direct naar inhoud van Artikel 11 Wonen
Plan: Stroom Esch
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0147.BpSE2010-vo01

Artikel 11 Wonen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen met daaronder begrepen beroep aan huis;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast': een bed & breakfast;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk': maatschappelijke voorzieningen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte': tevens een praktijkruimte, uitsluitend op de begane grond;

met de daarbij behorende voorzieningen zoals:

  • e. tuinen en erven;
  • f. parkeervoorzieningen op eigen terrein;
  • g. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand': worden vrijstaande woningen gebouwd;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen': worden twee-aaneen gebouwde en/of geschakelde woningen gebouwd;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd': worden meer dan twee-aaneen gebouwde woningen gebouwd;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld, worden gestapelde woningen gebouwd;
  • g. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • h. de gebouwen dienen vanaf de bovenkant van de goot (kniklijn) te worden afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling niet meer mag bedragen dan 60°, met dien verstande dat:
    • 1. tussen de toegestane (denkbeeldige) dakvlakken met een helling van 60° (de envelop) ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60° en rechtopstaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels zijn toegestaan;
    • 2. overschrijding van de (denkbeeldige) 60°-lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis. Bouwdelen van ondergeschikte betekenis aan de mogen niet meer dan twee derde van de breedte van het dakvlak beslaan;
  • i. ten aanzien van de minimale breedte van bouwpercelen gelden de volgende maten:
    • 1. bij vrijstaande woningen: 12 meter
    • 2. bij twee-aaneen en geschakelde woningen: 8 meter
    • 3. bij aaneengebouwde woningen: 6 meter
  • j. de afstand van een vrijstaande woning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt aan beide zijden ten minste 2,5 meter;
  • k. de afstand van een twee-aaneen of geschakelde woning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt aan één zijde tenminste 2,5 m, met dien verstande dat maximaal één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelgrens wordt gebouwd;
  • l. ten aanzien van het parkeren dient per vrijstaande, twee-aan-een gebouwde en geschakelde woning op eigen terrein ruimte gereserveerd te worden voor minimaal één parkeerplaats.

11.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de afstand van bijgebouwen tot de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten minste 1 m;
  • b. het gezamenlijke oppervlak van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 60% van het zij- en achtererf;
  • c. het gezamenlijke oppervlak van bijgebouwen mag ten hoogste bedragen:
    • 1. 50 m² op bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 500 m²;
    • 2. 60 m² op bouwpercelen met een oppervlakte van 501 tot en met 750 m²;
    • 3. 70 m² op bouwpercelen met een oppervlakte van 751 tot en met 1000 m2;
    • 4. 80 m² op bouwpercelen met een oppervlakte van 1001 m² tot en met 1500 m²;
    • 5. 90 m² op bouwpercelen met een oppervlakte van 1501 m² tot en met 2000 m²;
    • 6. 110 m² op bouwpercelen met een oppervlakte van 2001 m² tot en met 3000 m²
    • 7. 130 m² op bouwpercelen met een oppervlakte van 3001 m² en groter
  • d. het bepaalde onder c geldt met dien verstande dat de overkappingen en carports, niet worden meegerekend met het maximaal toelaatbare oppervlak aan bijgebouwen;
  • e. de maximale oppervlakte per bijgebouw mag ten hoogste 75 m2;
  • f. de maximale bouwhoogte van bijgebouwen mag ten hoogste 5,5 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van bijgebouwen tussen 1 m en 3 m achter de voorgevel niet meer bedraagt dan 3 m of de hoogte van de eerste bouwlaag;
  • g. de maximale goothoogte van bijgebouwen mag ten hoogst 3 m bedragen, met dien verstande dat de goothoogte van een met het hoofdgebouw verbonden bijgebouw niet meer bedraagt dan:
    • 1. 3 m; of
    • 2. 0,3 m boven de eerste bouwlaag; of
    • 3. de hoogte het hoofdgebouw;

11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de afstand van bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor de voorgevelrooilijn bedraagt ten hoogste 1 m en ten hoogste 2 m achter de voorgevelrooilijn, met dien verstande dat:
    • 1. de maximale hoogte van een vlaggenmast 5 m bedraagt;
    • 2. de maximale hoogte van tuinmeubilair voor de voorgevelrooilijn 2 m bedraagt;
    • 3. de maximale hoogte van tuinmeubilair achter de voorgevelrooilijn 3 m bedraagt;
    • 4. de maximale hoogte van speeltoestellen 3 m bedraagt;

11.2.4 Carports

Voor het bouwen van carports en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. carports mogen tot 1 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd worden met een maximaal oppervlak van 30 m² en een maximale bouwhoogte van:
    • 1. 3 meter of;
    • 2. de hoogte van de eerste bouwlaag.
  • b. overkappingen zijn toegestaan met een maximaal oppervlak van 30 m2 en een maximale bouwhoogte van:
    • 1. 3 meter of;
    • 2. de hoogte van de eerste bouwlaag.
11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de aanleg en omvang van parkeergelegenheid;
    • 1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 2. ter waarborging van de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
    • 3. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
    • 4. ter waarborging van de sociale veiligheid;
    • 5. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

11.4 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. De vloeroppervlakte ten behoeve van een beroep aan huis bedraagt ten hoogste 40% van de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen met een maximum van 45 m²;
  • b. Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

11.5 Afwijken van de gebruiksregels
11.5.1 Afwijken voor bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.1 sub a voor de uitoefening van een bedrijf aan huis in het hoofd- of bijgebouw, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    • 1. een omgevingsvergunning wordt uitsluitend wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit)
    • 2. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • c. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. parkeren dient zoveel mogelijk op eigen terrein plaats te vinden;
  • e. dat detailhandel uitsluitend in de volgende vormen is toegestaan:
    • 1. een beperkte verkoop in het klein in verband met de uitoefening van het bedrijf-aan-huis in of bij het hoofdgebouw;
    • 2. detailhandel waarbij de verkoop uitsluitend via elektronische weg plaatsvindt en ter plaatse geen goederen worden uitgestald of aan particulieren worden afgeleverd;
  • f. maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van een bedrijf aan huis in gebruik mag zijn, zulks met een absoluut maximum van 45 m².