direct naar inhoud van Artikel 5 Recreatie - Recreatiebedrijf
Plan: Recreatieterreinen en recreatiewoningen gemeente Dalfsen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0148.RterwngDlfs-vs02

Artikel 5 Recreatie - Recreatiebedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Recreatie - Recreatiebedrijf ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een recreatiebedrijf, waarbij door middel van bedrijfsmatige exploitatie verblijfsrecreatie plaatsvindt in recreatiewoningen, stacaravans, trekkershutten, caravans en andere mobiele kampeermiddelen, zoals tenten, campers en vouwwagens en waarbij geldt dat per bestemmingsvlak niet meer dan één recreatiebedrijf is toegestaan;
  • b. het als centrale voorziening uitoefenen van activiteiten gericht op dagrecreatie en ondergeschikte en daarbijbehorende:
    • 1. detailhandel;
    • 2. dienstverlening;
    • 3. horeca(bedrijven) als genoemd in categorie 1 tot en met 2 van de Horecalijst die als Bijlage 2 bij deze regels is gevoegd;
  • c. landschappelijke inpassing;
  • d. nutsvoorzieningen;

met daarbijbehorende gebouwen, een bedrijfswoning daaronder begrepen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden, wegen, paden, waterhuishoudkundige voorzieningen, sport- en spelvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen.

5.2 Bouwregels

Op de voor ' Recreatie - Recreatiebedrijf ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

5.2.1 Gebouwen voor centrale voorzieningen

Voor gebouwen voor centrale voorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaand  oppervlakte, vermeerderd met 15%;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • d. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp mogen gehandhaafd worden.
5.2.2 Recreatiewoningen

Voor een recreatiewoning gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud van een recreatiewoning inclusief onderkeldering en bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 300 m3 bedragen;
  • b. het bestaand aantal recreatiewoningen is toegestaan;
  • c. de goothoogte mag niet meer dan 3,5 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • e. de dakhelling mag niet meer dan 30º bedragen.
  • f. de onderlinge afstand tussen de recreatiewoningen mag niet minder dan 10 m bedragen.
5.2.3 Vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij recreatiewoningen

Vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij recreatiewoningen zijn niet toegestaan.

5.2.4 Bedrijfswoningen

Voor een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak is niet meer dan 1 bedrijfswoning toegestaan, tenzij het bestaand  aantal bedrijfswoningen meer bedraagt, in welk geval dat aantal is toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' uitsluitend een bedrijfswoning is toegestaan;
  • c. de inhoud mag niet meer dan 750m³ bedragen;
  • d. de goothoogte mag niet meer dan 4,5 m bedragen.
5.2.5 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning mag niet meer dan 75 m² bedragen;
  • b. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer dan 4,5 m bedragen;
  • d. de bijbehorende bouwwerken worden op een afstand van ten minste 4 m achter de naar de weg(-en) gekeerde gevel(s) van de woning en het verlengde daarvan gebouwd en op geen grotere afstand dan 15 m ten opzichte van de woning.
5.2.6 Stacaravans

Voor stacaravans gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een stacaravan met bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 70 m2 bedragen;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen.
5.2.7 Vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij stacaravans

Vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij stacaravans zijn niet toegestaan.

5.2.8 Trekkershutten, tenthuisjes en experimenteerruimte

Voor trekkershutten, tenthuisjes, experimenteerruimte en daarmee vergelijkbare bouwwerken die gebruikt worden als verblijfsrecreatieve accommodatie gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een trekkershutten, tenthuisjes en experimenteerruimte en daarmee vergelijkbare bouwwerken mag niet meer dan 70m2 bedragen, inclusief de aangebouwde luifel en/of veranda met een maximum van 5 m2;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen.
5.2.9 Vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij trekkershutten

Vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij trekkershutten zijn niet toegestaan.

5.2.10 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde zonder dak, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1,5 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van speeltoestellen mag maximaal 15 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
5.2.11 Voorwaardelijke verplichting

Bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen dient te worden aangetoond dat de aanleg en instandhouding van bomen en andere beplantingen, zoals zichtbaar vanaf de openbare weg en aangegeven in Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan zijn verzekerd.

5.3 Nadere eisen
5.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de landschappelijke inpassing;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. de externe veiligheid.
5.3.2 Procedure

Voor een besluit tot nadere eis geldt de in 16.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van

  • a. het bepaalde in 5.2.1 ten behoeve van een grotere oppervlakte voor de centrale voorzieningen, mits via een door burgemeester en wethouders goedgekeurd inpassingsplan wordt aangetoond dat de landschappelijke en natuurlijke waarden op het terrein worden versterkt conform Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan ;
  • b. het bepaalde in 5.2.2 ten behoeve van een duurzame recreatiewoning met een inhoud van 330 m3.
5.4.2 Afwegingskader

Een in 5.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de landschappelijke inpassing;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. de externe veiligheid.
5.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de recreatiewoningen voor permanente bewoning, met dien verstande dat permanente bewoning op grond van een objectgebonden gedoogbeschikking zoals die zijn opgenomen in Bijlage 3 Lijst van permanente bewoning is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - permanente bewoning';
  • b. het gebruik van de gronden voor daar voorkomende bestemming(en) zonder de aanleg en instandhouding van bomen en andere beplantingen, zoals aangegeven in Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.6.1 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. 5.1 juncto 1.12 en kan huisvesting van twee huishoudens in één bouwmassa worden toegestaan indien dit noodzakelijk is uit oogpunt van bedrijfsvoering;
  • b. 5.1 en kan worden toegestaan dat een groepsaccommodatie wordt gerealiseerd, met dien verstande dat:
    • 1. dit uitsluitend mogelijk is indien 2 of meer recreatiewoningen worden samengevoegd tot 1 groepsaccommodatie;
    • 2. de inhoud van de groepsaccommodatie niet meer dan 800 m3 mag bedragen;
    • 3. verzekerd is dat de locaties die zijn gebruikt voor samenvoeging niet langer voor een recreatiewoning worden gebruikt;
    • 4. de bedrijfsmatige exploitatie is aangetoond.
5.6.2 Afwegingskader

Een in 5.6.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de landschappelijke inpassing;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. de externe veiligheid.