direct naar inhoud van 4.4 Cultuurhistorie en archeologie
Plan: Buitengebied Deventer
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.D125-VG02

4.4 Cultuurhistorie en archeologie

4.4.1 Cultuurhistorie

Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, algemeen

Onderdeel van het gemeentelijk beleid voor het buitengebied is het behoud van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, erven en ensembles. Het betreft zowel monumenten als karakteristieke panden. De gemeente Deventer heeft het Oversticht gevraagd een inventarisatie naar de karakteristieke panden uit te voeren en om een voorstel te doen van actualisatie van gemeentelijke monumenten. Dit heeft geresulteerd in het document 'karakteristieke panden en gemeentelijke monumenten' (november 2009). In bijlage 6 van de regels zijn de hierin opgenomen karakteristieke panden vermeld. In bijlage 7 van deze toelichting is een lijst van Rijks- en gemeentelijke monumenten opgenomen. Op de verbeelding zijn karakteristieke panden en monumenten voorzien van een aanduiding.

Om het behoud van de karakteristieke panden en erven te kunnen waarborgen en te stimuleren, worden in het bestemmingsplan de volgende afwijkingsbepalingen opgenomen:

  • de maximale inhoudsmaat van (bedrijfs)woningen in karakteristieke panden kan worden vergroot; voorwaarden zijn:
    • 1. de woning/wooneenheden moeten deel uitmaken van een karakteristiek pand;
    • 2. de bestaande afmetingen van dat gebouw mogen niet worden uitgebreid en het karakter van het gebouw in stand blijft;
    • 3. indien het betreffende pand wordt gesloopt, is de maximale inhoud na terugbouw weer maximaal 750 m³;
  • in karakteristieke panden kunnen één of meerdere wooneenheden mogelijk worden gemaakt. Voorwaarde is dat bij het realiseren van twee wooneenheden het pand minimaal 1.000 m³ groot is. Bij 1.500 m³ mogen er drie wooneenheden mogelijk worden gemaakt.

Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, landhuizen

Een bijzondere categorie van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, wordt vertegenwoordigd door de historische landhuizen. Het beleid voor historische landhuizen is gericht op behoud van de cultuurhistorische-, landschappelijke- en ecologische waarden. Om dit doel te bereiken zijn 2 uitgangspunten van belang.

  • Behoud van de bestaande kwaliteiten. Dat betekent dat de huidige kwaliteiten behouden moeten blijven en dat alleen ingrepen mogelijk zijn in het kader van herstel en behoud. Dat betekent dat in beginsel uitgegaan wordt van de bestaande bebouwing en handhaving van de bestaande tuin- en parkachtige omgeving en bestaande landerijen.
  • Het beheer en onderhoud van landhuizen kost geld. De bestemmingsregeling dient zo in elkaar te zitten, dat er op het landhuis activiteiten kunnen worden ontplooid die geld genereren, nu en in de toekomst. Daarvoor is een bepaalde mate van flexibiliteit nodig. De gemeente stelt daarom een regeling voor, waarmee functies die op het landgoed worden uitgeoefend, uitwisselbaar zijn. Dit kan om de hoofdfunctie gaan, maar tevens om nevenfuncties. Hoe ingrijpender de functiewisseling, hoe meer de behoefte bestaat om te sturen op behoud van kwaliteiten.

Met inachtneming van het bovenstaande, ontstaat er de volgende regeling:

Landhuizen krijgen een hoofdbestemming Landhuis. De hoofdbestemming krijgt een functieaanduiding die betrekking heeft op de huidige functie (bijvoorbeeld wonen, kantoor, horeca, etc. of een combinatie ervan). Deze functies zijn te wijzigen in andere functies, waarbij een aantal voorwaarden wordt gehanteerd (onder andere behoud kwaliteit, verkeersaantrekkende werking, milieukwaliteit en dergelijke). Ook is het mogelijk naast de hoofdfunctie (wonen, kantoor, horeca, etc.) nevenfuncties te ontwikkelen. Nevenfuncties die beperkte effecten hebben, kunnen rechtstreeks worden toegelaten. Voor deze gronden gelden generieke regels, zoals een wijzigingsbevoegdheid voor het omzetten van agrarische gronden naar natuur.

De bebouwing van het landhuis wordt in bouwvlakken vastgelegd. Gezien het behoud van de cultuurhistorische waarde, is nieuwbouw in principe niet toelaatbaar. Toch kan medewerking worden verleend aan nieuwbouw, als dit de kwaliteiten van het landhuis vergroot. Denk aan herstel van verdwenen historische bebouwing. Omdat dit een zorgvuldige afweging vergt, wordt dat via een wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakt.

De tuin- en parkachtige omgeving van het landhuis, valt eveneens binnen de hoofdbestemming. Hier mag niet worden gebouwd. Ook zal een omgevingsvergunning voor werken van kracht zijn om de cultuurhistorische waarde ervan te kunnen beschermen.

De landerijen (bossen, natuurgebieden, landbouwgronden) die bij het landhuis behoren, vallen niet onder de bestemming Wonen - Landhuis. Bossen en natuurgebieden krijgen de bestemming Natuur en agrarische gronden krijgen de bestemming Agrarisch. Vanuit het beleid voor realisatie van de EHS, wordt het omzetten van agrarische gronden naar natuur mogelijk gemaakt. Omzetten van bos- en natuurgebieden naar een agrarische bestemming is in de ogen van de gemeente geen gewenste ontwikkeling.

Het beleid en de regeling voor nieuwe landhuizen is in paragraaf 4.7 Wonen toegelicht.

Cultuurhistorisch waardevolle wegen

Onverharde wegen worden steeds zeldzamer in het agrarisch gebied. Een aantal zandwegen is de laatste decennia verhard. Daardoor is een deel van de cultuurhistorische waarde van het landschap verloren gegaan. Vanwege deze waarde en het belang voor de openluchtrecreatie moeten onverharde wegen in Salland zoveel mogelijk behouden blijven. Onverharde wegen hebben daarom een specifieke bestemming gekregen.

Beschermde gezichten

De beschermde gezichten (zie 8.3.1) in het plangebied zijn op de verbeelding aangegeven. In het aangewezen gebied worden nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt middels het afwijken van het bestemmingsplan.

4.4.2 Archeologie

Het erfgoedbeleid van de gemeente Deventer is er mede op gericht archeologische waarden en archeologische verwachtingsgebieden te beschermen.

1. Waarde - Archeologie 1

Deze dubbelbestemming betreft de archeologische verwachtingswaarde. Bij een archeologische verwachtingswaarde is nog niet duidelijk welke eventuele archeologische resten in de bodem aanwezig zijn, maar is er wel sprake van een kans op het aantreffen van archeologische resten. Hoe hoger de verwachtingswaarde, hoe groter de kans op het aantreffen van archeologische resten.

Deze dubbelbestemming bestaat uit de gebieden met een middelhoge en hoge verwachting op de gemeentelijke verwachtingskaart. Gebieden met een lage en matige verwachting op de gemeentelijke verwachtingskaart zijn niet in het bestemmingsplan als dubbelbestemming opgenomen.

Om deze potentiële waarden te kunnen beschermen, wordt onderzoek vereist voorafgaand aan werkzaamheden die deze verwachtingswaarden mogelijk kunnen schaden, alvorens een omgevingsvergunning voor bouwen of voor werken kan worden verleend. Daarbij zijn twee kanttekeningen op zijn plaats.

  • Om te voorkomen dat voor elke kleine ingreep onderzoek moet worden verricht en een omgevingsvergunning voor werken moet worden afgegeven, wordt een drempel gehanteerd. Onderzoek is alleen nodig en een omgevingsvergunning wordt alleen vereist voor werkzaamheden met een oppervlak groter dan 100 m² en graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm.
  • De gemeente verstrekt een eerste kosteloos advies, waarin op basis van historische bronnen en eerder archeologisch onderzoek wordt beschreven welke archeologische resten op de locatie verwacht worden. Ook wordt gekeken naar eventuele oudere verstoringen. Het is aan de gemeentelijk archeoloog om vervolgens te bepalen of vervolgonderzoek aan de orde is. Afhankelijk van de ligging van de locatie en de omvang van de ingreep kan bijvoorbeeld worden volstaan met een meldingsplicht in plaats van nader archeologisch onderzoek. Bij ingrepen groter dan 200 m² op locaties, waar geen aanwijzingen zijn voor eerdere verstoring, zal in de meeste gevallen archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.

2. Waarde - Archeologie 2

Deze dubbelbestemming heeft betrekking op gebieden waar archeologische waarden aanwezig zijn. Het betreft dus geen verwachting. In deze dubbelbestemming zijn terreinen van de Archeologische Monumenten Kaart (AMK) opgenomen die aangewezen zijn als terrein van hoge archeologische waarde. Het uitgangspunt voor deze dubbelbestemming is allereerst het behoud van de vindplaats.

Een archeologisch rapport wordt vereist indien de grond dieper dan 50 cm wordt bewerkt of bebouwd en de ingreep een oppervlakte van 50 m² of meer beslaat.

3. Waarde - Archeologie 3

De dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3 betreft zichtbare archeologische monumenten. Op deze locaties zijn in het geheel geen werkzaamheden toegestaan, omdat elke vorm van grondwerk leidt tot een onevenredige verstoring van het zichtbare archeologisch erfgoed en onderliggende bodemarchief.