direct naar inhoud van Artikel 9 Wonen
Plan: Recreatieterreinen en recreatiewoningen gemeente Dalfsen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0148.RterwngDlfs-vs02

Artikel 9 Wonen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aanhuisverbonden beroep;
  • b. de waterhuishouding;
  • c. cultuurhistorische waarden;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' een kleinschalig kampeerterrein is toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'hovenier' een hoveniersbedrijf is toegestaan;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' voor het behoud van het monument;

met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen en erven.

9.2 Bouwregels

Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

9.2.1 Hoofdgebouwen

Voor een hoofdgebouw gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. per bouwvlak mag niet meer dan 1 woonhuis worden gebouwd;
  • c. de breedte van een hoofdgebouw mag niet minder dan 5 m bedragen;
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • f. de dakhelling mag niet minder dan 25° en niet meer dan 60 º bedragen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' dient de hoofdvorm van het gebouw, bepaald door de gevelbreedte, goothoogte, bouwhoogte, dakhelling, nokrichting en oppervlakte van het grondvlak, zoals die hoofdvorm bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, te worden gehandhaafd, met dien verstande dat een afwijking van de goothoogte en/of de bouwhoogte van ten hoogste 5% is toegestaan, waarbij de dakhelling dienovereenkomstig mag worden aangepast;
  • h. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp mogen gehandhaafd worden.
9.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • b. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van het achter de voorgevel van het hoofdgebouw en in het verlengde daarvan gelegen bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw;
  • d. in afwijking van de regel onder c mag de gezamenlijke opppervlakte meer bedragen dan 50%, mits de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 20 m², met dien verstande dat bij de berekening de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken voor zover gelegen binnen het bouwvlak tussen het verlengde van de zijgevels van het hoofdgebouw niet wordt meegerekend; bovendien mag de gezamenlijke oppervlakte bij een vrijstaand of halfvrijstaand woonhuis niet meer bedragen dan 70 m2;
  • e. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot niet meer dan 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  • f. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • g. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • h. in afwijking van het bepaalde onder g mag de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering' niet meer dan 6,10 m bedragen;
  • i. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp mogen gehandhaafd worden.
9.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde zonder dak, gelden de volgende regels:

  • a. indien zij vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedragen.
9.3 Nadere eisen
9.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid.
9.3.2 Procedure

Voor een besluit tot nadere eis geldt de in 16.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

9.4 Afwijken van de bouwregels
9.4.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 9.2.1 en toestaan dat de goothoogte van een hoofdgebouw wordt vergroot met niet meer dan 2 m;
  • b. 9.2.1 ten behoeve van een verhoging of verlaging van de dakhelling, danwel de toepassing van een platte dakafdekking;
  • c. 9.2.2 en toestaan dat de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan wordt verkleind en niet minder dan 1 m mag bedragen;
  • d. 9.2.2 en - ten behoeve van de vervanging van alle bijbehorende bouwwerken, met een gezamenlijk oppervlakte tussen de 50 tot 100 m2 - één bijbehorend bouwwerk met een gelijk oppervlak toestaan;
  • e. 9.2.2 en - ten behoeve van de vervanging van alle bijbehorende bouwwerken, met een gezamenlijke oppervlakte van 100 m2 en meer - één bijbehorend bouwwerk van maximaal 100 m2 toestaan.
9.4.2 Afwegingskader

Een in 9.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid.