direct naar inhoud van Artikel 20 Verkeer - Railverkeer
Plan: Actualisering overige bestemmingsplannen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.D137-0001

Artikel 20 Verkeer - Railverkeer

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het railverkeer;

alsmede voor

  • b. wegen, voet- en rijwielpaden;

met de daarbijbehorende

  • c. kunstwerken;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen, uitsluitend indien omgevingsvergunning is verleend zoals bedoeld in artikel 20.3;
  • g. watergangen en andere waterpartijen;
  • h. bruggen, duikers en faunapassages.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Algemeen

Op de tot 'Verkeer - Railverkeer' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming.

20.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte niet meer dan 4 m mag bedragen;
  • b. de oppervlakte per gebouw niet meer dan 15 m2 mag bedragen.
20.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het (rail)verkeer en wegverlichting mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van viaducten en bruggen gemeten vanaf de bovenste spoorstaaf mag niet meer dan 6,5 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gemeten vanaf de bovenste spoorstaaf mag niet meer dan 15 m bedragen.
20.3 Afwijken van de bouwregels
20.3.1 Bevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 20.2.2 onder a en worden toegestaan dat een ondergeschikt gebouw wordt gebouwd ten behoeve van een nutsvoorziening, mits:

  • a. de bouwhoogte niet meer dan 4 m bedraagt;
  • b. de oppervlakte niet meer dan 15 m2 bedraagt.
20.3.2 Toepassingsvoorwaarden

De in het vorige lid genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • e. de parkeersituatie.
20.4 Specifieke gebruiksregels
20.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken als verkooppunt van motorbrandstoffen.