direct naar inhoud van Hoofdstuk 6 Afweging
Plan: Recreatieterreinen en recreatiewoningen gemeente Dalfsen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0148.RterwngDlfs-vs02

Hoofdstuk 6 Afweging

Het bestemmingsplan voldoet aan het ruimtelijk relevante beleid voor recreatie(woningen)terreinen. Met dit bestemmingsplan zijn geen nationale belangen in het geding. Het provinciale beleid gaat uit van een kwaliteitsverbetering in de sector. Nieuwe concepten, een gedifferentieerder aanbod en een hogere kwaliteit van de voorzieningen zijn gewenst. Voorwaarde is dat zuinig wordt omgegaan met de ruimte en dat de ruimtelijke kwaliteit omhoog gaat. Permanent bewoonde recreatiewoningen mogen niet worden omgezet naar een woonbestemming.

In 2009 is het bestemmingsplan voor het recreatieterrein Rosengaardeweg in procedure gebracht. Een collegevoorstel dat rekening hield met de wensen van de raad is op 18 oktober 2010 in de raad behandeld. In dit bestemmingplan kregen alle recreatiewoningen aan de Rosengaardeweg de aanduiding "permanente bewoning toegestaan". Gedeputeerde Staten van Overijssel hebben een reactieve aanwijzing gegeven, die er toe leidde dat de aanduiding "permanente bewoning toegestaan" werd doorgehaald, omdat dit in strijd is met de Omgevingsverordening Overijssel.

In dit bestemmingsplan is door de Raad en eigenaren beroep aangetekend tegen de reactieve aanwijzing van de provincie Overijssel. In de beroepszaak bij de Raad van State (uitspraak 201100701/1/R2, d.d.18 juli 2012) is bepaald dat de eisen uit de Omgevingsverordening Overijssel over recreatief gebruik van recreatiewoningen (beschikbaar blijven voor de markt, eventuele omzetting naar woonbestemming mag alleen in dorpsrandgebied) het provinciaal ruimtelijk belang dienen. Het niet toekennen van een woonbestemming is daarnaast niet in strijd met artikel 1 van het EVRM omdat de eigenaren van meet af aan op de hoogte waren van de recreatieve bestemming. De volledige uitspraak is opgenomen in Bijlage 3 Uitspraak Raad van State provinciaal belang.

De Raad van State merkte in zijn uitspraak wel op, dat zowel de provincie als gemeente niet voorbij kunnen gaan aan de rechten van de eigenaren/bewoners van recreatiewoningen die beschikken over een zogenaamde objectgebonden beschikking. Voor hen moet in het bestemmingsplan een passende regeling voor het gebruik van de recreatiewoning worden opgenomen.

Bovendien wordt in het nieuwe bestemmingsplan een voorstel gedaan voor de inhoud van een recreatiewoning. De norm van 300 m3 inclusief kelders, aan- en bijgebouwen geldt als uitgangspunt. Uit de MER-beoordeling blijkt dat deze norm geen effecten heeft op de omgeving. De Raad van State oordeelde in zijn uitspraak van 18 juli 2012/nr. 201100700/1/R2, dat de gemeenteraad van Dalfsen in redelijkheid tot de vaststelling van deze inhoudsmaat heeft kunnen komen, te meer omdat het deel van de bestaande recreatiewoning dat groter is dan 300 m3 in het bestemmingsplan een positieve bestemming krijgt (zie Bijlage 4 Uitspraak Raad van State inhoudsmaat recreatiewoning.

Met dit bestemmingsplan beschikt de gemeente Dalfsen weer over een actueel, aan de wettelijke eisen voldoend bestemmingsplan voor verblijfsrecreatie. Het bestemmingsplan maakt ook de eerder in de Nota Kampeerbeleid geformuleerde beleidsdoelen mogelijk. De inrichting van de terreinen wordt vrijgelaten, ondernemers hebben zo de ruimte om hun terrein (zonder aanpassing van het bestemmingsplan) anders in te richten. Het bestemmingsplan biedt ook de mogelijkheid om te experimenteren met nieuwe kampeer- en verblijfsrecreatievormen. Met het beeldkwaliteitsplan, dat onderdeel uit gaat maken van de welstandsnota, kunnen bij bouwplannen ook eisen worden gesteld aan de landschappelijke inpassing of de positionering en vormgeving van nieuwe of te verbouwen gebouwen.

De uitgangspunten voor dit bestemmingsplan zijn besproken met de eigenaren van de bedrijfsmatig geƫxploiteerde recreatieterreinen. Hun wensen voor een flexibele regeling hebben een plek gekregen in dit bestemmingsplan. Zo zijn er bijvoorbeeld geen bouwvlakken voor centrale voorzieningen meer opgenomen en zijn de locaties van de recreatiewoningen op de bedrijfsmatig geƫxploiteerde terreinen in beginsel vrij, alleen het aantal recreatiewoningen is vastgelegd.

Uit de milieutoetsen blijkt dat er geen milieutechnische belemmeringen bestaan voor de uitvoering van dit bestemmingsplan. Dit geldt voor zaken als geluid, geur, externe veiligheid en dergelijke omdat dit een conserverend bestemmingsplan. Dit neemt niet weg dat bij een individuele vergunningaanvraag mogelijk wel een nadere onderbouwing nodig is. Bijvoorbeeld een akoestisch onderzoek of een natuurtoets voor de herbouw van een (recreatie) woning. Omdat op dit moment niet duidelijk is of en waar dit gebeurt is hier geen nader onderzoek naar gedaan.

In dit bestemmingsplan liggen een aantal deelplangebieden in de EHS. Het gaat dan om een aantal terreinen met recreatiewoningen die in particulier eigendom zijn. Voor deze gebieden geldt dat in de Omgevingsverordening Overijssel is bepaald dat bestemmingsplannen geen significant negatieve effecten mogen hebben op de wezenlijke kenmerken en waarden van de Ecologische Hoofdstructuur. Dit geldt niet voor bestaande rechten (op basis van een bestemmingsplan dat al gold voordat de Omgevingsverordening van kracht werd) voor gewijzigde regels ten aanzien van bebouwingen en verhardingen. Deze bestaande rechten blijven gelden. In de geldende bestemmingsplannen was weliswaar een kleinere oppervlakte of inhoud per recreatiewoning toegestaan dan in dit bestemmingsplan, maar daarbij was de regeling voor kelders en bijgebouwen weer ruimer dan de nieuwe regeling. Per saldo zijn de bouwmogelijkheden gebleven, daarnaast worden de recreatiewoningen op de bestaande locatie vastgelegd met een bouwvlak. Dit bestemmingsplan maakt daarom geen significant negatieve effecten voor de EHS mogelijk.

Ook blijkt uit de m.e.r.-beoordeling dat de natuurwaarden in en in de omgeving van de verblijfsrecreatieterreinen niet worden aangetast met dit bestemmingsplan.