Gemeente Borne

Bestemmingsplan Wensink Zuid, herziening Welemanstraat

Vastgesteld, 28 september 2010

 

Planregels

1. Inleidende regels

Artikel 1: Begrippen

Artikel 2: Wijze van meten

2. Bestemmingsregels

Artikel 3: Groen

Artikel 4: Verkeer - Verblijfsgebied

Artikel 5: Wonen

3. Algemene regels

Artikel 6: Anti-dubbeltelregel

Artikel 7: Algemene ontheffingsregels

4. Overgangs- en slotregels

Artikel 8: Overgangsrecht

Artikel 9: Slotregel

 

Plankaart

Plankaart (PDF)

 

Toelichting

Toelichting (PDF, 1170kB)

Bijlage 1: Akoestische rapport (PDF, 18449kB)

Bijlage 2: Verkennend bodemonderzoek (PDF, 4995kB)

Bijlage 3: Archeologisch vooronderzoek (PDF, 116kB)

Bijlage 4: Quickscan natuurwaarden (PDF, 864kB)

 

Artikel 1 - Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

plan:

bestemmingsplan Welemanstraat van de gemeente Borne.

bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0147.BpWZhz001-oh01 met de bijbehorende regels.

aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen deze gronden.

aanduidingsgrens

de grens van de aanduiding indien het een vlak betreft.

bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

peil

  1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. indien op of in het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil.

woning

een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

 

Artikel 2 - Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

Artikel 3 - Groen

3.1 - Bestemmingsomschrijving

De voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;
  2. recreatief medegebruik;
  3. wandel- en fietspaden;
  4. speeltoestellen, straatmeubilair en kunstwerken;
  5. perceelsontsluitingswegen, inritten en uitwegen;
  6. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  7. transport, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater.

3.2 - Bouwregels

3.2.1 - Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de hoogte van speeltoestellen, straatmeubilair en kunstwerken mag maximaal 5 meter bedragen.>/LI>

3.3 - Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  4. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  5. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

 

Artikel 4 - Verkeer - Verblijfsgebied

4.1 - Bestemmingsomschrijving

De voor "Verkeer - Verblijfsgebied" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen met een functie voor verblijf alsmede ter ontsluiting van de aanliggende of nabijgelegen gronden, zoals woonstraten, woonerven, paden en buurtstraten;
  2. groenvoorzieningen;
  3. speeltoestellen, straatmeubilair en kunstwerken;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. waterpartijen en watergangen;
  6. gebouwen van algemeen nut;
  7. evenementen;
  8. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  9. transport, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  10. afvalcontainers.

4.2 - Bouwregels

4.2.1 - Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de hoogte van speeltoestellen, straatmeubilair en kunstwerken mag maximaal 5 meter bedragen;
  2. de hoogte van gebouwen van algemeen nut mag maximaal 3 meter bedragen en de oppervlakte maximaal 15 m²;
  3. de hoogte van een afvalcontainer mag maximaal 2 meter bedragen en de oppervlakte maximaal 4 m² (bij bovengronds plaatsen).

4.3 - Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, afmetingen van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde:

  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  4. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  5. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

 

Artikel 5 - Wonen

5.1 - Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;
  2. inwoning;
  3. een beroep aan huis, met dien verstande dat maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning en bijgebouwen ten behoeve van die activiteiten in gebruik mag zijn tot een absoluut maximum van 45 m²;
  4. parkeervoorzieningen op eigen terrein;
  5. tuinen en erven.

5.2 - Bouwregels

5.2.1 - Hoofdgebouwen

Voor het bouwen vanhoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  1. de hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. per bouwvlak aangeduid met:
    1. "vrijstaand" mogen alleen vrijstaande woningen worden gebouwd;
    2. "twee-aan-een" mogen zowel vrijstaande als twee-aan-een gebouwde en geschakelde woningen worden gebouwd;
    3. "aaneengebouwd" mogen zowel vrijstaande, twee-aan-een gebouwde, geschakelde woningen als aaneengebouwde woningen worden gebouwd;
  3. ter plaatse van de aanduiding "maximale goothoogte" mag de goothoogte van het hoofdgebouw niet meer bedragen dan is aangegeven;
  4. de gebouwen dienen vanaf de maximale toegestane goothoogte (kniklijn) te worden afgedekt met hellendende dakvlakken, waarvan de helling niet meer mag bedragen dan 60°, met dien verstande dat:
    1. tussen de toegestane (denkbeeldige) dakvlakken met een helling van 60° (de envelop, zie bijlage) ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60° in rechtopstaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels zijn toegestaan;
    2. overschrijding van de (denkbeeldige) 60°- lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis. Bouwdelen van ondergeschikte betekenis aan de voorgevel mogen niet meer dan tweederde van de breedte van het dakvlak beslaan;
  5. de afstand van een vrijstaande woning (hoofdgebouw) tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt aan beide zijden ten minste 2,5 meter;
  6. ten aanzien van een twee-aan-een gebouwde of geschakelde woning geldt het bepaalde in sub f, met dien verstande dat maximaal één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelgrens mag worden gebouwd;
  7. ten aanzien van het parkeren dient per vrijstaande, twee-aan-een gebouwde en geschakelde woning op eigen terrein ruimte gereserveerd te worden voor minimaal één parkeerplaats.

5.2.2 - Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  1. behoudens het bepaalde in sub b, mogen de bijgebouwen uitsluitend op de gronden binnen het bouwvlak en binnen het vlak met de aanduiding "bijgebouwen" worden gebouwd, met dien verstande dat de afstand tussen de voorgevellijn en het bijgebouw minimaal 3 meter dient te bedragen;
  2. op de gronden, die zijn voorzien van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - onbebouwd" mag aan een voorgevel dan wel aan een zijgevel van het hoofdgebouw, die grenst aan de weg of het openbare groen, een portaal of erker worden gebouwd, met een oppervlakte van maximaal 6 m², een diepte van maximaal 1,5 meter en een goothoogte van maximaal 3 meter; de minimale afstand tussen de portaal of erker tot de voorperceelsgrens dient minimaal 1 meter te bedragen;
  3. het gezamenlijke oppervlakte van hoofdgebouwen en bijgebouwen mag ten hoogste 60% van het oppervlak van het bouwperceel bedragen;
  4. het gezamenlijke oppervlak van bijgebouwen, binnen de aanduiding "bijgebouwen" mag (met inachtneming van het bepaalde in sub b) ten hoogste 50 m² bedragen:
  5. de maximale bouwhoogte van bijgebouwen mag, met uitzondering van het bepaalde in 5.2.5 ten hoogste 5,5 meter bedragen;
  6. met uitzondering van het bepaalde in 5.2.5 bedraagt de maximale goothoogte van bijgebouwen 3 meter, met dien verstande dat de goothoogte van een met het hoofdgebouw verbonden bijgebouw ten hoogste:
    1. 3 meter of;
    2. de hoogte van de eerste bouwlaag of;
    3. de hoogte van het verlengde van de dakhelling van het hoofdgebouw.

5.2.3 - Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. met uitzondering van het bepaalde in 5.2.4 en 5.2.5, mag de hoogte voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 meter bedragen, met dien verstande dat:
    1. op gronden gelegen voor de voorgevelrooilijn met de aanduiding "bijgebouwen" de hoogte maximaal 2 meter mag bedragen;
    2. de maximale hoogte van een vlaggenmast 5 meter bedraagt;
    3. de maximale hoogte van tuinmeubilair 2 meter bedraagt;
    4. de maximale hoogte van speeltoestellen 3 meter bedraagt;
  2. met uitzondering van het bepaalde in 5.2.4 en 5.2.5 mag de hoogte achter de voorgevelrooilijn maximaal 2 meter bedragen, met dien verstande dat:
    1. de maximale hoogte van een vlaggenmast 5 meter bedraagt;
    2. de maximale hoogte van tuinmeubilair 3 meter bedraagt;
    3. de maximale hoogte van speeltoestellen 3 meter bedraagt;
  3. indien sprake is van een beroep of bedrijf aan huis is een reclame-object toegestaan, met dien verstande dat:
    1. de hoogte van een vrijstaand reclame-object binnen de "specifieke bouwaanduiding - onbebouwd" niet meer mag bedragen dan 1,20 meter;
    2. aan de gevel van een gebouw op de eerste bouwlaag een reclame-object toegestaan is met een maximale oppervlakte van 0,20 m².

5.2.4 - Overkappingen, niet zijnde carports

overkappingen, niet zijnde carports, zijn toegestaan binnen de aanduiding "bijgebouwen" met een maximale bouwhoogte van 3 meter en een maximaal oppervlak van 20 m².

5.2.5 - Carports

Voor het bouwen van carports geldt de volgende regel:

  1. carports mogen tot in de voorgevellijn gebouwd worden met een maximale bouwhoogte van 3 meter en een maximaal oppervlak van 30 m", met dien verstande dat:
    1. de kap maximaal 0,5 meter voor de voorgevellijn mag uitsteken;
    2. de carport geen eigen wanden mag hebben;
    3. de carport aan het hoofdgebouw wordt vast gebouwd.

5.3 - Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde en de aanleg en omvang van parkeergelegenheid:

  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  4. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  5. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

5.4 - Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 5.2.3 sub a voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de voorgevelrooilijn met een maximale hoogte van 2 meter, met dien verstande dat er vanaf 1 meter hoogte sprake dient te zijn van een open constructie.

5.5 - Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. seksinrichtingen;
  2. voor zover het vrijstaande bijgebouwen betreft voor bewoning.

5.6 - Ontheffingen van de gebruiksregels

5.6.1 - Bedrijf aan huis

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 5.1 sub d voor de uitoefening van een bedrijf aan huis in het hoofd- of bijgebouw, met dien verstande dat:

  1. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  2. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt. Dit betekend onder meer dat:
    1. geen ontheffing wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, dat onder de werking van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Milieubeheer valt, tenzij desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
    2. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
    3. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  3. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  4. parkeren zoveel mogelijk op eigen terrein plaatsvindt;
  5. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activteiten in of bij het hoofdgebouw;
  6. maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van een bedrijf aan huis in gebruik mag zijn, zulks met een absoluut maximum van 45 m².

 

Artikel 6 - Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 7 - Algemene ontheffingsregels

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

  1. de in dit plan gegeven maten, waaronder begrepen bouwvlakken, tot ten hoogste 10% van die afmetingen en percentages.

 

Artikel 8 - Overgangsrecht

8.1 - Overgangsrecht bouwwerken

8.1.1

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

8.1.2

Burgemeester en Wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

8.1.3

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

8.2 - Overgangsrecht gebruik

8.2.1

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

8.2.2

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

8.2.3

Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

8.2.4

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

Artikel 9 - Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

"Regels van het bestemmingsplan Welemanstraat van de gemeente Borne."

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 28 september 2010.

De voorzitter, ................

De griffier, ................