direct naar inhoud van Artikel 20 Waarde - Beschermd dorpsgezicht
Plan: Bestemmingsplan Oud Borne 2012
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0147.BpOB2012-ow01

Artikel 20 Waarde - Beschermd dorpsgezicht

20.1 Bestemmingsomschrijving
20.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), bestemd voor het behoud en de versterking van de ruimtelijke (inclusief verkeers- en groenstructuur) en functionele karakteristiek van het beschermd dorpsgezicht.

20.1.2 Ruimtelijke karakteristiek

De onder 20.1.1 genoemde ruimtelijke karakteristiek wordt bepaald door de volgende kenmerken:

  • a. de vanouds aanwezige doorgaande wegen (de Marktstraat met Koppelsbrink, de Brinkstraat en Ennekerdijk en de Grotestraat) en secundaire straten ter ontsluiting van het daartussen gelegen gebied;
  • b. door dicht opeengelegen bebouwing en relatief grote gebouwen een meer 'verstedelijkt' westelijk gedeelte;
  • c. een meer 'dorps' oostelijk gedeelte (de grens ligt globaal ter hoogte van de kerk) met meer los gegroepeerde bebouwing gesitueerd in een groene ruimte en een historische groenstructuur met een belangrijke visuele waarde voor het gehele dorpsgezicht;
  • d. panden, die schijnbaar willekeurig liggen in gebogen straatwanden met wisselende straatbreedtes (geen doorgaande rooilijnen); de straatprofielen hebben alle een traditionele driedeling;
  • e. bebouwing, die over het algemeen kleinschalig is (een begane grondlaag met kap); hierop vormen enkele woningen aan de doorgaande wegen een uitzondering;
  • f. een nokrichting, die meestal afwisselend loodrecht op of evenwijdig aan de straat is georiënteerd;
  • g. bebouwing met in het merendeel zadeldaken, afwisselend met rood of blauw gebakken pannen gedekt;
  • h. een gevelbreedte, die varieert van twee tot vijf traveeën en waarbij de gevelopeningen overwegend verticaal zijn gericht;
  • i. gevels, die voornamelijk zijn uitgevoerd in metselwerk (baksteen);
  • j. een groot aantal rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten, beeldbepalende en beeldondersteunende panden (ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – beschermingswaardig' zijn deze beschermingswaardige gebouwen nader aangeduid); daarnaast zijn er enkele panden, die de aanwezige waarden niet ondersteunen;
  • k. wegen met primair een verblijfsfunctie; de stroomfunctie is hieraan ondergeschikt; de Grotestraat en de Bekenhorst vormen hierop een uitzondering;
  • l. verspreid staande bomen en beukenhagen zowel in het openbare gebied als op particulier terrein.

20.1.3 Functionele karakteristiek

De onder 20.1.1 genoemde functionele karakteristiek wordt bepaald door de volgende kenmerken:

  • a. een overwegende woonfunctie verspreid over het gehele plangebied;
  • b. daarnaast een aantal kleinschalige functies (zoals ateliers annex winkels, musea, enkele medische praktijkruimten, etc.) die zorgen voor een levendigheid kenmerkend voor het oude dorp;
  • c. een aantal maatschappelijke en religieuze voorzieningen;
  • d. een klein aantal horeca-ondernemingen;
  • e. enkele winkels, met name langs de Grotestraat en de Marktstraat;
  • f. een agrarisch bedrijf liggend aan de oostkant van het plangebied;
  • g. een aantal bedrijven.

20.1.4 Ruimtelijk wordt nagestreefd

Ten aanzien van de ruimtelijke karakteristiek wordt het volgende nagestreefd:

  • a. het behoud van de aanwezige cultuurhistorische en monumentale waarden in het plangebied, zoals:
    • 1. omschreven in 20.1.2 van onderhavig artikel;
    • 2. is aangegeven op de bij deze regels behorende verbeelding; ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – beschermingswaardig' zijn alle panden die, vanwege hun plaatsingseigenschappen, grootte- en vormeigenschappen en uitdrukkingseigenschappen, als beschermingswaardig kunnen worden aangemerkt aangeduid; voor de zogenaamde beschermingswaardige panden geldt een streng juridisch regime. Alleen via een algemene afwijkingsbevoegdheid kan afgeweken worden van in het bij deze regels behorende Inventarisatierapport opgenomen goot- en bouwhoogten, kapvormen en kaprichtingen van deze panden, terwijl altijd gebouwd dient te worden in de bouwgrenzen, voor zover deze naar de openbare weg zijn toegekeerd;
    • 3. door middel van foto's is vastgelegd in het bij deze regels behorende Inventarisatierapport voor wat betreft de indeling van de naar de openbare weg gelegen gevels en het materiaalgebruik van de gevels en de daken van de beschermingswaardige gebouwen;
  • b. een versterking van het aanzicht van het beschermd dorpsgezicht daar waar de bebouwing en functies ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan het beeld niet ondersteunen (neutrale werking) dan wel schaden; het gaat hier om alle niet beschermingswaardige panden; onder voorwaarden mag afgeweken worden van de aangegeven bouwgrenzen (zie de diverse bestemmingen);
  • c. een naar vorm gevarieerde opbouw van het dorpsgezicht;
  • d. het bevorderen van gevoelens als veiligheid, beschutting en geborgenheid door middel van het hanteren van een menselijke (dorpse) maat en schaal;
  • e. het behouden en waar nodig versterken van het bestaande beeld van de onbebouwde omgeving (w.b. straatprofiel, materiaalgebruik, etc.);
  • f. het zoveel mogelijk gebruik maken van bestaande natuurlijke elementen (bomen en beukenhagen) bij alle werkzaamheden aan het gebouwde milieu. Waar deze elementen verdwenen zijn moeten zij zoveel mogelijk opnieuw worden aangelegd;
  • g. het aanleggen van voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein bij nieuwe ontwikkelingen. Hierbij moet voldaan worden aan de parkeernormen zoals opgenomen in de CROW-publicatie nr 317, "Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie".

20.1.5 Functioneel wordt nagestreefd

Ten aanzien van de functionele karakteristiek wordt het volgende nagestreefd:

  • a. het behoud van de overwegende woonfunctie van het plangebied;
  • b. het vergroten van niet-woonfuncties, die zowel qua maat en schaal als qua sfeer passen in het beschermde dorpsgezicht, zoals: ateliers met verkoop, kleine winkeltjes, ambachtelijke bedrijfjes (b.v. een zilversmid, klompenmaker, siersmederij, restaurateur van meubelen, etc.), kleine musea en culturele centra (bijv. een ruimte voor concerten en tentoonstellingen), zoveel mogelijk gekoppeld aan een woonfunctie (gelet op het gestelde onder a); een en ander met als doel het levendige karakter en het historisch beeld van Oud Borne vast te houden en onder de voorwaarde, dat deze functies slechts een geringe milieubelasting mogen veroorzaken.
20.2 Bouwregels

Bij het oprichten, uitbreiden en verbouwen van gebouwen, gelden ten aanzien van materiaalgebruik en de gevelindeling de volgende bepalingen:

  • a. vanaf de openbare weg zichtbare gevels of gevelonderdelen dienen in 'eigentijdse' materialen te worden uitgevoerd; voor reeds bestaande gebouwen dient gebruik te worden gemaakt van materialen, die ook gebruikt werden ten tijde van de bouw (merendeel gebakken stenen); in geval van nieuwbouw mogen huidige gangbare materialen gebruikt worden; deze laatste dienen wel te passen in het beeld van het beschermde dorpsgezicht (zoals beschreven in dit artikel);
  • b. de daken mogen uitsluitend met gebakken pannen worden afgedekt;
  • c. het bepaalde in sub b is niet van toepassing op platte daken;
  • d. in afwijking van het bepaalde in sub b, dient bij uitbreiding of verbouw van gebouwen, die afwijken van het bepaalde in sub b, de uitbreiding of verbouw aan te sluiten bij het bestaande materiaalgebruik of de bestaande gevelindeling van de betreffende gebouwen.
20.3 Nadere eisen

Indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van onevenredige aantasting van de bijzondere karakteristiek van de bebouwing in het beschermde dorpsgezicht, zoals beschreven in dit artikel zijn burgemeester en wethouders bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de indeling van de vanaf de openbare weg zichtbare gevels of gevelonderdelen van gebouwen;
  • b. soort, vorm, kleur, detaillering van de materialen welke worden gebruikt voor de gevels en de daken, voor zover deze vanaf de openbare weg zichtbaar zijn;
  • c. de plaats en afmetingen van bouwwerken;
  • d. de wijze van afdekking van gebouwen (kapvorm en nokrichting).
20.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.2 sub a t/m d, indien daardoor de bijzondere karakteristiek van de bebouwing in het beschermde dorpsgezicht (zoals beschreven in artikel 20) niet onevenredig wordt aangetast in verhouding tot de mate waarin andere belangen door het verlenen van de omgevingsvergunning worden gediend.