direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijf
Plan: Centrum
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0147.BpCT2010-vo01

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven en bedrijfsactiviteiten, voor zover deze voorkomen in de categorieën A en B1 van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' en met uitzondering van inrichtingen aangewezen in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Milieubeheer;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', tevens een bedrijfswoning;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': een nutsvoorziening;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1', tevens een bedrijf met de SBI-code 4544;
  • e. parkeervoorzieningen op eigen terrein;

met de daarbij behorende:

  • f. groenvoorzieningen en tuinen;
  • g. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. verhardingen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • c. de gebouwen dienen vanaf de maximaal toegestane goothoogte (kniklijn) te worden afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling niet meer mag bedragen dan 60°, met dien verstande dat:
    • 1. tussen de toegestane (denkbeeldige) dakvlakken met een helling van 60° (de envelop) ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60° en rechtopstaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels zijn toegestaan;
    • 2. overschrijding van de (denkbeeldige) 60°-lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis. Bouwdelen van ondergeschikte betekenis aan de voorgevel mogen niet meer dan tweederde van de breedte van het dakvlak beslaan.

3.2.2 Bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • b. de bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 5,5 m;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf met een maximum van 50 m².

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. voor de voorgevelrooilijn mag de hoogte maximaal 1 m bedragen, met dien verstande dat de maximale hoogte van een vlaggenmast 5 m bedraagt;
  • b. achter de voorgevelrooilijn mag de hoogte maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de maximale hoogte van een vlaggenmast 5 m bedraagt;
  • c. de breedte van een reclameobject mag niet meer dan 1 m bedragen.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en de rampenbestrijding.

3.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
    • 1. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
    • 2. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
    • 3. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
    • 4. activiteiten uit kolom 1 van de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.
  • b. Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
    • 1. seksinrichtingen;
    • 2. woningen, met uitzondering van het bepaalde in 3.1 onder b;
    • 3. open opslag- of bergplaats van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en/of stoffen en/of materialen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
    • 4. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
    • 5. zelfstandige horeca.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 3.1 sub a ten behoeve van de vestiging van een bedrijf, vermeld in categorie B2 of C van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging', dan wel voor de vestiging van een bedrijf dat niet in de categorieën A en B1 van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'is vermeld met dien verstande dat:

  • a. het bedrijf binnen en buiten het plangebied naar aard en invloed op de omgeving en verschijningsvorm geen onevenredige milieubelasting mag opleveren;
  • b. bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluidshinder, geurproductie, stofuitworp, trillinghinder, gevaar, straling, visuele hinder, verontreiniging van lucht, bodem en grondwater.