direct naar inhoud van Artikel 7 Cultuur en ontspanning - Speeltuin
Plan: Buitengracht-Oost
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.D114-OH01

Artikel 7 Cultuur en ontspanning - Speeltuin

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning - Speeltuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. speelvoorzieningen;
  • b. kinderboerderij;
  • c. verenigingsleven;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. een horecabedrijf dat in de van deze planregels deel uitmakende bijlage 3 Staat van Horeca-activiteiten is aangeduid als categorie 3b;

met daarbij behorende

  • f. groenvoorzieningen in de vorm van tuinen, erven, plantsoenen, groenstroken;
  • g. verkeersvoorzieningen in de vorm van wegen en paden, inritten, parkeer- en ontsluitingsvoorzieningen;
  • h. overige voorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen
7.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan is aangeduid;
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,5 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer dan 10m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 6 m bedragen.
7.3 Afwijking van de bouwregels
7.3.1 Bevoegdheid

Met een omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 sub c, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht kan worden toegestaan dat:

  • a. in afwijking van het bepaalde in artikel 7.2.2 onder a gebouwen buiten de aanduiding 'bouwvlak' mogen worden gebouwd met dien verstande dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 20 m² mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 4 m bedraagt.
7.3.2 Toepassingsvoorwaarden

Het bepaalde in het vorige lid kan slechts worden toegepast, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de parkeersituatie.