direct naar inhoud van Artikel 10 Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied
Plan: Bedrijvenpark A1, 1e partiële herziening
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.D124a-VG01

Artikel 10 Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor onderzoek naar en bescherming van naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

10.2 Bouwregels

Voor het bouwen op en in de gronden als bedoeld in lid 10.1, gelden de volgende bepalingen:

  • a. ten behoeve van de bestemming als bedoeld in lid 10.1, mogen bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd;
  • b. in geval van een aanvraag om omgevingsvergunning voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen, over een oppervlakte van 100 m² of meer en met een bodemingreep dieper dan 0,5 m onder maaiveld, dient de aanvrager van de vergunning een rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, tenzij:
    • 1. het bouwen uitsluitend betrekking heeft op bestaande bebouwing, waarbij de bestaande oppervlakte, op en onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering, of
    • 2. de archeologische waarde van het terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders reeds voldoende vaststaat.
10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.3.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden, behoudens het bepaalde in sublid 10.3.2, zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op en in de in lid 10.1 bedoelde gronden over een oppervlakte van 100 m² of meer de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden dieper dan 0,5 m onder maaiveld;
  • b. het bodem verlagen of afgraven van gronden dieper dan 0,5 m onder maaiveld;
  • c. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en grondbewerkingen dieper dan 0,5 m onder maaiveld;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
  • e. het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, waarbij een bodemingreep dieper dan 0,5 m plaatsvindt;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies dieper dan 0,5 m onder maaiveld;
  • g. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,5 m onder maaiveld.
10.3.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in sublid 10.3.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • c. indien op basis van door een ter zake deskundige uitgevoerd bureauonderzoek of inventariserend veldonderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen te behouden archeologische waarden aanwezig zijn;
  • d. die noodzakelijk zijn met het oog op het realiseren van een bouwwerk, waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend;
  • e. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
    • 1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
    • 2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.
10.3.3 Toelaatbaarheid werken of werkzaamheden

De werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in sublid 10.3.1, zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. door die werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en
  • b. door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, tenzij die werken of werkzaamheden uitsluitend betrekking hebben op een terrein waarvan de archeologische waarde naar het oordeel van burgemeester en wethouders reeds voldoende vaststaat.
10.4 Voorwaarden bij omgevingsvergunning

Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 10.2, onder b, en sublid 10.3.1, kunnen de volgende verplichtingen worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting, om voorafgaand aan de activiteit die tot bodemverstoring leidt, archeologisch onderzoek te laten uitvoeren door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties; of
  • d. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
10.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd betreffende de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied', het plan te wijzigen zodanig dat deze dubbelbestemming naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.