direct naar inhoud van Regels
Plan: Bestemmingsplan ’t Febriek Zuid - Lemelerveld
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0148.LFebriekZuid-vs01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

Het  Bestemmingsplan ’t Febriek Zuid - Lemelerveld met identificatienummer NL.IMRO.0148.LFebriekZuid- van de gemeente Dalfsen.

1.2 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding:

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

De grens van een aanduiding als het een vlak betreft.

1.5 aanhuisverbonden beroep:
  • a. een beroep, dat in of bij een woning en/of daarbij behorende gebouwen uitsluitend door de bewoner wordt uitgeoefend zonder personeel of,
  • b. het uitsluitend door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten zonder personeel, niet zijnde detailhandel, in de woning en/of daarbij behorende gebouwen,

waarbij:

  • voor het bedrijf of beroep geen vergunning nodig mag zijn op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (onderdeel milieu) of een melding op grond van het Activiteitenbesluit;
  • de woning (en bijbehorende gebouwen) in overwegende mate de woonfunctie moet(en) behouden met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past;
  • parkeren ten dienste van het aanhuisverbonden bedrijf of beroep uitsluitend mag op eigen terrein;
  • het gebruik moet worden beperkt tot maximaal 30% van het vloeroppervlak van de bebouwing, maar nooit meer dan 50 m2 van de bebouwing;
  • onder het aanhuisverbonden beroep ook wordt gerekend een internetwinkel/webshop.
1.6 afwijken

bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van bij het plan aangegeven regels zoals bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder c van de Wet ruimtelijke ordening.

1.7 ander-werk:

Een werk, geen bouwwerk zijnde.

1.8 bebouwing:

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 bebouwingspercentage:

De bebouwde oppervlakte van de gebouwen uitgedrukt in procenten van de totale oppervlakte van nader aangegeven gronden.

1.10 bed & breakfast:

Het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.11 bedrijf:

Een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel alleen plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.12 bedrijfsgebouw:

Een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.13 bedrijfswoning/dienstwoning:

Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk alleen bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.14 beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte:

De totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aanhuisverbonden beroep, dan wel een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.15 bestaand:
  • Met betrekking tot bebouwing:legale bebouwing die op tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning.
  • Met betrekking tot gebruik:het legale gebruik van grond en bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel toegestaan krachtens een omgevingsvergunning.
1.16 bestemmingsgrens:

De grens van een bestemmingsvlak.

1.17 bestemmingsvlak:

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.18 Bevi-inrichting:

Inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.1

1.19 bijbehorend bouwwerk:

Uitbreiding van een hoofdgebouw, dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.20 bouwen:

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.21 bouwgrens:

De grens van een bouwvlak.

1.22 bouwlaag:

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.23 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.24 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.25 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.26 bouwwerk:

Een bouwkundige constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect en duurzaam met de aarde is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de aarde.

1.27 carport:

Een bijbehorend bouwwerk, dat plat is afgedekt en voorzien van maximaal 2 wanden.

1.28 consumentenvuurwerk:

Vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.29 dak:

Iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.30 detailhandel:

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, in hoofdzaak aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.31 detailhandel in volumineuze goederen:

detailhandel in omvangrijke producten en materialen, als keukens, badkamers, sanitair, woninginrichting waaronder meubelen, auto's, boten, caravans en tenten, grove bouwmaterialen, brand- en explosiegevaarlijke stoffen, bouwmarkten en tuincentra.

1.32 dienstverlening:

Het bedrijfsmatig verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden.

1.33 erker:

Een plat afgedekte uitbouw aan de gevel van een woning.

1.34 evenement:

elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak.

1.35 gebouw:

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.36 hoofdgebouw:

Gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezelijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.37 internetwinkel/webshop:

Een met een aanhuisverbonden beroep te vergelijken activiteit waarbij sprake is van een online etalage waarbij diensten en producten kunnen worden aangeschaft via het internet. Er is daarbij geen sprake van de opslag van goederen, het afhalen van goederen, verkoop aan huis, een showroom aan huis of reclameuitingen.

1.38 kantoor:

Een ruimte die dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige, dan wel financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening - niet zijnde detailhandel - al dan niet met een (publiekgerichte) baliefunctie.

1.39 kunstwerk:

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.

1.40 kwetsbaar object:

Een object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.41 landschappelijke waarde:

De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied.

1.42 maaiveld:

de gemiddelde hoogte van het bestaande terrein grenzende aan de gevels.

1.43 nadere eis:

Een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening.

1.44 natuur(wetenschappelijke) waarde:

De aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en/of biologische elementen, voorkomend in dat gebied.

1.45 nutsvoorziening:

Een voorziening voor de telecommunicatie en de gas-, water-, en elektriciteitsdistributie en voor soortgelijke voorzieningen van opnbaar nut, waaronder in ieder geval transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten worden begrepen. Onder nutsvoorzieningen worden ook begrepen bouwwerken voor koude- en warmteopslag, het opladen van accu's van voertuigen met een elektromotor en containers voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen.

1.46 omgevingsvergunning

Vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.47 overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.48 pand:

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.49 peil:
  • 1. De kruin van de dichtstbij gelegen weg, als de (voor)gevel van het gebouw of het bouwwerk, geen gebouw zijnde, geheel of gedeeltelijk is gelegen op een afstand van 10 m of minder van die weg.
  • 2. De gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende maaiveld vóór het bouwrijp maken, als de (voor)gevel van het gebouw of het bouwwerk, geen gebouw zijnde, is gelegen op een afstand van meer dan 10 m van de dichtstbij gelegen weg.
  • 3. Indien het bepaalde onder 1 of 2 niet voldoende concreet is te bepalen, het door of namens burgemeester en wethouders aan te geven peil.
1.50 productiegebonden detailhandel:

Detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.51 professioneel vuurwerk:

Vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk.

1.52 prostitutie:

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding.

1.53 seksinrichting:

De voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.54 Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein:

De Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerreinen die van deze regels deel uitmaakt.

1.55 standplaats:

Het te koop aanbieden van goederen, danwel het aanbieden van diensten, vanaf een zelfde plaats, al dan niet gebruikmakend van fysieke hulpmiddelen als een kraam of een aanhangwagen, in de openbare ruimte.

1.56 straatmeubilair:

De op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals: verkeerstekens, wegbebakingen, bewegwijzeringen, verlichting, halte-aanduidingen, parkeerregulerende constructies, roadbarriers, informatie- en reclameobjecten, rijwielstandaards, communicatievoorzieningen, beeldende kunst, gedenktekens, abri's en dergelijke.

1.57 uitbouw:

Een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist.

1.58 verkoopvloeroppervlakte:

De voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte voor de detailhandel.

(Let op!. Dit is dus de netto-vloeroppervlakte).

1.59 voorgevel:

De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, als een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel.

1.60 voorgevelrooilijn

De voorgevelrooilijn als in de Bouwverordening, tenzij dit anders is aangegeven in het bestemmingsplan.

1.61 vuurwerkbedrijf:

Inrichting waar professioneel vuurwerk en/of meer dan 10.000 Kg consumentenvuurwerk aanwezig is.

1.62 wadi:

Een laagte waarin het regenwater zich kan verzamelen en in de bodem kan infiltreren.

1.63 Wgh-inrichting:

Een inrichting als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer.

1.64 winkel:

Een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel.

1.65 woning:

Een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Gebouwen en bouwwerken
2.1.1 Afstand tussen gebouwen:

De kortste afstand tussen de buitenwerkse maten van de gebouwen.

2.1.2 Afstand tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens:

De kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot de bouwperceelgrens.

2.1.3 De bouwhoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.1.4 De breedte van een gebouw:

Tussen de buitenwerkse maten en/of de harten van de scheidingsmuren.

2.1.5 De dakhelling:

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.1.6 De goothoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.1.7 De inhoud van een bouwwerk:

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken.

2.1.8 De oppervlakte van een bouwwerk:

Tussen de buitenwerkse maten en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschaften, airco kasten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van buitenwerkse maten, bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

2.3 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  • a. voor lengten in meters (m);
  • b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  • c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  • d. voor verhoudingen in procenten (%);
  • e. voor hoeken/hellingen in graden (º).
2.4 Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de aangegeven lijn.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen - 2

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aanhuisverbonden beroep en/of bed & breakfast;
  • b. waterhuishoudkundige voorzieningen.

met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen en erven, met dien verstande dat:

  • per bestemmingsvlak uitsluitend en maximaal 1 vrijstaand woonhuis is toegestaan, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' anders is aangegeven;
  • bestaande aaneengebouwde woningen niet mogen worden gesplitst in vrijstaande woningen.
3.2 Bouwregels

Op de voor 'Wonen - 2' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.2.1 Hoofdgebouwen

Voor een hoofdgebouw gelden de volgende regels:

  • a. de afstand van een gebouw tot de as van de weg bedraagt ten minste 10 m;
  • b. de inhoud van een hoofdgebouw bedraagt maximaal 750 m3 dan wel maximaal de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt;
  • c. de breedte van het hoofdgebouw, langs de voorgevel gemeten, bedraagt ten minste 5 m;
  • d. de dakhelling bedraagt niet minder dan 40° en niet meer dan 60 º, met uitzondering van een dakkapel.
3.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de as van de weg bedraagt niet minder dan 10 m;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt maximaal 70 m2 dan wel maximaal de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
  • c. de goothoogte bedraagt maximaal 3 m;
  • d. de bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 4 m achter de achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de woning en het verlengde daarvan te worden gebouwd en op geen grotere afstand dan 15 m ten opzichte van de woning;
  • e. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt niet minder dan 1 m, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd.
3.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, zonder dak gelden de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 2 m.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de brandveiligheid;
  • f. de sociale veiligheid.
3.3.1 Procedure

Voor een besluit tot nadere eis geldt de in artikel 11.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 3.2.2 ten behoeve van de vervanging van meerdere bijbehorende bouwwerken, waarvan de bestaande gezamenlijke oppervlakte groter is dan 50 m2 , door één bijbehorend bouwwerk met een overeenkomstige oppervlakte, waarbij geldt dat indien de oppervlakte groter is dan 100 m2 , de oppervlakte van het vervangende bouwwerken ten hoogste 100 m2 bedraagt, met dien verstande dat de vervanging bijdraagt aan een verbetering van de landschappelijke situatie ter plaatse;
  • b. lid 3.2.2 ten behoeve van één bijbehorend bouwwerk voor het kweken en/of houden van planten of het houden van huisdieren, mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2,5 m en de oppervlakte maximaal 10 m2 ;
  • c. lid 3.2.2 ten behoeve van een carport met een oppervlakte van maximaal 30 m2;
  • d. lid 3.2.2 en - ten behoeve van de vervanging van alle bijbehorende bouwwerken, met een gezamenlijke oppervlakte van 100 m2 en meer - één bijbehorend bouwwerk van maximaal 100 m2 toestaan;
  • e. lid 3.2.2 ten behoeve van het bouwen achter de naar de weg gekeerde gevel.
3.4.1 Afwegingskader

Een in lid  3.4 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de externe veiligheid;
  • f. de sociale veiligheid.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van bijbehorende bouwwerken (waar onder begrepen voormalige agrarische bedrijfsgebouwen) als woning of recreatiewoning;
  • b. de bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  • c. het gebruik van gronden en opstallen voor een bedrijf, met uitzondering van een aanhuisverbonden beroep.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid  3.1 :

  • a. ten behoeve van de huisvesting van twee of meer huishoudens;
  • b. en toestaan dat het totale pand, waarvan de oorspronkelijke woning reeds deel uitmaakte, volledig wordt benut voor de huisvesting van twee of meer huishoudens;
  • c. ten behoeve van recreatief nachtverblijf in voormalige agrarische bedrijfsgebouwen ("boerderijkamers") met dien verstande dat:
    • 1. de hiertoe aan te wenden oppervlakte van de bij de woning horende voormalige agrarische bedrijfsgebouwen ten hoogste 200 m2 bedraagt;
    • 2. de oppervlakte per boerderijkamer niet meer bedraagt dan 50 m2;
    • 3. ten hoogste ruimte wordt geboden voor 15 slaapplaatsen;
    • 4. de afstand van de gebouwen waarin de boerderijkamers worden gerealiseerd tot de woning ten hoogste 25 m bedraagt;
    • 5. inzichtelijk wordt gemaakt hoe permanente bewoning wordt tegengegaan.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen:

  • a. indien en voor zover het betreft voormalige boerderijen en de daarbij behorende gebouwen, ten behoeve van het verkrijgen van twee woningen door het verbouwen van de woning, met dien verstande dat de inhoud van de bestaande woning voor de splitsing groter is dan 1.000 m3 en de uiterlijke verschijningsvorm gehandhaafd blijft;
  • b. ten behoeve van educatieve functies, waaronder begrepen expositieruimte, al dan niet in samenhang met een gebruik als kamphuis,
  • c. ten behoeve van milieuvriendelijke ambachtelijke en kunstnijverheidsbedrijven;

met dien verstande dat voor het bepaalde onder b en c geldt dat:

  • de infrastructuur tengevolge van de gewijzigde functie niet mag worden verzwaard;
  • een (bedrijfs)woning gehandhaafd dient te blijven;
  • de activiteiten uitsluitend dan wel overwegend dienen te worden uitgeoefend binnen de bestaande gebouwen;
  • het aantal woningen niet toeneemt.

Artikel 4 Bedrijventerrein

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijventerrein aangewezen gronden zijn bestemd voor :

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' voor bedrijven tot en met categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein, die als Bijlage 1 bij deze regels is gevoegd;
  • b. nutsvoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van openbare wegen;
  • c. waarbij per bedrijf of vestiging op eigen terrein 1 parkeerplaats per 2 arbeidsplaatsen , alsmede voldoende parkeerplaatsen voor bedrijfswagens en bezoekers moet worden aangelegd;

Met dien verstande dat:

  • d. detailhandel niet is toegestaan;
  • e. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • f. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
  • g. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • h. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het besluit M.E.R. 1994 niet zijn toegestaan.

met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, andere-werken, tuinen, erven, terreinen, wegen, ontsluitingspaden, parkeervoorzieningen, water, wadi's en groenvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op de voor Bedrijventerrein aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken voor de bestemming worden gebouwd.

4.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' mag het bebouwingspercentage per bouwperceel maximaal het aangegeven percentage zijn;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte in meters van een gebouw maximaal de aangegeven bouwhoogte zijn;
  • d. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag minimaal 3 m zijn;
  • e. de onderlinge afstand tussen gebouwen mag minimaal 3 m zijn;
  • f. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp mogen gehandhaafd worden.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan
    maximaal 1 m;
  • b. bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2,5 m;
  • c. in overige gevallen mag de bouwhoogte maximaal 2,5 m zijn.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing voor:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede milieusituatie;
  • c. de externe veiligheid;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  • f. de sociale veiligheid.
4.3.1 Procedure

Voor een besluit tot nadere eis geldt de in lid 11.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 4.2.1 onder c en toestaan dat de bouwhoogte wordt vergroot tot maximaal 14 m;
  • b. lid 4.2.1 onder d en toestaan dat de afstand tot de zijdelingse perceelgrens wordt verminderd tot 0 m;
  • c. lid 4.2.2 onder c en toestaan dat de bouwhoogte wordt vergroot tot maximaal 20 m.
4.4.1 Afwegingskader

Een in lid 4.4 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de externe veiligheid;
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. de externe veiligheid.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. bewoning van bedrijfsruimten, niet zijnde bedrijfswoningen.
  • b. het gebruik van de bestemming voor bedrijfsactiviteiten indien niet is voorzien is in ten minste 1 parkeerplaats per 2 arbeidsplaatsen en voldoende parkeergelegenheid voor bedrijfswagens en bezoekers.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid  4.1 :

  • a. en toestaan dat tevens bedrijven worden toegelaten die niet zijn genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerreinen voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de volgens lid 4.1 toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerreinen, waarbij:
    • 1. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
    • 2. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
    • 3. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • b. en toestaan dat de gronden en gebouwen worden gebruikt voor de uitoefening van;
    • 1. productiegebonden detailhandel;
    • 2. detailhandel in volumineuze goederen;
    • 3. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
    • 4. bouwmarkten;
    • 5. detailhandel in meubelen en woninginrichting, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het kernwinkelapparaat en wijkwinkelvoorzieningen.
4.6.1 Afwegingskader

Een in lid  4.6 genoemde omgevingsvergunning kan alleen worden verleend als geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de brandveiligheid;
  • g. de externe veiligheid.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, fiets- en voetpaden, speelvoorzieningen, parkeerstroken, inritten, water, vijvers, steigers en waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals wadi's;
  • b. openbare nutsvoorzieningen en kunstobjecten;
  • c. zonnepanelen, uitsluitend voor de eigen energievoorziening van bedrijven die gevestigd zijn op het naastgelegen bedrijventerrein;

met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, en verhardingen.

5.2 Bouwregels

Op de voor Groen aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken, geen gebouw zijnde voor de bestemming worden gebouwd.

5.2.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, zonder dak geldt een maximale bouwhoogte van 6 m.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing voor:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de sociale veiligheid.
5.3.1 Procedure

Voor een besluit tot nadere eis geldt de in lid 11.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden voor in- en uitritten.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. straatmeubilair;
  • e. geluidwerende voorzieningen;
  • f. openbare nutsvoorzieningen;
  • g. zonnepanelen;

waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer, met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, water en groenvoorzieningen.

6.2 Bouwregels

Op de voor Verkeer bestemde gronden mogen alleen bouwwerken, geen gebouw zijnde, voor de bestemming worden gebouwd.

6.2.1 bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, zonder dak, anders dan rechtstreeks voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, geldt een maximale bouwhoogte, van 8,5 m.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, voor:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de groenstructuur;
  • f. de sociale veiligheid.
6.3.1 Procedure

Voor een besluit tot nadere eis geldt de in lid 11.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterberging;
  • b. waterhuishoudkunidge voorzieningen;
  • c. waterlopen;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. oeververbindingen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. openbare nutsvoorzieningen;
  • g. straatmeubilair;
  • h. infrastructurele voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Op de tot Water aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken, geen gebouw zijnde, voor de bestemming worden gebouwd.

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouwen zijnde, zonder dak geldt een maximale bouwhoogte van 2,5 m.

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, voor:

  • a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden van de gronden;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. een goede milieusituatie;
  • e. de bescherming van de groenstructuur;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.3.1 Procedure

Voor een besluit tot nadere eis geldt de in lid  11.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Toegestaan gebruik binnen bestemmingen
  • a. In de bestemmingen zijn de bouw en gebruik van installaties voor de opwekking en levering van duurzame energie zoals zonnepanelen, windturbines en Warmte-Koude opslag (WKO) voor eigen gebruik of ten behoeve van de omliggende functies begrepen onder de volgende voorwaarden:
  • de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 1,5 m boven het het dak van een gebouw;
  • de kleurstelling van zonnepanelen op een hellend dakvlak dient zwart, donkergrijs of antraciet te worden te worden uitgevoerd waar ook de randen van de voorziening donker uitgevoerd moeten worden;
  • de plaatsing van zonnepanelen en WKO-installaties mogen ook op de grond geplaatst te worden met dien verstande dat deze op het achtererf worden geplaatst of zo geplaatst worden dat ze niet of beperkt zichtbaar zijn vanaf de openbare weg;
  • de plaatsing van windturbines dient uitsluitend op gebouwen plaats te vinden;
  • een windturbine dient dezelfde kleurstelling te hebben als het gebouw/dak waarop het geplaatst is. De kleur wit en andere felle of reflecterende kleuren zijn uitgesloten. Uitgangspunt is dat windturbines zo onopvallend mogelijk dient te worden geplaatst. Het individuele dak en andere architectonische elementen op het dak blijven herkenbaar;
  • een windturbine en de bijbehorende drager, techniek en bekabeling zijn zo veel mogelijk geïntegreerd;
  • windturbines zijn, anders dan op grond van het gestelde in Artikel 10, niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - windturbine uitgesloten';

b. burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van plaatsing kleurstelling en vomgeving van deze voorzieningen en voor windturbines maatwerkvoorschriften stellen ten aanzien van milieueisen zoals de maximale geluidnorm of lichthinder;
c. In afwijking van artikel 12 lid 1 onderdeel b Woningwet en artikel 2.10 eerste lid onderdeel d Wabo gelden voor de bouwwerken genoemd in sub a geen andere welstandseisen dan opgenomen in deze bepaling.

9.2 Strijdig gebruik

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een manier of tot een doel, in strijd met de bestemming(en).

Gebruik in strijd met de bestemming is in ieder geval:

  • a. het aankoppelen van hemelwaterafvoerleidingen op het openbaar vuilwaterriool;
  • b. het gebruiken of het laten gebruiken van gebouwen voor een seksinrichting.
9.2.1 Uitzondering strijdig gebruik

a. Gebruik is niet in strijd met de bestemming, als het gaat om het gebruiken of het laten gebruiken van gronden voor kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, als daardoor volgens een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing, afwijking of vrijstelling vereist is en deze is verleend.
b.Gebruik is niet in strijd met de bestemming, als het gaat om bestaand gebruik.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

10.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot maximaal 10% van die maten, afmetingen en percentages; waarbij dat deze niet geldt voor het bepaalde in lid 4.4 en voor de afmetingen van het bouwvlak;
  • b. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot maximaal 15% van die maten, afmetingen en percentages en maximaal 15% vergroten van een bouwvlak voor het bouwen met EPC=0 dan wel 10% bij lager dan EPC=0,2 waarbij ook andere verduurzamingsmaatregelen die niet bij wet worden voorgeschreven, waarbij de mate van verduurzaming bepalend is voor het toe te kennen afwijkingspercentage. Deze regels gelden uitsluitend zo lang de wettelijke normering nog niet zijn aangepast aan bovengenoemde EPC-waarden. Deze regels zijn niet van toepassing als de wettelijke normering een lagere EPC-waarde vereist dan in dit artikel is genoemd.
  • c. de regels ten behoeve van het bouwen van duurzame voorzieningen voor eigen gebruik of ten behoeve van de omliggende functies onder de volgende voorwaarden en afwegingscriteria:
  • 1. de bouwhoogte van een windturbine bedraagt dan 1,8 meter boven de bestaande bouwhoogte van die bouwwerken. Op bedrijfsterreinen kan een hogere bouwhoogte ten behoeve van grotere windturbines worden opgenomen tot maximaal 5 m;
  • 2. de voorzieningen mogen binnen de aanduiding 'overige zone - windturbine uitgesloten' uitsluitend worden gebouwd indien deze niet of slechts in zeer beperkte mate zichtbaar zijn vanaf de openbare weg of openbaar groen;
    • a. voorzieningen op een terrein dienen aan te sluiten bij de bestaande bebouwing en landschappelijk te worden ingepast;
  • d. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in beperkte mate wordt aangepast, als de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • e. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, als de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de omgevingsvergunning gewenst en noodzakelijk is voor de juiste realisering van het plan;
  • f. de bestemmingsregels en toestaan dat een carport wordt gebouwd;
  • g. de bestemmingsregels voor de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot maximaal 10 m;
  • h. de bestemmingsregels voor de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
  • i. de bestemmingsregels en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    • 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen;
    • 2. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken;
    • 3. (hoek)erkers over maximaal 2/3 van de gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;
      waarbij de bouwvlakgrens met maximaal 1,50 m wordt overschreden;
  • j. de bestemmingsregels over de afstand van bijbehorende bouwwerken tot aan de voorgevel en het verlengde daarvan voor het bouwen van (hoek)erkers, waarbij de diepte van de (hoek-)erker, gemeten uit de zijgevel,maximaal 1,50 m is;
  • k. de bestemmingsregels over de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt vergroot voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen.
10.1.1 Afwegingskader

Een in lid  10.1 genoemde omgevingsvergunning kan alleen worden verleend als geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid.

Artikel 11 Algemene procedureregels

11.1 nadere eis

Voor het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:

  • a. een ontwerpbesluit ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
  • b. de onder a genoemde termijn wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte manier;
  • c. de bekendmaking vermeld de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen binnen de onder a genoemde termijn;
  • d. burgemeester en wethouders brengen de indieners van een zienswijze op de hoogte van de beslissing over de zienswijze.

Artikel 12 Overige regels

12.1 Vellen van houtopstanden
12.1.1 Kapverbod

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een houtopstand te vellen of te doen vellen die:

  • a. staan vermeld in de lijst "Monumentale en waardevolle niet -gemeentelijke bomen binnen de bebouwde kom" volgens “Beleidsregels houtopstanden gemeente Dalfsen 2017” en diens rechtsopvolgers;
  • b. eigendom zijn van de gemeente Dalfsen;
  • c. die liggen buiten de bebouwde kom volgens artikel 4.1, sub a Wet natuurbescherming (voorheen Boswet) vastgestelde grenzen.
12.1.2 Afwegingskader omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 12.1.1 wordt geweigerd als de belangen van de verlening niet opwegen tegen het belang van behoudt van de houtopstand op basis van één of meer van de volgende waarden:

  • a. natuur- en milieuwaarden;
  • b. landschappelijke waarden;
  • c. cultuurhistorische en archeologische waarden;
  • d. waarden van stads- en dorpsschoon;
  • e. waarden voor recreatie en leefbaarheid.
12.1.3 Uitzondering kapverbod

Het in lid 12.1.1 opgenomen verbod geldt niet voor:

  • a. coniferen, dennen, ceders, lariksen, niet geknotte wilgen, niet geknotte populieren, lijsterbessen, sierkersen, sierappels, sierperen;
  • b. berken, elzen en meidoorns voor zover ze deel uitmaken van een rijbeplanting van minder dan zes bomen of singelbeplanting van maximaal 2,5 m breed en 5 m lang;
  • c. vruchtbomen en windschermen om boomgaarden;
  • d. fijnsparren, niet ouder dan 12 jaar, die als kerstboom worden geteeld;
  • e. kweekgoed;
  • f. houtopstanden die bij wijze van dunning geveld moeten worden;
  • g. houtopstanden waarvan instandhouding volgens boomdeskundige maatstaven niet langer verantwoord is ter voorkoming van letsel of schade en/of de houtopstand moet worden geveld krachtens de Plantenziekenwet, mits hiervoor toestemming is gegeven door het college van burgemeester en wethouders;

Waarbij deze uitzondering niet geldt voor houtopstanden die in het kader van de in lid 12.1.4 opgenomen herplantplicht of andere (private)overeenkomst met een bestuursorgaan zijn aangeplant.

12.1.4 Herplantplicht

Het bevoegd gezag kan bij de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 12.1.1 en de toestemming als bedoeld in artikel 12.1.3, sub h een herplantplicht en/of vergoeding van de Boomwaarde volgens de “Beleidsregels houtopstanden gemeente Dalfsen 2017” en diens rechtsopvolger opleggen hierbij geldt dat:

  • a. de herplantplicht of de Boomwaarde door het college van burgemeester en wethouders wordt toegepast volgens de “Beleidsregels houtopstanden gemeente Dalfsen 2017” en diens rechtsopvolger zoals deze gelden op het moment van indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning of moment van toestemming volgens lid 12.1.3 sub h of uitvoering van het vellen van de houtopstand;
  • b. Deze herplant- of vergoedingsverplichting kan ook worden gesteld als het vellen al zonder de benodigde vergunning en/of toestemming volgens lid 12.1.3, sub h is uitgevoerd.
12.2 Parkeer, laad- en losruimte
12.2.1 Parkeerruimte
  • a. Indien het beoogde gebruik van een bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het parkeren of stallen van auto's of fietsen, wordt een omgevingsvergunning voor het bouwen uitsluitend verleend indien in of op het bouwwerk dan wel op het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk hoort, wordt voorzien in die behoefte. Daarbij mag rekening worden gehouden met gecombineerd gebruik van parkeerplaatsen.
  • b. Bij de toepassing van het bepaalde onder a worden de beleidsregels in acht genomen zoals opgenomen in het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan van de gemeente Dalfsen (Deel B, Beleidsnota actualisatie 2009) waarbij geldt dat indien gedurende de planperiode een nieuwe versie van het gemeentelijk verkeers- vervoersplan of de kencijfers parkeren en verkeersgeneratie van het CROW, voor zover daarnaar in het gemeentelijk verkeers- en vervoersplan wordt verwezen, wordt vastgesteld, deze nieuwe versie in acht wordt genomen.
  • c. Bij het bepaalde onder a wordt bij beoordeling van de vraag of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid alleen gelet op de toename van de parkeerbehoefte als gevolg van het bouwplan.
  • d. Indien binnen een bestemming specifieke parkeerregels zijn opgenomen dan hebben deze voorrang op bovengenoemde regels.
12.2.2 Laad- en losruimte

Indien het beoogde gebruik van een bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, wordt een omgevingsvergunning voor het bouwen uitsluitend verleend indien aan of in dat bouwwerk dan wel op het onbebouwde terrein bij het bouwwerk wordt voorzien in die behoefte. Deze bepaling geldt niet voor bestaande situaties, waarbij de herbouw van een gebouw zonder functiewijziging wordt beschouwd als een bestaande situatie.

12.2.3 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2.1 en lid 12.2.2 indien het voldoen aan die bepalingen:

  • a. op overwegende bezwaren stuit;
  • b. voor zover op andere redelijke wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
12.2.4 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met de bestemmingen wordt in ieder geval verstaan het (laten) gebruiken van ruimte(n) voor het bepaalde lid 12.2.1 en lid 12.2.2 anders dan voor parkeren en/of laden en lossen, voor zover de aanwezigheid van deze ruimten krachtens deze regels nodig is.

12.3 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
13.1.1 Bouwen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden volgens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan door een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsgunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
13.1.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van 13.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 13.1.1 met maximaal 10%.

13.1.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Regel  13.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik
13.2.1 Voortzetting strijdig gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. Behalve voor zover uit de Richtlijn voor het behoud van de vogelstand en de Richtlijn voor de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien over ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.

13.2.2 Verbod verandering strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 13.2.1 , te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

13.2.3 Verbod hervatting strijdig gebruik

Als het gebruik, bedoeld in 13.2.1 , na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

13.2.4 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Regel 13.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat al in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

"Regels van het bestemmingsplan Bestemmingsplan ’t Febriek Zuid - Lemelerveld ".