direct naar inhoud van Artikel 6 Wonen
Plan: Bornsche Maten, Uitwerkingsplan Singelwonen, deelgebied Wilde Wonen
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0147.BpBMuw003-vg01

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, waarbij het aantal woningen minimaal 20 moet bedragen en maximaal 50 mag bedragen;
  • b. inwoning;
  • c. een beroep aan huis, met dien verstande dat maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning en bijgebouwen ten behoeve van die activiteiten in gebruik mag zijn tot een absoluut maximum van 45 m²;

met de daarbij behorende:

  • d. parkeervoorzieningen op eigen terrein;
  • e. tuinen en erven.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. per bouwperceel is maximaal één vrijstaande woning toegestaan;
  • b. de afstand tussen de voorgevellijn en de voorste bouwperceelgrens moet minimaal 3 m en mag maximaal 7 m bedragen;
  • c. de afstand tussen het hoofdgebouw en de zijdelingse bouwperceelgrens moet minimaal 2 m bedragen;
  • d. de afstand tussen het hoofdgebouw en de achterste bouwperceelsgrens moet minimaal 5 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag maximaal 11 m bedragen;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e. mag binnen een afstand van 8 m vanaf de achterste bouwperceelgrens de goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw maximaal 4 m en 6 m bedragen.
6.2.2 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. er zijn geen bijgebouwen toegestaan:
    • 1. voor de voorgevellijn;
    • 2. binnen een afstand van 3 m achter de voorgevellijn;
  • b. in afwijking van het bepaalde in 6.2.2 onder a. mag aan een voorgevel dan wel aan een zijgevel van het hoofdgebouw, die grenst aan de weg of het openbare groen, een portaal of erker worden gebouwd, met een oppervlakte van maximaal 6 m², een diepte van maximaal 1,5 m en een goothoogte van maximaal 3 m;
  • c. met uitzondering van het bepaalde in 6.2.4 en 6.2.5 mag de bouwhoogte van bijgebouwen maximaal 5,5 m bedragen;
  • d. met uitzondering van het bepaalde in 6.2.4 en 6.2.5 mag de goothoogte van bijgebouwen maximaal 3 m bedragen, met dien verstande dat de goothoogte van een met het hoofdgebouw verbonden bijgebouw maximaal:
    • 1. 3 m of;
    • 2. de hoogte van de eerste bouwlaag of;
    • 3. de hoogte van het verlengde van de dakhelling van het hoofdgebouw;

mag bedragen.

6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. met uitzondering van het bepaalde in 6.2.5 mag de hoogte voor de voorgevellijn maximaal 1 m bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de hoogte van een vlaggenmast maximaal 5 m mag bedragen;
    • 2. de hoogte van tuinmeubilair maximaal 2 m mag bedragen;
    • 3. de hoogte van speeltoestellen maximaal 3 m mag bedragen;
  • b. in afwijking van het bepaalde in 6.2.4 en 6.2.5 mag de hoogte achter de maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de hoogte van een vlaggenmast maximaal 5 m mag bedragen;
    • 2. de hoogte van tuinmeubilair en speeltoestellen maximaal 3 m mag bedragen;
  • c. indien sprake is van een beroep of bedrijf aan huis is maximaal één reclame-object per bouwperceel toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. een vrijstaand reclame-object is toegestaan voor de voorgevellijn
    • 2. de hoogte van een vrijstaand reclame-object niet meer dan 1,20 m mag bedragen;
    • 3. de breedte van een vrijstaand reclame-object voor de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen;
    • 4. aan de gevel van een gebouw op de eerste bouwlaag een reclame-object is toegestaan met een maximale oppervlakte van 0,20 m².
6.2.4 Overkappingen, niet zijnde carports

Overkappingen, niet zijnde carports, zijn onverminderd het overige bepaalde in 6.2.2 sub a. toegestaan tot een bouwhoogte van maximaal 3 m en een oppervlakte van maximaal 20 m².

6.2.5 Carports

Voor het bouwen van carports geldt de volgende regel:

carports mogen tot in de voorgevellijn gebouwd worden tot een bouwhoogte van maximaal 3 m en een oppervlakte van maximaal 30 m2, met dien verstande dat:

  • a. de kap maximaal 0,5 meter voor de voorgevellijn mag uitsteken;
  • b. de carport geen (tot de carport zelf behorende) wanden mag hebben;
  • c. de carport aan het hoofdgebouw moet worden vastgebouwd.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

a. de situering, afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

b. de aanleg en omvang van parkeergelegenheid;

  • 1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • 2. ter waarborging van de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • 3. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • 4. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • 5. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
6.4 Afwijken van de bouwregels

Bevoegd gezag is bevoegd in afwijking van het bepaalde in 6.2.3 onder a. omgevingsvergunning te verlenen voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de voorgevellijn tot een bouwhoogte van maximaal 2 m, met dien verstande dat er vanaf 1 m hoogte sprake moet zijn van een open constructie.

6.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

6.6 Afwijken van de gebruiksregels
6.6.1 Bedrijf aan huis

Bevoegd gezag is bevoegd in afwijkeing van het bepaalde in 6.1 omgevingsvergunning te verlenen voor de uitoefening van een bedrijf aan huis in het hoofd- of bijgebouw, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden moet blijven;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    • 1. geen omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, dat onder de werking van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Milieubeheer valt, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
    • 2. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
    • 3. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • c. het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. het parkeren zoveel mogelijk op eigen terrein moet plaatsvinden;
  • e. geen detailhandel mag plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw;
  • f. maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van een bedrijf aan huis in gebruik mag zijn, zulks met een absoluut maximum van 45 m².