direct naar inhoud van Artikel 14 Overig - Landhuis
Plan: Colmschate e.o.
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.D117-OH01

Artikel 14 Overig - Landhuis

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Overig - Landhuis' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de instandhouding van landgoederen met landhuizen en bijbehorende gebouwen en terreinen;

alsmede voor:

  • b. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': het wonen, daaronder begrepen kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis;
  • c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden in de vorm van landschapselementen, buitenplaatsen en parkinrichting, vijver en waterpartijen en het lanenstelsel;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en water.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen
  • a. Op de tot 'Overig - Landhuis' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming.

14.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  • b. de voorgevel van een hoofdgebouw dient in de voorgevel-bouwgrens te worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte van een hoofdgebouw niet meer bedragen dan is aangeduid;
  • d. het hoofdgebouw dient te worden afgedekt met ten minste 2 hellende dakvlakken, waarvan de helling niet minder dan 200 en niet meer dan 600 mag bedragen;
14.2.3 Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. In afwijking van het bepaalde in artikel 14.2.3 onder a mogen erkers buiten de aanduiding 'bouwvlak' opgericht worden, met een maximale oppervlakte van 20m2 en een maximale bouwhoogte van 3,20 m.
  • c. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • e. de afstand van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen tot de onbebouwde zijdelingse mag
    • 1. op bouwpercelen met een oppervlakte tot 300 m2 0 m bedragen;
    • 2. op bouwpercelen met een oppervlakte vanaf 300 m2 niet minder dan 1 m bedragen.
14.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer mag dan 4 m bedragen;
  • d. in afwijking van het bepaalde in artikel 14.2.4 onder a mogen bouwwerken geen gebouw zijnde buiten het bouwvlak worden gesitueerd met een maximale bouwhoogte van 2 m;
  • e. in afwijking van het bepaalde in artikel 14.2.4 onder a mogen vlaggenmasten en antennes ook buiten het bouwvlak worden gesitueerd tot een maximale bouwhoogte van 8 m.
14.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. buitenopslag is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan met dien verstande dat de totale stapelhoogte ten hoogste 4 m bedraagt.
  • b. buitenopslag ten behoeve van nevenfuncties is niet toegestaan.
14.4 Afwijken van de bouwregels
14.4.1 Bevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. artikel 14.2.3 onder a en worden toegestaan dat bijgebouwen wordt opgericht buiten het bouwvlak met een maximale oppervlakte van 225 m2;
  • b. artikel 14.2.4 onder d en worden toegestaan dan bij het landhuis behorende tuinmuren worden opgericht met een maximale hoogte van 3 m.
14.4.2 Toepassingsvoorwaarden

Bij het verlenen van omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 14.4.1 kan het bevoegd gezag nadere eisen stellen omtrent de plaatsing van de bouwwerken en de inrichting van de omliggende gronden. Verder kunnen de in het vorige lid genoemde omgevingsvergunningen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • f. de parkeersituatie
  • g. de sociale veiligheid.
14.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden op en in deze gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting;
  • b. het ontginnen, afgraven of egaliseren van boswallen of singels;
  • c. het vergroten of verkleinen van bestaande plassen, kolken, meertjes of sloten, of het dempen van sloten;
  • d. het aanleggen en/of verharden of stabiliseren van wegen, paden en/of parkeerplaatsen;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
14.5.2 Uitzonderingen

Het in artikel 14.5.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee op grond van een omgevingsvergunning is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. werken en werkzaamheden, waarmee is begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van het plan, indien daarvoor geen omgevingsvergunning vereist was;
  • d. werken en werkzaamheden, die in redelijkheid slechts kunnen worden aangemerkt als zijnde dermate ondergeschikt van aard en omvang dat enige wezenlijke invloed op de in artikel 14.1 bedoelde waarden niet is te verwachten.
14.5.3 Toepassingsvoorwaarden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 14.5.2 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in dit artikel bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.