direct naar inhoud van 2.2 Eisen aan de ruimtelijke onderbouwing
ontwerp
NL.IMRO.0147.BpCTpb001-ow01

2.2 Eisen aan de ruimtelijke onderbouwing

In artikel 2.12 lid 1 onder a van de Wabo zijn drie gevallen genoemd waarin een omgevingsvergunning kan worden verleend voor een activiteit die strijdig is met het bestemmingsplan. De eerstgenoemde mogelijkheid betreft die waarin het bestemmingsplan zelf voorziet in een afwijking en daarvoor regels geeft (binnenplanse afwijking). De tweede mogelijkheid betreft de gevallen die bij algemene maatregel van bestuur zijn bepaald (de zogenaamde kruimelgevallen). Onderhavig project heeft betrekking op de derde genoemde mogelijkheid. Hiervoor geldt dat de omgevingsvergunning moet worden gemotiveerd door middel van een zogenoemde goede ruimtelijke onderbouwing. Een op lid 3 van artikel 2.12 Wabo gebaseerde zelfstandige instructie voor de inhoud en inrichting van deze ruimtelijke onderbouwing, zoals vervat in het bij de invoering van de Wabo ingetrokken artikel 5.1.3 Bro, ontbreekt in het Bor (Besluit omgevingsrecht). Wel is bij het invoeringsbesluit (Stb. 2010, 144) toegevoegde artikel 5.20 Bor verwezen naar voor het bestemmingsplan geldende bepalingen in de artikelen 3.1.2 (regels uitvoerbaarheid), 3.1.6 (plantoelichting) en 3.3.1. (akoestisch onderzoek). Onderhavige onderbouwing belicht alle relevante aspecten vanuit de ruimtelijke ordening en toont aan dat de ontwikkeling vanuit ruimtelijke oogpunt verantwoord is.