderhavig bestemmingsplan niet aan de orde. Hiernaast is soortbescherming van belang. Dit wordt geregeld in de Wet Flora- en fauna. Er zijn talloze natuuronderzoekingen bekend waardoor er een redelijk beeld van het plangebied geschetst kan worden. In deze paragraaf worden alleen voorbeelden van beschermde soorten genoemd.

3.2.6.2 Beschermde gebieden

Bij enkele onderdelen grenst het plangebied aan het Overijssels Netwerk Natuur. Te noemen valt het Kolkbos bij Diepenveen en landgoed De Bannink bij Colmschate. Beide gebieden kenmerken zich door bossen en kleinschalig agrarisch gebied. Deze landschapstypen verschillen sterk van de bebouwde omgeving van de woonwijken waardoor er nauwelijks ecologische relaties zijn tussen de woonwijken en de bossen. De wijk Zandweerd wordt door de winterdijk gescheiden van het Natura 2000 gebied “Rijntakken”, hier de uiterwaarden van de IJssel. Het landschapstype van de Zandweerd verschilt sterk van de uiterwaarden waardoor ook hier nauwelijks ecologische relaties zijn. Voor beide typen beschermde gebieden geldt dat het bestaan van de woonwijken, met vaststelling van dit nieuwe bestemmingsplan, geen negatieve invloed heeft op de doelstellingen die voor deze gebieden zijn vastgesteld.

3.2.6.3 Beschermde flora en fauna

De Flora- en faunawet is in werking getreden op 1 april 2002. Op grond van de wet geldt een algemeen verbod voor het verwijderen of beschadigen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten. Artikel 75 van de wet voorziet in een aantal gevallen in een mogelijkheid tot ontheffing. Deze gevallen zijn verder uitgewerkt in het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantsoorten.

In de bebouwde kom van Deventer komen ruim 400 wilde plantensoorten voor. In de door dit bestemmingsplan omvattende woonwijken zijn talloze habitats te vinden waar zich beschermde planten en dieren ophouden. Te denken valt daarbij aan oude gebouwen waarin vleermuizen huizen, bermen en parken waarin beschermde planten groeien, vijverpartijen waarin beschermde vissen en salamanders aanwezig zijn, vooroorlogse woonwijken waarin veel Gierzwaluwen en Huismussen (beide soorten waarvan het nest jaarrond beschermd is) broeden, rommelige plaatsen waar de beschermde Steenmarter vertoefd etc. Het voert te ver om al deze soorten op te noemen; dat is te vinden in bestaande literatuur. Wel worden hier ter illustratie een aantal kenmerkende beschermde soorten van west naar oost in het plangebied genoemd.

In de wijk Zandweerd broeden vele Gierzwaluwen, Huiszwaluwen en Huismussen. De Steenmarter is er algemeen en in vele panden komt de Gewone dwergvleermuis en de Laatvlieger voor. In het parkbos rondom de watertoren komt Sperwer en Bosuil als broedvogel voor en huizen diverse vleermuissoorten. In de poel bij de watertoren komt de Kamsalamander en de Poelkikker voor. Langs de Ceintuurbaan groeit de Weidegeelster en in de bomen broedt de beschermde Roek. In Diepenveen groeit bij de pastorie de Holwortel. In de wijk Keizerslanden broeden her en der Roeken en bij de Katholieke Begraafplaats groeit de zeer zeldzame Akkergeelster. De Oude Begraafplaats is een oase in de stad waar de Sperwer tot broeden komt, Eekhoorns en Steenmarters voorkomen en diverse beschermde en zeldzame planten groeien. Park Brabant bestaat uit oud bos waarin de Bosuil, Eekhoorns en onder andere de Rosse Vleermuis voorkomen. In de vijverpartij van Groot Douwel komt de Europese meerval voor en in de wijken zelfs de plantensoorten Klein Glaskruid, Tongvaren en de Weidegeelster. In Colmschate komen her en der Roeken voor met een grote kolonie aan het Oxerpad. In en rondom de vijverpartijen van de Somervaart komen diverse bijzondere plantensoorten voor zoals het Groot blaasjeskruid en de Steenanjer. Aan de oostrand van Colmschate komt in vijvers de Kamsalamander voor. In Bathmen komen diverse vleermuissoorten voor alsmede Gierzwaluwen en Huismussen.

3.2.6.4 Evenemententerrein Platvoet

Soortenbescherming

Van toepassing is de sinds 1 april 2002 van kracht zijnde Flora- en faunawet. Deze wet voorziet in de bescherming van planten en dieren in geheel Nederland.

Ten behoeve van het tot nu toe geldende bestemmingsplan is in 2006 een onderzoek gedaan naar de flora en fauna van het gebied (Ecogroen 2006). De flora van 2006 is kenmerkend voor voedselrijke en enigszins vochtige omstandigheden. Voorbeelden zijn: Ridderzuring, Kruipende boterbloem, Grote waterweegbree, Haagwinde, Echte koekoeksbloem, Cipreswolfsmelk, Fluitenkruid en Gewone braam.  Er zijn géén beschermde planten aangetroffen. De toestand van het terrein in die tijd verschilt niet veel van de huidige toestand tien jaar later. Na raadpleging van de Nationale Databank Flora en Fauna en een terreinbezoek op 25 juni 2015 blijkt dat er nog steeds géén beschermde planten voorkomen. Het terrein wordt intensief gemaaid waardoor het soortenspectrum ingekrompen is. Wat betreft de fauna komen alleen licht beschermde soorten voor als Rosse woelmuis, Bosmuis en incidenteel een Haas. Vleermuizen gebruiken het terrein als foerageergebied en dat blijft ook zo. In de bosschages aan de randen van het terrein broeden algemene vogelsoorten als Zwartkop, Zanglijster en Winterkoning. Indien het terrein in het voorjaar langere tijd niet gebruikt wordt zou zich een Kievit als broedvogel kunnen vestigen.  Door het nu voorgestelde intensievere gebruik van het terrein wordt dat echter voorkomen. Bruine kikker, Kleine watersalamander en Gewone pad kunnen in de randen van het terrein verwacht worden. Voor overige faunagroepen is het terrein niet geschikt. Er zijn géén beschermde dieren aangetroffen en deze worden ook niet verwacht. Resumerend kan gesteld worden dat doordat er géén beschermde flora en fauna aanwezig, is er géén ontheffing Wet Flora en fauna nodig is voor het intensievere gebruik van het evenemententerrein.

Gebiedsbescherming

Het evenemententerrein ligt nabij het Natura 2000-gebied Rijntakken (voorheen Uiterwaarden IJssel). Ter hoogte van het plangebied betreft het alleen Vogelrichtlijngebied (zie onderstaande figuur).

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.D139-VG01_0004.png"

Begrenzing Natura 2000-gebied Rijntakken ter hoogte van het evenemententerrein (rode lijn). Lichtblauw is Vogelrichtlijngebied. Ter hoogte van het plangebied is het Natura 2000-gebied niet begrensd als Habitatrichtlijngebied of als Beschermd Natuurmonument (Ministerie van EZ 2015. Ondergrond: ESRI).

Het gebruik van het evenemententerrein leidt alleen tot effecten op een gebiedsdeel van de 'Rijntakken' dat is aangewezen als Vogelrichtlijngebied. Een uitzondering hierop zijn de instandhoudingsdoelen voor Kamsalamander.

Omdat het evenemententerrein buiten de begrenzing van het Natura 2000-gebied ligt (op circa 180 tot 200 meter), beperken eventuele negatieve effecten zich tot effecten als gevolg van externe werking. Het betreft uitstralende effecten als geluid, licht en verstoring door bijvoorbeeld beweging (aanwezigheid mensen). Daarnaast is een effect als gevolg van depositie van stikstof op hiervoor gevoelige habitattypen evenmin op voorhand uit te sluiten vanwege uitstoot nabij Natura 2000-gebied. Geconcludeerd wordt dat getoetst moet worden of de plannen leiden tot negatieve gevolgen voor kwalificerende (niet-) broedvogelsoorten en dat daarnaast bepaald dient te worden of negatieve effecten kunnen optreden op de instandhoudingsdoelen voor Kamsalamander.

Voor het gebruik van het evenemententerrein Platvoet is op 9 december 2013 een natuurbeschermingswetvergunning voor onbepaalde tijd verleend. In deze vergunning zijn voorwaarden opgenomen voor het gebruik van het evenemententerrein:

  • 3. Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau ( LAr,LT )vanwege activiteiten op het evenemententerrein (met uitzondering van de Paaskermis) mag, gemeten op de kruin van de winterdijk aan de noordwest- en oostzijde van het evenemententerrein, niet meer bedragen dan 45 dB(A). De beoordelingsperiode voor de bepaling van het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau is van 00.00-24.00 uur (24-uurs gemiddelde).
  • 4. In afwijking van voorschrift 1 mag het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau ( LAr,LT ) vanwege activiteiten op het evenemententerrein tijdens de Paaskermis, gemeten op de kruin van de winterdijk aan de noordwest- en oostzijde van het evenemententerrein, niet meer bedragen dan 60 dB(A). De beoordelingsperiode voor de bepaling van het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau is van 00.00-24.00 uur (24-uurs gemiddelde)..
  • 5. Het meten en berekenen van de geluidsniveaus en het beoordelen van de meetresultaten moet plaatsvinden overeenkomstig de 'Handleiding meten en rekenen Industrielawaai', uitgave 1999. In afwijking van deze Handleiding mogen de toeslagen voor tonaal, impulsachtig of muziekgeluid buiten beschouwing worden gelaten.
  • 6. Op het evenemententerrein mag uitsluitend een ballonvaart starten als de wind in de onderste luchtlaag (troposfeer) uit noordwestelijke of westelijke richting komt.
  • 7. Activiteiten die in een andere periode of onder gewijzigde omstandigheden worden uitgevoerd moet de vergunninghouder minmaal een week van te voren melden bij het Meldpunt van provincie Overijssel (telefoonnummer: 038 425 24 23), onder vermelding van het betrokken Natura 2000-gebied, de naam van het projecten en het nummer van de vergunning.

Bij het vastleggen van de gebruiksregels in onderhavig bestemmingsplan ontstaan er enkele afwijkingen ten opzichte van de huidige vergunning. Het aantal kalenderdagen waarop evenementen worden toegestaan, worden verruimd ten opzichte van de vergunning. Ook het soort evenementen wordt in de gebruiksregels aangeduid als groot, middelgroot of klein. Hierbij behorend zijn in de gebruiksregels andere normen opgenomen met betrekking tot de geluidbelasting op de winterdijk.

Conclusie

Uit nader onderzoek 'Beoordeling in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998', door Ecogroen, 23 maart 2016 (zie Bijlage 3 Natuurtoets - Voortoets evenemententerrein Roland Holstlaan) blijkt:

  • dat het gebruik van het evenemententerrein aan de Roland Holstlaan niet leidt tot negatieve effecten op instandhoudingsdoelen voor habitattypen, habitatrichtlijnsoorten, broedvogels en niet-broedvogels voor het Natura 2000-gebied Rijntakken.
  • dat uit de berekening met AERIUS blijkt dat er geen toename is van stikstofdepositie.
  • dat de Natuurbeschermingswet 1998 de vaststelling (en uitvoering) van de gewijzigde bestemming voor het evenemententerrein niet in de weg staat.

3.2.7 Duurzaamheid

In juni 2009 is de Visie Duurzaam Deventer bestuurlijk vastgesteld. De gemeentelijke ambitie is dat Deventer in 2030 klimaatneutraal is. Om deze ambitie te realiseren is voor de periode 2011-2014 door de gemeenteraad de Uitvoeringsagenda Duurzaamheid “Op weg naar een duurzaam evenwicht” vastgesteld. In deze agenda worden 8 gemeentelijke beleidsprioriteiten benoemd, zoals b.v. realisatie windturbines en een klimaatneutraal stadkantoor. Ook is een duurzaam energiebedrijf in een lokale coöperatieve vorm geïnitieerd samen met verschillende organisaties. De sleutel zit in samenwerken. Als burgers en bedrijven initiatieven nemen zullen we die graag faciliteren. Waar nodig neemt de gemeente ook zelf het initiatief of schept de juiste voorwaarden. Zo hebben we een 'Visie op de Ondergrond' ontwikkelt waarmee de potentie voor o.a. koude-/ warmte opslag in beeld is gebracht. Deze informatie kan ontwikkelende partijen helpen bij een onderzoek naar de mogelijkheden voor warmte-koude opslag in de bodem, als warmte- en koelvoorziening.

De lijst ”Aanbevelingen voor duurzaam bouwen op bestemmingsplanniveau” uit de VNG - publicatie ”Bouwstenen voor een duurzame stedenbouw” is voor duurzaamheid een bruikbare ”Checklist” met maatregelen en aanbevelingen, die mogelijk in een plan toegepast kunnen worden. In het kader van duurzaam bouwen verdient een aantal aspecten bij de ontwikkeling van het woongebied bijzondere aandacht. Voor zover deze aspecten nog niet in het voorgaande zijn beschreven gaat het om onderstaande aspecten.

Bouwrijpmaken

Bij het bouw- en woonrijp maken wordt zo veel mogelijk met een gesloten grondbalans gewerkt. Het toekomstig peil wordt bepaald in samenhang met het nog op te stellen waterhuishoudkundig plan, de vereiste drooglegging, het rioleringsplan en de werkzaamheden in het kader van het bouwrijp maken (vrijkomende grond uit de cunetten en de bouwputten). Uitgangspunt hierbij is zo weinig mogelijk grond en zand aan te voeren. Dit ter beperking van de milieubelasting, die met het transport van grond samenhangt. In de uitwerking van de bestekken voor het bouwrijp maken wordt dit verwerkt.

Flexibiliteit en levensloop bestendig bouwen

Door toepassing van een woningbouwsystematiek geënt op flexibel en duurzaam bouwen in combinatie met een consumentgericht ontwikkel- en bouwproces, zullen de te realiseren woningen een grote mate van flexibiliteit ten aanzien van mogelijke woonprogramma's bezitten. Door de blijvende flexibiliteit wordt de levensloopbestendigheid van de woningen geoptimaliseerd met een duidelijke toekomstwaarde. De criteria van levensloopbestendigheid worden in gezet bij de uitwerking van de woningen in het plan.

Energie

Energiekosten gaan een steeds belangrijkere rol spelen, voor de ontwikkel- en beheerkosten voor vastgoed. Ook de (toekomstige) huizenbezitters en bedrijven zijn zich hiervan bewust en zullen dit laten meewegen. Het is in die zin verstandig inzicht te krijgen in het toekomstig energieverbruik van het te ontwikkelen vastgoed. Dit kan inzichtelijk gemaakt worden met b.v. een BREAAM quickscan. Met dit systeem kan ook in beeld gebracht worden welke duurzaamheidsmaatregelen efficiënt zijn. Hierbij kan gedacht worden aan zaken als:

  • zoveel mogelijk gebruik maken van passieve zonne-energie (oriëntatie);
  • overweeg het gebruik van actieve zonne-energie;
  • overweeg het gebruik van collectieve warmtelevering;
  • compacte (woning-)ontwerpen;
  • materiaal toepassingen (vernieuwbare materialen).

Na ontwikkeling kan met dit systeem de nieuwbouw ook gecertificeerd worden met een Europese erkenning. Wij willen de ontwikkelende partij graag helpen meedenken in dit proces.

Meer informatie over het gemeentelijke duurzaamheidbeleid is te vinden op de gemeentelijke website via: http://www.deventer.nl/duurzaamheid en http://www.deventer.nl/leven/milieu-duurzaamheid 

3.3 Leidingen en kabels

Er bevinden zich in en nabij het plangebied een aantal belangrijke ondergrondse en bovengrondse leidingen. Ter waarborging van een veilig en bedrijfszeker transport en ter beperking van gevaar voor personen en goederen in de directe omgeving is het van belang minimale (bouw)afstanden in acht te nemen. Om deze afstanden veilig te stellen zijn dubbelbestemmingen voor de betreffende leidingen opgenomen.

Reguliere kabels en leidingen, zoals telecomkabel en riolering, liggen over het algemeen onder openbaar toegankelijke bestemmingen. Deze kabels en leidingen brengen geen gevaar voor personen en goederen met zich mee en worden daarom niet specifiek bestemd of aangeduid.

3.3.1 Hoogspanningsleidingen

De hoogspanningsleiding is aanwezig op meerdere locaties in het plangebied. In Colmschate West loopt de leiding langs het Overijssels Kanaal. De hoogspanningsleiding loopt verder via het noorden van Schalkhaar richting Keizerslanden en doorkruist vervolgens Diepenveen. Op 3 oktober 2005 heeft VROM schriftelijk de gemeenten geadviseerd over het te voeren beleid met betrekking tot gezondheidsrisico's afkomstig van hoogspanningslijnen. Het advies luidt om bij de vaststelling van bestemmingsplannen, dan wel bij wijzigingen in bestaande plannen, zo veel als redelijkerwijs mogelijk is te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen (0 tot 15 jaar) langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbij het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla (ìT). In het advies wordt door VROM met nieuwe situatie, i.r.t. verblijftijd en mate van blootstelling, bedoeld het oprichten van woningen, scholen, kinderdagverblijven e.d. In aanvullend VROM advies uit 2008 is een nadere toelichting gegeven op het aspect langdurig. Langdurig is gedurende minimaal 1 jaar met een verblijftijd van minimaal 14-18 uur per dag.

Er wordt bij ruimtelijke planvorming rekening gehouden met dit VROM-advies. Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe gevoelige bestemmingen mogelijk binnen de indicatieve zone volgens de netkaart van VROM (50m). De specifieke zone hoeft daarom niet berekend te worden.

In het bestemmingsplan wordt de hoogspanningsleiding bestemd als 'Leiding - Hoogspanningsverbinding'.

3.3.2 Hogedrukaardgasleidingen

In het plangebied bevinden zich een aantal hogedrukaardgasbuisleidingen. Deze lopen van het Overijssels kanaal via het noorden van Schalkhaar en Keizerslanden richting Platvoet en Diepenveen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.D139-VG01_0005.jpg"

Ligging hogedrukaardgasleidingen (bron: professionele risicokaart)

In subparagraaf 3.2.5 wordt hier nader op ingegaan, in het kader van externe veiligheid.

In het bestemmingsplan worden de leidingen bestemd met de dubbelbestemming 'Leiding - Gas'.

3.4 Waterhuishouding

In het Nationaal Waterplan is aangegeven dat sinds 1 november 2003 de watertoets wettelijk verplicht is voor plannen in het kader van de Wet ruimtelijke ordening. Ruimtelijke plannen en besluiten kunnen gevolgen hebben op de waterhuishouding. Voorbeelden hiervan zijn een achteruitgaande waterkwaliteit, verdroging van natuurgebieden, etc. De watertoets heeft als doel deze negatieve effecten te voorkomen en mogelijke kansen voor het watersysteem te benutten. Bij de watertoets gaat het om het van meet af aan meenemen van water bij ruimtelijke plannen en besluiten. In deze paragraaf wordt hierop nader ingegaan.

In het plangebied zijn twee waterschappen operationeel, het waterschap Groot Salland en het waterschap Rijn en IJssel. In deze paragraaf worden per waterschap de belangrijkste wateraspecten besproken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.D139-VG01_0006.jpg"

Waterschappen in het plangebied: Groot Salland (paars) en Rijn en IJssel (lichtpaars) (bron: Wateratlas van Overijssel)

3.4.1 Waterschap Groot Salland

Binnen het overgrote deel van het plangebied is het waterschap Groot Salland de verantwoordelijk waterbeheerder.

Het bestemmingsplan betreft een grotendeels conserverend plan, nieuwe ontwikkelingen worden in principe niet mogelijk gemaakt. Binnen het bestemmingsplan zal, ten opzichte van het voorgaande planologisch regime, geen toename van het verharde oppervlak plaatsvinden.

Relevant beleid

Het beleid van het Waterschap Groot Salland staat beschreven in het Waterbeheerplan 2010-2015, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Daarnaast is de Keur van het Waterschap Groot Salland een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De genoemde beleidsdocumenten liggen ter inzage op het hoofdkantoor van het Waterschap Groot Salland. Ook zijn deze te raadplegen op de internetsite: www.wgs.nl. Op gemeentelijk niveau is het in overleg met het waterschap opgestelde gemeentelijk Waterplan en het (verbreed) gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) van belang.

Primair watergebied

In het plangebied zijn delen van de Zandwetering gelegen. De Zandwetering is een natuurlijke laagte, een beekdal. Rond de Zandwetering is een zone aangewezen als primair watergebied. In dit bestemmingsplan is deze zone bestemd met de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterbergingsgebied'. Hiermee blijft de waterbergingscapaciteit in dit gebied gewaarborgd. De gebieden die een beekdal vormen, zijn eveneens gelegen binnen deze dubbelbestemming, of zijn bestemd met de enkelbestemming 'Water'.

(Primaire) waterkeringen

Parallel aan de IJssel, ten zuiden van Deventer doorlopend richting het Oosten, ligt een beschermingszone van een waterkering die op de Legger van het Waterschap Groot Salland is opgenomen. Dit betreft een primaire waterkering, die ook in de Barro is opgenomen. Deze primaire waterkering ligt aan de rand van dijkring 53. Langs het Overijssels Kanaal ligt een 'overige' waterkering. De functie / stabiliteit van deze waterkeringen moet te allen tijde worden gegarandeerd. Binnen de Keur van het Waterschap Groot Salland worden eisen gesteld met betrekking tot werkzaamheden binnen de beschermingszone van de waterkering. Voor werkzaamheden binnen de beschermingszone van de waterkering is een Watervergunning op grond van de Keur van het Waterschap Groot Salland noodzakelijk. Indien een Watervergunning noodzakelijk is, wordt deze (na eventueel nader overleg) aangevraagd bij het Waterschap Groot Salland. De bescherming van de waterkeringen is in het bestemmingsplan geregeld middels de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. De beschermingszone van de primaire waterkeringen is opgenomen binnen de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - dijk', conform de bepalingen in het Barro (titel 2.11, primaire waterkeringen buiten het kustfundament).

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.D139-VG01_0007.jpg"

Ligging primaire waterkeringen (aangeduid met rode lijn) Bron: Wateratlas Overijssel

Oppervlaktewater

Binnen het plangebied zijn een aantal watergangen gelegen die in eigendom zijn bij het Waterschap Groot Salland. Het waterschap acht het van belang dat de functie van deze watergangen te allen tijde wordt gegarandeerd. Hierbij wordt rekening gehouden met de beschermingszone van deze watergangen zoals in de Keur van het Waterschap Groot Salland beschreven. Met betrekking tot deze watergangen gelden de binnen de Keur van het Waterschap Groot Salland opgenomen gebods- en verbodsbepalingen. Voor werkzaamheden binnen de beschermingszone moet een Watervergunning worden aangevraagd bij het Waterschap Groot Salland. Ten behoeve van het beheer en onderhoud geldt langs de watergang (vanaf de insteek) een obstakelvrije zone van 5 meter. Deze beschermingszone hoeft niet in het bestemmingsplan opgenomen te worden, maar is geregeld via de keur. Het oppervlaktewater is in dit bestemmingsplan bestemd als 'Water'.

Rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI)

In het bestemmingsplan is de RWZI aan de Roland Holstlaan opgenomen. Rond deze RWZI is een zone waarbinnen sprake kan zijn van geluidsoverlast. Deze zone is in het bestemmingsplan opgenomen met een gebiedsaanduiding 'Geluidzone - industrie'.

Drinkwaterbescherming

Voor het ruimtelijk ordeningsbeleid is het uitgangspunt dat het risico op vervuiling van het grondwater binnen grondwaterbeschermingsgebieden en intrekgebieden wordt tegengegaan.
Delen van het plangebied liggen in boringsvrije zones. In deze gebieden is het beleid gericht op het verminderen van de risico's op verontreiniging van het grondwater. Drinkwatervriendelijke functies worden gestimuleerd en voor de overige functies wordt een restrictief beleid gevoerd. Het provinciale beleid voor de drinkwaterwinning is verwoord in de Omgevingsvisie Overijssel 2009. De regels omtrent grondwaterbescherming zijn verwerkt in de Omgevingsverordening Overijssel 2009.

Het diepe waterhoudende pakket bevat water van een uitstekende kwaliteit. Teveel water uit dit pakket onttrekken leidt echter tot het optrekken van de zoet/zout grens in de ondergrond. Onttrekkingen uit dit pakket worden alleen toegestaan voor drinkwater en voor industriële toepassingen met hoogwaardige doelen. Met het oog op deze kenmerken kan er geen sprake zijn van Koude-Warmte-Opslag (KWO) in dit diepe pakket.

De concrete maatregelen die gelden voor de boringsvrije zones zijn:

  • Algemene voorschriften voor mechanische ingrepen (boringen e.d.) dieper dan 50 meter onder het maaiveld;
  • Een absoluut verbod op nieuwe bodemenergiesystemen dieper dan 50 meter (bestaande systemen mogen aanwezig blijven);
  • het is niet toegestaan om koelwater en (verontreinigde) overige vloeistoffen binnen een inrichting te lozen.

Met het voorliggende bestemmingsplan worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt waar bovengenoemde punten aan de orde zijn. De boringsvrije zone is een milieubeschermingsgebied waarvoor de provincie op grond van de Wet milieubeheer direct bevoegd gezag is. In het bestemmingsplan is daarom geen verdere bescherming van dergelijke gebieden noodzakelijk.

Voorkeursbeleid hemel- en afvalwater

Bij de afvoer van overtollig hemelwater is infiltratie in de bodem het uitgangspunt. Oppervlakkige afvoer naar de infiltratievoorziening en infiltratie via wadi's geniet daarbij de voorkeur. Als oppervlakkige infiltratie niet mogelijk is, is ondergrondse infiltratie door middel van bijvoorbeeld een infiltratieriool (IT-riool) of infiltratiekratten een optie. Als infiltratie niet mogelijk is, kan hemelwater via een bodempassage worden geloosd op oppervlaktewater. Schoon hemelwater (bijvoorbeeld vanaf dakoppervlakken) kan direct worden afgevoerd naar oppervlaktewater. Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afgekoppelde hemelwater te garanderen.

Deze bepalingen zijn met name van toepassing op het moment dat er nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden. Dat is in dit bestemmingsplan in principe niet aan de orde.

Overleg met het waterschap

Het Waterschap Groot Salland is geïnformeerd over het bestemmingsplan via het vooroverleg. De opmerkingen van het Waterschap Groot Salland zijn zo goed mogelijk verwerkt in voorgaande waterparagraaf.

3.4.2 Waterschap Rijn en IJssel

Een deel van het plangebied ligt binnen de bevoegdheid van het Waterschap Rijn en IJssel. Het gaat om het plandeelgebied Bathmen en een klein deel van Colmschate Zuid.

Het plandeelgebied bevat enkele waterhuishoudkundige belangen, maar vanwege het consoliderende karakter is de standaard waterparagraaf gehanteerd. In deze waterparagraaf wordt het beleidskader geschetst en worden de relevante thema's uitgewerkt.

Beleid

Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. In het Waterbeheerplan 2010-2015 van Waterschap Rijn en IJssel staat het beleid beschreven op een drietal hoofdthema's. Voor het thema Veiligheid is bescherming tegen hoog water op de rivieren het speerpunt. Het functioneren van de primaire en regionale waterkeringen staat hierbij centraal. Het thema Watersysteembeheer is gericht op het voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie "Vasthouden-Bergen-Afvoeren". Voor de waterkwaliteit is het uitgangspunt “stand still - step forward”. Watersysteembenadering en integraal waterbeheer dienen als handvatten voor het benutten van de natuurlijke veerkracht van een watersysteem. Het einddoel is een robuust en klimaatbestendig watersysteem voor de toekomst. Voor het thema Waterketenbeheer streeft Waterschap Rijn en IJssel naar een goed functionerende waterketen waarbij er een optimale samenwerking met de gemeenten wordt nagestreefd.

Ruimtelijke ordening en water zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Er is meer ruimte nodig voor het waterbeheer van de toekomst. Ook op andere terreinen, zoals recreatie, wonen en landbouw speelt water een centrale rol. Het waterschap wil in het watertoetsproces vroegtijdig meedenken over de rol van het water in de ruimtelijke ontwikkeling en wil samen met de gemeente op zoek naar de bijdrage die water kan leveren aan de verbetering van de leefomgeving.

Primair watergebied

Ten zuiden van het plangebied ligt de Schipbeek. De Schipbeek is een natuurlijke laagte, een beekdal. Een aantal gebieden ten zuiden van de Schipbeek zijn aangewezen als primair watergebied. Deze gebieden liggen echter buiten de begrenzing van het plangebied.

(Primaire) waterkeringen

Ten noorden van de Schipbeek ligt een primaire waterkering, welke eveneens de grens vormt van dijkkringgebied 53 Salland. Deze waterkering is ook opgenomen in het Barro.

Ten zuiden van het plangebied ligt eveneens een primaire waterkering, deze loopt gelijk aan de Rijksweg A1. Deze waterkering vormt de noordelijke grens van het dijkringgebied 51, Gorssel.

Ten zuiden van de Schipbeek is een 'overige' waterkering aanwezig, dit betreft de zomerkade.

Voor activiteiten binnen de zone rond de zomerdijk geldt dat altijd toestemming van het waterschap nodig is in het kader van de Keur. Hiertoe zijn in dit bestemmingsplan geen regels voor opgenomen.

De bescherming van de primaire en de overige waterkeringen is in het bestemmingsplan geregeld middels de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. De beschermingszone van de primaire waterkeringen is opgenomen binnen de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - dijk', conform de bepalingen in het Barro (titel 2.11, primaire waterkeringen buiten het kustfundament).

Drinkwaterbescherming

Voor het ruimtelijk ordeningsbeleid is het uitgangspunt dat het risico op vervuiling van het grondwater binnen grondwaterbeschermingsgebieden en intrekgebieden wordt tegengegaan.
Het plandeelgebied Bathmen ligt in de boringsvrije zone Salland. In dit gebied is het beleid gericht op het verminderen van de risico's op verontreiniging van het grondwater. Drinkwatervriendelijke functies worden gestimuleerd en voor de overige functies wordt een restrictief beleid gevoerd. Het provinciale beleid voor de drinkwaterwinning is verwoord in de Omgevingsvisie Overijssel 2009. De regels omtrent grondwaterbescherming zijn verwerkt in de Omgevingsverordening Overijssel 2009.

Het diepe waterhoudende pakket bevat water van een uitstekende kwaliteit. Teveel water uit dit pakket onttrekken leidt echter tot het optrekken van de zoet/zout grens in de ondergrond. Onttrekkingen uit dit pakket worden alleen toegestaan voor drinkwater en voor industriële toepassingen met hoogwaardige doelen. Met het oog op deze kenmerken kan er geen sprake zijn van Koude-Warmte-Opslag (KWO) in dit diepe pakket.

De concrete maatregelen die gelden voor de boringsvrije zones zijn:

  • Algemene voorschriften voor mechanische ingrepen (boringen e.d.) dieper dan 50 meter onder het maaiveld;
  • Een absoluut verbod op nieuwe bodemenergiesystemen dieper dan 50 meter (bestaande systemen mogen aanwezig blijven);
  • het is niet toegestaan om koelwater en (verontreinigde) overige vloeistoffen binnen een inrichting te lozen.

Met het voorliggende bestemmingsplan worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt waar bovengenoemde punten aan de orde zijn. De boringsvrije zone is een milieubeschermingsgebied waarvoor de provincie op grond van de Wet milieubeheer direct bevoegd gezag is. In het bestemmingsplan is daarom geen verdere bescherming van dergelijke gebieden noodzakelijk.

Oppervlaktewater 

Nabij het plangebied bevindt zich een aantal watergangen. Ten zuiden van Bathmen loopt de Schipbeek. De Schipbeek is een essentiële watergang. De watergang en de kade vormen samen de kernzone van het waterschap. Buiten deze kernzone ligt de beschermingszone. In beide zones is de Keur van het waterschap van toepassing. De hierboven genoemde zones vallen buiten dit plangebied, waardoor geen specifieke bescherming in dit bestemmingsplan hoeft te worden opgenomen.

Verder komt er in Bathmen geen oppervlaktewater voor.

Hemelwater 

In de huidige situatie wordt het hemelwater dat afkomstig is van de verharde oppervlakken afgevoerd via het gemengde rioolstelsel naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. In het kader van de nota Waterbeheer 21e eeuw, moet worden gestreefd naar afkoppeling van het hemelwater dat afkomstig is van verharde oppervlakken. Centraal hierbij staat dat afwenteling moet worden voorkomen door het hanteren van de drietrapsstrategie 'vasthouden - bergen - afvoeren'.

Als uitgangspunt van de gemeente en het waterschap voor nieuwe woongebieden wordt een stelsel gehanteerd waarbij het huishoudelijk afvalwater wordt afgevoerd via het rioolstelsel en het regenwater van verharde oppervlakken wordt geinfiltreerd of geborgen in bijvoorbeeld een vijver.

Van de verharde oppervlakken komen vanwege het risico van vervuiling alleen de terrein- en dakoppervlakken voor afkoppeling in aanmerking. Tevens mogen geen uitlogende materialen worden gebruikt.

Bij nieuwbouw dient onderzocht te worden of schoon hemelwater kan worden geïnfiltreerd in de bodem. Infiltratie kan plaatsvinden door gebruik te maken van bijvoorbeeld wadi's. De omvang van de infiltratievoorziening is afhankelijk van de plaatselijke situatie. In de meeste situaties is een overloop naar oppervlaktewater of het rioolstelsel noodzakelijk. Bij een overloop naar oppervlaktewater is het van belang dat de waterkwaliteit voldoende gewaarborgd blijft.

Afvalwater 

Het afvalwater wordt afgevoerd via een gemengd rioolstelsel in het gebied. De bestaande riolering dateert van de begin jaren zestig van de twintigste eeuw. De riolering in de nieuwbouw op de Bathmense Enk is van recentere data. Het rioolstelsel van Deventer voldoet nog niet aan de basisinspanning. De basisinspanning (een emissie niet groter dan uit een landelijk gekozen referentiestelsel) voor de kern Bathmen is gerealiseerd.

Overleg met het waterschap

Het waterschap Rijn en IJssel is geïnformeerd over het bestemmingsplan via het vooroverleg. De opmerkingen van het waterschap zijn verwerkt in voorgaande waterparagraaf.

3.4.3 Overstromingsparagraaf

Door klimaatverandering neemt de kans op overstroming en wateroverlast toe. Gebieden met risico op overstroming zijn gebieden die omgeven zijn door primaire waterkeringen en waar bij een doorbraak het risico bestaat dat het gebied onder water loopt. De Omgevingsverordening Overijssel 2009 schrijft voor dat voor alle gebieden met risico op overstroming een overstromingsrisicoparagraaf wordt opgenomen in de toelichting bij bestemmingsplannen.

Een groot deel van het plangebied ligt binnen een dijkring, Dijkring 53 Salland. Dit is een wettelijk vastgelegd dijkringgebied, waarbinnen alleen nieuwe grootschalige ontwikkelingen mogelijk zijn indien in het bestemmingsplan voorwaarden worden opgenomen om de veiligheid ook op lange termijn voldoende te waarborgen. Door klimaatveranderingen moeten we meer rekening houden met de gevolgen van een overstroming. Inzet is het voorkomen van slachtoffers (rampenbeheersing) en van economische schade (gevolgenbeperking). In deze overstromingsrisicoparagraaf wordt ingegaan op de risico's bij overstroming en de stand van zaken van maatregelen en voorzieningen die worden getroffen om deze risico's te voorkomen of te beperken.

De dijkring betreft een gebied met een risico op overstroming (minder snel en ondiep onderlopende gebieden) en heeft volgens de Waterwet een gemiddeld overschrijdingskans van 1/1250 per jaar. De primaire keringen worden op veiligheid beoordeeld door de beheerders. De Europese richtlijn overstromingsrisico's (2007) verplicht tot het inzetten van drie instrumenten voor een betere bescherming tegen overstromingen: een voorlopige risicobeoordeling (2011), kaarten (gereed 2014) en risicobeheersplannen (in werking per 22 december 2015). De richtlijn geldt voor de binnendijkse (dijkringen) en buitendijkse gebieden van de IJssel. Voor woon- en werkgebieden dienen rampenplannen opgesteld te worden.

De gemeente Deventer zal de komende jaren samen met de Waterschappen en Rijkswaterstaat de overstromingsrisico's in het dijkringgebied onderzoeken en hiervoor beleid opstellen.

In het kader van het rijksprogramma Ruimte voor de Rivier zijn maatregelen bij Deventer worden uitgevoerd, die bij hoogwater een dalend effect hebben op de waterstand.

3.5 Verkeer en parkeren

Bij nieuwe ontwikkelingen met een grote verkeersaantrekkende werking moet worden gemotiveerd of de verkeersafwikkeling kan worden gewaarborgd (mobiliteitstoets). Daarnaast dient aandacht te worden besteed aan aspecten als verkeersveiligheid, openbaar vervoer, langzaam verkeer en parkeren.

In het bestemmingsplan is één nieuwe ontwikkeling aan de orde, namelijk het verruimen van het gebruik van het evenemententerrein. Voor het overige betreft het bestemmingsplan een conserverend plan waarbij geen wijzigingen zijn opgenomen met betrekking tot verkeer en parkeren.

3.5.1 Evenemententerrein Platvoet

Algemeen

In de bestemmingsplanregels is opgenomen per evenement door hoeveel bezoekers per dag het evenemententerrein bezocht mag worden.

Soort evenement   Maximum aantal evenementendagen (exclusief op- en afbouwdagen en exclusief pauzedagen) per jaar   Maximaal aantal bezoekers per dag  
Groot   1   > 10.000  
Middelgroot   2   10.000  
Middelgroot   10   10.000  
Klein (inclusief paaskermis)   30   5.000  

In de regels is niet opgenomen om welke type evenementen het gaat. Het type evenementen kan wel gevolgen hebben voor de manier waarop met verkeersaspecten omgegaan dient te worden. Bij evenementen waar gedurende de openingstijden bezoekers kunnen komen en gaan (zoals de kermis) zullen andere maatregelen van toepassing zijn dan bij evenementen waarbij binnen een beperkte periode alle bezoekers komen en binnen een andere periode alle bezoekers, nagenoeg gelijktijdig, weer vertrekken (zoals bij een concert of voorstelling).

Parkeercapaciteit

Alleereerst is de parkeercapaciteit vanhet terrein zelf en de directe omgeving in beeld gebracht. Op het terrein zelf is een parkeerterrein ingericht waar ruim 100 parkeerplaatsen voor auto's aanwezig zijn. Ook voor fietsparkeren is voldoende ruimte, circa 500 m2. Aan de overzijde van het evenemententerrein is een parkeerterrrein behorende bij de sportverenigingen met een capaciteit van bijna 200 parkeerplaatsen. Op zaterdagen en zondagen wordt dit terrein echter ten behoeve van sportactiviteiten gebruikt: de volledige parkeercapaciteit is dan niet voor evenementen beschikbaar. Dit gegeven levert enkel bij grote en zeer grote evenementen belemmeringen op.

Voor autoparkeren zijn er in de basissituatie circa 300 parkeerplaatsen op toegankelijke terreinen. Langs de Brederodelaan in andere straten in de nabije omgeving is het ook mogelijk om te parkeren.

Afhankelijk van het type evenement is het ook mogelijk om op het evenemententerrein meer parkeerplaatsen in te richten. Zo kan als voorbeeld het Mega Piraten Festijn genoemd worden, waarbij er 175 parkeerplaatsen op het terrein zelf aanwezig waren. Omdat het gaat om een vrij in te rrichten terrein kan er dan ook geen eenduidige capaciteit worden vastgesteld op het terrein zelf.

Bij evenementen waar een groot aantal bezoekers wordt verwacht, is het ook mogelijk om de parkeercapaciteit elders te benutten. In de omgeving is het parkeerterrein van de Jachthaven een optie, met een capaciteit van maximaal 300 parkeerplaatsen. Ook is het inzetten van pendelbussen vanaf bijvoorbeeld parkeerterreinen bij runshoppingcenter De Snipperling en De Scheg worden ingezet. Ook het gebruiken van bijvoorbeeld weilanden in de omgeving als tijdelijke parkeerruimteis een mogelijkheid voor het vergroten van de parkeercapaciteit.

Parkeernormen

Er zijn geen landelijk vastgestelde normen voor het aantal parkeerplaatsen op evenemententerreinen. Hiervoor is een tweetal redenen:

  • De aard van de evenementen kan onderling sterk verschillen en daarmee ook de kenmerken van de bezoekers. Evenementen met een plaatselijk of regionaal karakter trekken andere bezoekers dan een landelijk evenement; logisch dat dan ook het percentage autoreizigers sterk kan verschillen.
  • Bij haast alle grootschalige evenementen in Nederland is er sprake van een gebrek aan parkeerplaatsen in de directe omgeving van het evenement; dat betekent dat er voor elk evenement een vervoerplan gemaakt wordt door de organisator van het evenement.

Om toch een indruk te krijgen van de parkeerbehoefte bieden de zogenoemde CROW-normen voor vergelijkbare bestemmingen een aanknopingspunt. Zo kent een stadion als norm 0,12 parkeerplaats per zitplaats; een bioscoop komt op 0,25 parkeerplaats per zitplaats. Omdat verwacht mag worden dat net als bij wedstrijden in stadions bij evenementen passagiers eerder samen zullen reizen per auto, ligt aansluiting bij de 'stadionnorm' meer voor de hand dan de bioscoopnorm. Met een maximaal aantal bezoekers van 10.000 bezoekers zullen er ca. 1.200 parkeerplaatsen nodig zijn. Bij het grote evenement waarbij meer bezoekers verwacht kunnen worden kan het aantal benodigde parkeerplaatsen berekend worden aan de hand van de betreffende norm.

Het aantal malen dat er 10.000 bezoekers tegelijkertijd aanwezig zullen zijn op een evenement op een groot evenement is naar verwachting zeer beperkt. Ter vergelijking: tijdens het Mega Piraten Festijn van zaterdag 10 oktober 2015 was het aantal bezoekers op het evenemententerrein met 6.500 beduidend lager.

Bij een bezoekersaantal van 5.000 (maximaal aantal bij kleine evenementen) is, uitgaande van een parkeerbehoefte van 0,12 parkeerplaats per bezoeker, een parkeercapaciteit van 600 parkeerplaatsen nodig. Voor het opvangen van de bezoekers met de auto die van buiten de stad komen zal bij kleine en middelgrote evenementen niet volstaan kunnen worden met de capaciteit van 300 parkeerplaatsen op eigen terrein en het sportterrein op de Zandweerd.

Voor de evenementen die meer bezoekers per auto trekken zullen dus, naast de parkeercapaciteit in de directe omgeving ook andere P-terreinen ingezet moeten worden. Hierbij kan gedacht worden aan de parkeerplaats op het runshopping center De Snipperling. Op het parkeerterrein bij De Scheg is eveneens voldoende parkeergelegenheid die kan worden ingezet tijdens evenementen. Vanaf deze P-terreinen kunnen door de organisator van een evenement pendelbussen worden ingezet. Dit laat onverlet dat de parkeerterreinen ook voor de automobilist goed bereikbaar moeten zijn. Voor de parkeerterreinen van het Runshopping Centre en De Scheg is dat met een ligging aan/nabij de stedelijke verkeersinfra in voldoende mate het geval. Voor de pendelvoorzieningen is een aandachtspunt dat op het evenemententerrein voldoende ruimte aanwezig moet zijn om de pendelbussen te laten wachten en mensen in- en uit- laten stappen.

Voorwaarden in evenementenvergunning

Op het moment dat een evenement plaatsvindt waarbij de parkeercapaciteit in de nabije omgeving niet voldoende is, zal aan de hand van een vervoerplan aangetoond moeten worden dat er geen overlast in de omgeving ontstaat door parkeren en ontsluiting van het evenement. Deze voorwaarde wordt opgenomen in de evenementenvergunning.

In de planregels van dit bestemmingsplan is de voorwaarde opgenomen dat het gebruik van het evenemententerrein niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de woonsituatie, de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de parkeersituatie.

Verkeersveiligheid

Bij evenementen waar veel bezoekers verwacht worden is het mogelijk om maatregelen te nemen met betrekking tot de verkeersveiligheid. Bij grote evenementen kan de organisator verplicht worden een vervoersplan aan te leveren waar ook het aspect verkeersveiligheid aan de orde komt. Een van de mogelijkheden is het nemen van een verkeersbesluit waarbij de Roland Holstlaan tijdelijk wordt afgesloten voor doorgaand verkeer. Ook het plaatsen van bebording waaruit duidelijk blijkt waar geparkeerd kan wroden en welke route gevolgd dient te worden draagt bij aan het vergroten van de verkeersveiligheid. Deze aspecten kunnen worden meegenomen bij het beoordelen van de evenementenvergunning.

Openbaar vervoer

Het terrein is vanaf het Centraal Station te bereiken met buslijn 2 en 3. De bijbehorende bushaltes zijn op acceptabele loopafstand tot het evenemententerrein.

Langzaam verkeer

Voor voetgangers en fietsers is het terrein goed te bereiken. Langs een groot deel van de Roland Holstlaan ligt voetpad, langs de gehele weg ligt een vrijliggend fietspad.

Conclusie

Gezien bovenstaande kunnen er in voldoende mate oplossingen gevonden worden om het het aspect verkeer en parkeren geen belemmeringen te laten zijn voor het gebruiken van het evenemententerrein. Wel zal per evenement gekeken moeten worden welke verkeersaspecten aan de orde zijn. Middels de evenementenvergunning kunnen hier voorwaarden aan worden gesteld.

3.6 Sociale veiligheid

Naast een aantrekkelijke en aanpasbare woonomgeving zal de woonomgeving vooral ook (sociaal) veilig in het gebruik moeten zijn. Het gaat er om dat mensen zich veilig voelen en dat zoveel mogelijk daadwerkelijk zijn. Factoren die kunnen bijdragen aan (het gevoel van) meer veiligheid zijn: informeel toezicht op de openbare ruimte, persoonlijke controle over de ('eigen') omgeving en het imago van het (totale) gebied. Toegespitst op het plangebied betekent dit, dat door inrichting en beheer van de openbare ruimte een goede sociale controle mogelijk dient te zijn. Een aantal aspecten waarbij de sociale veiligheid bijzondere aandacht vraagt, is:

  • stedenbouwkundige inrichting: daarbij gaat het ondermeer om de relatie openbaar-privé, menging tuin- en straatgericht wonen, overzichtelijkheid van stratenpatronen, parkeervoorzieningen en openbare verlichting;
  • vrijliggende groenvoorzieningen: vooral de waarborging van overzichtelijkheid;
  • langzaam-verkeerroutes: primaire routes moeten bij voorkeur 'begeleid' worden door woonbebouwing;
  • buurtbeheer: optredende gebreken als gevolg van dagelijks gebruik adequaat en snel herstellen;
  • jeugdopvang: creëren van adequate speel- en ontmoetingsplekken.

Bij raadsbesluit d.d. 1 juli 2000 is besloten dat bij de uitvoering van bouwplannen de normeringen genoemd in het handboek Politiekeurmerk Veilig Wonen als basis worden gehanteerd. Deze normeringen houden in dat naast extra eisen op woningniveau bovenop de eisen in het bouwbesluit, eisen worden gesteld aan een woongebouw/wooncomplex en aan de openbare ruimte. De mogelijkheden van het kunnen uitoefenen van sociale controle spelen hierbij een cruciale rol.

Hoofdstuk 4 Planopzet en juridische aspecten

4.1 Inleiding

Dit bestemmingsplan is grotendeels beheersgericht. Dat wil zeggen dat de (planologisch) aanwezige functies en aanwezige bebouwing zoveel mogelijk worden bestemd zoals deze nu zijn. Dit houdt echter niet in dat de bestaande ruimtelijke situatie voor het plangebied van dit bestemmingsplan voor de aankomende tien jaren wordt bevroren. Onnodige starheid van het plan moet voorkomen worden. Kleinschalige ontwikkelingen en veranderingen binnen de bestaande functie zijn in meerdere of mindere mate wel mogelijk.

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de plansystematiek. Allereerst wordt de standaardisering van de bestemmingsplannen toegelicht. In § 4.3 wordt ingegaan op de opzet van dit bestemmingsplan. Tenslotte wordt in § 4.4 aandacht gegeven aan de handhaving van de bestemmingsplanregels.

4.2 RO Standaarden 2012

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is vastgelegd dat planologische visies, plannen, besluiten, verordeningen en algemene maatregelen van bestuur digitaal vervaardigd en op elektronische wijze beschikbaar gesteld moeten worden. Om dit mogelijk te maken zijn de RO standaarden ontwikkeld.

De SVBP2012 (standaarden) bevatten de normen die van toepassing zijn op de vormgeving en inrichting van oa. het bestemmingsplan, met het doel om deze op vergelijkbare wijze op te bouwen en weer te geven. De SVBP2012 geeft daartoe normen voor de opbouw van de regels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan.

De informatie die is vastgelegd in het plan moet in elektronische vorm volledig toegankelijk en raadpleegbaar zijn. Dit wordt de digitale verbeelding genoemd. In de digitale verbeelding wordt alle relevante bestemmingsplaninformatie in een interactieve raadpleegomgeving getoond. Een raadpleger van het bestemmingsplan moet alle relevante bestemmingsplaninformatie op eenvoudige wijze voor ogen kunnen krijgen. Dit betekent dat bestemmingsplannen alleen in digitale vorm rechtskracht kunnen krijgen. De papieren versie betreft slechts een verbeelding van de digitale versie. Dit bestemmingsplan is daarom digitaal en IMRO-gecodeerd opgesteld, zodat het is voorbereid om digitaal te worden vastgesteld en gepubliceerd.

4.3 Planopzet

4.3.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en planregels betreffende het gebruik gekoppeld.

De toelichting heeft geen juridische betekenis, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

De planregels van het bestemmingsplan zijn ondergebracht in vier hoofdstukken:

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels beogen een eenduidige interpretatie en toepassing van de overige, meer inhoudelijke regels en van de verbeelding te waarborgen.

Hoofdstuk 2 bevat de planregels in verband met de bestemmingsbepalingen. Per op de verbeelding aangegeven bestemming bevat dit hoofdstuk planregels, welke specifiek voor die bestemming gelden.

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Hierbij gaat het om planregels die op nagenoeg alle bestemmingen betrekking hebben en die vooral om praktische redenen zijn ondergebracht in dit hoofdstuk, alsmede een aantal specifieke planregels, waaronder een anti-dubbeltelbepaling.

Tenslotte bevat hoofdstuk 4 de overgangs- en slotregels. Deze planregels bevatten onder meer het overgangsrecht en de titel.

4.3.2 Hoofdstuk 1: Inleidende regels

De artikelen 1 en 2 bevatten begripsomschrijvingen respectievelijk planregels omtrent de wijze van meten. Het voert te ver om hier uitgebreid bij alle begrippen stil te staan, maar wel verdienen enkele voor de dagelijkse gebruikspraktijk belangrijke begrippen aandacht. Het betreft hier met name de begrippen bestemmingsvlak, bouwvlak en bouwperceel. Tevens wordt ingegaan op de definitie van woning.

Bestemmingsvlak

Een bestemmingsvlak is een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde bestemming. De bij een bestemming behorende planregels gelden afzonderlijk voor elk bestemmingsvlak met die bestemming.

Bouwvlak

In een aantal bestemmingsvlakken is op de analoge en digitale verbeelding een bouwvlak aangegeven. Een bouwvlak is een op de analoge en digitale verbeelding aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegestaan. Hoofdregel is dat buiten het bouwvlak geen gebouwen mogen worden opgericht, doch uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Bouwperceel

Het bouwperceel is niet op de analoge en digitale verbeelding aangegeven. In artikel 1 van de planregels wordt bouwperceel omschreven als een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. In feite gaat het daarbij om het stuk grond dat bij de beoordeling van een aanvraag van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouw moet worden aangemerkt als behorende bij het gevraagde bouwwerk. De visuele uitstraling van dat ene bouwperceel en het als één eenheid functioneren van dat bouwperceel is dan van belang. Een bouwperceel is altijd gelegen binnen een of meer bestemmingsvlakken, maar de begrenzing van een bouwperceel hoeft niet samen te vallen met de begrenzing van een bestemmingsvlak. Bouwvlakken geven aan waar binnen een bouwperceel gebouwen mogen worden gebouwd. Op het bouwperceel voor zover gelegen buiten het bouwvlak, mogen echter ook worden gebouwd, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en vergunningvrije bouwwerken.

Hiervoor is aangegeven dat de begrenzing van een bouwperceel niet hoeft samen te vallen met de begrenzing van een bestemmingsvlak. Met name in de woonbestemmingen komen meerdere bouwpercelen binnen één of meer bestemmingsvlakken voor. De grenzen van de bouwpercelen worden in de regel gevormd door de begrenzing van het erf. Waar die begrenzing tevens de eigendomsgrens is - en dit is vrijwel altijd het geval - vallen de grenzen van het bouwperceel samen met die van het kadastrale perceel. De loop van kadastrale grenzen kan veranderen door, bijvoorbeeld, aan- of verkoop van grond. Dan verandert ook de grens van het bouwperceel. Een stuk grond kan nu nog niet bij een bouwperceel horen en over een tijdje wel. Via de anti-dubbeltelbepaling in dit bestemmingsplan wordt voorkomen dat één stuk grond tweemaal meegeteld wordt bij de behandeling van aanvragen van omgevingsvergunningen.

Woning

Een woning is gedefinieerd als 'een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van personen'. Deze definitie wordt gehanteerd omdat steeds meer verschillende vormen van samenleven in een woning plaatsvinden die niet behoren tot het traditionele (al dan niet één persoons-) huishouden. Hierbij kan gedacht worden aan woongroepen, begeleid zelfstandig wonen, kamerbewoning e.d..

4.3.3 Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels

Algemeen

De planregels komen, voor een groot deel van het plangebied, overeen met het huidig gebruik van de grond en van de bebouwing. Ook sluiten de bouwregels grotendeels aan bij de bestaande bebouwing. Dit impliceert dat er voor een groot deel van het plangebied het behoud van de huidige situatie als uitgangspunt geldt.

De planregels bij de bestemmingen hebben voor elke bestemming dezelfde opbouw met achtereenvolgens, voor zover van toepassing, de volgende leden:

  • Bestemmingsomschrijving;
  • Bouwregels;
  • Nadere eisen;
  • Afwijken van de bouwregels;
  • Specifieke gebruiksregels;
  • Afwijken van de gebruiksregels;
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk;
  • Wijzigingsbevoegdheid.

Enkelbestemmingen

Hierna volgt een korte toelichting en beschrijving van de verschillende bestemmingen in dit bestemmingsplan per hoofdgroep.

Bestemming Agrarisch : Artikel 3 , Bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden : Artikel 5   en Bestemming Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden : Artikel 6

De agrarische gebieden in het plangebied zijn bestemd als 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden'. Op gronden met deze bestemming mag alleen gebouwd worden binnen de daarvoor aangegeven bouwvlakken. Een bedrijfswoning is toegestaan, mits dit op de plankaart is aangegeven.

Het verschil tussen deze bestemmingen is dat de bestemmingen 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' tevens toezien op het behoud en de versterking van de aan de betreffende gronden eigen zijnde landschappelijke en natuurlijke waarden. Ter bescherming van deze waarden geldt binnen deze bestemming dat voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (zoals het ontginnen, bodemverlagen of afgraven en ophogen) een omgevingsvergunning nodig is.

In de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' is het mogelijk dat de gronden gebruikt worden ten behoeve van het weiden van vee en het verbouwen van gewassen anders dan in het kader van de uitoefening van een agrarisch bedrijf. Dit houdt in dat het is toegestaan hobbymatig dieren te houden of gewassen te verbouwen op de agrarische grond. Om te voorkomen dat er volkstuincomplexen ontstaan is dit gebruik uitgezonderd.

De bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' wijkt qua opbouw enigszins af van de overige twee agrarische bestemmingen. Dit is te verklaren doordat met deze bestemming is aangesloten op de mogelijkheden uit het bestemmingsplan Buitengebied. Het betreft namelijk een deel van een perceel in het noorden van de wijk Platvoet, waarvan het andere deel in het bestemmingsplan Buitengebied is bestemd.

De overige agrarische gronden zijn gelegen in stedelijk gebied, waardoor hier de bestemming niet overeen hoeft te stemmen met de mogelijkheden in het buitengebied.

In de bestemming Agrarisch is op het terrein aan de Roland Holstlaand de aanduiding 'evenemententerrein' opgenomen. Voor het evenemententerrein zijn specifieke gebruiksregels opgenomen. Bij recht is het mogelijk om gedurende 43 kalenderdagen evenementen plaats te laten vinden. Binnen deze dagen worden de dagen waarop het evenement worden opgebouwd danwel afgebouwd, niet meegerekend. De voorwaarden voor de maximale geluidbelasting zijn van toepassing op de evenementendagen, maar ook op de op- en afbouwdagen. Bij het opbouwen kan er sprake zijn van soundcheck; ook deze soundcheck moet voldoen aan de maximale geluidbelasting.

Het gebruik van het evenemententerrein mag verder niet leiden tot een onevenredige aantasting van de woonsituatie, de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de parkeersituatie. Dit betekent onder andere dat er bij mogelijk overlast veroorzakende evenementen door middel van bijvoorbeeld een vervoerplan aangetoond moet worden dat er geen onevenredige overlast ontstaat.

Bestemming Agrarisch - Kwekerij : Artikel 4

De in het plangebied voorkomende kwekerijen zijn bestemd als 'Agrarisch - Kwekerij'. Binnen deze bestemming is ook een bedrijfswoning toegestaan.

Bestemming Bedrijf : Artikel 7

Bedrijven binnen deze bestemming zijn met name solitaire bedrijven, niet gelegen op een bedrijventerrein. Ter plaatse van de specifieke functieaanduidingen zijn uitsluitend de daar genoemde bedrijven toegestaan. De functies zijn derhalve niet uitwisselbaar. Reden hiervoor is dat het veelal gaat om bedrijven in een woonomgeving, waar geen andere bedrijven wenselijk zijn. De bestaande bedrijven zijn daarom specifiek aangeduid. Wel is een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid opgenomen om, onder voorwaarden, een bedrijf in de milieucategorie 1 of 2 toe te kunnen staan.

Veelal is bij de solitaire bedrijven ook een bedrijfswoning aanwezig. Deze zijn specifiek bestemd met een aanduiding 'bedrijfswoning'.

Bestemming Bedrijf - Nutsvoorziening : Artikel 8

In het plangebied komen een aantal nutsvoorzieningen voor. Deze zijn bestemd als 'Bedrijf - Nutsvoorziening'. Dit betreft kleine gebouwde nutsvoorzieningen, maar ook de rioolwaterzuiveringsinstallatie ten noorden van Zandweerd, het transformatorstation ten noorden van Platvoet en een waterschapsdepot in Colmschate-Zuid.

Bestemming Bedrijventerrein : Artikel 9

In het plangebied is het Handelspark De Weteringen bestemd als 'Bedrijventerrein'. Op het bedrijventerrein zijn bedrijven aanwezig met diverse milieucategorieën, deze zijn opgenomen met een aanduiding. Naast deze bedrijven zijn ook bedrijven toegestaan die voorzien in bedrijfsgerichte dienstverlening. De locatie waar deze bedrijven zijn toegelaten zijn aangeduid met een functieaanduiding. Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.

Een aantal percelen op het bedrijventerrein zijn voorzien van de specifieke bouwaanduiding 'representatief'. Het doel van deze aanduiding is het realiseren en in stand houden van een bedrijfsterrein met in belangrijke mate een hoogwaardig en representatief karakter. Bij de realisatie van een representatief karakter kan worden gedacht aan de volgende punten:

  • de naar de bedoelde wegen en de groene bufferzone gerichte gevels van gebouwen hebben geen gesloten karakter, volledig blinde gevels worden vermeden;
  • hoofdtoegangen van gebouwen zijn gericht te zijn op de hoofdontsluitingsweg;
  • personeelsparkeren is gesitueerd aan de achterzijde van het bedrijf;
  • onbebouwde gronden worden niet voor buitenopslag gebruikt, indien dit onvermijdelijk is, zal dit plaatsvinden aan de achterzijde van het bedrijf;
  • voorzieningen ten behoeve van aan- en afvoer van goederen dient aan de achterzijde van het bedrijf dient te worden gesitueerd.

Ook het bedrijventerrein in Bathmen heeft de bestemming 'Bedrijventerrein'. Op deze locatie zijn wel bedrijfswoningen toegestaan, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.

Ten opzichte van de bestemming 'Bedrijf' zit het verschil in de toegelaten overige functies en in de bouwregels van bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen. Het gaat om een complex van bedrijven op een bedrijventerrein, niet om solitair gelegen bedrijven.

Bestemming Bos : Artikel 10

In zowel Diepenveen als in Schalkhaar zijn enkele gebieden bestemd als 'Bos'. Binnen deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan.

Bestemming Centrum : Artikel 11

De winkelcentra en de centrumgebieden in de dorpen in het plangebied hebben de bestemming 'Centrum' gekregen. Binnen deze bestemming zijn onder andere functies toegestaan als detailhandel, dienstverlening, horecabedrijven (in de categorieën 2a, 2b, 3a en 3b), praktijken ten behoeve van medische en/of therapeutische doeleinden, kantoren, bedrijven in de milieu-categorieën 1 of 2 en maatschappelijke doeleinden. Ter plaatse van de specifieke functieaanduidingen zijn ook andere specifieke functies toegestaan.

Alle functies, uitgezonderd wonen, dienen in beginsel op de begane grond plaats te vinden. Daar waar functies uitsluitend op de verdieping zijn toegestaan, is dit middels een specifieke aanduiding aangeduid.

Ten slotte is de functie wonen binnen deze bestemming opgenomen. Het betreft hier veelal de woningen boven de winkels. Deze woningen kunnen gecombineerd worden met een beroep op of bedrijf aan huis indien voldaan wordt aan de daartoe gestelde voorwaarden.

Voor kiosken is een specifieke bouwregeling opgenomen.

In de specifieke gebruiksregels is een maximum opgenomen voor het aantal horecabedrijven ter plaatse van de aanduiding 'maximum vloeroppervlakte (m2)'. Hiervoor geldt ook een maximaal oppervlakte van 300 m2 per bedrijf. deze aanduiding komt alleen voor op het bestemmingsvlak aan de Hoge Rij.

Bestemming Cultuur en ontspanning - Speeltuin : Artikel 12

De speeltuinverenigingen in het plangebied zijn bestemd met de specifieke bestemming 'Cultuur en ontspanning - Speeltuin'. Bij de speeltuinen hoort ook een gebouw, welke over het algemeen ook voor andere functies wordt gebruikt, als zijnde buurthuis. Deze gebouwen hebben daarom een brede maatschappelijke bestemming gekregen (zie de bestemming 'Maatschappelijk'), om de diverse functies mogelijk te maken.

Bestemming Detailhandel : Artikel 13  

In het plangebied komen enkele solitaire detailhandelsvestigingen voor. Het gaat hierbij om winkels buiten een winkelcentrum. Indien bij deze winkels een bedrijfswoning is gevestigd, is dit middels een aanduiding op de verbeelding weergegeven. Aan de Keizer Karellaan wordt een nieuwe bouwmarkt gevestigd. Deze is aangeduid met een specifieke functieaanduiding.

Bestemming Gemengd : Artikel 14

Binnen de bestemming 'Gemengd' zijn diverse functies gelijkwaardig naast elkaar toegestaan. Het gaat hierbij om functies zoals wonen, zorgwoningen, dienstverlening, bedrijven in de milieu-categorieën 1 of 2, maatschappelijke doeleinden, en kantoren. Per perceel is met functieaanduidingen aangegeven welke functies ter plaatse zijn toegestaan. Alle functies, uitgezonderd het wonen, zijn in beginsel uitsluitend toegestaan op de begane grond.

Ter plaatse van de aanduiding studentenhuisvesting is bewust gekozen voor een specifieke aanduiding voor het huisvesten van studenten. Binnen de aanduiding 'wonen' is studentenhuisvesting ook mogelijk, maar voor dit betreffende perceel is het niet gewenst om reguliere woningen mogelijk te maken. Daarom is niet gekozen voor een aanduiding 'wonen', maar voor 'studentenhuisvesting'.

In de specifieke gebruiksregels zijn regels opgenomen over de maximale oppervlakte die per functie wordt toegelaten. Beperkingen gelden voor de functies bedrijf, detailhandel en kantoor. Daar waar een beperking geldt, is dit middels een specifieke maatvoering aangeduid. In de regels wordt hierbij verwezen naar de op de locatie aangeduide waarde. Hiermee wordt het onderscheid in de verschillende regels duidelijk gemaakt.

Bestemming Groen : Artikel 15

Het in het plangebied voorkomende (openbaar) groen dat behoort tot de groenhoofdstructuur is als zodanig bestemd. Binnen deze bestemming zijn speelvoorzieningen toegestaan, waaronder (jeugd- en jongeren)ontmoetingsplaatsen zijn begrepen. Om snel in te kunnen spelen op de behoefte om dergelijke voorzieningen te realiseren zijn ze bij recht binnen deze bestemming toegestaan. Hierbij geldt een maximale hoogte van 4 m en maximale oppervlakte per bouwwerk van 15 m2.

Op een deel van de Rielerenk is middels een specifieke functieaanduiding geregeld dat geen bebouwing is toegestaan. Binnen een klein deel is een paardenbak toegestaan, behorend bij de woning aan de Timmermansweg. In het Nieuwe Plantsoen zijn op een deel van de groenbestemming ook recreatieve voorzieningen mogelijk, dit is ook middels een functieaanduiding weergegeven.

Aan de Ceintuurbaan staat een kiosk, welke deels binnen de groenbestemming staat. Deze kiosk is met een specifieke bouwaanduiding opgenomen.

In Colmschate mag een bepaald gebied mede worden gebruikt als evenemententerrein, ook dit is geregeld met een functieaanduiding.

Tevens is via een afwijking de mogelijkheid opgenomen dat ondergeschikte gebouwen mogen worden gebouwd ten behoeve van nutsvoorzieningen, zoals trafohuisje, abri's, telefooncellen, kabelkasten en gemaalgebouwtjes.

Ten slotte mogen parkeerplaatsen worden gerealiseerd, mits via een omgevingsvergunning is afgeweken van de gebruiksregels.

In het plandeelgebied Colmschate Zuid geldt een wijzigingsbevoegdheid waarmee de bestemming 'Groen' kan worden gewijzigd naar 'Sport'. De bijbehorende wijzigingsvoorwaarden zijn overgenomen uit het voorgaande bestemmingsplan Colmschate-Zuid. Een bijzondere bepaling is dat de bevoegdheid van de wijziging bij de gemeenteraad ligt, niet bij het college.

Bestemming Horeca : Artikel 16

In het plangebied komen diverse horeca-vestigingen voor die zijn bestemd als 'Horeca'. Het gaat om restaurants, cafés en dergelijke die niet zijn opgenomen in een (winkel)centrum of die vanwege de ruimtelijke impact bewust de specifieke horecabestemming hebben gekregen. Per horeca-vestiging is met een functieaanduiding aangegeven welke horeca-categorie op het perceel is toegestaan.

Als er een bedrijfswoning is toegestaan, dan is dit met de aanduiding 'bedrijfswoning' op de verbeelding opgenomen.

Bestemming Kantoor : Artikel 17

Op een paar locaties in het plangebied zijn kantoren gevestigd. Deze zijn als zodanig bestemd. Als er een bedrijfswoning is toegestaan, dan is dit met de aanduiding 'bedrijfswoning' op de verbeelding opgenomen.

Op een aantal locaties is de mogelijkheid opgenomen de bestemming 'Kantoor' te wijzigen naar de bestemming 'Wonen'. Deze locaties zijn aangeduid met de aanduidingen 'wetgevingszone - wijzigingsgebied - 5' en 'wetgevingszone - wijzigingsgebied - 6'.

Bestemming Maatschappelijk : Artikel 18

In het plangebied komt een aantal maatschappelijke functies voor, zoals basisscholen, sociaal-culturele, medische en religieuze voorzieningen. Deze voorzieningen hebben de brede bestemming 'Maatschappelijk' gekregen. De verschillende functies zijn inwisselbaar toegestaan. Binnen de bestemming zijn enkele functies specifiek aangeduid, zoals een sportzaal en detailhandel. Bedrijfswoningen zijn toegestaan binnen de aanduiding 'bedrijfswoning'. Het gaat hierbij veelal om de (voormalige) pastoriewoning bij de kerk.

Op één locatie is het middels een wijzigingsbevoegdheid ('wetgevingszone - wijzigingsgebied - 7') mogelijk de bestemming te wijzigen naar de bestemming 'wonen'.

Bestemming Maatschappelijk - Begraafplaats : Artikel 19

De begraafplaatsen in het plangebied zijn specifiek bestemd als 'Maatschappelijk - Begraafplaats'. Op een enkele locatie is een bedrijfswoning toegestaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.

Bestemming Natuur : Artikel 20

In het plangebied is een klein deel bestemd als 'Natuur'. Het gaat om een perceel aan de Zwolseweg, ter hoogte van de Platvoet. Deze bestemming sluit aan bij de bestemming 'Natuur' uit het bestemmingsplan Buitengebied.

Bestemming Recreatie - Volkstuin : Artikel 21

Deze bestemming is van toepassing op de gronden die worden gebruikt als volkstuin. De bestemmingsregeling staat slechts zeer beperkt bouwwerken geen gebouwen zijde toe en geen gebouwen. Mogelijk reeds bestaande schuurtjes e.d. vallen onder het overgangsrecht.

Bestemming Sport : Artikel 22

In het plangebied komen diverse sportvoorzieningen voor. Het gaat om sportterreinen (sportvelden, tennisbanen etc.) en gebouwde sportvoorzieningen (sportscholen, fitness, judo etc.). In de regels wordt aangegeven dat gebouwen binnen het bouwvlak moeten worden opgericht. Ook is er een bebouwingspercentage opgenomen. Bij recht is het mogelijk om buiten het bouwvlak tot een totale oppervlakte van 50 m2 gebouwtjes op te richten, zoals dug-outs, maar ook gebouwen voor opslag en dergelijke.

Binnen deze bestemming is naast sportvoorzieningen ook de vestiging van voorzieningen als kinderopvang en medische en/of therapeutische praktijken mogelijk. Hiervoor kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van de genoemde regels. Ondersteunende horeca (categorie 3b), zoals een kantine, is binnen deze bestemming bij recht toegestaan.

In Diepenveen is op de locatie van de huidige tennisbaan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming te wijzigen naar de bestemming 'Wonen'. Deze locatie is aangeduid op de verbeelding als 'wetgevingszone - wijzigingsgebied - 8'.

Bestemming Verkeer : Artikel 23 , Verkeer - Railverkeer : Artikel 24 , Verkeer - Verblijfsgebied : Artikel 25

De in het plangebied voorkomende wegen, straten en paden zijn als zodanig bestemd. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen doorgaande c.q. ontsluitende wegen en woonstraten. De eerste categorie kent de bestemming 'Verkeer' en de tweede categorie de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Binnen de bestemming 'Verkeer' vallen naast de hoofdwegen ook groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen, verblijfsvoorzieningen, kunstwerken en water. Binnen de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' vallen naast de woonstraten ook groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen, verblijfsvoorzieningen (waaronder pleinen), kunstwerken en water. Net als in de bestemming 'Groen' zijn speelvoorzieningen toegestaan, waaronder (jeugd- en jongeren)ontmoetingsplaatsen. Tevens is via een afwijking van de bouwregels de mogelijkheid opgenomen dat ondergeschikte gebouwen mogen worden gebouwd ten behoeve van nutsvoorzieningen, zoals trafohuisje, abri's, telefooncellen, kabelkasten en gemaalgebouwtjes. Voor de bestaande spoorwegen en bijbehorende voorzieningen is de bestemming 'Verkeer - Railverkeer' opgenomen.

Binnen de bestemmingen 'Verkeer' en 'Verkeer - Verblijfsgebied' is met een aanduiding opgenomen dat detailhandel is toegestaan binnen de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - kiosken'. Het gaat hierbij om de kiosk aan de Ceintuurbaan en de kiosk aan het Marienburghplein. Hiervoor gelden specifieke bouwregels.

Bestemming Water : Artikel 26

De bestemming 'Water' is toegekend aan alle hoofdwatergangen en kolken in het plangebied. Andere in het plangebied aanwezige watergangen zijn niet apart bestemd, deze liggen veelal in de bestemming 'Groen'.

Bestemming Wonen : Artikel 27

De grondgebonden woningen in het plangebied behoren tot de bestemming 'Wonen'.

Voor het gehele plangebied zijn dezelfde bouwregels opgenomen.

De planregels bieden de mogelijkheid tot het uitoefenen van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis. Dit is een beroeps- of bedrijfsactiviteit die op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse.

Tevens is de mogelijkheid opgenomen om af te wijken ten behoeve van het vestigen van een zorgwoning. Deze mogelijkheid is opgenomen om woonvormen mogelijk te maken die door de mate van zorg en ondersteuning die wordt geboden aan de bewoners niet meer kunnen worden geschaad onder zelfstandige bewoning, maar gezien de maatschappelijke ontwikkelingen en hun geringe ruimtelijke impact wel aanvaardbaar zijn in de woonomgeving. Te denken valt aan gezinsvervangende tehuizen, vormen van begeleid wonen e.d. Van belang is dat de bestemming in hoofdzaak is en blijft gericht op het wonen, waarbij de bewoners ondersteuning en begeleiding krijgen, omdat ze gezien hun beperking en/of jonge leeftijd niet geheel zelfstandig kunnen wonen.

Bestemming Wonen - Garageboxen : Artikel 28

De in het plangebied voorkomende garageboxen zijn als zodanig specifiek bestemd. De bouwhoogte van een garagebox is op de verbeelding aangegeven. De garageboxen mogen gebruikt worden ten behoeve van de functie wonen. Dat betekent dat het niet is toegestaan om de garageboxen te gebuiken ten behoeve van de functies detailhandel, bedrijf of enige andere functie dan wonen. Dit is opgenomen in de specifieke gebruiksregels.

Bestemming Wonen - Gestapeld : Artikel 29

De in het plangebied voorkomende woningen die in meerdere lagen zijn gebouwd, zijn bestemd als 'Wonen - Gestapeld'.

De maatvoering van een hoofdgebouw dient te voldoen aan de eisen die zijn gesteld in de betreffende planregels.

Ook binnen deze bestemming is een beroep of bedrijf aan huis toegestaan en is de mogelijkheid opgenomen om af te wijken ten behoeve van het vestigen van een zorgwoning (zie de bestemming 'Wonen').

Bestemming Wonen - Woonwagenstandplaats : Artikel 30

Deze bestemming is toegekend aan de woonwagenstandplaatslocaties in het plangebied. Op de verbeelding is aangegeven hoeveel standplaatsen maximaal per bouwvlak zijn toegestaan.

Bestemming Wonen - Zorgwoning : Artikel 31

Binnen deze bestemming zijn alle vormen van zorg toegestaan, van zware verpleging tot zelfstandig wonen met een lichte zorgvraag. Naast het verlenen van uitsluitend zorg is deze bestemming dan ook gericht op het wonen, waarbij de bewoners ondersteuning en begeleiding krijgen, omdat ze gezien hun beperking en/of oude danwel jonge leeftijd niet geheel zelfstandige kunnen wonen. Vanwege de recente wijzigingen in de zorg wordt er in zorginstellingen steeds meer zorg gecombineerd met wonen. Om de functie wonen én zorg mogelijk te maken zijn alle zorginstellingen bestemd als 'Wonen - Zorgwoning'. Hierbij zijn ook voorzieningen ten behoeve van zorg en verpleging toegestaan, die ook voor omwonenden gebruikt mogen worden (huisarts, apotheek). Ook is het mogelijk om de functie wonen zonder zorgcomponent toe te laten.

Ondersteunend aan de bestemming zijn voorzieningen toegestaan in de vorm van onder andere gemeenschappelijke ruimten en kantoren. Dit betreffen geen zelfstandige kantoren, maar ten behoeve van de zorginstelling ter plaatse.

Bestemming Woongebied - 1 : Artikel 32 en Woongebied - 2 : Artikel 33

De Wijtenhorst en Douwelerleide zijn gebieden waar nog woningbouwlocaties ontwikkeld kunnen worden. De regels in de bestemming 'Woongebied - 1' zijn overgenomen uit het voorgaande bestemmingsplan. In het Landsherenkwartier (Keizerslanden) is voor een herstructureringsgebied de bestemming 'Woongebied - 2' opgenomen. Aangezien de regels zodanig van elkaar verschillen, is gekozen twee bestemmingen met elk eigen regels op te nemen.

Bestemming Wonen - Uit te werken : Artikel 34

Het pand op de hoek Brinkgreverweg-Ceintuurbaan was tot een paar jaar terug in gebruik als landbouwhogeschool. Op het perceel zijn woningbouwplannen geweest. In het voorgaande bestemmingsplan was het perceel bestemd met een uit te werken bestemming naar wonen. Deze bestemming is als zodanig overgenomen.

Dubbelbestemmingen

Dubbelbestemmingen zijn bestemmingen die over een of meerdere onderliggende bestemmingen 'heen vallen' en een heel specifiek (ruimtelijk) belang beogen te regelen. De regels van een dubbelbestemming gaan vóór die van de onderliggende bestemming(en). Reden voor deze voorrangsregel is, dat de toegekende dubbelbestemming een bijzonder belang vertegenwoordigt dat zo zwaarwegend is, dat andere ruimtelijke belangen daarvoor moeten wijken.

Bestemming Leiding - Gas : Artikel 35

De in het plangebied aanwezige hoofdtransportgasleidingen met de daarbij behorende belemmeringenstrook hebben deze dubbelbestemming gekregen. Binnen deze dubbelbestemming gelden bepalingen met het oog op de bescherming van en de veiligheidssituatie rond deze leiding. Door de regel dat voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden een omgevingsvergunning moet worden aangevraagd, kan controle worden uitgeoefend op met name grondroeringen (bijv. graafactiviteiten in het kader van bouw- en andere activiteiten).

Bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding : Artikel 36

De hoogspanningsverbinding met de daarbij behorende bebouwingsvrije/risico- zones heeft de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' gekregen. Het oprichten van hoogspanningsmasten is binnen deze bestemming mogelijk. Binnen deze dubbelbestemming gelden bepalingen met het oog op de bescherming van en de veiligheidssituatie rond deze leiding. Door de regel dat voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden een omgevingsvergunning moet worden aangevraagd, kan controle worden uitgeoefend op bouw- en andere activiteiten nabij de leiding.

Bestemming Leiding - Water : Artikel 37

De in het plangebied aanwezige hoofdwatertransportleidingen worden in de regels beschermd middels een dubbelbestemming waarin is geregeld dat voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden een omgevingsvergunning moet worden aangevraagd. Deze verplichting moet de leidingen beschermen tegen werken en werkzaamheden die de leidingen zouden kunnen beschadigen.

Bestemmingen Artikel 38 Waarde - Archeologie - 2 , Artikel 39 Waarde - Archeologie - 3 , Artikel 40 Waarde - Archeologie - 4 , Artikel 41 Waarde - Archeologie - 5 , Artikel 42 Waarde - Archeologie - 6 en Artikel 43 Waarde - Archeologie - 7 :

In dit bestemmingsplan zijn diverse archeologische dubbelbestemmingen opgenomen. Deze dubbelbestemmingen kennen allen dezelfde elementen maar variëren onder andere in de gehanteerde oppervlaktegrenzen. Deze oppervlaktegrenzen bepalen welke ingrepen zonder archeologische voorwaarden aan bouwregels of omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd.

Op gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2' mogen werkzaamheden tot een oppervlakte van 1.000 m² zonder archeologische voorwaarden worden uitgevoerd. Ook werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,5 m zijn vrijgesteld.

Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring tussen 1000 m² en 2.500 m² dieper dan 0,5 m geldt een meldingsplicht.

Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring groter dan 2.500 m² en dieper dan 0,5 m dient bij de aanvraag een archeologisch rapport te worden overlegd. Op basis van dit rapport kunnen voorwaarden aan de vergunning worden verbonden.

Op gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3' mogen werkzaamheden tot een oppervlakte van 200 m² zonder archeologische voorwaarden worden uitgevoerd. Ook werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,5 m zijn vrijgesteld.

Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring tussen 200 m² en 500 m² dieper dan 0,5 m geldt een meldingsplicht.

Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring groter dan 500 m² en dieper dan 0,5 m dient bij de aanvraag een archeologisch rapport te worden overlegd. Op basis van dit rapport kunnen voorwaarden aan de vergunning worden verbonden.

Op gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 4' mogen werkzaamheden tot een oppervlakte van 100 m² zonder archeologische voorwaarden worden uitgevoerd. Ook werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,5 m zijn vrijgesteld.

Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring tussen 100 m² en 200 m² dieper dan 0,5 m geldt een meldingsplicht.

Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring groter dan 200 m² en dieper dan 0,5 m dient bij een aanvraag een archeologisch rapport te worden overlegd. Op basis van dit rapport kunnen voorwaarden aan de vergunning worden verbonden.

Op gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 5' mogen werkzaamheden tot een oppervlakte van 10 m² zonder archeologische voorwaarden worden uitgevoerd. Ook werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,3 m zijn vrijgesteld.

Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring tussen 10 m² en 40 m² dieper dan 0,3 m geldt een meldingsplicht.

Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring groter dan 40 m² en dieper dan 0,3 m dient bij een aanvraag een archeologisch rapport te worden overlegd. Op basis van dit rapport kunnen voorwaarden aan de vergunning worden verbonden.

Op gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 6' mogen werkzaamheden tot een oppervlakte van 5 m² zonder archeologische voorwaarden worden uitgevoerd. Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring groter dan 5 m² en dieper dan 0,3 m dient bij een aanvraag een archeologisch rapport te worden overlegd. Op basis van dit rapport kunnen voorwaarden aan de vergunning worden verbonden.

Bij werkzaamheden op gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 7' die leiden tot een verstoring van de bodem dient bij de aanvraag een archeologisch rapport te worden overlegd.

Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring dieper dan 0,3 m dient bij een aanvraag een archeologisch rapport te worden overlegd. Op basis van dit rapport kunnen voorwaarden aan de vergunning worden verbonden.

Bestemming Waarde - Beschermd dorpsgezicht : Artikel 44

In het plangebied zijn de beschermde dorpsgezichten van Schalkhaar en Diepenveen beschermd middels deze dubbelbestemming.

Bestemming Waarde - Groeiplaats boom : Artikel 45

In het plangebied groeien diverse beschermenswaardige bomen. Een aantal van deze locaties zijn beschermd door de dubbelbestemming 'Waarde - Groeiplaats boom'. Binnen deze dubbelbestemming geldt dat voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden een omgevingsvergunning nodig is. Op deze wijze kunnen binnen de groeiplaats van de boom geen ingrepen plaatsvinden, die de boom mogelijk schaden.

Bestemming Waterstaat - Waterbergingsgebied : Artikel 46

Met de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' wordt de waterbergingscapaciteit in de gebieden langs de belangrijke waterlopen gewaarborgd. De gebieden die een beekdal vormen, zijn eveneens gelegen binnen deze dubbelbestemming.

Bestemming Waterstaat - Waterkering : Artikel 47

In deze dubbelbestemming is de waterkering langs het Overijssels Kanaal en de IJssel begrepen. Het gaat hier zowel om de kernzone van de waterkering als om de bijbehorende beschermingszone. Voor de waterkeringen zijn in de Keuren van de betrokken waterschappen beschermingszones en bijbehorende bepalingen aangegeven. Binnen deze dubbelbestemming kunnen de andere bestemmingen van deze gronden, met name 'Groen' en 'Verkeer', eveneens worden gerealiseerd, zij het dat de waterkeringbeheerder, zijnde het desbetreffende waterschap, daarmee kan instemmen. Het waterschap zal in dat geval ontheffing verlenen van de verbodsbepalingen opgenomen in de betreffende Keur. Op deze manier wordt een verantwoord 'waterkerings'-besluit genomen en zullen alleen functies combineerbaar zijn die zich verdragen met de functie waterkering.

Bestemming Waterstaat - Waterstaatkundige functie : Artikel 47

Gronden met deze bestemming zijn mede bestemd voor de afvoer van hoog oppervlaktewater, sediment en ijs, voor de waterhuishouding, en voor aanleg, onderhoud en verbetering van de hoofdwaterkering, alsmede voor de vergroting van afvoercapaciteit. Ten dienste van waterstaatkundige doeleinden mogen scheepvaarttekens en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht.

4.3.4 Hoofdstuk 3: Algemene regels

De algemene regels omvatten een aantal algemene en aanvullende regels die van toepassing zijn op de gronden behorende bij het onderhavige plangebied. Vanwege het algemene karakter van deze planregels zijn deze opgenomen in dit algemene hoofdstuk.

Artikel 49 : Anti-dubbeltelregel

Door wijziging in de begrenzing van het bouwperceel zouden regelingen die aan het bouwperceel zijn verbonden, kunnen worden ontdoken. De anti-dubbeltelregel verhindert dat.

Artikel 50 : Algemene bouwregels

De bepaling 'Bestaande afstanden en maten' dient om maten en percentages die in het verleden legaal zijn gerealiseerd, maar die op het tijdstip van de ontwerp-terinzagelegging van het plan blijken af te wijken van dat plan, als recht in het nieuwe plan toe staan. Zonder deze bepaling zouden die situaties (mogelijk) onder het overgangsrecht gaan vallen en dan niet als recht zijn toegestaan, maar slechts worden gedoogd. Deze bepaling versterkt de rechtszekerheid. Het gaat hierbij om maatvoering betreffende de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en inhoud, alsmede om de locatie of afstand van bouwwerken. Dit zijn onder andere ook bouwwerken die buiten het bouwvlak vallen of buiten een zone bijgebouwen. Ook de afstand tot zijdelingse perceelsgrens en dergelijke valt onder deze bepaling.

Artikel 51 : Algemene gebruiksregels

Deze bepaling bepaalt dat het verboden is de gronden te gebruiken in strijd met de gegeven bestemming. In de specifieke bestemmingen zijn als aanvulling hierop in bepaalde gevallen specifieke gebruiksregels opgenomen.

Tevens is in dit artikel de algemene bepaling opgenomen voor het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis. Dit is een beroeps- of bedrijfsactiviteit die op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse.

Ook is een artikel over kleinschalige kinderopvang opgenomen. In dit artikel wordt geregeld dat kinderopvang onder bepaalde omstandigheden toegestaan wordt in woningen. Met een omgevingsvergunning is het tevens mogelijk om kinderopvang te vestigen in een bedrijfswoning. Deze omgevingsvergunning wordt alleen verleend als er kan worden aangetoond dat het nieuwe gebruik passend is bij de bestaande milieu- en externe veiligheidsituatie en er voldaan wordt aan de gestelde voorwaarden voor kinderopvang.

Tot slot is een regeling opgenomen met betrekking tot de parkeernormen.

Artikel 52 : Algemene aanduidingsregels

De aanduiding 'Veiligheidszone - lpg' ligt rond het benzinestation aan de Siemelinksweg. Met deze aanduiding wordt voorkomen dat er kwetsbare objecten worden opgericht te dicht bij de risicobron.

De aanduiding 'Veiligheidszone - munitie' is opgenomen rond de schietsportvereniging in Colmschate-Zuid. Met deze aanduiding wordt voorkomen dat er kwetsbare objecten worden opgericht te dicht bij de risicobron.

De aanduiding Milieuzone - waterwingebied ligt in het nieuwe plantsoen. De aanduiding beschermt de mogelijkheid tot het winnen van grondwater in dit gebied.

De aanduiding Vrijwaringszone - dijk zorgt ervoor dat er voldoende ruimte is voor het mogelijk versterken, beheren en onderhouden van de dijken en waterstaatswerken langs de primaire waterkeringen.

Ten slotte zijn regels met betrekking tot de aanduiding Geluidzone - industrie opgenomen. Het plangebied valt binnen de invloedszone van geluid vanuit het bedrijventerrein Bergweide. Ook zit deze zone rond de rioolwaterzuiveringsinstallatie aan de Roland Holstlaan. Nieuwvestiging van geluidsgevoelige gebouwen en terreinen is binnen deze zone niet toegestaan, mits er een hogere waarde is vastgesteld.

Artikel 53 : Algemene afwijkingsregels

Deze bepaling voorziet in de mogelijkheid af te wijken van de in het plan genoemde maten met maximaal 10% en om het profiel van wegen in geringe mate aan te passen.

Artikel 54 : Algemene wijzigingsregels

Deze bepaling voorziet in de mogelijkheid om overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de situering en de vorm van de op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlakken en bouwvlakken te wijzigen dan wel nieuwe bouwvlakken aan te geven.

Ten slotte zijn er een aantal wijzigingsbevoegdheden opgenomen die van toepassing zijn op een aantal locaties in het plangebied. Deze zijn aangeduid met een aanduiding op de verbeelding.

4.3.5 Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels

Ten slotte zijn in het laatste hoofdstuk van de planregels de overgangs- en slotregels opgenomen. Ook deze regels hebben een algemeen karakter en zijn op het gehele plangebied van toepassing.

Artikel 55 : Overgangsrecht

Deze bepaling regelt het regime van bebouwing en van gebruik van de grond dat strijdig is met het plan. Strijdigheid met het plan wordt voor zowel bebouwing als gebruik beoordeeld naar het moment waarop het plan in werking treedt.

Artikel 56 : Slotregel

Hier staat de benaming van dit bestemmingsplan vermeld.

4.4 Handhaving

Het ontwikkelen van beleid en de vertaling daarvan in een bestemmingsplan heeft geen zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan geen handhaving plaatsvindt. Daarom is het belangrijk om reeds ten tijde van het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de voorgeschreven regels. Vier factoren zijn van wezenlijk belang voor een goed handhavingsbeleid.

  • 1. Voldoende kenbaarheid van het plan

Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De wet bevat enkele waarborgen ten aanzien van de te volgen procedure: deze heeft in de bestemmingsplanprocedure een aantal inspraakmomenten ingebouwd.

  • 2. Voldoende draagvlak voor het beleid en de regeling in het plan

De inhoud van het bestemmingsplan kan slechts gehandhaafd worden, indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund worden door de gebruikers van het plangebied. Uiteraard kan niet iedereen zich vinden in elk onderdeel van het plan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is echter wel wenselijk.

  • 3. Realistische en inzichtelijke regeling

Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn; dat wil zeggen niet onnodig beperkend of inflexibel. Bovendien moeten de regels goed controleerbaar zijn. De planregels moeten niet meer regelen dan noodzakelijk is.

  • 4. Actief handhavingsbeleid

Er moeten adequate maatregelen worden getroffen indien de planregels niet worden nageleefd, met name als dit negatieve gevolgen heeft voor de veiligheid en/of de (volks)gezondheid.

Voornoemde onderwerpen zijn als uitgangspunt opgenomen en als richtlijn gehanteerd bij het opstellen van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Inleiding

In artikel art. 3.1.6 lid 1, aanhef en onder f van het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat onderzocht moet worden of een bestemmingsplan uitvoerbaar is. Allereerst wordt in § 5.2 ingegaan op de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan. Vervolgens wordt in § 5.3 ingegaan op de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

5.2 Economische uitvoerbaarheid

De Wet ruimtelijke ordening maakt met het bepaalde in afdeling 6.4 het vaststellen van een exploitatieplan verplicht voor een aantal bouwactiviteiten, wanneer de bouw planologisch mogelijk wordt gemaakt in het bestemmingsplan. De zogenaamde “aangewezen bouwplannen” waarbij een exploitatieplan verplicht is en welke zijn opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn:

  • de bouw van een of meer woningen;
  • de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen; de uitbreiding van een hoofdgebouw met ten minste 1000 m² of met een of meer woningen;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1000 m² bedraagt;
  • de bouw van kassen met een oppervlakte van tenminste 1000 m².

Geen exploitatieplan is nodig indien het verhaal van de exploitatiekosten over de gronden anderszins verzekerd is. Inmiddels is een ministeriële regeling van kracht waarbij wordt gesteld dat indien in het nieuwe bestemmingsplan geen sprake is van nieuwe ontwikkelingen als hiervoor bedoeld maar sprake is van onbenutte bouwruimte op basis van het geldende bestemmingsplan de plankosten op nul gesteld mogen worden.

Het onderhavige bestemmingsplan betreft een in hoofdzaak conserverend plan waarbinnen het merendeel van de bebouwing reeds aanwezig is. Middels dit bestemmingsplan zal slechts een beperkte nieuwe ontwikkelingsruimte ontstaan voor de reeds aanwezige functies. Hetgeen aan uitbreiding nog mogelijk is, is onbenutte bouwruimte op basis van het geldende bestemmingsplan en blijft binnen het gestelde in 6.2.1 Bro.

Concluderend kan gesteld worden dat binnen het plan 'Digitalisering analoge bestemmingsplannen' geen sprake is van aangewezen bouwplannen, waardoor de gemeente niet in de mogelijkheid en verplicht is om eventuele kosten te verhalen en er derhalve geen verplichting is om tegelijkertijd met het nieuwe bestemmingsplan een exploitatieplan op te stellen.

Voor de gemeente Deventer zijn aan zowel de opstelling als de uitvoering van dit bestemmingsplan, met uitzondering van de begrote kosten voor de planvorming, geen kosten verbonden. De economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is daarmee aangetoond.

5.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Inspraak

Voor dit bestemmingsplan is geen inspraak gehouden. Het plan is conform het vastgestelde ruimtelijk beleid en betreft een bestendiging van de bestaande praktijk. Het kan daarom als onomstreden worden beschouwd. Uiteraard blijft de mogelijkheid bestaan om een zienswijze in te dienen op het ontwerp bestemmingsplan.

Vooroverleg

Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening dient de gemeente bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met betrokken waterschappen en diensten van Rijk en provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.

Dit plan bevat geen uitvoeringsaspecten en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Met dit bestemmingsplan zijn geen nationale of provinciale belangen in het geding. Daarom heeft geen vooroverleg plaatsgevonden met het Rijk en de Provincie.

Omdat in het plan een aantal waterschapsbelangen voorkomen, zoals primaire watergebieden en waterkeringen, is het conceptbestemmingsplan wel voorgelegd aan de betrokken waterschappen.