direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied Borne, herziening Zenderensestraat 2 - Hebbrodweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0147.BpBGhz018-vg01

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Buitengebied Borne, herziening Zenderensestraat 2 - Hebbrodweg' met identificatienummer NL.IMRO.0147.BpBGhz018-vg01 van de gemeente Borne.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 achtergevel

een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, die gelegen is tegenover de voorgevel.

1.6 achtergevellijn

denkbeeldige lijn, die strak loopt langs de achtergevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.7 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden of fokken van dieren, met uitzondering van nieuwe intensieve veehouderijen.

1.8 antenne-installatie

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbijbehorende bevestigingsconstructie.

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.10 bed en breakfast

een verblijfsrecreatieve medegebruiksvorm als ondergeschikte nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf, waarbij periodiek recreatief verblijf wordt verschaft aan ten hoogste 15 personen.

1.11 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, beroep-aan-huis daaronder niet begrepen.

1.12 bedrijf-aan-huis

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.

1.13 bedrijfsgebouw

een gebouw, niet zijnde een woning, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.14 bedrijfswoning

één woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de bestemming.

1.15 beroep-aan-huis

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.

1.16 bestaand bouwwerk

een bouwwerk dat:

  • a. op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan bestaat of in uitvoering is;
  • b. na dat tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarbij de bouwaanvraag voor dat tijdstip is ingediend.
1.17 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.18 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.19 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende vergunning;

1.20 bijgebouw

een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw, dat door zijn ligging en afmeting ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw.

1.21 boerderijkamers

min of meer zelfstandige, inpandige appartementen op een agrarisch bedrijf ten behoeve van periodiek recreatief nachtverblijf voor ten hoogste 15 personen als ondergeschikte nevenactiviteit bij dit bedrijf.

1.22 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.23 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.24 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.25 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel.

1.26 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.27 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.28 carport

een overkapping met een open constructie zonder eigen wanden, aangebouwd aan het hoofdgebouw, bestemd om te dienen als overdekte stalling voor motorrijtuigen op meer dan twee wielen en daarvoor ook toegankelijk.

1.29 containerteelt

een niet-grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteit gericht op het telen van gewassen in potten waarbij zowel in de bodem als op de gronden is inbegrepen: bouwwerken ten behoeve van technische installaties en een beregeningsinstallatie.

1.30 dagrecreatie voorzieningen

voorzieningen ten behoeve van vormen van recreatie, die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf.

1.31 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen, die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.32 extensieve recreatie

recreatief gebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten, dat geen specifiek beslag legt op de ruimte behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden alsmede rust- en picknickplaatsen met bijbehorend meubilair.

1.33 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.34 gevellijn

de aanduiding, waar de voorgevel van een hoofdgebouw naar toe is gekeerd, die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.

1.35 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn ligging en afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.36 ingreep

bodemroerende werkzaamheden die noodzakelijk zijn ten behoeve van het bouwen van (ondergrondse) bouwwerken.

1.37 intensieve veehouderij

een agrarisch bedrijf of een deel daarvan met ten minste 250 m² bedrijfsvloeroppervlak aanwezig is dat wordt gebruikt voor veehouderij volgens de Wet milieubeheer voor het houden van vee, pluimvee of nertsen, waarbij dit houden van vee geheel of nagenoeg geheel plaatsvindt in bebouwing. Het biologisch houden van dieren en het houden van melkrundvee, schapen en paarden wordt niet aangemerkt als intensieve veehouderij.

1.38 kampeermiddel

een tent, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.39 kas

een bedrijfsgebouw van glas of ander lichtdoorlatend materiaal met een hoogte van 1,50 meter of meer ten behoeve van de teelt of veredeling van gewassen, trek-, tunnel-, schaduw-, boog-, gaas- en rolkassen daaronder begrepen, dat door de zon verwarmd wordt en waarin al dan niet wordt gestookt.

1.40 kelder

een onder het peil gelegen deel van een gebouw.

1.41 landschapsplan

een plan bij realisering van nieuwe bouw- en of gebruiksmogelijkheden waarin de ruimtelijke inpassing hiervan in de bestaande situatie wordt beschreven.

1.42 landschapswaarden

de aan een gebied eigen zijnde visueel-ruimtelijke, ecologische en/of cultuurhistorische waarden.

1.43 natuurwaarden

de aan een gebied eigen zijnde ecologische waarden.

1.44 nevenactiviteiten
  • a. verwerking van en (detail)handel in (semi-)agrarische (eind)producten;
  • b. kleinschalige dagrecreatieve activiteiten in de vorm van boerderij- en omgevingsexcursies, en kinderboerderij, culturele of spirituele groepsbijeenkomsten dan wel tentoon-stellingen op het gebied van landbouw, cultuur, natuur of heemkunde;
  • c. zakelijke en maatschappelijke dienstverlening door de gebruiker.
1.45 ondergronds bouwwerk

een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil.

1.46 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, waaronder niet wordt begrepen een carport.

1.47 peil
  • a. voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.48 perceelsgrens

een grenslijn tussen bouwpercelen onderling.

1.49 permanente bewoning

een gebruik van een (gedeelte van een) gebouw of kampeermiddel door eenzelfde persoon of groep van personen als hoofdverblijf.

1.50 plattelandsappartement

een (deel van) een (voormalig) agrarisch gebruikt gebouw welke wordt gebruikt voor recreatief nachtverblijf, waarbij wordt overnacht in zelfstandige eenheden, waarin keuken en/of sanitair zijn ondergebracht, als dan niet in combinatie met een dagverblijf.

1.51 plattelandskamer

een (deel van) een (voormalig) agrarisch gebruikt gebouw welke wordt gebruikt voor recreatief nachtverblijf, waarbij wordt overnacht in kamers en dat - al dan niet in combinatie met een dagverblijf beschikbaar is - en waar keuken en sanitair in een gemeenschappelijke ruimte worden ondergebracht.

1.52 recreatief medegebruik

recreatief medegebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten, dat geen specifiek beslag legt op de ruimte behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden alsmede rust- en picknickplaatsen met bijbehorend meubilair.

1.53 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.54 stacaravan

een kampeermiddel in de vorm van een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen dat, mede gelet op de afmeting, kennelijk niet bestemd is in regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen ook over grotere afstanden als aanhangsel van een auto te worden voortbewogen.

1.55 verblijfsrecreatie

recreatie die mede gericht is op het verstrekken van nachtverblijf.

1.56 vloeroppervlak

de grootte van de oppervlakte van een vloer.

1.57 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.58 voorgevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.59 voorgevelrooilijn

langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft; op een hoekperceel wordt de zijgevellijn, die naar de weg of het openbaar groen is gekeerd, ook beschouwd als voorgevelrooilijn.

1.60 weg

alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.

1.61 woning

een gebouw dat dient voor de zelfstandige huisvesting van maximaal 1 huishouden.

1.62 zijgevel

een gevel van een hoofdgebouw niet zijnde een voor- of achtergevel.

1.63 zijgevellijn

denkbeeldige lijn, die strak loopt langs de zijgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen, met uitzondering van buitenruimten onder de kap waaronder begrepen overdekte terrassen en balkons.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 afstand tot de bouwperceelsgrens:

de kortste afstand van een gebouw tot de (zijdelingse) perceelsgrens van het bouwperceel.

2.7 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.8 bebouwingspercentage:

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel c.q. bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

2.9 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of hart van scheidsmuren).

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Agrarisch met waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een duurzame agrarische bedrijfsuitoefening, met dien verstande dat een intensieve veehouderij niet is toegestaan;
  • b. instandhouding en versterking van de aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden;
  • c. stalling en opslag ten behoeve van het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf;
  • d. medegebruik voor stalling en opslag in de vorm van:
    • 1. stalling en verhuur van paarden en wagens, fietsen en daarmee gelijk te stellen niet-gemotoriseerde vervoermiddelen;
    • 2. opslag van (semi) agrarische en/of particuliere (niet bedrijfsmatige) goederen almede opslag van goederen ten behoeve van een elders uitgeoefend niet-agrarisch bedrijf,

mits:

      • de stalling en opslag inpandig in de bestaande gebouwen op het agrarisch bouwperceel, die minimaal drie jaar in agrarisch gebruik zijn geweest, plaatsvinden;
      • de stalling en opslag plaatsvindt in vrijkomende agrarische bebouwing;
      • de in gebruik zijnde vloeroppervlakte voor opslag en stalling niet meer bedraagt dan 25% van de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen op het agrarisch bouwperceel met een maximum van 500 m2;
  • e. wonen in bedrijfswoningen;
  • f. medegebruik voor extensieve recreatie;
  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak
  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de extensieve dagrecreatie zoals zitbanken en routeborden, mogen worden gebouwd met een maximale hoogte van 3 meter;
  • b. bouwwerken, geen gebouw, sleufsilo of mestopslagplaats zijnde, met een maximale hoogte van 3 meter.
3.2.2 Bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak
3.2.3 Bedrijfswoningen en bijgebouwen binnen het bouwvlak
  • a. het aantal bedrijfswoningen bedraagt niet meer dan twee, met dien verstande dat:
    • 1. de tweede bedrijfswoning gerealiseerd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - tweede bedrijfswoning';
  • b. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m3 bedragen, met uitzondering van overdekte buitenruimten onder de kap van het hoofdgebouw waaronder begrepen overdekte terrassen en balkons met een maximum van 486 m³;
  • c. de goothoogte van de bedrijfswoning mag maximaal 5,5 meter bedragen;
  • d. de minimale dakhelling van de bedrijfswoning bedraagt 35°;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen mag maximaal 75 m2 bedragen;
  • f. de goothoogte en hoogte van een bijgebouw mogen maximaal 3 meter respectievelijk 6 meter bedragen.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak
  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen maximaal 4 meter bedragen;
  • b. de maximale hoogte van silo's bedraagt 12 meter;
  • c. de maximale hoogte van erf- of terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning bedraagt 1 meter;
  • d. de maximale hoogte van erf- of terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn bedraagt 2 meter.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de situering van bebouwing en/of beplanting indien en voorzover dit noodzakelijk is ter bescherming en ontwikkeling van landschapswaarden.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Overschrijding bouwgrens

Voor het bouwen van een bedrijfsgebouw of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met gehele of gedeeltelijke overschrijding van een bouwgrens van het bouwvlak onder de volgende voorwaarden:

  • a. de bouwgrens mag met niet meer dan 25 meter worden overschreden;
  • b. de oppervlakte van het denkbeeldig bouwvlak niet meer dan 1,5 ha bedraagt;
  • c. het denkbeeldig bouwvlak dient zijn compacte vorm te blijven behouden en de vorm van bouwvlak dient zoveel mogelijk te worden gevolgd.
3.4.2 Mestopslag buiten het bouwvlak

Voor het bouwen van een mestopslagplaats buiten het bouwvlak onder de volgende voorwaarden:

  • a. mestopslag binnen het bouwvlak feitelijk of vanwege milieuhygiënische redenen niet mogelijk is en afvoer van mest naar een centrale of gebundelde mestopslagplaats elders niet tot de reële mogelijkheden behoort;
  • b. het betreft een gebundelde mestopslagplaats voor twee of meer in het plangebied gevestigde agrarische bedrijven met een hoogte van maximaal 4 meter en een oppervlakte van maximaal 750 m2;
  • c. de mestopslagplaats direct aansluitend aan het bouwvlak wordt gebouwd.
3.4.3 Grotere bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hoogte van maximaal 15 meter binnen het bouwvlak onder de voorwaarde dat de grotere hoogte noodzakelijk is voor een doelmatige uitoefening van het agrarisch bedrijf.

3.4.4 Vergroten bedrijfswoning

Het vergroten van de inhoud van de bedrijfswoning bij een veehouderijbedrijf tot maximaal 900 m3 onder de volgende voorwaarden:

  • a. de inwoning noodzakelijk is in verband met het benodigde intensieve toezicht op het veehouderijbedrijf dat slechts door minimaal 1,75 volwaardige arbeidskrachten kan worden gehouden;
  • b. het veehouderijbedrijf duurzame werkgelegenheid biedt aan minimaal 1,75 volwaardige arbeidskrachten;
  • c. het aantal woningen op het bouwvlak niet toeneemt.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. seksinrichtingen;
  • b. kleinschalig kamperen;
  • c. permanente bewoning van vrijstaande bijgebouwen;
  • d. permanente bewoning van plattelandskamers of plattelandsappartementen.

3.5.2 Voorwaardelijke verplichting
  • a. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 1 opgenomen Inrichtingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt, uitsluitend indien en voor zover binnen een termijn van 24 maanden na het verlenen van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 1 opgenomen Inrichtingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken onder de volgende voorwaarden:

  • a. de onder 3.3 aangegeven bouwregels met betrekking tot situering en maatvoering van bouwwerken;
  • b. De aanwezige waarden en functies van de omliggende gronden alsmede de belangen van gebruikers niet onevenredig worden geschaad;

voor:

3.6.1 Ondergeschikte nevenactiviteiten

Ondergeschikte nevenactiviteiten zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. de nevenactiviteiten zijn te scharen onder één van de onderstaande activiteiten:
    • 1. verwerking van (detail)handel in (semi-) agrarische (eind)producten;
    • 2. bed & breakfast;
    • 3. kleinschalige dagrecreatieve activiteiten in de vorm van boerderij- en omgevingsexcursies, een kinderboerderij, culturele of spirituele groepsbijeenkomsten dan wel tentoonstellingen op het gebied van landbouw, cultuur, natuur of heemkunde;
    • 4. zakelijke en maatschappelijke dienstverlening door de gebruiker.
  • b. voor zover de nevenactiviteiten inpandig worden uitgeoefend de hiervoor gebruikte oppervlakte maximaal 100 m2 mag bedragen;
  • c. Voor zover de nevenactiviteiten buiten worden uitgeoefend deze binnen het bouwvlak dienen plaats te vinden en de hiervoor gebruikte oppervlakte maximaal 2% van de oppervlakte van het bouwperceel mag bedragen.
3.6.2 Kleinschalig kamperen

Kleinschalig kamperen is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. het kampeerterrein is gelegen binnen het bouwvlak;
  • b. geen stacaravans worden geplaatst;
  • c. sanitaire voorzieningen binnen de bestaande gebouwen worden ondergebracht;
  • d. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing.
3.6.3 Plattelandskamers en plattelandsappartementen

Het realiseren van plattelandskamers of plattelandsappartementen is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. uitsluitend de bestaande, met bouwvergunning gebouwde, gebouwen, die minimaal gedurende drie jaar in agrarisch gebruik zijn geweest, worden gebruikt voor plattelandskamers of plattelandsappartementen. Nieuwbouw is niet toegestaan en het huidig oppervlakte aan bebouwing mag niet worden overschreden;
  • b. de plattelandskamers of plattelandsappartementen worden uitsluitend gebruikt ten behoeve van verblijfsrecreatie;
  • c. de oppervlakte van één plattelandskamer of plattelandsappartement is niet groter dan 50 m2;
  • d. binnen elk bouwvlak bedraagt de totale vloeroppervlakte van de plattelandskamers dan wel plattelandsappartementen niet meer dan 300 m2;
  • e. het kamercomplex vormt ruimtelijke gezien één geheel met de overige bebouwing op het erf of de omgeving en voldoet aan de redelijke eisen van welstand. De karakteristiek van de gebouwen alsmede de complexiteit en de (landschappelijke) kenmerken van het (voormalig boeren) erf worden niet onevenredig aangetast;
  • f. er is sprake van een landschappelijke inpassing, waartoe een landschapsplan is opgesteld;
  • g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • h. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van:

3.7.1 Vormverandering en vergroting bouwvlak tot 1,5 ha

Het wijzigen van de situering van de bouwgrens van het bouwvlak in verband met een vergroting en/of vormverandering van het bouwvlak, mits:

  • a. de vergroting en/of vormverandering van het bouwvlak noodzakelijk is voor een doelmatige uitoefening van het agrarisch bedrijf;
  • b. het bouwvlak geen groter aaneengesloten oppervlakte krijgt dan 1,5 ha;
  • c. het bouwvlak gelet op de daarop aanwezige of geprojecteerde bebouwing een compacte vorm behoudt;
  • d. de aanwezige waarden en functies alsmede de belangen van de eigenaren en/of de gebruikers van omliggende gronden daardoor niet onevenredig worden geschaad.
3.7.2 Splitsing van de bedrijfswoning

Het wijzigen van de bestemming uitsluitend in verband met het splitsen van een bedrijfswoning in maximaal 3 woningen ten behoeve van een gebruik van de nieuwe woningen anders dan als bedrijfswoningen onder de volgende voorwaarden:

  • a. de te splitsen dienstwoning een inhoud heeft van minimaal 1000 m3;
  • b. voor bewoning mogen de bedrijfswoning en de tot hetzelfde gebouw behorende voormalige bedrijfsruimte worden gebruikt;
  • c. na splitsing de inhoud van de afzonderlijke woningen minimaal 300 m3 bedraagt;
  • d. de inhoud van de bouwmassa niet wordt vergroot; er wordt geen aan- of uitbouw gerealiseerd ten behoeve van de splitsing van de bedrijfswoning;
  • e. de karakteristiek van de gebouwen alsmede de complexiteit en de (landschappelijke) kenmerken van het voormalig boerenerf niet onevenredig worden aangetast;
  • f. er dient sprake te zijn van een bedrijfsmatige noodzaak;
  • g. de aanwezige waarden en functies alsmede de belangen van de gebruikers van omliggende gronden niet onevenredig worden geschaad.
3.7.3 Hergebruik vrijkomende agrarische bedrijven voor wonen

Het wijzigen van de bestemming 'Agrarisch met waarden' ter plaatse van een bouwvlak in de bestemming 'Wonen', mits:

  • a. ter plaatse geen agrarisch bedrijf meer wordt uitgeoefend;
  • b. uitsluitend de voormalige bedrijfswoning en de tot hetzelfde gebouw behorende voormalige bedrijfsruimte worden gebruikt voor bewoning;
  • c. het aantal woningen niet toeneemt ten opzichte van het toegestane aantal op het tijdstip waarop het wijzigingsbesluit wordt genomen;
  • d. de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen worden gesloopt, met dien verstande dat per woning maximaal 200 m2 voormalige bedrijfsgebouwen als bijgebouw mag blijven staan;
  • e. de karakteristiek van de gebouwen alsmede de complexiteit en de (landschappelijke) kenmerken van het voormalig boerenerf niet onevenredig worden aangetast;
  • f. de in het plan aan de omliggende gronden toegekende functies en waarden alsmede de belangen van gebruikers daarvan niet onevenredig worden geschaad.
3.7.4 Hergebruik vrijkomende agrarische bedrijven voor recreatie

Het wijzigen van de bestemming 'Agrarisch met waarden' ter plaatse van een bouwvlak in de bestemming 'Recreatie', mits:

  • a. ter plaatse geen agrarisch bedrijf meer wordt uitgeoefend;
  • b. het voor de recreatieve activiteit in gebruik te nemen inpandige vloeroppervlak niet meer dan 500 m2 bedraagt;
  • c. geen nieuwbouw, ten behoeve van de recreatieve activiteit plaatsvindt;
  • d. de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, die niet worden hergebruikt voor de recreatieve activiteit, worden gesloopt, met uitzondering van gebouwen welke zijn aangeduid als een karakteristiek bouwwerk;
  • e. het aantal dienstwoningen niet toeneemt ten opzichte van het toegestane aantal op het tijdstip waarop het wijzigingsbesluit wordt genomen;
  • f. de karakteristiek van de gebouwen alsmede de complexiteit en de (landschappelijke) kenmerken van het voormalig boerenerf niet onevenredig worden getast;
  • g. de visuele uitstraling van de recreatieve activiteit aansluit bij de landelijke omgeving, in verband waarmee zonodig maatregelen worden genomen voor een goede landschappelijke inpassing;
  • h. de recreatieve activiteit geen onevenredige verkeersaantrekkende werking heeft en parkeren plaatsvindt op eigen terrein;
  • i. de in het plan aan de omliggende gronden toegekende functies en waarden alsmede de belangen van de gebruikers daarvan niet onevenredig worden geschaad.
3.7.5 Hergebruik vrijkomende agrarische bedrijven voor plattelandskamers en plattelandsappartemten

Het wijzigen van de bestemming 'Agrarisch met waarden' ter plaatse van een bouwvlak in de bestemming 'Recreatie', mits:

  • a. ter plaatse geen agrarisch bedrijf meer wordt uitgeoefend;
  • b. uitsluitend de bestaande met vergunning opgerichte, gebouwen, die minimaal drie jaar in agrarisch gebruik zijn geweest worden gebruikt voor plattelandskamers en plattelandsappartementen. Nieuwbouw is niet toegestaan en het huidig oppervlakte aan bebouwing mag niet worden overschreden;
  • c. de plattelandskamers danwel plattelandsappartementen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van verblijfsrecreatie;
  • d. de oppervlakte van één plattelandskamer danwel plattelandsappartement bedraagt maximaal 100 m²;
  • e. de totale oppervlakte van de plattelandskamers danwel plattelandsappartementen bedraagt maximaal 500 m²;
  • f. de plattelandskamers danwel plattelandsappartementen kunnen in twee verdiepingen worden gerealiseerd (één laag en kap);
  • g. het kamercomplex ruimtelijk gezien één geheel vormt met de overige bebouwing op het erf/in de omgeving en voldoet aan de redelijke eisen van welstand. De karakteristiek van de gebouwen alsmede de complexiteit en de landschappelijke kenmerken van het (voormalig boeren) erf worden niet onevenredig aangetast;
  • h. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • i. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • j. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing en erfinrichting door middel van een erfinrichtings- en/of beplantingsplan waartoe een (landschaps)deskundige wordt geraadpleegd.
3.7.6 Hergebruik vrijkomende agrarische bedrijven voor bedrijven

Het wijzigen van de bestemming 'Agrarisch met waarden' ter plaatse van een bouwvlak in de bestemming 'Bedrijf' mits:

  • a. ter plaatse geen agrarisch bedrijf meer wordt uitgeoefend;
  • b. het te vestigen bedrijf voorkomt binnen de categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten
  • c. het te vestigen bedrijf, voor wat betreft de mate van milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld kan worden aan een bedrijf behorende tot ten hoogste categorie 3.1 als bedoeld in de bijgevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • d. het in gebruik te nemen inpandige vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 300 m2, met uitzondering van opslagbedrijven en caravanstalling waarvoor het maximum inpandig vloeroppervlak 500 m2 mag bedragen;
  • e. geen nieuwbouw van bedrijfsgebouwen plaatsvindt;
  • f. de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, die niet worden hergebruikt, worden gesloopt, met uitzondering van gebouwen welke op de verbeelding de bouwaanduiding 'karakteristiek' hebben;
  • g. het aantal woningen niet toeneemt ten opzichte van het toegestane aantal op het tijdstip waarop het wijzigingsbesluit wordt genomen;
  • h. het bedrijf geen buitenopslag met zich meebrengt;
  • i. de karakteristiek van de gebouwen alsmede de complexiteit en de (landschappelijke) kenmerken van het voormalig boerenerf niet onevenredig worden aangetast;
  • j. de visuele uitstraling aansluit bij de landelijke omgeving, in verband waarmee zonodig maatregelen worden genomen voor een goede landschappelijke inpassing;
  • k. het gebouw geen onevenredige verkeersaantrekkende werking heeft en parkeren plaatsvindt op eigen terrein;
  • l. de in het plan aan de omliggende gronden toegekende functies en waarden alsmede de belangen van de gebruikers daarvan niet onevenredig worden geschaad.
3.7.7 Hergebruik vrijkomende agrarische bedrijven voor nieuwe landhuizen

Het wijzigen van de bestemming 'Agrarisch met waarden' in de bestemming 'Wonen - Landhuis', mits:

  • a. ter plaatse geen agrarisch bedrijf meer wordt uitgeoefend;
  • b. alle voormalige agrarische bedrijfsgebouwen worden gesloopt, met dien verstande, dat voor de realisering van een landhuis minimaal 800 m2 dient te worden gesloopt;
  • c. ten behoeve van het landhuis één gebouw is toegestaan met een inhoud van maximaal 2000 m3, inclusief bijgebouwen en te behouden karakteristieke bebouwing, en een hoogte van maximaal 12 meter;
  • d. aan huis gebonden beroepen zijn toegestaan;
  • e. bijgebouwen zijn toegestaan met een hoogte van maximaal 5,5 meter;
  • f. ten minste 1,5 ha aansluitend gebied wordt ingericht ten behoeve van de versterking van landschappelijke waarden;
  • g. de in het plan aan de omliggende gronden toegekende functies en waarden alsmede de belangen van de gebruikers daarvan niet onevenredig worden geschaad.
3.8 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.8.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, of te laten uitvoeren:

  • a. het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - hoogteverschillen'.
3.8.2 Afwegingskader

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.8.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige waarden, en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

3.8.3 Uitzondering vergunningplicht

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.8.1 is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden binnen het bouwvlak;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • c. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende omgevingsvergunning.

Artikel 4 Waarde - Archeologie 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden hebben een hoge verwachtingswaarde en zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de aan de gronden eigen zijnde aanwezige danwel te verwachten archeologische waarden.

4.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen alleen bouwwerken buiten het bouwvlak worden opgericht ten behoeve van aanvullend of definitief archeologisch onderzoek.

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan in afwijking van het bepaalde in 4.2 omgevingsvergunning verlenen voor het bouwen van bouwwerken die zijn toegestaan krachtens de regels behorende bij de ter plaatse geldende bestemming, mits is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

4.3.2 Uitzonderingen
  • a. op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;
  • b. het bouwplan betrekking heeft op wijziging of vervanging van bestaande bebouwing en de bestaande fundering wordt benut;
  • c. het bouwen van bouwwerken plaatsvindt binnen het bouwvlak;
  • d. het nieuw te bouwen oppervlak kleiner is dan 2.500 m².
4.3.3 Advies

Alvorens het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 4.3.1, wint zij schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • f. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen van gronden en het rooien van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd.
4.4.2 Beoordelingskader

Een omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

4.4.3 Uitzonderingen

Het in 4.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken of werkzaamheden:

  • a. werken of werkzaamheden die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. werken of werkzaamheden waarbij bodemingrepen plaatsvinden:
    • 1. op een diepte van minder dan 0,4 m;
    • 2. op een diepte van 0,4 m of meer, maar over een oppervlakte tot maximaal 2.500 m²;
  • c. werken of werkzaamheden die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende omgevingsvergunning;
  • d. werken of werkzaamheden gericht op aanvullend of definitief archeologisch onderzoek.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Ondergrondse werken en werkzaamheden

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

6.2 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van het bepaalde in sub b;
  • b. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m²;
  • c. in aanvulling op het bepaalde sub a is per bouwperceel maximaal 1 niet-overdekt zwembad toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het zwembad dient te worden gebouwd achter de achtergevel of het verlengde daarvan en op een afstand van ten minste 3 meter van zijdelingse en achterste perceelsgrens;
    • 2. het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut;
    • 3. de oppervlakte van het zwembad mag maximaal 50 m2 bedragen;
  • d. in aanvulling op het bepaalde sub a is per bouwperceel maximaal 1 overdekt zwembad toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het zwembad is uitsluitend toegestaan in hoofd- en bijgebouwen;
    • 2. het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut;
    • 3. de oppervlakte van het zwembad mag maximaal 50 m2 bedragen;
  • e. de bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3 meter onder peil, met dien verstande dat een voorziening ten behoeve van de waterhuishouding tot maximaal 6 meter onder peil gebouwd mag worden.
6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2 sub d voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarden dat:

  • a. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- en/of opslagplaats voor normaal onderhoud, gebruik en beheer en met uitzondering van een gebruik als stort- en/of opslagplaats zoals uitdrukkelijk toegestaan ingevolge het bepaalde in deze regels;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan hetgebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan als stallings- en/of opslagplaats voor normaal onderhoud, gebruik en beheer;
  • c. een gebruik van gronden voor het beproeven van motorvoertuigen alsmede voor de beoefening van de motorsport en de modelvliegsport en voor het racen of crossen van motorvoertuigen;
  • d. een gebruik van gronden als kleinschalig kampeerterrein, met uitzondering van een gebruik als kleinschalig kampeerterrein zoals uitdrukkelijk is toegestaan ingevolge het bepaalde in deze regels;
  • e. een gebruik van gronden en bouwwerken voor inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;
  • f. een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, met uitzondering van een gebruik voor (detail)handel zoals uitdrukkelijk toegestaan ingevolge het bepaalde in deze regels;
  • g. een gebruik van:
    • 1. gebouwen, niet zijnde een bedrijfswoning;
    • 2. kampeermiddelen;
    • 3. plattelandskamers of plattelandsappartementen;

voor permanente bewoning.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

Indien niet op grond van een andere regel van deze regels afgeweken kan worden kan het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan ten behoeve van:

  • a. het afwijken van de in de regels voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%;
  • b. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van een bouwgrens ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad. De afwijking mag ten hoogste 5 meter bedragen;
  • c. de sub a en b genoemde afwijkingen mogen slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten aanzien van:

  • a. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad. De afwijking mag ten hoogste 5 meter bedragen;
  • b. het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van het plan, worden gewijzigd.

Artikel 10 Algemene procedureregels

Bij toepassing van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.

Artikel 11 Overige regels

Indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het moment van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig krachtens een omgevingsvergunning afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voor-heen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Buitengebied Borne, herziening Zenderensestraat 2 - Hebbrodweg.