direct naar inhoud van 3.3 Provinciaal en bovenregionaal beleid
Plan: Bergweide, Kloosterlanden - Hanzepark, Veenoord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.D119-VG04

3.3 Provinciaal en bovenregionaal beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Overijssel (2009)

In de Omgevingsvisie Overijssel schetst de provincie haar visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het vizier is hierbij gericht op het jaar 2030. De Omgevingsvisie heeft onder andere de status van structuurvisie in de zin van de Wet ruimtelijke ordening en van regionaal waterplan onder de Waterwet.

Ruimtelijke ordening

Bedrijven

Wat betreft de economie en het vestigingsklimaat voor bedrijven laten de scenario's voor economische ontwikkeling een afname zien van de werkgelegenheid in de landbouw en nijverheid, terwijl de dienstverlening groeit. Desondanks blijven de (kennisintensieve) maakindustrie, transport- en logistiekbedrijven, landbouw en het midden- en kleinbedrijf in het algemeen belangrijke dragers van de welvaart.

Deze branches stellen andere eisen aan bedrijfslocaties. Bestaande bedrijfslocaties voldoen vaak niet meer aan de wensen die bedrijven er aan stellen. Voor nieuwe bedrijventerreinen wordt ervan uitgegaan dat Overijssel tot 2020 behoefte heeft aan een toevoeging van zo'n 1.300 hectare netto bedrijventerrein. De provincie ziet het als haar belang om hierbij de aspecten ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden, duurzame ontwikkeling en bereikbaarheid te behartigen.

Belangrijke uitgangspunten van de Omgevingsvisie zijn duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. De duurzaamheid van bedrijventerreinen kan verbeterd worden door de daar beschikbare ruimte zuinig te gebruiken door middel van herstructurering.

Ruimtelijke kwaliteit houdt in dit verband in dat eerst bestaande ruimte op bedrijventerreinen efficiënter benut wordt voordat nieuwe bedrijvenlocaties worden gerealiseerd in het groene buitengebied. Voor bestaande locaties aan de randen van bedrijventerreinen geldt dat deze beter met de omliggende (groene) omgeving verbonden kunnen worden. Bedrijventerreinen in het algemeen zijn de afgelopen jaren meer en meer op elkaar gaan lijken, zodat het wenselijk is hierin te differentiëren. Ook hierin kan voorzien worden door bedrijventerreinen te herstructureren en bestaande ruimte beter te benutten voordat overgegaan wordt tot uitbreiding.

Met het invullen van de laatste open plekken en het herontwikkelen van bestaande locaties vindt door dit bestemmingsplan een afronding van het bedrijventerrein plaats. Er is daarmee sprake van een betere benutting van bestaande ruimte.

Detailhandel

Voor een beschrijving van het provinciale beleid ten aanzien van detailhandel wordt verwezen naar paragraaf 3.3.2.

Waterhuishouding

Het waterbeleid is in de Omgevingsvisie beschreven vanuit diverse thema's. Deze worden hierna per thema besproken.

Veiligheid

Bij veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen de bescherming tegen overstroming en tegen wateroverlast.

Bij de bescherming tegen overstroming gaat het om het geven van ruimte aan het hoofdafvoersysteem, om het in stand houden van veilige waterkeringen en om inrichtingsmaatregelen in laaggelegen gebieden. Concreet is dit naar gebieden uitgewerkt:

  • Periodiek toetsen of de waterkeringen voldoen aan de gestelde normen en zonodig          verbeteringsmaatregelen laten nemen. De veiligheid tegen overstroming is voor de primaire en regionale keringen normstellend bij ruimtelijke ontwikkeling.
  • Ruimte gegeven aan de grote rivieren IJssel, Vecht en Zwarte Water. De afvoerfunctie van het winterbed van de rivieren is normstellend voor de ruimtelijke ontwikkeling.

Voor wat betreft bescherming tegen wateroverlast geldt voor de regionale watersystemen concreet op gebiedsniveau:

  • de primaire watergebieden, die bij stedelijke gebieden zijn aangewezen als ruimte voor natuurlijke waterberging. Deze gebieden worden vrijgehouden van ontwikkelingen, die in extreme situaties de wateropvangfunctie belemmeren. Het belang van het water is normstellend.
  • bij ruimtelijke ontwikkeling langs “essentiële waterlopen” wordt rekening gehouden met behoud van de afvoerfunctie en mogelijkheden voor vergroten van de afvoercapaciteit. Alle ontwikkelingen dienen beoordeeld te worden in het licht van het water.

Betrouwbare en continue drinkwatervoorziening en bescherming industriële winningen

In het plangebied wordt grondwater voor industriële winning aan de bodem onttrokken. Het diepe waterhoudende pakket in Salland bevat water van een uitstekende kwaliteit. Teveel water uit dit pakket onttrekken leidt echter tot het optrekken van de zoet/zout grens in de ondergrond. Onttrekkingen uit dit pakket worden alleen toegestaan voor drinkwater en voor industriële toepassingen met hoogwaardige doelen. Met het oog op deze kenmerken kan er geen sprake zijn van Koude-Warmte-Opslag (KWO) in dit diepe pakket.

3.3.2 Omgevingsverordening Overijssel (2009)

In de Omgevingsvisie heeft de provincie haar beleid met betrekking tot de fysieke leefomgeving omschreven. Dit beleid wordt door middel van een aantal instrumenten gewaarborgd. De Omgevingsverordening is slechts één van deze instrumenten en waarborgt ook maar een deel van het beleid. De Omgevingsverordening telt ook als Milieuverordening, Waterverordening en Verkeersverordening.

Ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid zijn rode draden in de verordening. De sturing daarop is vertaald in generieke regels. Dit betekent dat alle andere onderdelen in de verordening altijd in combinatie met de bepalingen ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid toegepast moeten worden.

De gemeenteraad van Deventer wordt in de verordening gevraagd om in elk bestemmingsplan te onderbouwen dat de beoogde ontwikkeling bijdraagt aan de versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Aan deze onderbouwing wordt de eis gesteld dat inzichtelijk moet worden gemaakt hoe is omgegaan met de provinciale vier-lagenbenadering, de bijbehorende Catalogus Gebiedskenmerken 2009 en welk ontwikkelingsperspectief van toepassing is.

Ruimtelijke ordening

Bedrijven

Uitgangspunt is dat bestemmingsplannen uitsluitend voorzien in bedrijventerreinen om te voldoen aan de lokale behoefte en aan de behoefte van bijzondere doelgroepen. Voor stedelijke netwerken zoals de Stedendriehoek geldt dat bestemmingsplannen ook mogen voorzien in bedrijventerreinen voor bovenregionale behoefte.

Daarnaast is het toepassen van de SER-ladder in de verordening dwingend voorgeschreven. Bestaande ruimte dient eerst beter benut te worden voordat uitbreiding in de groene buitenruimte kan plaatsvinden. Tenslotte is het bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit een belangrijk uitgangspunt van de verordening.

Het plangebied wordt in de Omgevingsverordening aangemerkt als bedrijventerrein. Het beter benutten van het bedrijventerrein, door in het plangebied vestigingsmogelijkheden te scheppen of te verbeteren, past in de lijn van de Omgevingsverordening.

Detailhandel

Bestemmingsplannen mogen niet voorzien in nieuwe mogelijkheden om detailhandel uit te oefenen op bedrijventerreinen. Een uitzondering wordt gemaakt voor de vestiging van volumineuze detailhandel waarvoor in binnensteden en wijkwinkelcentra geen ruimte gevonden kan worden.

Grootschalige detailhandelsvestigingen mogen alleen mogelijk gemaakt worden op locaties die zijn gelegen in, of aansluiten op, bestaande binnensteden en winkelcentra. Grootschalige detailhandelsvestigingen met een regionale uitstraling mogen uitsluitend worden toegelaten in de stedelijke centra (waarvan de Stedendriehoek er één is) en nader uit onderzoek is gebleken dat dit niet leidt tot een ontwrichting van de bestaande detailhandelsstructuur.

In afwijking daarvan kunnen in bestemmingsplannen voor bedrijventerreinen binnen de stedelijke centra regels voor een binnenplanse afwijking worden opgenomen voor de vestiging van grootschalige detailhandel waarvoor in de binnensteden en wijkwinkelcentra geen ruimte kan worden gevonden.

Ook kunnen in bestemmingsplannen voor andere locaties binnen de stedelijke centra regels ten behoeve van een binnenplanse afwijking, ten behoeve van de vestiging van grootschalige detailhandel in geval de grootschalige detailhandel thematisch aan deze perifere locatie is gebonden.

Tenslotte mogen bestemmingsplannen niet voorzien in de vestiging van weidewinkels. Weidewinkels worden omschreven als zelfstandige detailhandelsvestigingen aan de rand van bestaand bebouwd gebied van steden en dorpen of in de groene omgeving. 'Verkoop bij de boer' valt hier niet onder.

Waterhuishouding

De Omgevingsverordening vormt tevens een gedeeltelijke juridische borging van hetgeen ten aanzien van de waterhuishouding in de Omgevingsvisie is neergelegd. Aangezien het bestemmingsplan op het punt van waterhuishouding niet met de Omgevingsvisie in strijd is, zal er evenmin sprake zijn van strijd van het bestemmingsplan met de Omgevingsverordening, voor zover deze bepalingen bevat ten aanzien van waterhuishouding.

3.3.3 Meerjarenprogramma Vitale Bedrijvigheid (2009)

Een van de speerpunten van de provincie Overijssel is behoud en verbetering van de kwaliteit van bedrijventerreinen door herstructurering, maar ook door het beperken van de aanleg van nieuwe terreinen. De provincie heeft daarom het initiatief genomen om hierover prestatieafspraken te maken met de Overijsselse gemeenten. De prestatieafspraken vloeien voort en sluiten aan op het beleid van de omgevingsvisie en het 'meerjarenprogramma vitale bedrijvigheid 2009-2015'.
Op 15 oktober 2010 zijn de prestatieafspraken tussen Deventer en Overijssel een feit geworden. In de prestatieafspraken onderschrijft de provincie de noodzaak van ontwikkeling van het bedrijvenpark A1. De lokale en regionale vraag naar nieuw uitgeefbaar bedrijventerrein in Deventer kan al jaren niet meer uit de bestaande voorraad worden opgevangen.
Daarnaast heeft de provincie middelen toegezegd voor het tot uitvoer brengen van het ontwikkelingsplan Havenkwartier. Dit is het volgende herstructureringsproject waarin de gemeente en provincie samenwerken.

3.3.4 Economisch programmerings- en ontwikkelingsdocument (2009)

Het economisch programmerings- en ontwikkelingsdocument (EPO-document) is opgesteld op verzoek van de provincie Gelderland en dient (samen met de door de overige regio's binnen de provincie Gelderland op te stellen EPO-documenten) als input voor de provinciale structuurvisie bedrijventerreinen van Gelderland voor de periode tot 2015, waarin de behoefteprognoses voor bedrijventerreinen worden herzien. Daarnaast vormen de EPO-documenten de basis van de bestuursakkoorden tussen provincies en rijk over bedrijventerreinen, de uitvoering van de adviezen uit de Taskforce Noordanus en het Programma Mooi Nederland.

De deelnemende gemeenten in de Stedendriehoek beschouwen de EPO-aanpak als een kans om, met ondersteuning van provincie en rijk, tot een versnelling van de uitvoering van de herstructureringsprojecten te komen en zo op de korte termijn resultaten te kunnen laten zien waarbij vier centrale thema's aan de orde komen:

  • reële ruimtebehoefte
  • toepassing SER ladder
  • ruimtelijke kwaliteit
  • instrumentarium en organisatie.
3.3.5 Regionaal Bestuursakkoord Water voor West-Overijssel (2005)

Het Regionaal Bestuursakkoord Water voor West-Overijssel borduurt voort op het mede door de provincie ondertekende Nationaal Bestuurakkoord Water (NBW). Het Regionaal Bestuursakkoord betreft een akkoord tussen de provincie Overijssel, het waterschap Groot- Salland en de gemeenten Kampen, Zwolle, Olst-Wijhe, Deventer, Raalte, Dalfsen en Zwartewaterland. De tekst in het Regionaal Bestuursakkoord vertaalt de afspraken over het waterbeleid in de volgende concrete afspraken voor de regio West-Overijssel:

  • het versterken van de binding met het Nationaal Bestuursakkoord Water en het vastleggen van afspraken tussen betrokken partijen over de uitvoering daarvan;
  • het gemeenschappelijk voorbereiden van de aanpak van de wateropgaven en de uitvoering van noodzakelijke maatregelen in de periode 2007-2015;
  • het vergroten van de betrokkenheid van de maatschappij en haar bestuurlijke vertegenwoordigers bij het aanpakken van de wateropgaven;
  • het versterken van de onderlinge samenwerking tussen betrokken partijen.
3.3.6 Waterbeheerplan 2010-2015 (Waterschap Rijn en IJssel)

Het waterbeheerplan 2010-2015 van waterschap Rijn & IJssel beschrijft het beleid voor alle taakgebieden. Het plan geeft aan welke doelen het waterschap nastreeft en met welke aanpak ze deze willen bereiken. Het gaat hierbij om onder andere het werken aan veilige dijken, een toekomstgericht watersysteem en samenwerking in de waterketen. Het waterschap Rijn & IJssel zet in haar aanpak in op ecologische kwaliteit en respecteert aanwezige cultuurhistorische en archeologische waarden. Waar mogelijk worden dijken en onderhoudspaden opengesteld voor recreatief gebruik. De maatregelen die in de planperiode uitgevoerd gaan worden en de bijbehorende financiele middelen zijn op hoofdlijnen aangegeven.

3.3.7 Waterbeheerplan 2010-2015 (Waterschap Groot Salland)

Dit plan geeft aan hoe het waterschap werkt aan voldoende en schoon water en aan veilig wonen en werken tegen aanvaardbare kosten, nu en in de toekomst. De hoofdthema's van het Waterbeheerplan 2010-2015 zijn: het waarborgen van de veiligheid, het beheer van het watersysteem (samenhang tussen grondwater en oppervlaktewater in relatie tot hoogteligging, bodemstructuur en grondgebruik) en het ontwikkelen van de afvalwaterketen. Uitvoering van het thema Ruimte voor Water en het voldoen aan de KRW-doelen staan de komende jaren centraal, dit vraagt na het beschikbaar komen van ruimte voor de inrichting van het nieuwe watersysteem om een aangepast beheer en onderhoud. In de afvalwaterketen is er een functionele samenhang tussen rioleringsstelsel en rioolwaterzuiveringsinstallatie. Gemeente en waterschap werken samen aan optimalisering en kostenbesparing.

3.3.8 Regio Stedendriehoek

Economische visie stedendriehoek

In 2008 is de Economische visie Stedendriehoek vastgesteld. De regio Stedendriehoek heeft in de Economische Visie een drietal strategische actielijnen benoemd:

  • 1. Versterken van het innovatief vermogen door het intensiveren van gerichte samenwerking en het verhogen van de ondernemerskracht;
  • 2. Integrale en vraaggestuurde aanpak van de arbeidsmarktopgave;
  • 3. Verbeteren van het vestigingsklimaat.

Voor elk van deze actielijnen geldt dat er extra aandacht op de domeinen maakindustrie, wellness & zorg en energie/duurzaamheid ligt. Innovatie levert een bijdrage aan een duurzame versterking van de economische structuur. Concreet betekent dit het behoud en creëren van arbeidsplaatsen en het verbeteren van de regionale concurrentiekracht. De mate van samenwerking tussen ondernemers, overheden en onderwijs- en onderzoeksinstellingen is daarbij een belangrijke succesvoorwaarde.

Voldoende en goed gekwalificeerd arbeidspotentieel is eveneens een toenemende factor van belang waarop regio's met elkaar gaan concurreren. De Stedendriehoek heeft daarin een gunstige uitgangspositie. Om die positie te behouden en ook ten gunste aan te wenden voor het innovatieprogramma is een integrale en vraaggestuurde aanpak van het arbeidsmarktvraagstuk van belang. Concreet betekent dit het expliciet maken van de opleidingsbehoefte van het bedrijfsleven en bijpassende onderwijsarrangementen ontwikkelen of sociale innovaties stimuleren, het verhogen en flexibiliseren van de arbeidsparticipaties en het vergroten van de beroepsbevolking op de langere termijn.

Het is evident dat een aantrekkelijk vestigingsklimaat bijdraagt aan het economisch presteren van een regio. In de Stedendriehoek ligt het primaat bij de regionale planning van tijdig, voldoende en bereikbare ruimte om te kunnen ondernemen bij de samenwerkende gemeenten Apeldoorn, Brummen, Deventer, Epe, Lochem, Voorst en Zutphen.

Regionale structuurvisie Stedendriehoek 2030

De regionale structuurvisie Stedendriehoek 2030 is in mei 2007 vastgesteld door de gemeenteraden van Apeldoorn, Brummen, Deventer, Lochem, Voorst en Zutphen. In deze visie staan de gemeenschappelijke ambities van de gemeenten in het bundelingsgebied Stedendriehoek voor de lange termijn tot 2030. De visie heeft betrekking op (grote delen van) het grondgebied van de gemeenten Apeldoorn, Brummen, Deventer, Lochem, Voorst en Zutphen. De gemeenten streven naar een hoogwaardige ruimtelijke ontwikkeling van de Stedendriehoek als geheel. Behoud en versterking van de samenhang en variatie in woon-, werk- en recreatiegebieden, met het gelijktijdig ontwikkelen van nieuwe kwaliteiten in water, natuur, landschap en landbouw, staat centraal. Om deze centrale doelstelling concreet te maken zijn de volgende vijf strategische keuzen geformuleerd:

  • duurzaam waterbeheer als basis voor ruimtelijke ontwikkeling;
  • natuur, landschap en landbouw ontwikkelen in functiecombinaties;
  • regionale bereikbaarheid verbeteren door hoogwaardig openbaar vervoer;
  • stedelijke herstructurering gaat boven nieuwe stadsuitbreidingen;
  • toevoegen van centrumstedelijke en landelijke woonmilieus.

De volgende concrete aspecten worden van belang geacht voor de Stedendriehoek in 2030:

  • het landschap blijft 'open';
  • het versterken van stedelijke voorzieningen en openbaar vervoer;
  • het stimuleren van innovatieve regionale economie;
  • het reduceren van automobiliteit door goede koppelingen aan openbaar vervoer en fietsgebruik;
  • het vergroten van variatie in de samenstelling van de stedelijke bevolking en de woningvoorraad.

De regionale structuurvisie is niet of nauwelijks direct van invloed op dit bestemmingsplan, aangezien voornamelijk wordt voorzien in het beheer van de bestaande ruimtelijke situatie en de bestaande ruimtelijke structuur. De nieuwe ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt betreffen hergebruik of betere benutting van bestaande ruimte. Ook is dit regionale beleid mede richtinggevend en kaderstellend geweest voor het gemeentelijke beleid en werkt het ook op deze indirecte wijze door op onderhavig bestemmingsplan.