direct naar inhoud van 4.9 Archeologie
Plan: Binnenstad
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.D111-VG01

4.9 Archeologie

4.9.1 Normstelling en beleid

Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving is op 1 september 2007 de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Deze nieuwe wet maakt deel uit van de (gewijzigde) Monumentenwet. De kern van de Wamz is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven. De Wamz verplicht gemeenten bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening te houden met de in hun bodem aanwezige waarden. Naast het inventariseren van de te verwachten archeologische waarde, zal het bestemmingsplan uiteindelijk, indien nodig (en mogelijk), een bescherming moeten bieden voor waardevolle gebieden. Dit kan bijvoorbeeld door middel van het opnemen van een plicht van een omgevingsvergunning voor bepaalde werken en werkzaamheden. Ook kunnen aan de omgevingsvergunning voorwaarden verbonden worden.

4.9.2 Gemeentelijk beleid

De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) heeft de binnenstad van Deventer tussen 1999 en 2002 aangewezen als 'Terrein van archeologische waarde'.

Dit betekent dat de stad een hoge archeologische verwachting heeft en een zekere archeologische waarde. Door deze aanwijzing is de binnenstad niet van rijkswege beschermd, maar dient het gebied door de gemeente in het bestemmingsplan beschermd te worden.

Een uitgebreide onderbouwing van het gemeentelijk beleid is opgenomen in Bijlage 2 van deze toelichting. Hieronder is een samenvatting opgenomen.

In de voorgaande bestemmingsplannen (Kernzone Binnenstad, IJsselzone Binnenstad en Singelgebied Binnenstad) zijn in de 'aanvullende bepalingen' nadere eisen opgenomen. In deze eisen staat dat bij nieuw op te richten gebouwen en andere bouwwerken en bij het aanbrengen van veranderingen aan bestaande bebouwing, door Burgemeester en Wethouders nadere eisen kunnen worden gesteld met betrekking tot archeologisch en bouwhistorisch onderzoek

In het onderhavige bestemmingsplan wordt de bescherming van archeologische waarden niet in de aanvullende bepalingen geregeld, maar is deze vastgelegd in de planregels. De bescherming van archeologische waarden vindt bij voorkeur in de vorm van behoud in situ, dat wil zeggen in de bodem, plaats. Echter, omdat archeologische waarden in vrijwel de gehele binnenstad aanwezig zijn, is behoud in de bodem niet altijd mogelijk. Daarom wordt bij bedreiging van het archeologisch bodemarchief altijd een afweging gemaakt tussen behouden en opgraven.

Niet alle delen van de binnenstad hebben dezelfde archeologische verwachting. Er zijn verschillen in bijvoorbeeld trefkans, informatiedichtheid en mate van verstoring. Daarom wordt de binnenstad opgedeeld in vier gebieden, vertaald naar dubbelbestemmingen:

  • 1. Categorie 1: Rijksmonumenten;
  • 2. Categorie 2: Hoge verwachting, zeer grote informatiedichtheid;
  • 3. Categorie 3: Hoge verwachting, grote informatiedichtheid;
  • 4. Categorie 4: Hoge verwachting, kleine informatiedichtheid.

Toelichting archeologische verwachtingsgebieden Binnenstad

Ad 1. Categorie 1
Dit zijn terreinen die in het verleden door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) zijn aangewezen als beschermd monument. Dit geldt in de Deventer binnenstad voor twee terreinen: Noordenbergstraat 10; hier wordt de vroeg middeleeuwse handelsnederzetting met haven en kadewerken verwacht, en ter hoogte van Stenenwal 7 t/m 23; hier liggen de restanten van de vroegmiddeleeuwse omwalling.
Deze terreinen zijn beschermd volgens de Monumentenwet 1988. Dat betekent dat eigenaren, gebruikers en de gemeente deze terreinen dienen te ontzien voor alle werkzaamheden die grondverzet met zich meebrengen. Voor elke wijziging van het gebruik van het terrein of bodemingreep, moet een vergunning worden aangevraagd bij de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) is namens de minister belast met de uitvoering hiervan.


Ad 2. Categorie 2
Onder deze categorie vallen de gebieden waar, op basis van historische bronnen en eerder onderzoek, een zeer grote informatiedichtheid wordt verwacht. Deze zeer hoge waarde wordt bepaald door de zeldzaamheid en bijzonderheid van de resten. Onder deze categorie vallen de grafvelden rond de kerken, gasthuizen en kloosters.

Ad 3. Categorie 3
Onder deze categorie vallen de gebieden waar een grote informatiedichtheid wordt verwacht. Dit geldt voor de meeste sporen van de middeleeuwse stad. In een middeleeuwse stad hebben op een relatief kleine oppervlakte veel verschillende activiteiten plaatsgevonden die hun sporen hebben achtergelaten.

Ad 4. Categorie 4
Onder deze categorie vallen de gebieden waar over het algemeen een kleinere informatiedichtheid wordt verwacht. Dit geldt bijvoorbeeld voor de gebieden die buiten de middeleeuwse stad vallen en de vestingwerken die daar zijn aangelegd. De eventuele middeleeuwse of oudere resten onder de vestingwerken kunnen zijn verstoord of juist afgedekt door de vestingwerken. Omdat deze resten buiten de middeleeuwse stad liggen, is de informatiedichtheid een stuk kleiner dan daarbinnen. Daarnaast is de kans op het aantreffen van archeologische resten buiten de middeleeuwse stad kleiner, omdat buiten de stad de middeleeuwse bewoning veel meer verspreid lag. Dit geldt ook voor eventuele oudere resten.  

In onderstaande figuur is de ligging van de hierboven beschreven gebieden opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.D111-VG01_0004.png"

Archeologische verwachtingsgebieden

4.9.3 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Het hele plangebied van het bestemmingsplan Binnenstad heeft een hoge verwachtingswaarde, zie navolgende figuur. De kans op het aantreffen van archeologische resten is dan ook vrijwel 100%. In feite kan dan ook worden geconcludeerd dat alle grondwerkzaamheden, hoe klein ook, het bodemarchief kunnen verstoren. Het is echter om verschillende redenen niet wenselijk om voorafgaand aan alle werkzaamheden archeologisch onderzoek uit te laten voeren. De kosten van onderzoek op kleine locaties zijn relatief hoog en het is daarbij ook nog eens heel moeilijk om uit een zeer kleine opgravingsput of -sleuf iets relevante informatie af te lezen. Daarom is bij het bepalen van de ondergrens van de oppervlakte die moet worden onderzocht, ook rekening gehouden met de informatiedichtheid. Deze informatiedichtheid bepaalt namelijk hoeveel impact de verstoring van het bodemarchief heeft en welke informatie uit een eventuele opgraving kan worden afgeleid.

In het voorliggend bestemmingsplan worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarvoor archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Wel zal op grond van het bovenstaande een beschermende regeling voor de verschillende archeologische gebieden worden toegepast. Hiervoor zijn in het bestemmingsplan zgn. dubbelbestemmingen opgenomen. In onderstaande figuur zijn deze weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.D111-VG01_0005.png" Dubbelbestemmingen archeologie Deventer Binnenstad