direct naar inhoud van 2.3 Beschrijving en waardering archeologische en cultuurhistorische waarden
Plan: Sluiskwartier
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.D134-VG01

2.3 Beschrijving en waardering archeologische en cultuurhistorische waarden

2.3.1 Beschrijving archeologische en cultuurhistorische waarden
2.3.1.1 Archeologische en cultuurhistorische elementen

Prehistorie

Er zijn in het bestemmingsplangebied geen archeologische vindplaatsen uit de prehistorie bekend. Dit betekent niet dat er met zekerheid geen prehistorische vondsten of vindplaatsen aangetroffen kunnen worden, de kans hierop is echter laag tot matig.

Tijdens een groot deel van de prehistorie, na de laatste ijstijd, stroomde geen grote rivier door het IJsseldal. Door een grote dekzandrug die als waterscheiding fungeert, stromen alleen lokale beken door het IJsseldal. Het is nog onduidelijk hoe het natuurlijk landschap in het bestemmingsplangebied er in deze periode uit moet hebben gezien. Ook is het onduidelijk of en hoe de mens dit landschap had ingericht. De kans is groot dat de rivier later delen van dit landschap heeft verspoeld en dat deze resten daardoor verdwenen zijn.

Vroege middeleeuwen

Hoe het landschap er na het doorbreken van de waterscheiding en voor het aanleggen van de dijken heeft uitgezien is onduidelijk. De IJssel heeft zich waarschijnlijk verschillende keren verplaatst en had grote invloed op het landschap. Hoe het bestemmingsplangebied er in de vroege middeleeuwen uitzag en welke archeologische resten uit deze periode te verwachten zijn, is nog onduidelijk. De kans is groot dat de rivier later delen van dit landschap heeft verspoeld en dat deze resten daardoor verdwenen zijn.

Middeleeuwen

Deventer werd tot de 16de eeuw verdedigd door stadsmuren. Rond de stad lag een gracht die gevoed werd door de Schipbeek. Buiten de stadsmuren lag de haven, die bereikt kon worden via de Schipbeek en de IJssel.

Buiten de stadsmuren lag de haven en de Raambleek. Dit was een blekerij waar over ramen was werd gebleekt en geverfd laken werd gedroogd. Op het schilderij van het beleg van Rennenberg (1578) zijn de ramen te zien en staat op de bleek ook een klein gebouwtje.

Op de plaats waar later de grachten van de vesting zijn aangelegd, zullen de resten van de Raambleek vergraven zijn, maar het is goed mogelijk dat de resten nog aanwezig zijn onder de wallen van de vesting. Gedacht moet worden aan constructies voor de ramen en greppels voor de ontwatering van de blekerij.

Nieuwe Tijd

In het onderstaande kaartje zijn de historische elementen na aanleg van de vesting weergegeven. De Raambleek is waarschijnlijk gedeeltelijk vergraven door de aanleg van de vestinggracht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.D134-VG01_0002.jpg"


Tussen 1597 en 1621 werd een vesting rond de stad aangelegd in de vorm van een stelsel van wallen en grachten: de bastions en ravelijnen. De bolwerken of bastions waren aarden versterkingen, dat bleek tijdens onderzoek op het Boreelterrein (project 273) waar het Bastion Nassau (het bastion ten noordwesten van het Prinsen Bolwerk) lag. In deze periode is ook de punt van het Pothoofd aangelegd als verhard bastion of ravelijn. De kade was verhard van de haven tot dit ravelijn. Deze punt is tegenwoordig nog zichtbaar als uitstekende punt in de IJsseloever. In 2009 zijn de muren van dit ravelijn op een paar plaatsen blootgelegd in het kader van een archeologisch proefsleuvenonderzoek. De bakstenen muren waren ongeveer 1,5 meter dik en in goede staat. Ze lagen op de locatie waar ze op basis van de kadastrale minuut van 1832 verwacht werden (project 343). Mogelijk is ook het Prinsenbolwerk gedeeltelijk uitgevoerd in baksteen, vanwege de nabijheid van de IJssel.

Rond 1700 werd de vesting uitgebreid met de aanleg van het glacis, een glooiende, in het terrein uitlopende wal. Tussen het Prinsen Bolwerk en Oranje Bolwerk kwam een zesde ravelijn tot stand en werden aan de buitenwerken aan de oostzijde lunetten of kleine schansen toegevoegd.

De resten van de vesting zijn in het bestemmingsplangebied een aantal keren waargenomen bij bouwwerkzaamheden. Buiten het bestemmingsplangebied werden bij de sloop- en bouwwerkzaamheden in 2000 aan het Pothoofd, ter hoogte van de Speeltuinvereniging aan de Zutphenselaan, de funderingen van de punt van de oostelijkste lunet waargenomen (projectnr. 1077). Gezien de ligging aan de IJssel waren deze in steen uitgevoerd.

De haven, ter hoogte van de huidige Emmastraat, was opgenomen in de vesting en was te bereiken vanaf de IJssel. Tussen de haven en de Buitengracht stond een dam, zodat het water uit de Buitengracht niet kon weglopen naar de IJssel. De Buitengracht werd door de Schipbeek gevoed via een kanaal ten noorden van het Hoornwerk en ten zuiden van de ravelijn boven het Nassau Bolwerk. Scheepvaartverkeer, dat van de Schipbeek kwam, kon haven bereiken via de Buitengracht ten noorden van het Hoornwerk. Van de Buitengracht kwam het scheepvaartverkeer via een doorgang van 4,5 m breed en een lage poort tussen het Bastion Nassau en het Bastion Oranje in de Vetkolk. Daar was een sluisje waarlangs het verkeer de haven kon bereiken. Schepen op deze route waren destijds maximaal 7 voet breed (2,10 m) en waren smal genoeg om de doorgangen op deze route te passeren.

De kleine gracht, die voor het bastion Pothoofd lag, stond ook in verbinding met de Buitengracht. Om te voorkomen dat het water weg zou stromen naar de IJssel stond aan de IJsselzijde een dam: een zogenaamde beer. Deze dam had een puntige bovenkant, zoals een puntdak, de zogenaamde ezelsrug, zodat de aanvaller niet over de dam naar het bastion zou kunnen lopen. Als extra verdediging stond een torentje op de dam, de monnik. De beer is te zien op onderstaande foto.
afbeelding "i_NL.IMRO.0150.D134-VG01_0003.jpg"

Het bastion Pothoofd bij sloopwerkzaamheden omstreeks 1876. Links is de beer te zien. (Ten Hove 1998, 130)

In principe mocht er op de vestingwerken en in het schootsveld niet gebouwd worden. Binnen de wallen van de vesting was beperkt bebouwing mogelijk. De situatie rond 1832 laat dan ook weinig bebouwing zien in het bestemmingsplangebied. Het deel van de vestingwerken bij de haven en van de haveningang tot het bastion Pothoofd was in bezit van de Stad Deventer. Deze gronden waren als grasgrond of hooiland in gebruik. De afsluiting tussen de Buitengracht en de haven, de bastions en de wallen ten zuidoosten ervan waren Rijks Domeinen. Ook deze gronden waren in gebruik als grasgrond of hooiland. Een deel ervan staat op de kadastrale kaart aangegeven met als functie batterij- of geschutsopstelling. Dit zal echter een nevenfunctie zijn, in de praktijk zal niet op alle gebieden met deze functie permanent geschut gestaan hebben en zullen ze ook in gebruik geweest zijn als grasgrond.

Rond 1832 stonden er een aantal huizen en tuinen van de haven tot het bastion van het Pothoofd. De weduwe De Weerd had een huis op het uiteinde van het Pothoofd bij de haveningang en bezat het gasthuis dat tussen de haven en de Buitengracht lag. Ook was er aan de stadskant van de vesting wat bedrijvigheid te zien in de vorm van pakhuizen en werkplaatsen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.D134-VG01_0004.jpg"

Kadastrale situatie rond 1832

In 1874 werd de vesting Deventer opgeheven als verdedigingswerk in het kader van de Vestingenwet. Dit betekende dat de vestingwerken geslecht en/of bebouwd konden worden. De graslanden van de stad en de graslanden die tot de Vestingwet onder de Rijks Domeinen vielen, konden bebouwd worden en het aantal pakhuizen en kantoren langs het Pothoofd breidde zich uit. De kade van het Pothoofd werd eind 19de en begin 20ste eeuw druk gebruikt als laad- en losplaats voor schepen. Er verschenen pakhuizen en hijskranen. In 1927 werd de Nieuwe Haven geopend en de los- en laadplaatsen van de stoombootdiensten van het Pothoofd werden verplaatst naar de Nieuwe Haven.

Voor de scheepvaart was het sinds de opening van het Overijssels kanaal in 1858 van belang dat de dam tussen de Buitengracht en de haven verdween. Op deze manier konden de grotere schepen via de Buitengracht de haven bereiken en niet meer via de 4,5 m nauwe en lage doorgang naar de Vetkolk. Om het niveauverschil tussen kanaal en haven te overbruggen werd tussen de haven en de Buitengracht een schutsluis aangelegd. Deze sluis werd ook wel de Pothoofdsluis genoemd en is tot 1951 in gebruik gebleven. Ook tegenwoordig is de inlaat met de gemetselde trappen vanaf de Buitengracht nog zichtbaar. De sluis zou ergens onder het parkeerterrein achter het voormalige automuseum moeten liggen.

Voorafgaand aan de bouw van de Wilheminabrug is het gedeelte tot de kop van de Emmastraat gedempt. Hierin zijn diepe brugpeilers aangelegd. Het overgebleven deel van de haven, de sluis en sluiskolk zijn in 1953 gedempt.

2.3.1.2 Historische bebouwing

Hieronder volgt een korte beschrijving van de nu nog herkenbare historische bebouwing met cultuurhistorische waarde. De beschrijving is gebaseerd op een tweetal cultuurhistorische verkenningen van J.W. Bloemink, zowel voor het Sluiskwartier als voor het fabriekscomplex Ten Zijthoff, als van P. Meurs. Voor verdere onderbouwing wordt dan ook verwezen naar deze verkenningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.D134-VG01_0005.jpg"

Historische bebouwing in het Sluiskwartier (naar Bloemink, 2007, 40)

Sluisstraat 2, 4, 6

De drie panden aan de Sluisstraat 2,4 en 6 hebben onderdeel uitgemaakt van één fabriek, de molenmakerij F. ten Zijthoff & Zoon, die al in 1787 werd opgericht. In 1878 werd de voormalige scheepswerf van Thijssen aan de oude haven gekocht en kort daarop is waarschijnlijk de werkplaats van het bedrijf gebouwd. In 1881 werd een kantoorruimte aan de werkplaats toegevoegd en in 1884 werd de werkplaats vergroot. In 1916 werd het complex uitgebreid met een nieuwe werkplaats met kantoordeel. In 1945 werden delen van het complex vanwege oorlogsschade hersteld, waarbij onder andere de voorgevel van het kerngebouw werd vervangen. In 1957 werd het complex gesplitst in machinefabriek Heemhorst en machinefabriek Bloemendaal.

Het complex Ten Zijthoff (Sluisstraat 2,4,6) geniet nog geen bescherming, maar wordt hoog gewaardeerd. De verschillende delen zijn in samenhang met elkaar gebouwd en vormen ondanks hun diversiteit in architectuur een eenheid. Daarnaast heeft het complex cultuurhistorische waarde als werkplaats van een voor Deventer belangrijk bedrijf. De gebouwen vormden daarnaast een markant beeld aan de oude haven en markeren nog steeds de toegang tot het Sluiskwartier. Het complex legt een verbinding van het Sluiskwartier naar de historische binnenstad.


Sluisstraat 8-10

Deze gebouwen werden in 1906 in samenhang gebouwd als woon- en pakhuis door de firma Ten Zijthoff & Zoon. De gebouwen zijn ontworpen door de directeur J. Bloemendaal van de firma. Deze panden zijn de enige beschermde panden in het Sluiskwartier: ze zijn aangewezen als Rijksmonument.


Sluisstraat 16 (brugwachterswoning) & Raambrug

Sluisstraat 16 werd in 1887 gebouwd als brugwachterswoning bij de Raambrug. Het gebouw is nog tamelijk gaaf en vormt samen met de Raambrug en de mogelijk nog in de bodem aanwezige Pothoofdsluis een ensemble dat verwijst naar de waterstaatkundige geschiedenis van het gebied. De Raambrug werd in 1886 gebouwd in opdracht van de gemeente. De brug bestond uit twee landhoofden op paalfundering met daarop een ijzeren ophaalbrug. In de Tweede Wereldoorlog werd de brug verwoest. In 1947 werd een tijdelijke ophaalbrug geplaatst die alleen geschikt was voor voetgangers en fietsers. Deze tijdelijke situatie heeft tot november 2008 geduurd, toen een replica van de verwoeste brug op de locatie is geplaatst.

Pothoofd 109 (Deventer Stoomboot Maatschappij)

Pothoofd 109 werd aan het einde van de negentiende eeuw gebouwd en was lange tijd in gebruik door de Deventer Stoomboot Maatschappij, die er een pakhuis en kantoor had. De bovenverdieping werd bewoond. In de twintigste eeuw werd het pand aan de achterzijde uitgebreid en zijn veel veranderingen aan het pand aangebracht. Het gebouw is van belang vanwege de gecombineerd woon- en bedrijfsfunctie en de verbinding met de scheepvaartgeschiedenis van Deventer.

Pothoofd 111-123

Deze gebouwen staan (met uitzondering van Pothoofd 111) al aangegeven op de kadastrale kaart van 1832. Mogelijk gaan delen van de bebouwing terug tot de achttiende eeuw. De rooilijn van Pothoofd 111 ligt iets terug ten opzichte van de overige bebouwing. Dit pand werd later gebouwd, maar zal waarschijnlijk niet lang na 1832 dateren. Pothoofd 119-121 werd in 1931 nieuw gebouwd.

Pothoofd 113 vormde kadastraal een geheel met Pothoofd 115 en was in de late negentiende eeuw in eigendom van Maurits Prins, een bekende Deventer ondernemer en fabrikant van tapijten. Het perceel Pothoofd 113-115 wordt op de kadastrale minuut omschreven als huis, fabriek en bergplaatsen. In 1884 is sprake van een zeepziederij en in 1887 van een spekslagerij en rokerij. Pothoofd 113 vertoont nog steeds de sporen van een deftige negentiende-eeuwse gepleisterde voorgevel uit 1870 met gestucte hoekkettingen.

Pothoofd 123 werd in 1882 nieuw gebouwd voor J. Lucas op een al eerder bebouwde locatie. Mogelijk zijn resten van de oude bebouwing nog aanwezig. Het pand lijkt vanaf de bouw tot tegenwoordig vrijwel onveranderd en vorm daardoor één van de historische ankerpunten van de bebouwing aan het Pothoofd.

Pothoofd 187-193

Pothoofd 187-191 werden na de ontmanteling van de vestingwerken gebouwd. In opdracht van J. en H.J. Witteveen werden in 1888 drie huizen gebouwd met een opmerkelijke architectuur. Hoewel geschakeld zijn het duidelijk drie zelfstandige woningen. De architectuur is geïnspireerd op de veel grotere woonhuizen die in deze periode langs de Singel verrezen. Maar juist door hun schaal, ontworpen als kleine middenstandswoningen, zijn deze drie huisjes voor Deventer uniek. In 1891 werd Pothoofd 193 in opdracht van J. Witteveen als een vierde huis toegevoegd, dat een slag groter is dan de bestaande huizen.

In hun eindresultaat vormen de vier huizen een dusdanige eenheid, met hogere bouwvolumes op beide hoeken, dat het waarschijnlijk is dat zij als één concept zijn bedacht, maar door omstandigheden in twee fasen uitgevoerd.

2.3.1.3 Stedenbouwkundige structuren

Het Sluiskwartier vormt een van oudsher militaire en industriële zone, die van de binnenstad gescheiden werd door de oude haven. Het gebied ligt binnen de vestingwerken, maar werd al voor de slechting van de vesting gedeeltelijk ingericht met werkplaatsen en pakhuizen. De oude haven vormde de barrière tussen de binnenstad en het Sluiskwartier, een rol die in de twintigste eeuw werd overgenomen door de Wilhelminabrug. Na de slechting van de vestingwerken werd de kade van het Pothoofd gebruikt voor laden en lossen en ontstond een nieuwe verbinding met Borculo en Zutphen door de tramlijn die werd aangelegd. In de 19de eeuw kwam ook de verbinding tussen het Overijssels Kanaal en de IJssel in dit gebied te liggen: de Pothoofdsluis fungeerde als schakel tussen de Buitengracht - het Overijssels Kanaal en de oude haven - IJssel.

In het gebied zijn nog steeds de sporen van de vroegere industrie en bedrijvigheid terug te vinden. Ook de (gedempte) haven is nog merkbaar. Het er omheen liggende water, in de vorm van de IJssel en de Buitengracht, is een bijzondere kwaliteit. Gebouwen als het Ten Zijthoffcomplex en elementen als de Wilhelminabrug zijn beeldbepalend en worden zo ook opgenomen in het vernieuwde weefsel.

2.3.2 Waardering archeologische en cultuurhistorische waarden
2.3.2.1 Archeologische waarden

Voor een beschrijving en waardering van de archeologische waarden in het gebied wordt verwezen naar paragraaf 4.1 van deze toelichting.

2.3.2.2 Cultuurhistorische en stedenbouwkundige waarden

Op basis van de cultuurhistorische beschrijving is binnen het Sluiskwartier een aantal structuren en elementen te benoemen die vanuit cultuurhistorisch en historisch stedenbouwkundig perspectief waardevol zijn. Het gaat hierbij om:

  • het Pothoofd als straat, als onderdeel van de vestingwerken en de bebouwing aan het Pothoofd (Pothoofd 109-123 en 187-193);
  • het ensemble van sluiskolk, Raambrug en sluiswachterswoning (Sluisstraat 16);
  • het voormalige fabriekscomplex Ten Zijthoff (Sluisstraat 2,4 en 6) en het rijksmonument Sluisstraat 8-10.


Deze beschrijving en waardering van de historische bebouwing moet echter wel gezien worden in het licht van de voorgenomen ontwikkeling van het Sluiskwartier zoals verwoord in paragraaf 2.4. In het kader van de ontwikkeling van het Sluiskwartier zal hier integrale besluitvorming over plaatsvinden waarbij ook het aspect cultuurhistorie meegewogen wordt.

2.3.3 Functionele structuur

Het wonen

In het Sluiskwartier bevinden zich langs het Pothoofd de Schippersflat, een aantal woningen en zgn. Hatwoningen (Huisvesting Alleenstaanden of Tweepersoons-huishoudens). In het deel van de Buitengracht dat in het plangebied is gelegen liggen twee woonboten (Sluisstraat 18 en 20). Op het perceel Sluisstraat 16 is ook een woning gelegen en op het perceel Sluisstraat 8-10 is een dienstwoning bij een kantoor gevestigd.

Bedrijven en overige functies

Aan de Sluisstraat bevindt zich een aantal bedrijven en een advocatenkantoor. Tenslotte bevindt zich aan het Pothoofd 109 een tapijtwinkel. Aan de achterzijde van deze panden, in het middenterrein, ligt een parkeerterrein.

Openbare ruimte

De doorgaande wegen, t.w. de Emmastraat en het Pothoofd, zijn belangrijke doorgaande wegen. De Sluisstraat vormt een verkeers- en verblijfsgebied.

In het plangebied is de herstelde Pothoofdkade gelegen. De nieuwe kade is een afmeerplaats voor de riviercruisevaart. De laad- en losfunctie die de kade vroeger had, is in moderne vorm teruggekomen. De plek aan het Pothoofd is oorspronkelijk de laad- en losplaats voor binnenschepen. Van daaruit liep een spoorlijntje via de Mr. H.F. de Boerlaan naar de Handelskade en het NS-station. De Pothoofdkade heeft daarom historische waarde. Oude kenmerken zijn terugkomen in de nieuwe kade. Het nog zichtbare fundament van een bastion is duidelijk gemarkeerd.

Een klein deel van het parkeerterrein ter plaatse van de Wilhelminabrug is gelegen in het plangebied. De gerealiseerde Wilhelminabruggarage is niet als zodanig bestemd in dit bestemmingsplan, omdat sprake is van een tijdelijke afwijking van het bestemmingsplan. Wel is hier maaiveld parkeren mogelijk.