direct naar inhoud van 2.2 Provinciaal beleid
Plan: Buitengebied Borne, herziening Lodiek Landen 1
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0147.BpBGhz008-vg01

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Omgevingsvisie Overijssel (2009)

Op 1 juli 2009 is de Omgevingsvisie vastgesteld door Provinciale Staten van Overijssel. In dit beleidsplan zijn het provinciale streekplan, verkeer- en vervoerplan, waterhuishoudingsplan en milieubeleidsplan samengevoegd tot één Omgevingsvisie. Hierin geeft de provincie haar visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel tot 2030.

De Twentse zandgebieden (zuidoost Overijssel) is één van de zogenaamde windstreken die in de visie in detail is uitgelicht. Benoemd wordt dat Twente behoort tot de economische kerngebieden van Nederland en beschikt over internationale verbindingen over weg en spoor (A1-corridor) en over water wordt ontsloten via het Twentekanaal. De netwerkstad Twente (Enschede, Hengelo, Oldenzaal, Borne en Almelo) wordt dan ook als stedelijk netwerk beschouwd van nationale betekenis. Dit gebied grenst direct aan een uitzonderlijk mooi historisch landschappelijk gebied waardoor het wonen in het stedelijk gebied sterk verhoogd wordt. Er worden kansen gezien voor de verrijking in de diversiteit aan woonmilieus rondom het stedelijk netwerk.

De hoofdambitie is om de positie van Twente als hoogwaardige internationale kennisregio verder uit te bouwen door kwalitatieve economische groei en het benutten van de bestaande gebiedskenmerken. Voor stedelijke gebieden binnen de provincie is een reconstructiezonering opgenomen dat inzichtelijk maakt tot waar het stedelijk gebied maximaal mag uitbreiden. Dit geldt ook voor de gemeente Borne.

Enkele belangrijke beleidskeuzes waarmee Provinciale staten hun ambities willen realiseren:

  • Een continu en beleefbaar watersysteem als dragende structuur van Overijssel: de wateropgave wordt meer met natuuropgaven verbonden. Gestreefd wordt naar realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur in 2018.
  • Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik bij bebouwing door de zogenaamde 'SER-ladder' als regel voor Overijssel in te voeren. Deze methode gaat ervan uit dat eerst het gebruik van de ruimte wordt geoptimaliseerd, dan de mogelijkheid van meervoudig ruimtegebruik wordt onderzocht en dan pas de mogelijkheid om het ruimtegebruik uit te breiden wordt bekeken.
  • Ruimtelijke plannen dienen te worden ontwikkeld aan de hand van gebiedskenmerken en keuzes voor duurzaamheid.
  • Ontwikkelingsmogelijkheden voor landbouw zullen worden zekergesteld, maar wel met behoud en versterking van ruimtelijke kwaliteit.

Ontwikkelingsperspectief

Op de Ontwikkelingsperspectievenkaart behorende bij de Omgevingsvisie is het plangebied Lodiek Landen 1 aangeduid als "Buitengebied, accent veelzijdige gebruiksruimte". Deze gebieden zijn gericht op gespecialiseerde landbouw, naast mengvormen van landbouw met andere functies. De toevoeging van de dienstwoning betreft een versterking van een bestaand landbouwbedrijf, zodat het initiatief past binnen het provinciale beleid.Het toekomstig bouwperceel heeft een omvang van 2 ha. De provincie Overijssel stelt in de Omgevingsvisie dat bij een uitbreiding van een agrarisch bouwperceel, groter dan 1,5 ha geinvesteerd dient te worden in de omgevingskwaliteit. De ruimtelijke kwaliteit dient te worden verbeterd. De provincie Overijssel hanteert een drietal factoren die bepalend zijn voor de balans tussen de ontwikkeling en de hoogte van de kwaliteitsprestaties. Het gaat om de volgende factoren:

1. gebiedseigen of gebiedsvreemde functie;

2. schaal/impact op de omgeving;

3. eigen belang/maatschappelijk belang.

In casu is sprake van een gebiedseigen functie die past in het ontwikkelingsperspectief van het gebied, het betreft een uitbreiding van een bestaand agrarisch bouwperceel. De impact van de functie op de omgeving is daarnaast als klein. In het gebied zijn meerdere agrarische bedrijven gevestigd. De ontwikkeling is aan te merken als een maatschappelijk belang. De huidige initiatiefnemer is namelijk een wijker vanuit het bedrijventerrein De Veldkamp. Het bedrijventerrein De Veldkamp is enkele jaren geleden, samen met de gemeente Hengelo, ontwikkeld om te kunnen voldoen aan de vraag naar ruimte voor de vestiging van bedrijven. Daarom kon het bedrijf van initiatiefnemer niet in het gebied De Veldkamp blijven.

Omdat het overgrote deel van het perceel uit bos bestaat en vanwege het feit dat het perceel nabij een es is gelegen, waar openheid moet worden behouden, is geen erfbeplantingsplan opgesteld. De woning zal worden ingepast door deze tegen het bos aan te situeren en voor het overige zoveel mogelijk openheid te behouden. In het kader van de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving heeft initiatiefnemer elders in de omgeving een tegenprestatie geleverd. Deze bestaat uit een bijdrage van initiatiefnemer aan de aanleg en realisatie van het Kloosterpad in het buitengebied van onze gemeente. Het Kloosterpad is een wandelroute die wandelaars voert langs religieuze en historische plekken door het buitengebied van Borne. Dit is vastgelegd in een gebruiksovereenkomst, gesloten tussen initiatiefnemer en de gemeente.

2.2.2 Omgevingsverordening Overijssel (2009)

Op 1 juli 2009 is de Omgevingsverordening door Provinciale Staten van Overijssel vastgesteld. De Verordening bevat regels als bedoeld in artikel 4.1 eerste lid Wet ruimtelijke ordening en stelt regels aan de inhoud van gemeentelijke bestemmingsplannen. Er wordt nadrukkelijk gestuurd op ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid. Uitgangspunt is dat verstedelijking en economische activiteiten gebundeld worden ten behoeve van een optimale benutting van bestaand bebouwd gebied.

2.2.3 Natuurgebiedsplan 2008

In dit plan wordt nader uitwerking gegeven aan de begrenzing van de beheersgebieden en de nieuw te ontwikkelen natuurgebieden in Overijssel ter realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en de natuurdoelen buiten de EHS. De EHS in Overijssel is vastgesteld in het oude Streekplan Overijssel 2000+ en in de nieuwe Omgevingsvisie.

2.2.4 Regionaal waterplan Overijssel

De Omgevingsvisie Overijssel 2009 bevat het provinciale waterbeleid en is daarmee ook het Regionaal Waterplan op basis van de nieuwe Waterwet (nu nog ‘plan voor de waterhuishouding’ op basis van de Wet op de Waterhuishouding). In de omgevingsvisie wordt het provinciale beleid geschetst voor de hele fysieke leefomgeving. Door deze integrale aanpak is een optimale afstemming van beleid gerealiseerd tussen water en ruimtelijke ordening. Water is een dragende factor in het beleid in de Omgevingsvisie, doordat de laag van bodem, natuur en watersysteem de basis vormt van het ontwikkelingsperspectief. Binnen het waterbeheer kunnen verschillende functies worden onderscheiden voor oppervlaktewater en grondwater. Op basis van het provinciaal belang worden de functies benoemd, onderscheiden naar gebruiksfuncties en gebiedsfuncties. Daarbij wordt ook aangegeven welk gewicht deze functie heeft in de afweging met andere ruimtelijke gebiedsfuncties, zoals verstedelijking, infrastructuur, natuurontwikkeling, recreatie en dergelijke. Met het hanteren van een gedifferentieerde gewichtenset wordt op een genuanceerde wijze invulling gegeven aan het principe dat water een meer sturende rol moet vervullen in de ruimtelijke ontwikkeling.

2.2.5 Reconstructieplan Salland-Twente incl. partiele herziening reconstructieplan juli 2009

Op 15 september 2004 is het Reconstructieplan Salland-Twente door Provinciale Staten vastgesteld. Om het Reconstructieplan Salland-Twente aan te passen aan de Omgevingsvisie Overijssel is een partiële herziening van het Reconstructieplan Salland-Twente vastgesteld.

Verwevenheid en verbondenheid zijn volgens dit plan de belangrijkste kenmerken van Twente. Landschap, landbouw en natuur kunnen niet zonder elkaar. Twente is een gevarieerd gebied dat qua landschap, cultuurhistorie en rust veel te bieden heeft. Een rijke historie van landbouw, textielindustrie en landgoederen gecombineerd met een grote variatie aan landschappen, rivieren, weteringen en beken, veenontginningen, stuwwallen en eeuwenoude coulisselandschappen kenmerkt dit gevarieerde gebied. Twente heeft, net als andere zandgebieden in Nederland, te maken met een hoge veedichtheid. In deze zogenaamde concentratiegebieden is de intensieve veehouderij sterk vertegenwoordigd en doen zich verschillende problemen voor die nauw met elkaar samenhangen. Kern van de problematiek is dat landbouw, wonen, werken, mobiliteit, recreatie, natuur en landschap elkaar te vaak in de weg zitten. Gevolg is dat de economische functies in het landelijk gebied beperkt worden in hun ontwikkelingsmogelijkheden, met alle nadelige gevolgen van dien voor de sociaal-economische vitaliteit en leefbaarheid van het gebied. Veel veehouderijen kunnen zich op hun huidige plek niet meer ontwikkelen vanwege de geur- en ammoniakregels. De laatste jaren is gebleken dat de grote veedichtheid en de ruimtelijke structuur van de (intensieve) veehouderij kan leiden tot grote veterinaire problemen voor de sector. Bovendien zijn de financiële en maatschappelijke gevolgen van een veterinaire crisis groot. De belangrijkste maatregelen en voorzieningen die in het Reconstructieplan worden aangegeven, zijn:

  • verplaatsen, beëindigen of omschakelen van bedrijven en/ of woningen, om ruimtelijke en milieutechnische problemen op te lossen;
  • sloop van ontsierende stallen (middels Rood voor rood-regeling; zie hoofdstuk 4);
  • realisering van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS);
  • uitvoeren van watermaatregelen;
  • extensiveren van melkveebedrijven in kwetsbare gebieden door herverkaveling en
  • kavelruil;
  • inspelen op en stimuleren van initiatieven voor nieuwe economische dragers in het landelijk gebied (middels VAB-beleid; zie hoofdstuk 3);
  • stimuleren van initiatieven ter versterking van sociale leefbaarheid;
  • actualiseren van verleende vergunningen en vigerende ruimtelijke plannen ten
  • aanzien van de intensieve veehouderij, met prioriteit voor het extensiveringsgebied.

Hoofdlijn van het beleid is dat de intensieve veehouderij langzaam uit het extensiveringsgebied zal verdwijnen en zich (verder) zal concentreren in het landbouwontwikkelingsgebied en op aan te wijzen sterlocaties in het verwevingsgebied. In het Reconstructieplan wordt onder intensieve veehouderij het volgende verstaan:

‘een agrarisch bedrijf of een deel daarvan met ten minste 250 m2 bedrijfsvloeroppervlak dat wordt gebruikt voor veehouderij volgens de Wet milieubeheer en waar geen melkrundvee, schapen, paarden, of dieren ‘biologisch’ en waar geen dieren worden gehouden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer’.

Op grond van de Reconstructiewet concentratiegebieden is het plangebied ingedeeld in drie zones: landbouwontwikkelingsgebieden, verwevingsgebieden en extensiveringsgebieden.

Dit wordt de reconstructiezonering genoemd. In het buitengebied van de gemeente Borne komt alleen verwevingsgebied voor (met uitzondering van de afvalverwerkingsplaats). In het reconstructieplan is per zone in detail bepaald welke ruimte er wordt geboden aan intensieve veehouderijen. Gemeenten zijn verplicht dit beleid één op één in het bestemmingsplan over te nemen. Voor het verwevingsgebied geldt het volgende beleid:

  • het mogelijk maken van en handhaven van veel functies naast elkaar en in combinatie met elkaar;
  • ruimte bieden aan meerdere functies;
  • de landbouw, waaronder intensieve veehouderij, ruimte bieden;
  • extra kansen bieden door de ontwikkeling van sterlocaties voor de intensieve veehouderij.

Het verwevingsgebied is gericht op verweving van landbouw, wonen en natuur, waar hervestiging of uitbreiding van de intensieve veehouderij mogelijk is, zolang de ruimtelijke kwaliteit of functies van het gebied zich daar niet tegen verzetten. Nieuwvestiging van intensieve veehouderij is uitgesloten. Bestaande bedrijven dienen wel hervestigings- en uitbreidingsmogelijkheden te houden. Het agrarisch bouwperceel mag in principe 1 ha bedragen. Het bouwvlak mag, na wijziging, maximaal 1,5 hectare groot zijn.

(Her)vestiging op een bestaand bouwvlak zonder intensieve veehouderij is niet mogelijk. Hervestiging van een intensieve veehouderij op een bouwvlak waar al een intensieve veehouderij aanwezig is, is in principe mogelijk. Bij uitbreiding van de intensieve veehouderij en zeker bij vergroting van bouwvlakken en bij sterlocaties worden hoge eisen gesteld aan vormgeving en landschappelijke inpassing. Gemeenten moeten hiervoor een passend toetsingskader opstellen.

2.2.6 Conclusie

Het betreft een beperkte uitbreiding van het agrarisch bouwperceel. Op de uitbreiding kunnen slechts een bedrijfsgebouw en een tweede dienstwoning worden gerealiseeerd. Er is geen sprake van uitbreiding van het aantal dieren, noch van een intensief veehouderijbedrijf. Het bestemmingsplan is dan ook niet in strijd met provinciaal beleid en voldoet aan de Omgevingsverordening Overijssel.