direct naar inhoud van 3.1 Bodem
Plan: Bedrijvenpark A1
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.D124-OH01

3.1 Bodem


Hoogteligging
De hoogteligging van het plangebied is wisselend en varieert tussen N.A.P. + 5,0 m. en N.A.P. +7,0 m. In het oosten van het plangebied komen plaatselijk hogere gedeelten voor van rond N.A.P. + 8,0 m, voorbeeld hiervan is de Olthofkavel. In het westelijk deel van het plangebied, richting de IJssel, is het maaiveldniveau overwegend laag4.

Bodemopbouw
De omgeving van het plangebied en het plangebied zelf behoren tot het IJsseldal, hier vindt de afwatering plaats via beken en watergangen op de IJssel. In het westen, noorden en oosten van het plangebied worden overwegend poldervaaggronden (rn) en hoge bruine enkeerdgronden (bEZ) aangetroffen. In het centrale en zuidelijk deel van het plangebied komen vooral gooreerdgronden (pZN), laarpodzolgronden (Hn) en hoge zwarte enkeerdgronden (zEZ) voor. De poldervaaggronden volgen de gebiedsdelen die wat lager liggen en waar vroeger de (meer) natuurlijke afwatering plaatsvond. Momenteel worden juist in de deelgebieden met dit type bodem de hoofdwatergangen aangetroffen (Pessinkwatergang en de Dortherbeek West).

De poldervaaggronden worden hier gekenmerkt door kalkloosheid en aanrijking van de grond met ijzer. In dergelijke gronden kunnen van nature relatief hoge gehalten arseen voorkomen. De bovenste m van de bodem bestaat voornamelijk uit matig fijn zand, matig humeus, leem- en silthoudend. Lokaal komen leemlaagjes voor met een dikte van enkele decimeters. Plaatselijk wordt tevens een roestkleur aangetroffen. Met het toenemen van de diepte wordt het zand grover. De gebruiksmogelijkheden van de gronden rondom Epse zijn groot, gelet op een belangrijke indicator zoals draagkracht.

Voor het plangebied zijn verschillende bodemonderzoeken uitgevoerd. In paragraaf 5.6 wordt ingegaan op de resultaten van deze onderzoeken.