direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch met waarden
Plan: Buitengebied Borne, herziening Lodiek Landen 1
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0147.BpBGhz008-vg01

Artikel 3 Agrarisch met waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een duurzame agrarische bedrijfsuitoefening, met dien verstande dat:
      • detailhandel en opslag niet zijn toegestaan.
    • 1. het plaatsen van lage boogkassen, niet zijnde bouwwerken, buiten het bouwvlak niet is toegestaan, anders dan is toegestaan op grond van het bepaalde in sub 1, met uitzondering van het aansluitend aan het bouwvlak plaatsen van lage boogkassen voor gebruik in de periode september tot en met april en met een oppervlakte van maximaal 20% van het bedrijfsareaal voor openluchtteelt;
    • 2. uitsluitend de bestaande intensieve veehouderijen zijn toegestaan.
  • b. stalling en opslag ten behoeve van het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf;
  • c. medegebruik voor stalling en opslag in de vorm van:
    • 1. stalling en verhuur van paarden en wagens, fietsen en daarmee gelijk te stellen niet-gemotoriseerde vervoermiddelen;
    • 2. opslag van (semi) agrarische en/of particuliere (niet bedrijfsmatige) goederen almede opslag van goederen ten behoeve van een elders uitgeoefend niet-agrarisch bedrijf,

mits:

      • de stalling en opslag inpandig in de bestaande gebouwen op het agrarisch bouwperceel, die minimaal drie jaar in agrarisch gebruik zij geweest, plaatsvinden;
      • de stalling en opslag plaatsvindt in vrijkomende agrarische bebouwing;
      • de in gebruik zijnde vloeroppervlakte voor opslag en stalling niet meer bedraagt dan 25% van de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen op het agrarisch bouwperceel met een maximum van 500 m2;
  • d. wonen in ten hoogste twee bedrijfswoningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak
  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de extensieve dagrecreatie zoals zitbanken en routeborden, mogen worden gebouwd met een maximale hoogte van 3 meter;
  • b. bouwwerken, geen gebouw, sleufsilo of mestopslagplaats zijnde, met een maximale hoogte van 3 meter.
3.2.2 Bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak
  • a. binnen het bouwvlak met de aanduiding [sba-wwb] is alleen de bouw van een tweede dienstwoning en een werktuigenberging waarin geen dieren mogen worden gestald toegestaan;
  • b. de hoogte van bedrijfsgebouwen mag maximaal 12 meter bedragen;
  • c. de minimale dakhelling van bedrijfsgebouwen bedraagt 15°.
3.2.3 Bedrijfswoningen en bijgebouwen binnen het bouwvlak
  • a. Per bouwvlak is één bedrijfswoning toegestaan, behoudens daar waar geen of twee op de verbeelding is aangegeven;
  • b. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m3 bedragen;
  • c. de goothoogte van de bedrijfswoning mag maximaal 5,5 meter bedragen;
  • d. de minimale dakhelling van de bedrijfswoning bedraagt 35°;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen mag maximaal 50 m2 bedragen;
  • f. de goothoogte en hoogte van een bijgebouw mogen maximaal 3 meter respectievelijk 5 meter bedragen.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak
  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen maximaal 4 meter bedragen;
  • b. de maximale hoogte van silo's bedraagt 12 meter;
  • c. de maximale hoogte van erf- of terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning bedraagt 1 meter;
  • d. de maximale hoogte van erf- of terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn bedraagt 2 meter.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de situering van bebouwing en/of beplanting indien en voorzover dit noodzakelijk is ter bescherming en ontwikkeling van landschapswaarden.

3.4 Afwijking van de bouwregels
3.4.1 Overschrijding bouwgrens

Voor het bouwen van een bedrijfsgebouw of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met gehele of gedeeltelijke overschrijding van een bouwgrens van het bouwvlak onder de volgende voorwaarden:

  • a. de bouwgrens mag met niet meer dan 25 meter worden overschreden;
  • b. het denkbeeldig bouwvlak dient zijn compacte vorm te blijven behouden en de vorm van bouwvlak dient zoveel mogelijk te worden gevolgd.
3.4.2 Mestopslag buiten het bouwvlak

Voor het bouwen van een mestopslagplaats buiten het bouwvlak onder de volgende voorwaarden:

  • a. mestopslag binnen het bouwvlak feitelijk of vanwege milieuhygiënische redenen niet mogelijk is en afvoer van mest naar een centrale of gebundelde mestopslagplaats elders niet tot de reële mogelijkheden behoort;
  • b. het betreft een gebundelde mestopslagplaats met een hoogte van maximaal 4 meter en een oppervlakte van maximaal 750 m2;
  • c. de mestopslagplaats direct aansluitend aan het bouwvlak wordt gebouwd.
3.4.3 Grotere veldschuren binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hoogte van maximaal 15 meter binnen het bouwvlak onder de voorwaarde dat de grotere hoogte noodzakelijk is voor een doelmatige uitoefening van het agrarisch bedrijf.

3.4.4 Vergroten bedrijfswoning

Het vergroten van de inhoud van de bedrijfswoning bij een veehouderijbedrijf tot maximaal 900 m3 ten behoeve van inwoning onder de volgende voorwaarden:

  • a. de inwoning noodzakelijk is in verband met het benodigde intensieve toezicht op het veehouderijbedrijf dat slechts door minimaal 1,75 volwaardige arbeidskrachten kan worden gehouden;
  • b. het veehouderijbedrijf duurzame werkgelegenheid biedt aan minimaal 1,75 volwaardige arbeidskrachten;
  • c. het aantal woningen op het bouwvlak niet toeneemt.
3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. seksinrichtingen;
  • b. kleinschalig kamperen;
  • c. permanente bewoning van vrijstaande bijgebouwen;
  • d. permanente bewoning van plattelandskamers of plattelandsappartementen;
  • e. permanente bewoning van een bed en breakfast accommodatie.
3.6 Afwijking van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken voor:

3.6.1 Ondergeschikte nevenactiviteiten

Ondergeschikte nevenactiviteiten zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. de nevenactiviteiten zijn te scharen onder één van de onderstaande activiteiten:
    • 1. verwerking van (detail)handel in (semi-) agrarische (eind)producten;
    • 2. bed & breakfast;
    • 3. kleinschalige dagrecreatieve activiteiten in de vorm van boerderij- en omgevingsexcursies, een kinderboerderij, culturele of spirituele groepsbijeenkomsten dan wel tentoonstellingen op het gebied van landbouw, cultuur, natuur of heemkunde;
    • 4. zakelijke en e door de gebruiker.
  • b. voor zover de nevenactiviteiten inpandig worden uitgeoefend de hiervoor gebruikte oppervlakte maximaal 100 m2 mag bedragen;
  • c. Voor zover de nevenactiviteiten buiten worden uitgeoefend deze binnen het bouwvlak dienen plaats te vinden en de hiervoor gebruikte oppervlakte maximaal 2% van de oppervlakte van het bouwperceel mag bedragen.
3.6.2 Kleinschalig kamperen

Kleinschalig kamperen is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. het kampeerterrein is gelegen binnen het bouwvlak;
  • b. geen stacaravans worden geplaatst;
  • c. sanitaire voorzieningen binnen de bestaande gebouwen worden ondergebracht;
  • d. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing.
3.6.3 Plattelandskamers en plattelandsappartementen

Het realiseren van plattelandskamers of plattelandsappartementen is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. uitsluitend de bestaande, met bouwvergunning gebouwde, gebouwen, die minimaal gedurende drie jaar in agrarisch gebruik zijn geweest, worden gebruikt voor s of plattelandsappartementen. Nieuwbouw is niet toegestaan en het huidig oppervlakte aan bebouwing mag niet worden overschreden;
  • b. de plattelandskamers of plattelandsappartementen worden uitsluitend gebruikt ten behoeve van verblijfsrecreatie;
  • c. de oppervlakte van één plattelandskamer of plattelandsappartementen is niet groter dan 50 m2;
  • d. binnen elk bouwvlak bedraagt de totale vloeroppervlakte van de s dan wel plattelandsappartementen en niet meer dan 300 m2;
  • e. het kamercomplex vormt ruimtelijke gezien één geheel met de overige bebouwing op het erf of de omgeving en voldoet aan de redelijke eisen van welstand. De karakteristiek van de gebouwen alsmede de complexiteit en de (landschappelijke) kenmerken van het (voormalig boeren) erf worden niet onevenredig aangetast;
  • f. er is sprake van een landschappelijke inpassing, waartoe een landschapsplan is opgesteld;
  • g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • h. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.
3.7 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag de onderstaande werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren. Het verbod is niet van toepassing op werkzaamheden binnen het bouwvlak en werken en werkzaamheden die tot het normaal onderhoud en beheer behoren.

Op de gronden met de aanduiding:

3.7.1 specifieke vorm van agrarisch met waarden - beplantingselementen
  • a. het vellen en rooien van houtgewas.
3.7.2 specifieke vorm van agrarisch met waarden - hoogteverschillen
  • a. afgraven, ophogen en egaliseren van gronden.
3.7.3 specifieke vorm van agrarisch met waarden - bijzondere waterhuishoudkundige situatie
  • a. het aanleggen van watergangen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande watergangen en vijvers;
  • b. het draineren van de grond;
  • c. het aanleggen en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen.