direct naar inhoud van 7.3 Vaststellingsprocedure
Plan: Buitengebied Borne, parapluherziening Flexibiliteitsbepaling Landinrichting
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0147.BpBGhz007-vg01

7.3 Vaststellingsprocedure

De vaststellingsprocedure van het bestemmingsplan heeft plaatsgevonden volgens de artikelen 3.7 t/m 3.9 van de Wet ruimtelijke ordening. Het ontwerpbestemmingsplan is in dit kader met ingang van 30 augustus 2012 ter visie gelegd gedurende een periode van zes weken. Gedurende deze periode kon een ieder zijn zienswijzen kenbaar maken tegen het plan.

Zienswijze
Gedurende de periode van zes weken is er een zienswijze ingediend. Deze zienswijze d.d. 9 oktober 2012 is ingekomen op 10 oktober 2012 en is ingediend door Kuiphuis vastgoed en advies bv, Groene Juffer 1 (7623 KE) te Borne, namens F.A.H. van Schoot, Lodiek Landen 1 (7626 NA) Hertme

Ontvankelijkheid
De zienswijzen zijn ingediend binnen de daarvoor gestelde termijn en zijn mitsdien ontvankelijk.

Reactie zienswijze

Onderdeel 1
In de 'Parapluherziening Flexibiliteitsbepaling' is de grens van het plan ten noorden van de Lodiek Landen gelegd. De heer van Schoot is van mening dat de Lodiek Landen hier niet in hoort en dat de grens aan de onderzijde van de Lodiek Landen behoort

Reactie:
De plangrens van het bestemmingsplan is conform het plangebied van het Inrichtingsplan Saasveld Gammelke. Om deze reden is de Lodiek Landen in het plangebied van het bestemmingsplan opgenomen.

Dit onderdeel van de zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan gewijzigd vast te stellen.

Onderdeel 2
De heer van Schoot kan zich er niet in vinden dat er geen Omgevingsvergunning behoeft te worden aangevraagd voor werken door de Uitvoeringscommissie. Hij acht dit in strijd met het recht en zorgvuldig bestuur;

Reactie:
De heer Van Schoot stelt dat de uitzondering van de omgevingsvergunningplicht in strijd is met het recht en zorgvuldig bestuur. In artikel 3.3 Wro is de facultatieve bevoegdheid geregeld om bij bestemmingsplan te bepalen dat voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren een nadere controle van overheidswege wordt voorbehouden in de vorm van een vergunning. Onder de tot 2008 geldende wetgeving werd deze vergunning 'aanlegvergunning' genoemd. Thans is dit een omgevingsvergunning voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het doel van een te stellen vergunningplicht moet zijn om daarmee te voorkomen dat de desbetreffende grond minder geschikt wordt voor de daaraan bij het bestemmingsplan te geven bestemming. Uitgangspunt dient te zijn om terughoudend om te gaan met deze facultatieve bevoegdheid.

In het landinrichtingsplan Saasveld-Gammelke is expliciet voorzien in de aanleg en instandhouding van groenvoorzieningen bij en langs beken en vitale watergangen. Deze voorzieningen maken deel uit van de landinrichting, zodat het belangrijk is dat de aanleg ervan plaats vindt overeenkomstig de uitvoerings- en inrichtingsplannen en -bestekken die door de uitvoeringscommissie voor deze landinrichting zijn vastgesteld en waarvoor door de Provincie Overijssel middelen beschikbaar zijn gesteld. Aan de besteding van deze middelen zijn termijnvoorwaarden gesteld.

De aanleg van werken en werkzaamheden ter verwezenlijking van het door Gedeputeerde Staten van Overijssel vastgestelde landinrichtingsplan vindt plaats ingevolge dit plan, ter zake waarvan was voorzien in onderscheidene uitgebreide en zorgvuldige inspraakmogelijkheden en waartegen eveneens de wettelijke rechtsbeschermingsvoorzieningen hebben open gestaan. Een omgevingsvergunningplicht zou een doublure daarvan vormen en bovendien het risico van eventuele vertragingen en daarmee samenhangende hogere maatschappelijke kosten met zich meebrengen. Om die reden is voorzien in een uitzondering op de vergunningplicht.

Anders dan de heer Van Schoot in zijn zienswijze naar voren brengt is dan ook geen sprake van een beperking van de rechtsbescherming en is evenmin sprake van strijdigheid met een zorgvuldig bestuur.

Dit onderdeel van de zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan gewijzigd vast te stellen.