direct naar inhoud van 8.2 Inspraak
Plan: Buitengebied Borne, herziening Landinrichting
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0147.BpBGhz006-vg01

8.2 Inspraak

Belanghebbenden zijn zeer intensief betrokken geweest bij de totstandkoming van het landinrichtinsplan, het ruilplan en het (watertechnisch) ontwerp voor de Deurningerbeek. De Uitvoeringscommissie heeft belanghebbenden actief benaderd en daarnaast heeft de Uitvoeringscommissie iedere laatste woensdagmiddag van de maand een zogenaamde zitdag of spreekuur gehad in ’t Hoikinck te Weerselo. Hier konden vragen worden gesteld en werden zaken toegelicht.

Het wijziging-(land)inrichtingsplan heeft eind 2009 ter inzage gelegen. De zienswijzeafhandeling is eind 2010, mede door constructief meedenken van de eigenaren in het landinrichtingsgebied, afgerond. Het ruilplan is daarna unaniem vastgesteld door de Uitvoeringscommissie op 12 januari 2011. Indieners van zienswijzen en eventuele belanghebbenden zijn schriftelijk op de hoogte gesteld van het besluit van de commissie.

Het vastgestelde ruilplan lag in de periode 22 februari 2011 tot en met 4 april 2011 ter inzage. Van 22 februari 2011 tot en met 10 maart 2011 in het Hoickink in Weerselo en daarna bij het Kadaster in Zwolle. Indieners van zienswijzen en eventuele belanghebbenden konden tegen het besluit van de commissie in beroep gaan bij de rechtbank door middel van het indienen van een verzoekschrift.

In april 2011 is voor alle belanghebbende streekbewoners een inloopbijeenkomst georganiseerd. Het opgestelde voorlopige ontwerp is toegelicht en men heeft op perceelsniveau de herinrichtingsplannen nader kunnen bestuderen. Reacties die zijn voortgekomen uit de inloopbijeenkomst en die niet strijdig zijn met de ontwerpuitgangspunten zijn beoordeeld en zo mogelijk ingepast. Op 15 februari 2012 is opnieuw een inloopbijeenkomst georganiseerd, waarbij geïnteresseerden zich konden laten informeren over het definitieve plan.

Een belangrijk uitgangspunt van het landinrichtingsplan is dat de huidige landbouwkundige situatie als gevolg van de herinrichting en dus ook als gevolg van het nieuwe waterbeleid, niet mag verslechteren. De Uitvoeringscommissie staat er voor in dat zij in actie zal komen en passende maatregelen zal treffen voor het geval zich niettemin een onaanvaardbare vernatting mocht voordoen. Met het waterschap en de gemeente wordt gezocht naar een werkbare continuering van dit beleid voor de beheerperiode nadat het landinrichtingsplan zal zijn afgerond en de Uitvoeringscommissie zal ophouden te bestaan.

Vanwege de zorgvuldige facetmatige voorbereiding van het onderhavige bekenproject is er voor gekozen om geen voorontwerpfase en dus inspraakmogelijkheid betreffende dit bestemmingsplan toe te passen.