direct naar inhoud van Artikel 4 Bedrijventerrein
Plan: Havenkwartier
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.D133-OH01

Artikel 4 Bedrijventerrein

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven zoals die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan rechtsgeldig aanwezig zijn;
  • b. bedrijven en voorzieningen, die hierna zijn aangegeven:
    bedrijven die in de van deze regels deel uitmakende Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteitenzijn

aangeduid als categorie:   ter plaatse van de aanduiding:  
1 of 2   bedrijf tot en met categorie 2  
1 t/m 3.1   bedrijf tot en met categorie 3.1  
1 t/m 3.2   bedrijf tot en met categorie 3.2  

  • c. een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • d. kantoren, met dien verstande dat uitsluitend kantoren zijn toegestaan, behorende bij en gebonden aan bedrijven:
    • 1. bij elk bedrijf tot een brutovloeroppervlakte van ten hoogste 30% van de brutovloeroppervlakte van het betreffende bedrijf, met een maximum van 1500 m²,
    • 2. bij bedrijven waar de bestaande brutovloeroppervlakte meer bedraagt dan 1500 m², tot maximaal de bestaande brutovloeroppervlakte;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder d is ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' een zelfstandig kantoor toegestaan;
  • f. een skatepark met hieraan gerelateerde detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - skatepark ' met dien verstande dat de oppervlakte van de aan de skatepark gerelateerde detailhandel niet meer mag bedragen dan 200 m2;
  • g. wegen met bijbehorende paden en bermen, en voorzieningen ter ontsluiting;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. fiets- en voetpaden en andere langzaam verkeersvoorzieningen;
  • j. watergangen, waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • k. groenvoorzieningen;
  • l. geluidwerende voorzieningen;
  • m. behoud en herstel van cultuurhistorisch waardevolle panden, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  • n. bij één en ander behorende overige voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.

In de bestemming zijn seksinrichtingen niet begrepen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 4.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. niet voor bewoning bestemde gebouwen;
  • b. één bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', met daarbij behorende bijgebouwen, en
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals luifels, erf- of perceelsafscheidingen, technische installaties, lichtmasten en geluidwerende voorzieningen.
4.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 4.2.1, gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd:
    • 1. op een afstand van ten minste 5 m tot wegen met bijbehorende paden en bermen,
    • 2. op een afstand van ten minste 3 m tot één zijdelingse perceelsgrens van de bij de betreffende bedrijfs- of andere vestiging behorende gronden;
  • b. het bebouwingspercentage mag op de bij eenzelfde bedrijfs- of andere vestiging behorende gronden boven peil ten hoogste 75% bedragen;
  • c. de gezamenlijke inhoud van een bedrijfswoning en daarbij behorende bijgebouwen mag niet meer dan 750 m³ bedragen;
  • d. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan 12 m bedragen of niet meer dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)', 'minimale en maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' of 'maximale bouwhoogte (m)' is aangegeven, behoudens bijgebouwen, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 4,5 m mag bedragen;
  • e. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

bouwwerken   max. bouwhoogte  
licht- en andere masten en technische installaties   15 m  
erf- of perceelsafscheidingen   2,5 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   5 m  
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, nadere eisen te stellen:

  • a. inhoudende het bepalen van de zijdelingse perceelsgrens als bedoeld in sublid 4.2.2, onder b.2, ter bewerkstelliging van een goede ruimtelijke inpassing en toegankelijkheid van de bebouwing op het perceel, ook in relatie tot de bebouwing en gebruiksmogelijkheden op aangrenzende percelen;
  • b. aan de situering van de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' teneinde de bebouwing in een compacte eenheid te situeren, voor zover dit noodzakelijk is te achten voor een cultuurhistorisch en stedenbouwkundig aanvaardbare en verantwoorde inpassing in de omgeving.
4.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
4.4.1 Sloopverbod

Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 8 van de Bouwverordening, is het verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geheel of gedeeltelijk te slopen.

4.4.2 Uitzondering Sloopverbod

Het sloopverbod geldt niet voor sloopwerkzaamheden:

  • a. Ingevolge een aanschrijving van burgemeester en wethouders;
  • b. waarvoor eerder een vergunning is afgegeven;
  • c. die in redelijkheid kunnen worden aangemerkt als zijnde van ondergeschikte aard en omvang, zodat een significante negatieve invloed op de als 'karakteristiek' aangeduide bebouwing niet aannemelijk is;
  • d. waarvoor is aangetoond dat handhaving van het pand redelijkerwijs niet kan worden geëist gezien de bouwkundige en/of gebruikstechnische staat in verhouding tot de kosten van waardedaling en renovatie; een verzoek om een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk dient daartoe vergezeld te gaan van een deskundigenrapport dat ingaat op de bouwkundige en/of gebruikstechnische staat van het pand in relatie tot de economische waarde(daling) en de kosten van renovatie; voorts dient gelijktijdig een omgevingsvergunning te zijn aangevraagd voor het oprichten van vervangende bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' die aantoonbaar in overeenstemming is met een cultuurhistorisch en stedenbouwkundig aanvaardbare en verantwoorde inpassing in de omgeving.
  • e. Met betrekking tot het gestelde onder c. en/of d. winnen burgemeester en wethouders onafhankelijk cultuurhistorisch advies in alvorens omtrent de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het slopen te beslissen.
  • f. Met betrekking tot het gestelde onder e. kunnen burgemeester en wethouders de verplichting opleggen tot het stellen van financiële zekerheid met betrekking tot de uitvoering van de omgevingsvergunning voor het oprichten van vervangende bebouwing (bankgarantie).
4.5 Afwijken van de bouwregels
4.5.1 Afwijking ondergrondse bouwwerken

Bij een omgevingsvergunning kan, met toepassing van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, worden afgeweken van het bepaalde in sublid 4.2.2, ten behoeve van het bouwen van ondergrondse bouwwerken voor stalling en opslag.

4.5.2 Afwijking bouwhoogte

Bij een omgevingsvergunning kan, met toepassing van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, worden afgeweken van het bepaalde in sublid 4.2.2, onder e en f, ten behoeve van het bouwen tot een bouwhoogte die maximaal 5 m meer bedraagt dan de onder e en f aangegeven maximale bouwhoogten, mits de noodzaak voor de bedrijfsvoering redelijkerwijs is aangetoond en de gebruiksmogelijkheden op aangrenzende gronden niet wezenlijk worden aangetast.

4.6 Specifieke gebruiksregels
4.6.1 Opslag buiten bouwwerken

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen het gebruik van gronden als bedoeld in lid 4.1:

  • a. voor opslag buiten bouwwerken, voor zover die gronden zijn gelegen binnen een afstand van 5 m tot wegen met bijbehorende paden en bermen;
  • b. onverminderd het bepaalde onder a, voor opslag, buiten bouwwerken, met een vanaf peil gemeten hoogte die meer bedraagt dan de bouwhoogte van het hoogste bij het betreffende bedrijf behorende gebouw en ieder geval meer dan 10 m.
4.7 Afwijken van de gebruiksregels
4.7.1 Afwijking ander soort bedrijf

Bij een omgevingsvergunning kan, met toepassing van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.1 omtrent krachtens dat lid toegestane bedrijven, ten behoeve van het toestaan van andere bedrijven, mits:

  • a. het bedrijven betreft die, gezien de gevolgen daarvan voor de omgeving, redelijkerwijs kunnen worden gelijkgesteld met bedrijven die op de plaats ten aanzien waarvan de ontheffing wordt aangevraagd, zijn toegestaan krachtens lid 4.1;
  • b. de geluidbelasting vanwege het desbetreffende andere bedrijf niet groter is dan de geluidbelasting vanwege het bedrijf dat is gevestigd op de plaats ten aanzien waarvan de afwijking wordt toegestaan.