direct naar inhoud van Artikel 16 Maatschappelijk
Plan: Buitengebied Gemeente Dalfsen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0148.BgemDalfsen-vs01

Artikel 16 Maatschappelijk

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. molen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - molen';
  • c. dierenbegraafplaats, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dierenbegraafplaats',

met daarbij behorende bebouwing, tuinen, erven, terreinen, parkeer-, waterhuishoudkundige- en groenvoorzieningen.

16.2 Bouwregels

Op de voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

16.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van bedrijfsgebouwen per bouwperceel mag niet meer bedragen dan de oppervlakte, met dien verstande dat een eenmalige vergroting van 10% is toegestaan met een maximum van 500 m² waarbij het gebouw landschappelijk dient te worden ingepast ;
  • b. de goothoogte bedraagt niet meer dan 5,5 m;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 m;
  • d. de dakhelling bedraagt ten minste 18o;
  • e. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan mogen gehandhaafd worden.
16.2.2 Bedrijfswoningen

Voor een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning is alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. de inhoud mag niet meer dan 750 m³ bedragen;
  • c. in aanvulling op of in afwijking van het bepaalde in de 16.2.1 geldt voor niet-inpandige bedrijfswoningen dat:
    • 1. de goothoogte niet meer dan 4,5 m mag bedragen;
    • 2. de dakhelling ten minste 30° bedraagt en ten hoogste 60°.
16.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning

Voor bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte per woning bedraagt ten hoogste 75 m2 dan wel, indien een grotere oppervlakte aanwezig is, de bestaande oppervlakte;
  • b. de goothoogte bedraagt ten hoogste 3 m;
  • c. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 4,5 m;
  • d. de bijbehorende bouwwerken worden op een afstand van ten minste 4 m achter de naar de weg(-en) gekeerde gevel(-s) van de woning en het verlengde daarvan gebouwd en op geen grotere afstand dan 15 m ten opzichte van de woning.
16.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, zonder dak gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • b. in de overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 6 m bedragen.
16.3 Afwijken van de bouwregels
16.3.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.2.1 sub a voor het vergroten van de oppervlakte ten tijde van ter inzagelegging van het plan met ten hoogste 20%, met dien verstande dat:

  • a. de vergroting aantoonbaar noodzakelijk dient te zijn in het kader van een doelmatige bedrijfsvoering;
  • b. de bebouwing een compact geheel dient te vormen met de bestaande bebouwing;
  • c. natuur- en landschapswaarden door de vergroting niet onevenredig worden aangetast;
  • d. voor de uitbreiding van de oppervlakte van gebouwen geldt dat:
    • 1. tot 500 m² tot en met 2.000 m² door middel van een een erfinrichtingsplan dient aangetoond te worden dat er sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een goede ruimtelijke kwaliteitsverhouding tot de bebouwing. het gebouw landschappelijk dient te worden ingepast;
    • 2. van meer dan 2.000 m² door middel van een inrichtingsplan dient aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van de ruimtelijke kwaliteit van het (deel)gebied volgens de richtlijnen uit de Structuurvisie Buitengebied en het Landschapsontwikkelingsplan.
16.3.2 Afwegingskader

Een in lid 16.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de externe veiligheid.
  • f. ruimtelijke kwaliteit.