direct naar inhoud van 2.1 Algemeen
ontwerp
NL.IMRO.0147.BpBGpb002-ow01

2.1 Algemeen

Met de aangevraagde omgevingsvergunning tot buitenplans afwijken van het bestemmingsplan wordt voorzien in de planologisch regeling van een uitbreiding van de binnenrijhal. De uitbreiding, welke wordt beoogd aan de binnenrijhal, bevindt zich binnen 25 meter van de bestaande bebouwingsgrens en is met een afwijkingsprocedure in het vigerend bestemmingsplan geregeld. Omdat, zoals uit onderstaande luchtfoto blijkt, de beoogde uitbreiding gelegen is in een gebied dat reeds is geasfalteerd, kan het onderzoek naar de ruimtelijke relevante aspecten zeer beperkt blijven. De uitbreiding van bebouwing heeft tot doel de bedrijfsvoering van de paardenhouderij te verbeteren, er zal geen sprake zijn van uitbreiding in dieraantallen. De uitbreiding betreft een gesloten gebouw waarbinnen rijpaarden worden getraind. Het onderzoek van de milieutechnische aspecten van deze wijziging zal dan ook beperkt zijn. Hoewel met de verbouwing de afstanden ten opzichte van bijvoorbeeld geur/licht en geluidgevoelige objecten zal veranderen, is er geen sprake van activiteiten die een grotere hinder teweeg brengen. Een en ander zal nader toegelicht worden in deze onderbouwing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpBGpb002-ow01_0006.png"
Luchtfoto met beoogde uitbreiding rijhal van 10 meter.
Bron: Google; DLV Bouw, Milieu en Techniek B.V..

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpBGpb002-ow01_0007.png" Situatietekening beoogde uitbreiding.
Bron: DLV Bouw, Milieu en Techniek B.V..

2.1.1 Noodzaak

Gezien de normen vanuit de paardenhouderijtak voldoet de rijhal, zoals in de huidige situatie aanwezig is, niet aan de noodzakelijke afmetingen voor oefeningen. Daarnaast is een permanent toezicht op het bedrijf noodzakelijk.

Een paardenhouderij is door de vaak hoge verkoopopbrengsten niet te vergelijken met andere diersectoren voor wat betreft aandacht en begeleiding. Zeker niet met de intensieve sectoren en in mindere mate met de rundveesector. Feitelijk is een sportstal een vierentwintig-uurs bedrijf waarbij de dieren (nagenoeg) individueel begeleid worden. Zo krijgen de paarden vier keer per dag voer (de eerste keer om 7.00 uur en de laatste keer om 21.30 uur). Elk paard krijgt een bepaalde tijd per dag weidegang. Bij koud weer worden de paarden voorzien van een deken. Deze moet voor en na de weidegang of training weer omgewisseld worden. Ruiters moeten 's morgens al vroeg naar concours en komen 's avonds laat terug.

Daarnaast spelen ook nog de belangrijke aspecten van dierwelzijn en veiligheid. Deze maken een continu toezicht nodig. Zo zijn paarden gevoelig voor koliek. Hierbij is een direct ingrijpen noodzakelijk om erger (dood) te voorkomen. Het omgaan met paarden (verzorgen en berijden) brengt risico's met zich mee als vallen of getrapt worden. Iemand die, op de achtergrond, een oogje in het zeil houdt is absoluut gewenst. Ook bij het laden en lossen van paarden is hulp van een tweede persoon vaak noodzakelijk. Ook de vaak wisselende weersomstandigheden maken het continue toezicht noodzakelijk.

De dieren op dit bedrijf worden gezien hun waardeontwikkeling verzekerd. De verzekeraar stelt als voorwaarde dat er een continu toezicht op de kostbare dieren plaatsvindt. Kortom voor een bedrijf van deze omvang en deze kostbare paardenstapel, is continu toezicht onontbeerlijk. De aanwezigheid van slaapkamers/rustruimtes op dit bedrijf wordt dan ook noodzakelijk geacht. Deze kunnen flexibel gebruikt worden door degene die “slaapdienst” heeft.

Op paardenbedrijven spelen vaker huisvestingproblemen van personeel. De aard van de activiteiten, namelijk de verzorging van dieren, verlangt altijd een toezichthouder die in de buurt van de dieren verblijft. Zeker daar waar de bedrijfsvoerder ook zelf de paarden traint en uitbrengt op wedstrijden, is dit toezicht houden onmogelijk door de eigenaar/ruiter zelf. Deze is immers vaak met de training van de paarden bezig en/of op wedstrijd. Het toezicht wordt dan overgenomen door een van de grooms.

Bij grote sportstallen speelt daarnaast ook, dat er vaak binnen het bedrijf stagiaires, van een van de hippische opleidingen, worden opgeleid. In de nota Paardenhouderij en Ruimtelijke Ordening wordt in art. 12.4 de noodzaak voor een verblijfsruimte voor deze stagiaires nader beargumenteerd. Kort vertaald, is het opleiden voor de hippische sector vaak een kwestie van ervaring opdoen. Dit kan niet in de schoolbanken plaatsvinden. Om die reden bestaat een groot gedeelte van de hippische opleidingen uit praktijklessen en stages. Bij voorkeur vinden deze stages plaats bij sportstallen, waar een leerling gelijk met veel facetten van de hippische sector te maken krijgt en daarmee veel ervaring opdoet. Deze stages vinden bijna altijd intern plaats. Dit betekent dat een leerling, de bedrijfsvoering 24 uur per dag kan volgen, en de gehele dag mee kan helpen met de verzorging van de dieren. Voor een stagiaire dient er dus een plaatsje op het bedrijf te worden ingericht. Vaak wordt dit opgelost (met name bij bestaande bedrijven) door het plaatsen van een woonunit of stacaravan op het bedrijfsterrein. Dit is in onderhavig geval echter niet gewenst. Door de slaapplaats in te passen in de bestaande bebouwing wordt “verrommeling” van het erf voorkomen.

Om de noodzaak van de ontwikkeling verder aan te tonen is een bedrijfsplan opgesteld, waaruit blijkt dat de voorgenomen ontwikkeling noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering. Voor dit bedrijfsplan, en dus de onderbouwing van de noodzaak van de ontwikkeling, wordt verwezen naar bijlage 1 van deze onderbouwing.