direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Spijkvoorderenk, 2e partiele herziening
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.D126b-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

De gemeenteraad van Deventer heeft op 27 oktober 2010 het bestemmingsplan 'Spijkvoorderenk' vastgesteld en op 10 november 2010 is het bestemmingsplan 'Spijkvoorderenk 1e partiële herziening' vastgesteld. Voorliggend document betreft de tweede partiële herziening van het bestemmingsplan 'Spijkvoorderenk'. Met deze partiële herziening wordt het moederplan 'Spijkvoorderenk' aangevuld met een aantal binnenplanse afwijkingsbevoegdheden, die inspelen op ontwikkelingen op de woningmarkt. Het moederplan is destijds opgesteld met strak afgekaderde bouwmogelijkheden binnen de bestemmingen 'Wonen-1' en 'Wonen-3'. De geldende bouwmogelijkheden zijn echter op een aantal locaties in Spijkvoorderenk en Spijkvoorderhout te beperkt. De markt vraagt momenteel om andere bouwmogelijkheden en meer flexibiliteit, waardoor gekozen is om de bouwmogelijkheden middels binnenplanse afwijkingsbevoegdheden te verruimen. Deze verruiming van de bouwmogelijkheden zijn planologisch uitsluitend mogelijk te maken door een partiële bestemmingsplan herziening vast te stellen. In dit kader is voorliggend bestemmingsplan opgesteld.

1.2 Ligging plangebied

De wijk Spijkvoorderenk is van oorsprong een agrarisch gebied en beslaat circa 24 hectare. Het ligt aan de noordoostzijde van Deventer nabij de N348. Het gebied is momenteel in ontwikkeling.

Aan de noordzijde van het gebied ligt de Oerdijk en aan de zuidzijde de Leonard Springerlaan. Aan de oostzijde wordt de locatie begrensd door de Nieuwedijk en de Vijfhoeksweg - Willem Pijperstraat (met daarachter de buurten Spikvoorde en Steinvoorde). De bestaande buurt Fetlaer grenst aan de westzijde van het plangebied. Het gebied wordt ontsloten door één ontsluitingsweg die uitkomt op de zuidelijk gelegen Leonard Springerlaan. Onderhavig plangebied heeft uitsluitend betrekking op een deel van de woonvelden die op basis van het geldende bestemmingsplan zijn bestemd als 'Wonen-1' (artikel 10) en de woonvelden die bestemd zijn als 'Wonen-3' (artikel 12). Op de navolgende afbeeldingen is de globale ligging en begrenzing van het plangebied aangeduid met een rood kader. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding bij dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.D126b-VG01_0001.jpg"

Globale ligging plangebied in groter verband (rode omkadering) (Bron: http://maps.google.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.D126b-VG01_0002.jpg"

Globale begrenzing van het plangebied (rode omkadering)

Hoofdstuk 2 Partiele herziening

2.1 Planopzet

Deze partiële herziening bestaat uit een toelichting, planregels en een verbeelding. Met deze partiële herziening worden binnenplanse afwijkingsbevoegdheden voor Burgemeester en wethouders toegevoegd, die een grotere flexibiliteit bieden voor de bouwmogelijkheden binnen de bestemmingen 'Wonen-1' en 'Wonen-3'. Hiermee kan meer maatwerk geboden worden om tegemoet te komen aan woonwensen enerzijds, en anderzijds de kwaliteit van de woonomgeving als totaal te bewaren.

De regels zijn naar aanleiding van de uitbreiding van de binnenplanse afwijkingsbevoegdheden aangepast. Daarnaast is de bestemmingsplan systematiek in overeenstemming gebracht met het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening 2012 (IMRO2012). Hierdoor is de verbeelding van het bestemmingsplan ook op onderdelen aangepast. Deze partiële herziening moet daarom in samenhang met het bestemmingsplan 'Spijkvoorderenk' en het bestemmingsplan 'Spijkvoorderenk, 1e partiële herziening' worden gelezen.

2.2 Ruimtelijke onderbouwing

2.2.1 Ontwikkelingen in het plangebied

Deze partiële herziening ziet toe op een aanpassing van de binnenplanse afwijkingsbevoegdheid binnen de bestemming 'Wonen-1' en 'Wonen-3'. Binnen deze bestemmingen bestaat de wens om meer flexibiliteit en maatwerk te kunnen bieden ten aanzien van de bouwmogelijkheden. Hiermee kan beter tegemoet gekomen worden aan (individuele) woonwensen. Hiermee wordt de ontwikkeling en de verkoopbaarheid van de kavels in het plan vergroot.

Bestemming 'Wonen-1'

De bestemming 'Wonen-1' is toegekend aan de woongebieden in het westen van het plangebied. Op basis van een stedenbouwkundige verkenning kan in principe binnen de geldende bouwvlakken op een aantal locaties het woningaantal worden verruimd. Het maximum aantal te bouwen woningen neemt hierdoor toe met vijf woningen. Dit betekent dat bij een aantal bouwvlakken in plaats van een twee-onder-een-kapwoning een rij van drie woningen kan worden ingepast of dat tussen twee vrijstaande woningen een extra woning wordt ingepast en dat daardoor een gesloten rij ontstaat van drie woningen. Door deze aanpassing kan beter worden ingespeeld op initiatieven, bijvoorbeeld ten aanzien van (collectief) particulier opdrachtgeverschap. Er ontstaat een grotere flexibiliteit en uitwisselbaarheid tussen vrijstaand, twee- en drie-onder-een-kapwoningen. Op de navolgende afbeelding is een impressie opgenomen van de mogelijke inpassing van de extra woningen in het noordwesten van het plangebied. De bovenste afbeelding geeft de vigerende situatie weer en is met oranje kaders aangeduid waar de verdichting van het maximum woningaantal mogelijk is. Op de onderste afbeelding is weergegeven ter plaatse van welke bouwvlakken het aantal woningen kan worden geïntensiveerd. Als gevolg van deze planologische wijziging dient ook de gebiedsaanduiding voor het type woning in het bouwvlak te worden gewijzigd. De toevoeging van extra woningen in het plangebied is niet zonder meer mogelijk. Hieraan zijn ruimtelijke en stedenbouwkundige randvoorwaarden gekoppeld. De benodigde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • de parkeersituatie.

Bij gebruikmaking van de binnenplanse afwijkingsbevoegdheid wordt het bouwplan aan deze aanvullende eisen getoetst. De stedenbouwkundige schets (verkavelingsvariant) geeft aan dat de intensivering goed inpasbaar is ten aanzien van onder meer het ruimtelijke beeld en de parkeervoorzieningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.D126b-VG01_0003.jpg"

Weergave mogelijke toekomstige verkaveling in het noordwesten van het plangebied

Om de toevoeging van woningen met een binnenplanse afwijking mogelijk te maken is één bouwvlak met circa één meter verbreed. Dit bouwvlak is gelegen in het noordwesten van het plangebied.

Bestemming 'Wonen-3'

In het oosten van het plangebied (het deelgebied Spijkvoorderhout) is aan de wooneilanden de bestemming 'Wonen-3' toegekend. Voor dit deel van het plangebied bestaat de wens om de goothoogte aan te passen van maximaal 3,5 meter naar maximaal 6 meter. Hierdoor ontstaat de mogelijkheid om een woning te bouwen met twee bouwlagen met een kap. Om de stedenbouwkundige kwaliteit in het gebied te waarborgen is het niet wenselijk om bij recht een maximale goothoogte van 6 m toe te staan. Uitsluitend daar waar een verruiming van de goothoogte stedenbouwkundig verantwoord is wordt hiervoor met een binnenplanse afwijking planologisch medewerking verleend aan een maximale goothoogte van 6 m.

Daarnaast wordt middels een binnenplanse afwijking planologisch mogelijk gemaakt dat de woning aan de voorzijde het bouwvlak met maximaal 2 meter overschrijdt. Dit is in principe mogelijk zonder afbreuk te doen aan het beoogde beeld voor de villabuurt Spijkvoorderhout. Het is essentieel dat er een groen en lommerrijk beeld ontstaat. De voortuinen moeten voldoende diep zijn om een groene inrichting mogelijk te maken en er moet voldoende groeiruimte voor de (toekomstige) bomen in de openbare ruimte zijn. Ook moet er een “ontspannen” verhouding zijn tussen de maat van de hoofdmassa en de maat van de voortuin. Het onderstaande referentiebeeld (Vonderstraat, Apeldoorn) geeft een goede indruk van die maatverhoudingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.D126b-VG01_0004.jpg"

Referentiebeeld: Vonderstraat, Apeldoorn (bron: Google streetview)

In de openbare ruimte van de Spijkvoorderhout (bermen) grenzend aan de voortuin zijn bomen voorzien. Om voldoende groeiruimte voor bomen in de openbare ruimte te creëren moet de voortuin een diepte van minimaal 6,5 meter hebben. Daarmee hebben de bomen in de openbare ruimte voldoende groeiruimte in relatie tot de bebouwing. Bij een voortuindiepte van 6,5 meter kan ook een kwalitatief groen beeld ontstaan, de voortuin heeft een forse maat die echt groen ingericht kan worden door bewoners. Door mogelijk te maken dat bebouwing aan de voorzijde het bouwvlak met maximaal 2 meter te overschrijdt zal in het straatbeeld ook een grotere variatie in rooilijnen kunnen ontstaan. Dit is een passend en wenselijk beeld binnen het thema groene villabuurt voor de Spijkvoorderhout.

De overschrijding van het bouwvlak aan de voorzijde met maximaal 2 meter is in principe mogelijk zonder afbreuk te doen aan het beoogde beeld voor villabuurt Spijkvoorderhout. De benodigde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • de parkeersituatie.

IMRO2012

Het geldende bestemmingsplan voor het plangebied is opgesteld op basis van IMRO2008. De regels en verbeelding in voorliggende partiële herziening zijn in overeenstemming gebracht met de laatste IMRO versie, IMRO2012.

2.2.2 Beleidskaders

Rijksbeleid en provinciaal beleid

Voor een beschrijving van het provinciaal en het landelijk beleid, wordt verwezen naar het moederplan 'Spijkvoorderenk'. Het landelijk en provinciaal beleid blijft onverminderd van toepassing.

Actualisatie omgevinsgvisie Overijssel (2013) en verordening

Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening de belangrijkste beleidskaders als het gaat om ontwikkelingen op het grondgebied van de provincie. In de geactualiseerde Omgevingsvisie Overijssel die op 10 september 2013 in werking is getreden schetst de provincie haar visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het vizier is hierbij gericht op het jaar 2030. De Omgevingsvisie heeft onder andere de status van structuurvisie in de zin van de Wet ruimtelijke ordening en van provinciaal waterhuishoudingsplan onder de Wet op de Waterhuishouding dan wel van regionaal waterplan onder de toekomstige Waterwet.

De Omgevingsverordening dient als waarborg voor een deel van dat beleid. Andere onderdelen kunnen beter gewaarborgd worden door middel van bijvoorbeeld subsidies of samenwerkingsverbanden. De Omgevingsverordening telt daarnaast ook als Milieuverordening, Waterverordening en Verkeersverordening.

Conform de sturingsfilosofie van de provincie Overijssel zijn ontwikkelingen niet langer gebonden aan strikte voorschriften betreffende welke functie op welke plek moet plaatsvinden. De provincie biedt ruimte aan economische dynamiek en bevordert de ruimtelijke kwaliteit. Naast de bescherming van kwaliteiten staat de provincie voor het benutten van ontwikkeling en dynamiek voor duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Dit betekent dat voor elke ontwikkeling, zowel in de stedelijke als de groene omgeving, de principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik, de ontwikkelingsperspectieven en de speciaal opgestelde Catalogus Gebiedskenmerken bepalend zijn.

Ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid zijn ook de rode draden in de verordening. De sturing daarop is vertaald in generieke regels. Dit betekent dat alle andere onderdelen in de verordening altijd in combinatie met de bepalingen betreffende ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid toegepast moeten worden. De gemeenteraad van Deventer wordt in de verordening gevraagd om in elk bestemmingsplan te onderbouwen dat de beoogde ontwikkeling bijdraagt aan de versterking van de ruimtelijke kwaliteit.

Waterhuishouding

Het waterbeleid is in de Omgevingsvisie beschreven vanuit diverse waterthema's: Veiligheid, wateroverlast, watercondities voor mens, landbouw, natuur en landschap en betrouwbare en continue drinkwatervoorziening en bescherming industriële winningen.

Bij veiligheid worden onderscheiden: bescherming tegen overstroming en tegen wateroverlast. Het plangebied is niet gelegen in een risicogebied voor overstromingen, er is geen waterkering aanwezig. Wel ligt het gebied binnen de dijkring Salland. Voor wat betreft bescherming tegen wateroverlast geldt dat het plangebied niet binnen een primair watergebied ligt en er geen essentiële waterlopen aanwezig zijn. Er zijn vanuit dat oogpunt geen risico's voor wateroverlast.

Aan de watercondities voor mens, landbouw, natuur en landschap hoeft in het plangebied geen extra aandacht te worden besteed, er is geen sprake van ligging in de groen-blauwe hoofdstructuur of van oppervlaktewaterlichamen.

In verband met de betrouwbare en continue drinkwatervoorziening en bescherming industriële winningen ligt het plangebied niet in een grondwaterbeschermingsgebied of intrekgebied. Wel ligt het gebied in het diepe watervoerende pakket in Salland.

Het diepe waterhoudende pakket in Salland bevat water van een uitstekende kwaliteit. Teveel water uit dit pakket onttrekken leidt echter tot het optrekken van de zoet/zout grens in de ondergrond. Onttrekkingen uit dit pakket worden alleen toegestaan voor drinkwater en voor industriële toepassingen met hoogwaardige doelen. Met het oog op deze kenmerken kan er in dit diepe pakket geen sprake zijn van Koude-Warmte-Opslag (KWO) dieper dan 50 meter.

Gemeentelijk beleid

Woonvisie

Woonvisie 2008+ is in maart 2009 vastgesteld. Op 10 januari 2011 is de woonvisie actueel gemaakt en opnieuw door de gemeenteraad vastgesteld. De Woonvisie 2008+ 'Kwaliteit en verscheidenheid’ gaat over de periode 2008-2018. In januari 2014 heeft de gemeenteraad de herijking van de woonvisie vastgesteld.

De algemene conclusie uit de herijking is dat de Woonvisie nog steeds actueel is, maar bijstelling behoeft op de uitgangspunten en de prestatieafspraken. Er is meer focus nodig op concrete, resultaatgerichte prestatieafspraken. Er moet meer worden uitgegaan van een kwalitatieve woonvraag. De prestatieafspraken met woningcorporaties zijn geconcretiseerd en past vanuit de sociale woonopgave van Deventer, binnen de context van de landelijke ontwikkelingen en maatregelen.

Deze partiële herziening ziet toe op de toevoeging van een aantal binnenplanse afwijkingsmogelijkheden, waardoor het maximum aantal woningen in het plangebied toe kan nemen met 5. Deze toename past binnen de totale woningbouwopgave die gepland is voor de Spijkvoorderenk en zorgt niet voor knelpunten op andere woningbouwlocaties in de gemeente Deventer. De toename van het aantal woningen past hierdoor binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma voor de komende jaren.

Welstandsnota gemeente Deventer (2012)

Conform de regeling in de welstandsnota voor grotere stedenbouwkundige ontwikkelingen is voor de Vijfde Hoek (voorheen Spijkvoorderenk) een beeldkwaliteitplan opgesteld. De inhoud van dit beeldkwaliteit bouwt voort op een al geldend kader voor de beeldkwaliteit van de Vijfde Hoek (beeldkwaliteitplan Spijkvoorderenk, vastgesteld 27 oktober 2010). Dit beeldkwaliteitplan heeft een sterk sturend en gedetailleerd karakter. Het nieuwe beeldkwaliteitplan wordt gelijktijdig met deze partiële herziening van het bestemmingsplan ter inzage gelegd en is bedoeld als inspiratiebron in plaats van een blauwdruk te formuleren voor de bebouwing. Het nieuwe beeldkwaliteitplan zal als onderdeel van de welstandsnota vastgesteld worden. Er zijn een aantal aanleidingen om de in 2010 vastgestelde beeldkwaliteitcriteria deels te herzien in een nieuw beeldkwaliteitplan:

  • In het huidige tijdsbeeld en functioneren van de samenleving is het in een door de overheid op te stellen visie op beeldkwaliteit van belang alleen te beschrijven wat nodig is voor het algemeen belang: het laten ontstaan van een woonomgeving met een zekere identiteit, (duurzame) kwaliteit en samenhang. Daarbij hoort het bewustzijn dat initiatiefnemers zelf over de creativiteit beschikken om vorm te geven aan de eigen woning(en). Daarbij past eerder een inspirerend dan een dwingend beeldkwaliteitplan.
  • Het uitgangspunt voor het plandeel Spijkvoorderenk (voorheen Ny Fetlear) was om dit projectmatig en met een beperkt aantal architecten te ontwikkelen. Om beter op de vraag in de woningmarkt in te kunnen spelen is het wenselijk om ook andere doelgroepen, waaronder collectief en particulier opdrachtgeverschap, te kunnen bedienen. De herziene beeldkwaliteitcriteria die daar bij horen moeten individuele woonwensen mogelijk maken en tegelijkertijd de voor de Vijfhoek zo karakteristieke kwaliteit en samenhang bewaken. Dit vraagt om een andere inhoud en systematiek van welstandscriteria. Gedetailleerd vastgelegde criteria zijn daarbij niet passend, wel het sturen op samenhang door middel van criteria op hoofdlijnen.
  • Het is wenselijk om qua inhoud en systematiek goed aan te sluiten bij de welstandsnota van Deventer, hierin zijn duidelijke en objectieve toetsingscriteria voor de gehele gemeente geformuleerd. De welstandsnota is geschikt als toetsingskader voor zowel nieuwe bouwplanontwikkelingen als voor al bestaande bebouwing. Het beeldkwaliteitplan Spijkvoorderenk uit 2010 was vooral gericht op ontwikkeling. Het is de verwachting dat de "ontwikkelfase" en "beheerfase" grotendeels gelijktijdig plaatsvinden in de Vijfde Hoek. Om die reden is het wenselijk een beeldkwaliteitplan voor de Vijfde Hoek te hebben dat goed aansluit bij de huidige inhoud en systematiek van de welstandsnota.
  • In het plandeel Spijkvoorderhout is ruimte voor particulier opdrachtgeverschap, ook elders in Deventer zijn er mogelijkheden voor particulier opdrachtgeverschap. Het is wenselijk om als gemeente eenduidig te zijn in de welstandscriteria voor locaties voor particulier opdrachtgeverschap. Dit herziene beeldkwaliteitplan sluit met de criteria voor particulier opdrachtgeverschap goed aan op andere locaties in Deventer en op de welstandsnota. Dit zonder de voor de Vijfde Hoek specifieke kwaliteit en identiteit uit het oog te verliezen.

In het voortraject van dit beeldkwaliteitplan is met de Plan Advies Raad (PAR / welstand) gesproken over de nieuwe opzet en inhoud van dit plan. De PAR gaf aan een beeldkwaliteitplan dat op hoofdlijnen criteria geeft beter werkbaar te vinden bij particulier opdrachtgeverschap. De criteria moeten ondubbelzinnig en beperkt in aantal zijn, omdat anders te veel afschrikking optreedt. Het bestaande beeldkwaliteitplan bevat veel regels die naar de mening van de PAR niet allemaal nodig zijn om een goede kwaliteit te krijgen. De PAR heeft geadviseerd preciezer te omschrijven welke kwaliteit gewenst is en daar een aantal goed gedoseerde criteria bij te formuleren.

Dit beeldkwaliteitplan wordt gelijktijdig met het ontwerp bestemmingsplan in procedure gebracht en zal uiteindelijk onderdeel worden van de welstandsnota. Kortheidshalve wordt naar dit beeldkwaliteitsplan verwezen.

2.2.3 Milieukwaliteitseisen

Geluid

Op verschillende bouwvlakken, gelegen in de invloedssfeer van de Oerdijk, wordt het aantal woningen uitgebreid. De vraag is of dit gevolgen heeft voor de vanuit de Wet geluidhinder gezien relevante geluidsbelasting. De hogere waarde procedure heeft plaatsgevonden voor de woningen die, vanuit de Oerdijk gezien, de eerstelijns bebouwing vormen. De woningen in de tweede en derde lijn ondervinden een geluidsbelasting die voldoet aan de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai (te weten 48 dB).

De toe te voegen woningen komen te liggen achter de eerstelijns bebouwing, in het gebied van het plan waar, ook op basis van recente verkeersintensiteiten, de waarde voor de geluidsbelasting beneden de voorkeursgrenswaarde van 48 dB is.

Geconcludeerd wordt dat met een geluidsbelasting van minder dan 48 dB de aan het plan toe te voegen woningen voldoen aan de grenswaarden, zoals die in de Wet geluidhinder zijn opgenomen. Er hoeven geen nadere procedures op grond van de Wet geluidhinder voor deze woningen gevoerd te worden.

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

Bedrijven en milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds.

In aanvulling op hetgeen geschreven is in de toelichting van het vigerende bestemmingsplan 'Spijkvoorderenk', wordt geconcludeerd dat de extra woningen binnenin de bestemde bouwvlakken worden toegevoegd. In die zin heeft deze planwijziging geen nadelige gevolgen voor vergunde rechten van omliggende bedrijven en mag ook verwacht worden dat bij de extra woningen een voldoende woon- en leefklimaat gegarandeerd blijft.

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is titel 5.2: luchtkwaliteitseisen van de gewijzigde Wet milieubeheer (de 'Wet luchtkwaliteit') in werking getreden (Stb. 2007, 414). De regelgeving is uitgewerkt in de onderliggende Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB's) en ministeriële regelingen.

Op landelijk niveau leveren fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) knelpunten op. De concentraties van de overige stoffen die op grond van de 'Wet luchtkwaliteit' getoetst dienen te worden voldoen aan de grenswaarden, zie Preliminary assessment of air quality, RIVM nr. 756021005 voor lood (Pb) en zwaveldioxide (SO2) en nr. 756021007 voor koolmonoxide (CO) en benzeen. Om deze reden zijn deze stoffen verder buiten beschouwing gelaten. Voor de stoffen NO2 en PM10 zijn in de Wet luchtkwaliteit grenswaarden gesteld voor de jaargemiddeldeconcentratie van 40 µg/m3. Daarnaast geldt een grenswaarde van de uurgemiddelde concentratie voor NO2 van 200 µg/m3 die maximaal 18 keer per jaar mag worden overschreden en een grenswaarde voor de 24-uursgemiddelde concentratie voor PM10 (50 µg/m3) die maximaal 35 dagen per jaar mag worden overschreden. De grenswaarde voor het uurgemiddelde van NO2 wordt in Nederland alléén langs zeer drukke verkeerswegen meerdere malen overschreden. Het komt in Nederland niet voor dat deze grenswaarde vaker dan 18 keer per jaar wordt overschreden.

Bij invoering van de 'Wet luchtkwaliteit' is het begrip 'niet in betekenende mate' (NIBM) geïntroduceerd. Wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan verslechtering van de luchtkwaliteit is toetsing aan de grenswaarden niet meer nodig. De voorgenomen ontwikkeling is dan inpasbaar op basis van artikel 5.16 lid 1c van de Wet milieubeheer. Het begrip 'niet in betekenende mate' is gedefinieerd als 3 % van de jaargemiddelde grenswaarde voor PM10 en NO2. Dit komt neer op een maximale bijdrage van 1,2 µg/m3 voor beide stoffen. Dit betekent dat wanneer aangetoond kan worden dat de voorgenomen ontwikkeling niet meer dan 1,2 µg/m3 bijdraagt aan de jaargemiddelde concentratie van beide stoffen, het project niet getoetst hoeft te worden aan de grenswaarden en inpasbaar is vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit.

De woningen die aan het plan toegevoegd worden, zijn in aantal dermate gering dat deze 'niet in betekenende mate' zullen bijdragen aan de luchtkwaliteit ter plaatse. Het aspect luchtkwaliteit speelt geen rol bij de realisatie van de toe te voegen woningen.

Externe veiligheid

De regelgeving op het gebied van externe veiligheid beoogt een minimaal veiligheidsniveau te garanderen voor de burger voor wat betreft risico's van opslag en transport van gevaarlijke stoffen. Hiervoor zijn normen en richtwaarden opgenomen in de wetgeving in de vorm van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Plaatsgebonden risico is de plaatsgebonden kans per jaar dat een onbeschermd persoon komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De kans van éénmaal in de miljoen jaar op een dergelijk ongeval is als norm in de regelgeving opgenomen. Het plaatsgebonden risico (PR) is weer te geven met een contour rondom een activiteit.

Het groepsrisico geeft de kans per jaar aan dat een groep personen van een bepaalde grootte (bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen tegelijk slachtoffer wordt van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico (GR) wordt weergegeven in een curve waarin het aantal personen is afgezet tegen de kans per jaar op (tegelijk) overlijden. Het groepsrisico is echter geen harde norm, maar een oriënterende waarde.

Voor de verschillende typen risicobronnen is regelgeving vastgesteld. Voor hogedrukaardgasbuisleidingen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (BEVB), voor transportassen voor vervoer van gevaarlijke stoffen in de circulaire “Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen” en voor bedrijven in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI).

De bouwvlakken in het plangebied, waar de extra woningen zijn voorzien, liggen buiten het invloedsgebied van het groepsrisico van stationaire en mobiele bronnen. Daarnaast ligt het plangebied niet binnen een 10-6 contour van het plaatsgebonden risico. In dit kader is een nadere verantwoording van het groepsrisico niet noodzakelijk. Op 4 juli 2007 is door de Raad de “Omgevingsvisie externe veiligheid” vastgesteld. In die nota is de ambitie vastgelegd wat betreft het veiligheidsniveau wat moet worden nagestreefd per deelgebied in Deventer. Voor het buitengebied is vastgelegd dat overschrijding van het plaatsgebonden risico voor kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten niet acceptabel is en dat de oriënterende waarde van het groepsrisico niet mag worden overschreden. Het plan voldoet aan dit ambitieniveau.

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

Ecologie

Voor ruimtelijke ontwikkelingen, zoals de aanpassing van een monumentaal pand, is de initiatiefnemer verplicht vooraf te toetsen of de voorgenomen activiteit in strijd is met de natuurwetgeving in Nederland. De natuurwetgeving is onderverdeeld in gebiedsbescherming (Natuurbeschermingswet en Omgevingsplan) en soortbescherming (Wet flora en fauna). Het doel van het ecologisch onderzoek is om te bepalen wat de effecten zijn van de geplande ontwikkeling op beschermde natuurwaarden en welke procedure gevolgd moet worden.

In het kader van het vigerend bestemmingsplan is een uitgebreid ecologisch onderzoek uitgevoerd. De beoogde ruimtelijk ingreep heeft, vanwege het feit dat het een verruiming van de bouwmogelijkheden betreft in een reeds bestaand woongebied, geen effect op natuurwaarden. De actuele situatie van het desbetreffende plangebied zich in de fase “bouwrijpheid” bevindt. Beschermde planten en/of dieren zijn naar verwachting niet aanwezig. Voor de partiële herziening is derhalve geen aanvullend ecologisch onderzoek noodzakelijk.

Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

Geur

Er bevindt zich in de directe omgeving van het plangebied twee veehouderijen met een geurhindercontour op basis van het Besluit Landbouw die zich uitstrekt tot in het plangebied, de boerderijen aan de Oerdijk 87a. Door een verbouwing zijn de emissiepunten van de stal naar achteren verplaatst waardoor de geurhindercontouren niet meer over de bouwvlakken in het plangebied heen liggen.

Bodem

Voor de nieuwbouw van woningen is op basis van het Bouwbesluit een bodemonderzoek conform de NEN-5740 nodig. Deze onderzoeken zullen in de toekomst uitgevoerd worden op het moment dat er een aanvraag voor een bouwvergunning wordt ingediend.

Overige haalbaarheidsaspecten

Voor de aspecten waterhuishouding en archeologie is onderzoek uitgevoerd in het kader van het bestemmingsplan 'Spijkvoorderenk'. Voor deze haalbaarheidsaspecten geldt dat de uitgangspunten uit het moederplan 'Spijkvoorderenk' onderverminderd van toepassing blijven.

De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingsgebied' is toegekend aan een deel van het plangebied. Voor de voorwaarden die hier van toepassing zijn, wordt verwezen naar de regels.

Overstromingsrisico

In de omgevingsverordening (paragraaf 3.1) heeft de provincie Overijssel aangegeven dat voor gebieden met het risico op overstroming een onderbouwing in het bestemmingsplan moet worden opgenomen in de vorm van een overstromingsrisicoparagraaf. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen minder snel en ondiep onderlopende gebieden en snel diep onderlopende gebieden.

Het bestemmingsplangebied ligt binnen de dijkring 53: Salland. Dit is een wettelijk vastgelegd dijkringgebied, waarbinnen alleen nieuwe grootschalige ontwikkelingen mogelijk zijn indien in het bestemmingsplan voorwaarden worden opgenomen om de veiligheid ook op lange termijn voldoende te waarborgen. Door klimaatveranderingen moeten we meer rekening houden met de gevolgen van een overstroming. Inzet is het voorkomen van slachtoffers (rampenbeheersing) en van economische schade (gevolgenbeperking). In deze overstromingsrisicoparagraaf wordt ingegaan op de risico's bij overstroming en de stand van zaken van maatregelen en voorzieningen die worden getroffen om deze risico's te voorkomen of te beperken.

De dijkring betreft een gebied met een risico op overstroming (minder snel en ondiep onderlopende gebieden) en heeft volgens de Waterwet een gemiddeld overschrijdingskans van 1/1250 per jaar. De primaire keringen worden op veiligheid beoordeeld door de beheerders. De Europese richtlijn overstromingsrisico's (2007) verplicht tot het inzetten van drie instrumenten voor een betere bescherming tegen overstromingen: een voorlopige risicobeoordeling (gereed in 2011), kaarten (gereed 2014) en risicobeheersplannen (in werking per 22 december 2015). De richtlijn geldt voor de binnendijkse (dijkringen) en buitendijkse gebieden van de IJssel. Voor woon- en werkgebieden dienen rampenplannen opgesteld te worden.

De gemeente Deventer zal de komende jaren samen met de Waterschappen en Rijkswaterstaat de overstromingsrisico's in het dijkringgebied onderzoeken en hiervoor beleid opstellen.

Voor 2015 zullen in het kader van het rijksprogramma Ruimte voor de Rivier maatregelen bij Deventer worden uitgevoerd, die bij hoogwater een dalend effect hebben op de waterstand.

Hoofdstuk 3 Uitvoerbaarheid

In artikel 3.1.6 eerste lid, aanhef en onder f van het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat onderzocht moet worden of een bestemmingsplan uitvoerbaar is, zowel economisch als maatschappelijk.

Economische uitvoerbaarheid

Voor het plangebied Spijkvoorderenk heeft de gemeente Deventer een exploitatieplan opgesteld. Reden hiervoor is dat de grond deels in eigendom van derden is en er niet met alle eigenaren een overeenkomst is gesloten over het verhalen van de kosten en de eisen die de gemeente stelt aan het ontwikkelen van het plangebied. In het exploitatieplan is onder andere aangegeven wat de kosten voor het ontwikkelen van het gebied zijn en hoe deze kosten worden gedekt. In het geval van Spijkvoorderenk/Spijkvoorderhout is dit door verkoop van gemeentegrond en het daarnaast verhalen van kosten op de grondeigenaren. Hiermee wordt het bestemmingsplan financieel uitvoerbaar. Dit leidt tot een positief saldo op de gemeentelijke grondexploitatie. De onderbouwing van het kostenverhaal is opgenomen in het exploitatieplan 'De Vijfde Hoek, 4e herziening'. Dit exploitatieplan heeft betrekking op het bestemmingsplan Spijkvoorderenk inclusief alle partiële herzieningen.

Maatschappelijke uitvoerbaarheid

In artikel 3.1.6, eerste lid, aanhef en onder e van het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat een beschrijving dient te worden opgenomen van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken.

Inspraak

Voor dit bestemmingsplan is geen inspraak gehouden. Het plan is conform het vastgestelde ruimtelijk beleid en betreft een plan dat past bij de ontwikkeling van een nieuwe wijk. Het kan daarom als onomstreden worden beschouwd. Uiteraard blijft de mogelijkheid bestaan om een zienswijze in te dienen op het ontwerp bestemmingsplan.

Vooroverleg

Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening dient de gemeente bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met betrokken waterschappen en diensten van Rijk en provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Met dit bestemmingsplan zijn geen nationale belangen in het geding. Het plan is in het kader van het vooroverleg aangeboden aan de Provincie en het Waterschap. Het plan is door het Waterschap akkoord bevonden. De provincie heeft opgemerkt dat een overtromingsparagraaf in de toelichting ontbreekt. Deze overstromingsparagraaf is in paragraaf 2.2.2 en 2.2.3 van de toelichting toegevoegd.