direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Wijzigingsplan Algemene herziening Borne, Kwantitatief sturen op wonen
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0147.BpAHBwz002-vg01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op 13 november 2018 heeft de gemeenteraad van de gemeente Borne het bestemmingsplan 'Algemene herziening Borne' vastgesteld. Dit bestemmingsplan maakt onderdeel uit van het actualiseringstraject van bestemmingsplannen in de gemeente Borne, waarbij een eenduidig en helder juridisch-planologisch kader wordt gehanteerd. Het bestemmingsplan heeft, voor zover het betreft bestaande stedelijke functies als wonen, horeca, maatschappelijke voorzieningen en dergelijke, een overwegend conserverend karakter.

In het bestemmingsplan 'Algemene herziening Borne' is aangegeven dat de gemeente Borne de komende jaren wil toewerken naar een toekomstbestendig woningbouwprogramma, dat past binnen de afspraken die in het kader van de regionale woonprogrammering zijn gemaakt, aangezien is gebleken dat in Borne sprake is van een overprogrammering van 230% ten opzichte van de geprognotiseerde behoefte.

Om nieuwe plannen in ontwikkeling te kunnen nemen (zachte plannen hard maken), dient de gemeente aan te geven hoe zij daarmee om gaat en welke harde plannen daadwerkelijk zacht worden gemaakt. Voor de aanwezige harde plancapaciteit die de gemeente Borne binnen het plangebied van het bestemmingsplan 'Algemene herziening Borne' wil intrekken is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen in de bestemmingen 'Centrum - 1', 'Centrum - 2', 'Gemengd - 1' en 'Gemengd - 2'. Het doel van deze wijzigingsbevoegdheid is om voorzienbaarheid te creëren door de plancapaciteit in harde plannen terug te brengen met een minimaal risico op schade. Op grond van deze wijzigingsbevoegdheid is het college van burgemeester en wethouders bevoegd om het maximaal toegestane aantal woningen op een bouwperceel te verlagen tot het aantal bestaande woningen, mits een termijn van ten minste één jaar is verstreken na het moment dat het bestemmingsplan 'Algemene herziening Borne' in werking is getreden.

De termijn van één jaar is op 17 januari 2020 verstreken. Middels dit wijzigingsplan wordt gebruik gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid om het aantal woningen in de bestemmingen 'Centrum - 1', 'Centrum - 2', 'Gemengd - 1' en 'Gemengd - 2' te beperken tot maximaal het bestaande aantal woningen.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het onderhavig bestemmingsplan heeft betrekking op de gronden die in het bestemmingsplan 'Algemene herziening Borne' voorzien zijn van de bestemmingen 'Centrum - 1', 'Centrum - 2', 'Gemengd - 1' en 'Gemengd - 2', met uitzondering van De Veste en Akker 7. In onderstaande figuur 1.1 is de ligging van de genoemde bestemmingen weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBwz002-vg01_0001.png"

Figuur 1.1) Plangebied wijzigingsplan (oranje en roze gekleurd)

1.3 Vigerende bestemmingsplan

Voor de gronden behorend tot de bestemmingen 'Centrum - 1', 'Centrum - 2', 'Gemengd - 1' en 'Gemengd - 2' geldt het bestemmingsplan 'Algemene herziening Borne', vastgesteld op 13 november 2018.

Centrum - 1
Het kernwinkelgebied is bestemd als 'Centrum - 1'. Binnen deze bestemming zijn detailhandel op de begane grond, horeca tot en met categorie 1a op de begane grond, en wonen op de verdieping toegestaan. Dienstverlening is alleen ter plaatse van de aanduiding toegestaan. Dit om te voorkomen dat zich in het winkelfront buiten kantoortijden gesloten panden bevinden, die de levendigheid van het centrum aantasten. Er bestaan echter ook vormen van dienstverlening, die goed passen binnen het winkelaanbod en daarmee mogelijk wel gewenst zijn. Hiervoor is in dit bestemmingsplan een afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Hiermee worden dienstverlenende bedrijven, die qua ruimtelijke uitstraling en publieksgericht karakter vergelijkbaar zijn met winkels, wel mogelijk gemaakt.

Centrum - 2
Het overig centrumgebied is bestemd als 'Centrum - 2'. Omdat dit gebied de schil vormt rondom het kernwinkelgebied, zijn binnen deze bestemming detailhandel, kantoren en dienstverlening toegestaan op de begane grond en wonen op de verdieping. Omdat conform het Masterplan Centrum horeca geconcentreerd moet worden binnen het kernwinkelgebied, is horeca binnen deze bestemming uitgesloten.

Gemengd - 1
De bestemming 'Gemengd - 1' is toegekend aan de percelen waar verschillende activiteiten zijn toegestaan, zoals dienstverlening, bedrijven, maatschappelijk en wonen. Deze bestemming is met name toegekend aan percelen gelegen in de aanloopstraten en onderdeel uitmakend van Oud Borne. Bedrijfsactiviteiten zijn alleen toegestaan als deze beperkte hinder oplevert voor omliggende objecten. Tevens zijn nadere aanduidingen opgenomen ten behoeve van specifieke functies, bijvoorbeeld een nutsbedrijf, horeca, detailhandel en maatschappelijk.

Gemengd - 2
De bestemming 'Gemengd - 2' is van toepassing op enkele percelen onderdeel uitmakend van Oud Borne, de percelen Stationsstraat 7 en 9 en een perceel aan de Dorsmolen. Het is toegestaan om hier te wonen. Verder is afhankelijk van de locatie onder meer dienstverlening, detailhandel, maatschappelijke voorzieningen, kantoren en horeca toegestaan.

In alle hierboven genoemde bestemmingen is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waarmee nog niet gerealiseerde bouwtitels van woningen ingetrokken kunnen worden.

Als gevolg van dit wijzigingsplan komen de woonfuncties (bouwtitels) in de bestemming 'Centrum - 1', 'Centrum - 2', 'Gemengd - 1' en 'Gemengd - 2' te vervallen met dien verstande dat enkel het bestaande aantal woningen is toegestaan, en indien op de eerste dag van de terinzagelegging van dit plan geen woonfunctie aanwezig is, geldt dat er één woning is toegestaan.

1.4 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 Het plan betreft een beschrijving en analyse van de bestaande situatie. In hoofdstuk 3 Beleidskader wordt het relevante beleid dat als basis dient voor dit wijzigingsplan besproken. Hoofdstuk 2 Het plan betreft een planbeschrijving. De verschillende milieuaspecten die van belang zijn voor elk wijzigingsplan worden besproken in hoofdstuk 4 Onderzoek/verantwoording. In hoofdstuk 5 Juridische planopzet wordt aandacht besteed aan de juridische planbeschrijving. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid en de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan aangetoond.

Hoofdstuk 2 Het plan

2.1 Bestaande situatie

Het plangebied bestaat uit de bestemmingen 'Centrum - 1', 'Centrum - 2', 'Gemengd - 1' en 'Gemengd - 2', met uitzondering van gronden die behoren tot De Veste en het perceel Akker 7, en zijn grotendeels gelegen binnen het centrum van Borne en in Oud Borne. Daarnaast zijn er verspreid in Borne enkele solitaire 'Gemengde' bestemmingen gelegen.

Centrum

Het centrum van Borne vormt het kernwinkelgebied van de gemeente. De bezoekers komen dan ook voor de dagelijkse boodschappen, waarmee de supermarkten in het centrum ook de belangrijkste trekkers zijn. Daarnaast bevinden zich ook enkele modezaken en een warenhuis in het centrum. Het centrum van Borne kenmerkt zich door een grote spreiding van het aanbod over veel straten en stegen. Frequent bezochte winkels (voor dagelijkse aankopen) worden afgewisseld met relatief laagfrequent bezochte zaken (dienstverleners, winkels voor doelgerichte aankopen) en winkels in recreatieve branches. De horecapanden bevinden zich in het centrum en aan de randen van het winkelcentrum, aan het Dorsetplein en aan de Grotestraat.

De supermarkten bevinden zich aan de randen van het winkelcentrum of net daar buiten. Eén supermarkt, Albert Heijn, heeft een locatie aan het Marktplein. Eén supermarkt, Lidl, bevindt zich aan de parkeerplaats De Koem. De andere supermarkt, de Aldi, is gelegen aan de Höfte, een hof dat is gelegen aan de Grotestraat. In het kader van het project Bornse Hoven is ook op deze locatie een PLUS supermarkt gerealiseerd.

In het winkelcentrum bij de Nijstad en de Bakkersteeg bevinden zich naast speciaalzaken tevens filialen van diverse (landelijke) ketens.

In het kernwinkelgebied ligt de nadruk op detailhandel en horeca. Woningen zijn hier nagenoeg uitsluitend toegestaan op de verdieping.

Oud Borne

Door de ligging aan de rand van de 'nieuwe stad' kent Oud Borne een scala aan functies. Wonen is en blijft de belangrijkste functie in Oud Borne. Het merendeel van de woningen bestaat uit vrijstaande woningen, met name aan de Zuid Esch en de Watertorenstraat. Aan de Grotestraat komen ook halfvrijstaande en rijtjeswoningen voor. Aan de noordzijde van de Grotestraat wordt gewoond boven de winkelvoorzieningen.

Naast wonen is er sprake van kleinschalige bedrijvigheid, horeca, dienstverlening en ambachtelijke beroepen zoals een lijstenmakerij en ateliers. Tevens zijn er enkele maatschappelijke, culturele en religieuze voorzieningen aanwezig, zoals Kulturhus De Bijenkorf en de aanwezige kerken.

De Veste

Als gevolg van het bestemmingsplan 'Algemene herziening Borne' zijn de gronden van het onbebouwde terrein gelegen tussen bassisschool De Vonder en de Mekkelhorstweg gewijzigd in de bestemming 'Gemengd - 2' waardoor er twee gebouwen, met een totaal vloeroppervlak van circa 17,60 m2 gerealiseerd kunnen worden. Het rechter gebouw mag 11 meter hoog worden (3 bouwlagen). In dit gebouw zijn op de begane grond diverse functies toegestaan, waaronder detailhandel (max. 1.000 m2), dienstverlening, lichte horeca en lichte bedrijvigheid (categorie 1 en 2). Op de begane grond en verdieping zijn maatschappelijke voorzieningen (bijv. een school) toegestaan. Op de verdieping zijn ook appartementen gepland. In geval er in het gebouw een school wordt ondergebracht zal een deel van het parkeerterrein tevens als speelplein worden aangewend (dubbelgebruik).

Het linkergebouw mag maximaal 20 meter hoog (6 bouwlagen) worden. De begane grond kan worden gebruikt voor detailhandel (max. 1.000 m2), dienstverlening, lichte horeca, lichte bedrijvigheid (categorie 1 en 2) en maatschappelijke voorzieningen. Op de verdiepingen worden appartementen gerealiseerd. Om de ontwikkeling van De Veste wel mogelijk te kunnen maken, behoren deze gronden niet tot het plangebied van dit wijzigingsplan.

De Akker 7

Dit perceel is iet meegenomen, omdat bij het ontwerpbestemmingsplan Algemene herziening Borne, Hertme en Zenderen reeds een maximum aantal wooneenheden is opgenomen.

2.2 Toekomstige situatie

In de toekomstige situatie wordt het gebruik van de percelen behorend tot het plangebied enkel gewijzigd in die zin dat het bestaande aantal woningen is toegestaan. De bestaande toegestane functies die op grond van het vigerende bestemmingsplan zijn toegestaan blijven ongewijzigd. Voor zover de uitbreiding van de bestaande gebouwen en bouwwerken op grond van de bouwregels van het vigerende bestemmingsplan is toegestaan, zijn deze uitbreidingen ook mogelijk op grond van dit wijzigingsplan.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
3.1.1.1 Algemeen

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het een aantal ruimtelijke doelen en uitspraken in onder andere de Agenda Landschap en de Agenda Vitaal Platteland. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

3.1.1.2 Rijksdoelen en regionale opgaven

In de SVIR heeft het Rijk drie rijksdoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Voor de drie rijksdoelen worden de 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Opgaven van nationaal belang in Oost-Nederland (de provincies Gelderland en Overijssel) zijn:

  • Het waar nodig verbeteren van de internationale achterlandverbindingen (weg, spoor en vaarwegen) die door Oost Nederland lopen. Dit onder andere ten behoeve van de mainports Rotterdam en Schiphol;
  • Het formuleren van een integrale strategie voor het totale rivierengebied van Maas en Rijntakken (Waal, Nederrijn, Lek en de IJssel, deelprogramma rivieren van het Deltaprogramma) en de IJsselvechtdelta (deelprogramma's zoetwater en rivieren) voor waterveiligheid in combinatie met bereikbaarheid, ruimtelijke kwaliteit, natuur, economische ontwikkeling en woningbouw;
  • Het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) NNN, inclusief de Natura 2000 gebieden (zoals de Veluwe);
  • Het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk (380 kV), onder andere door het aanwijzen van het tracé voor aansluiting op het Duitse hoogspanningsnet.
3.1.1.3 Toetsing

In dit geval is sprake van een wijzigingsplan, waarin geen nationale belangen zoals verwoord in de SVIR zijn gemoeid. Van strijd met het rijksbeleid zoals verwoordt in de SVIR is dan ook geen sprake.

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking
3.1.2.1 Algemeen

Artikel 3.1.6, leden 2 t/m 4 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijven voor dat van een nieuwe 'stedelijke ontwikkeling' die in een bestemmingsplan/wijzigingsplan wordt mogelijk gemaakt moet worden aangetoond dat er sprake is van een behoefte. De toelichting bij het wijzigingsplan bevat daartoe een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling. Indien het plan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, bevat een toelichting tevens een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. Dit wordt de 'Ladder Duurzame Verstedelijking' genoemd.

De beschrijving van de behoefte aan de betreffende, 'stedelijke ontwikkeling', moet inzichtelijk maken of, in relatie tot het bestaande aanbod, concreet behoefte bestaat aan de desbetreffende ontwikkeling. Die behoefte moet dan worden afgewogen tegen het bestaande aanbod, waarbij moet worden gemotiveerd dat rekening is gehouden met het voorkomen van leegstand.

De stappen schrijven geen vooraf bepaald resultaat voor, omdat het optimale resultaat moet worden beoordeeld door het bevoegd gezag dat de regionale en lokale omstandigheden kent en de verantwoordelijkheid draagt voor de ruimtelijke afweging met betrekking tot die ontwikkeling.

3.1.2.2 Toetsing

In artikel 1.1.1 onder i van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is een nadere omschrijving van het begrip stedelijke ontwikkeling vastgelegd. Als stedelijke ontwikkeling wordt genoemd: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.

In het Bro is geen ondergrond voor minimale omvang vastgelegd. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving.

Als gevolg van dit wijzigingsplan wordt het maximale toegestane aantal woningen op een bouwperceel binnen de bestemmingen 'Centrum - 1', 'Centrum - 2', 'Gemengd - 1' en 'Gemengd - 2' verlaagd naar maximaal het bestaande aantal woningen. Het wijzigingsplan heeft enkel betrekking op een functiewijziging ten behoeve van het aantal toegestane woningen. Als enkel sprake is van een planologische functiewijziging dan is op grond van de uitspraak van de Raad van State van 20 april 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:1075) in beginsel geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, tenzij die planologische funtiewijziging een zodanige aard en omvang heeft dat desalniettemin sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Zoals reeds beschreven heeft dit wijzigingsplan enkel betrekking op het verlagen van het aantal woningen naar maximaal het bestaande aantal woningen binnen bestaande bebouwing. Het wijzigingsplan maakt geen nieuwe bebouwing mogelijk.

Conclusie

Gelet op het vorenstaande kan geconcludeerd worden dat het plan niet voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling. De Ladder voor duurzame verstedelijking vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit wijzigingsplan.

3.1.3 Conclusie rijksbeleid

Het rijksbeleid vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

De Omgevingsvisie is een integrale visie waarin de beleidsambities en doelstellingen staan die van provinciaal belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het uitgangspunt is gericht op het jaar 2030. De visie biedt kaders in de vorm van ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Daarbinnen krijgen gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere initiatiefnemers mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren.

De opgaven en kansen waar de provincie Overijssel voor staat, zijn verwerkt in centrale beleidsambities voor negen beleidsthema's. Deze beleidsthema's worden benaderd vanuit de overkoepelende rode draden duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit.

Duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte van de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien.

Ruimtelijke kwaliteit is datgene wat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is. Ruimtelijke kwaliteit gaan vooral over 'goed': mooi, functioneel en toekomstbestendig.

Sociale kwaliteit gaat over het welzijn of 'goed voelen' van de mens. In de omgevingsvisie gaat het over het welzijn van de mens in relatie tot de fysieke leefomgeving.

3.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

De hoofdlijnen van de Omgevingsvisie zijn juridisch geborgd in de Omgevingsverordening. Het gaat om de onderwerpen uit de visie die de provincie zo belangrijk vindt dat deze dwingend worden opgelegd. In de verordening staan algemene regels op het gebied van de ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en natuur.

De verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen, is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening geeft regels aan gemeenten die bij het maken van bestemmingsplannen in acht genomen moeten worden.

3.2.3 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie

Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de ambities van de provincie Overijssel, wordt het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel gebruikt. In dit uitvoeringsmodel staan de volgende stappen centraal:

  • Of – generieke beleidskeuzes
  • Waar – ontwikkelingsperspectieven
  • Hoe – gebiedskenmerken

Bij een initiatief voor bijvoorbeeld woningbouw, een nieuwe bedrijfslocatie, toeristisch-recreatieve voorzieningen, natuurontwikkeling, et cetera kun je aan de hand van deze drie stappen bepalen of een initiatief binnen de geschetste visie voor Overijssel mogelijk is, waar het past en hoe het uitgevoerd kan worden.

De eerste stap, het bepalen van de of-vraag, lijkt in strijd met de wens zoveel mogelijk ruimte te willen geven aan nieuwe initiatieven. Met het faciliteren van initiatieven moet echter wel gekeken worden naar de (wettelijke) verantwoordelijkheden zoals veiligheid of gezondheid. Het uitvoeringsmodel maakt helder wat kan en wat niet kan.

Om een goed evenwicht te vinden tussen het bieden van ruimte aan initiatieven en het waarborgen van publieke belangen, varieert de provinciale sturing: soms normstellend, maar meestal richtinggevend of inspirerend.

In figuur 3.1 is het uitvoeringsmodel weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBwz002-vg01_0002.png"  
Figuur 3.1: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: Provincie Overijssel)  

Of - Generieke beleidskeuzes (normstellend)

Maatschappelijke opgaven zijn leidend in het handelen. Allereerst is er de vraag of er een maatschappelijke opgave is. Of een initiatief mogelijk is, wordt onder andere bepaald door de generieke beleidskeuzes van EU, Rijk of provincie. Denk hierbij aan beleidskeuzes om basiskwaliteiten als schoon drinkwater en droge voeten te garanderen. Maar ook aan beleidskeuzes om overaanbod van bijvoorbeeld woningbouw- en kantorenlocaties – en daarmee grote financiële en maatschappelijke kosten – te voorkomen. In de omgevingsvisie zijn de provinciale beleidskeuzes hieromtrent vastgelegd.

De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend. Dit betekent dat ze opgevolgd moeten worden: het zijn randvoorwaarden waarmee iedereen rekening moet houden vanwege zwaarwegende publieke belangen. De normstellende beleidskeuzes zijn vastgelegd in de omgevingsverordening.

Waar - Ontwikkelingsperspectieven (richtinggevend)

Na het beantwoorden van de of-vraag, is de vraag waar het initiatief past of ontwikkeld kan worden. De Omgevingsvisie onderscheid zes ontwikkelingsperspectieven. Deze ontwikkelingsperspectieven schetsen een ruimtelijk perspectief voor een combinatie van functies en geven aan welke beleids- en kwaliteitsambities leidend zijn. De ontwikkelingsperspectieven geven zo richting aan waar wat ontwikkeld zou kunnen worden

De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend. Dit betekent dat er ruimte is voor lokale afweging: een gemeente kan vanwege maatschappelijke en/of sociaal-economische redenen in haar Omgevingsvisie en bestemmings- of omgevingsplan een andere invulling kiezen. Die dient dan wel te passen binnen de – voor dat ontwikkelingsperspectief – geldende kwaliteitsambities. Daarbij dienen de nieuwe ontwikkelingen verbonden te worden met de bestaande kenmerken van het gebied, conform de Catalogus Gebiedskenmerken (de derde stap in het uitvoeringsmodel). Naast ruimte voor een lokale afweging ten aanzien van functies en ruimtegebruik, is er ruimte voor een lokale invulling van de begrenzing: de grenzen van de ontwikkelingsperspectieven zijn signaleringsgrenzen.

Hoe - Gebiedskenmerken (normstellend, richtinggevend of inspirerend)

Ten slotte is de vraag hoe het initiatief ingepast kan worden in het landschap. De gebiedskenmerken spelen een belangrijke rol bij deze vraag. Onder gebiedskenmerken worden de ruimtelijke kenmerken van een gebied of gebiedstype die bepalend zijn voor de karakteristiek en kwaliteit van dat gebied of gebiedstype verstaan. Voor alle gebiedstypen in Overijssel beschrijft de Catalogus Gebiedskenmerken welke kwaliteiten en kenmerken van provinciaal belang zijn en behouden, versterkt of ontwikkeld moeten worden.

De gebiedskenmerken zijn soms normstellend, maar meestal richtinggevend of inspirerend. Voor de normerende uitspraken geldt dat deze opgevolgd dienen te worden; ze zijn in de omgevingsverordening geregeld. De richtinggevende uitspraken zijn randvoorwaarden waarmee in principe rekening gehouden moet worden. Hier kan gemotiveerd van worden afgeweken, mits aannemelijk is gemaakt dat met het alternatief de kwaliteitsambities even goed of zelfs beter gerealiseerd kunnen worden. De inspirerende uitspraken bieden een wenkend perspectief: het zijn voorbeelden van de wijze waarop ruimtelijke kwaliteitsambities ingevuld kunnen worden. De inspirerende uitspraken bieden een wenkend perspectief: het zijn voorbeelden van de wijze waarop ruimtelijke kwaliteitsambities ingevuld kunnen worden. Initiatiefnemers kunnen zich hierdoor laten inspireren, maar dit hoeft niet.

3.2.4 Toetsing van het initiatief aan het 'Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel'

Indien het concrete initiatief wordt getoetst aan het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.

Ten aanzien van het uitvoeringsmodel wordt onderscheid gemaakt in het conserverende deel van dit bestemmingsplan en de voorgenomen ontwikkelingen.

3.2.4.1 Of - Generieke beleidskeuzes

Wat betreft de generieke beleidskeuzes is in dit geval met name artikel 2.2.2 (Realisatie nieuwe woningen) uit de Omgevingsverordening Overijssel van belang. Hierna wordt nader op de betreffende artikelen ingegaan.

Artikel 2.2.2: Realisatie nieuwe woningen (lid 1)

Bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wabo, voorzien uitsluitend in de mogelijkheid tot het realiseren van nieuwe woningen als de behoefte daaraan is aangetoond door middel van actueel onderzoek woningbouw.

Toetsing van de initiatieven aan artikel 2.2.2

Voorliggende ontwikkeling voorziet in het verlagen van het maximaal toegestane aantal woningen binnen de bestaande bebouwing van de bestemmingen 'Centrum - 1', 'Centrum - 2', 'Gemengd - 1' en 'Gemengd - 2'. Daarmee wil de gemeente Borne toewerken naar een toekomstbestendig woningbouwprogramma, dat past binnen de afspraken die in het kader van de regionale woonprogrammering zijn gemaakt. Gelet hierop is voorliggend bestemmingsplan in overeenstemming te achten met artikel 2.2.2 uit de Omgevingsverordening Overijssel.

3.2.4.2 Waar- Ontwikkelingsperspectieven

Het plangebied kent op basis van de ontwikkelingsperspectievenkaart van de provincie Overijssel nagenoeg volledig het ontwikkelingsperspectief 'Woon- en werklocaties binnen de stedelijke netwerken'.

"Woon- en werklocaties binnen het stedelijke netwerk"

Rond de binnensteden liggen de diverse woon- en werklocaties, elk met hun eigen woon-, werk- of mixmilieu. Herstructurering en transformatie moeten deze vitaal en aantrekkelijk houden en de diversiteit aan milieus versterken. Herstructurering en transformatie bieden kansen om te anticiperen op klimaatverandering (bijvoorbeeld door ruimte voor groen, natuur of water te reserveren). Van belang is de stedelijke ontwikkeling altijd af te stemmen op de kenmerken van het watersysteem, bijvoorbeeld door in laaggelegen gebieden bij bouw- en evacuatieplannen rekening te houden met risico's op overstroming of wateroverlast.

Toetsing

Voor wat betreft de gronden binnen het plangebied wordt niet voorzien in nieuwe ontwikkelingen.Het wijzigingsplan heeft enkel betrekking op het verlagen van het maximum aantal woningen binnen de bestaande bebouwing van de bestemmingen 'Centrum - 1', 'Centrum - 2', 'Gemengd - 1' en 'Gemengd - 2'. Derhalve kan geconcludeerd worden dat het plan in overeenstemming is met het ter plekke geldende ontwikkelingsperspectief.

3.2.4.3 Hoe - Gebiedskenmerken

Bij toetsing van het ruimtelijke initiatief aan de gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en laag van de beleving) is van belang dat het plangebied (de bestemmingen 'Centrum - 1', 'Centrum - 2', 'Gemengd - 1' en 'Gemengd - 2') zijn gelegen in stedelijk gebied. De gebiedskenmerken van de 'Natuurlijke laag', de 'Laag van het Agrarisch Cultuurlandschap' en de 'Laag van de beleving' worden dan ook buiten beschouwing gelaten.

1. De 'Stedelijke laag'

Zoals in het voorgaande is aangegeven, behoort het plangebied van dit wijzigingsplan tot het bestaand bebouwd gebied. In figuur 3.2 is een uitsnede opgenomen van de gehele kern van Borne. Het plangebied van dit wijzigingsplan is voorzien van de gebiedskenmerken 'Historische centra, binnensteden', Bebouwingsschil 1900 - 1955' en 'Woonwijken 1955 - nu'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBwz002-vg01_0003.png"  
Figuur 3.2: Stedelijke laag (Bron: Provincie Overijssel)  

Toetsing

Dit wijzigingsplan maakt geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. Het wijzigingsplan heeft enkel betrekking op het verlagen van het maximum aantal woningen binnen bestaande bebouwing voor de bestemmingen 'Centrum - 1', 'Centrum - 2', 'Gemengd - 1' en 'Gemengd - 2'. De gebiedskenmerken zijn met name van toepassing bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Aangezien dit wijzigingsplan geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maakt, zal hier niet nader op ingegaan worden en kan geconcludeerd worden dat dit wijzigingsplan in overeenstemming is met de stedelijke laag.

3.2.5 Conclusie provinciaal beleid

Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende wijzigingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Woonvisie Borne 2017-2027
3.3.1.1 Algemeen

Met de Woonvisie Borne 2017-2027 wordt een blik geworpen op de toekomst van het wonen in Borne. Welke trends zijn er en hoe wordt hiermee omgegaan? Deze woonvisie biedt een basis voor de afwegingen die in de komende jaren gemaakt zullen worden, om ervoor te zorgen dat Borne ook de komende tien jaar voldoende passende woningen kan blijven bieden voor haar inwoners en tevens dé woongemeente van de Netwerkstad Twente blijft.

De voorliggende Woonvisie volgt de ambities van de toekomstvisie van de Bornse gemeenschap, vastgelegd in “Mijn Borne 2030, Dynamische Dorpen”. Deze visie is in nauwe samenspraak met alle geledingen uit de Bornse samenleving opgesteld en in 2013 door de gemeenteraad vastgesteld. Deze toekomstvisie houdt in dat Borne in 2030 een zelfstandige gemeente is binnen de netwerkstad Twente, waarbij goede afspraken zijn gemaakt met de buurgemeenten en met de partners van de netwerkstad. De Woonvisie Borne 2017-2027 werkt, op basis van de toekomstvisie Mijn Borne 2030, het thema wonen verder uit.

3.3.1.2 Visie op het wonen

De ambitie is in eerste instantie het voorzien in voldoende passende woningen voor de inwoners van Borne. Daarnaast wil de gemeente een bijdrage leveren aan het creëren van een goede balans tussen vraag en aanbod in het totale woningmarktgebied binnen de netwerkstad Twente. Daarbij creëert de gemeente, vanuit de specifieke rol die Borne voor de netwerkstad vervult, voldoende ruimte voor gewenste nieuwe woningbouwontwikkelingen.

Bij de aanpak van overprogrammering op de woningmarkt dient een goede afweging gemaakt te worden tussen maakbaarheid enerzijds en flexibiliteit anderzijds. Aan de ene kant zijn er voorstanders van de stelling 'de markt lost het zelf wel op'. Aan de andere kant ligt er een motiveringsplicht op basis van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking. Bovendien moet de gemeente Borne toezien op voldoende passende woningen voor de kwetsbare groepen in de samenleving. Beide zaken kunnen niet volledig worden overgelaten aan de markt.

3.3.1.3 Regionale Woon Programmering

De Woonafspraken die volgend op de Regionale Woonvisie zijn gemaakt met de veertien Twentse gemeenten en de provincie, worden cijfermatig onderbouwd in de Regionale Woon Programmering (RWP). Twente wordt beschouwd als één woningmarkt, aangezien de verhuisdynamiek over de externe grenzen heen zeer beperkt is. Voor de Twentse netwerksteden geldt dat de woningmarkt een overwegend lokaal karakter heeft. Voor Borne is dat minder het geval. Met name de Bornsche Maten heeft een bovenlokale aantrekkingskracht. Deze relatie is het sterkst met de buurgemeente Hengelo. Vooral gezinnen die op zoek zijn naar een eengezinswoning met een ruime tuin hebben een voorkeur voor de Bornsche Maten. De kwaliteit van de Bornsche Maten is al in 2013 door de netwerkstadpartners onderkend, wat heeft geleid tot de aanwijzing tot prioritaire uitleglocatie in de Ontwikkelagenda Netwerkstad.

Om deze afspraken in het kader te plaatsen van de Regionale Woonvisie en de bijbehorende Woonafspraken is, in opdracht van de provincie en de Netwerkstadgemeenten, aanvullend onderzoek verricht naar de kwalitatieve programmering van de suburbane woonmilieus binnen de Netwerkstad. Doel daarvan was een door alle partijen gedragen oplossing te bewerkstelligen voor de verdere ontwikkeling van de Bornsche Maten in relatie tot andere uitleglocaties binnen de netwerkstad. Met betrekking tot Borne en de positie van de Bornsche Maten heeft dit ertoe geleid dat Borne maximaal 100 woningen op jaarbasis mag toevoegen en dat de Bornsche Maten zich mag ontwikkelen tot een wijk van 2.300 woningen. Hierbij is een lange termijnperspectief van toepassing wat betekent dat Borne een groot deel van haar overcapaciteit niet binnen een termijn van drie jaar hoeft af te boeken. Hiermee is een nieuw ontwikkelingsperspectief gecreëerd, passend bij de woningvraag van nu en in de toekomst.

De gemaakte afspraken voor de Bornsche Maten bestempelen deze locatie tot een kwalitatieve aanvulling voor de gehele netwerkstad, zoals dat ook al in de Ontwikkelagenda Netwerkstad Twente was aangegeven. Met de centrale ligging binnen de netwerkstad, goede bereikbaarheid en de directe nabijheid van zowel het waardevolle Twentse landschap als de kern van Borne, is dit een bewezen goede woonlocatie. Het biedt mogelijkheden voor mooi dorps wonen in de directe nabijheid van stedelijke voorzieningen.

3.3.1.4 Toetsing

Ten behoeve van het terugbrengen van de aanwezige overcapaciteit is in het bestemmingsplan 'Algemene herziening Borne' binnen de bestemmingen 'Centrum, - 1', 'Centrum - 2', 'Gemengd - 1' en 'Gemengd - 2' een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Middels dit wijzigingsplan wordt gebruik gemaakt van deze wijzigingsbevoegdheid en wordt het aantal woningen binnen de genoemde bestemmingen gereduceerd tot maximaal het bestaande aantal woningen, en indien de woonfunctie niet aanwezig is ten tijde van de eerste dag van terinzagelegging van het ontwerp van dit wijzigingsplan maximaal 1 woning is toegestaan.

3.3.2 Conclusie

Het wijzigingsplan is in overeenstemming met de Woonvisie van de gemeente Borne.

Hoofdstuk 4 Onderzoek/verantwoording

4.1 Besluit milieueffectrapportage

4.1.1 Kader

Op 1 april 2011 is het huidige Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Op 7 juli 2017 zijn er enkele wijzigingen doorgevoerd binnen dit besluit om de m.e.r.-procedure eenduidiger en overzichtelijker te maken, alsmede het aspect milieueffectrapportage explicieter te behandelen in aanvragen. Dit besluit heeft tot doel het vaststellen van mogelijke, ernstig nadelige milieugevolgen ten gevolge van een activiteit binnen de aanvraag.

Binnen het Besluit milieueffectrapportage zijn een tweetal mogelijkheden opgenomen hoe om te gaan met dit besluit bij een aanvraag. Wanneer de beoogde activiteit in de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage wordt benoemd, maar onder de gestelde drempelwaarden blijft, volstaat een vormvrije m.e.r.-beoordeling. Wanneer de beoogde activiteit in de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage wordt benoemd en bovendien de gestelde drempelwaarden overstijgt, is de betreffende aanvraag m.e.r.-plichtig. Op dat moment zal een m.e.r.-rapportage op moeten worden gesteld.

4.1.2 Situatie plangebied

Het voorliggend plan voorziet enkel in het verlagen van het aantal woningen in de bestemmingen 'Centrum - 1', 'Centrum - 2', 'Gemengd - 1' en 'Gemengd - 2' tot maximaal het bestaande aantal woningen. Dit wijzigingsplan maakt geen nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk. Gezien het feit dat het toegestane gebruik binnen de genoemde bestemmingen niet worden genoemd in onderdeel C of D van het Besluit m.e.r., zal dit niet leiden tot een m.e.r.(beoordelings)plichtig plan.

4.1.3 Conclusie

Dit wijzigingsplan is niet m.e.r.-plichtig. Tevens zijn geen nadelige milieugevolgen te verwachten als gevolg van dit wijzigingsplan.

4.2 Geluid

4.2.1 Wettelijk kader

De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidsnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidsniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan of het nemen van een omgevingsvergunning indien het plan een geluidsgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt. Het akoestisch onderzoek moet uitwijzen of de wettelijke voorkeurswaarde bij geluidsgevoelige objecten wordt overschreden en zo ja, welke maatregelen nodig zijn om aan de voorkeurswaarde te voldoen.

4.2.2 Situatie plangebied

Dit wijzigingsplan maakt geen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk. Het uitvoeren van een akoestisch onderzoek is derhalve niet noodzakelijk.

4.2.3 Conclusie

De Wet geluidhinder vormt geen belemmering voor dit wijzigingsplan.

4.3 Bedrijven en milieuzonering

4.3.1 Algemeen

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'In dat kader is door Valersi een akoestisch onderzoek uitgevoerd. In de bijlage ontvang je het akoestisch onderzoek en het B en W voorstel. Dan heb je al enige informatie. Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan/wijzigingsplan mogelijk is.

Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk/buitengebied' dan wel 'gemengd gebied'. In figuur 4.1 zijn de richtafstanden weergegeven.

Milieucategorie   Richtafstanden tot omgevingstype rustige woonwijk   Richtafstanden tot omgevingstype gemengd gebied  
1   10 m   0 m  
2   30 m   10 m  
3.1   50 m   30 m  
3.2   100 m   50 m  
4.1   200 m   100 m  
4.2   300 m   200 m  
5.1   500 m   300 m  
5.2   700 m   500 m  
5.3   1.000 m   700 m  
6   1.500 m   1.000 m  

Figuur 4.1: Richtafstanden VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering

4.3.2 Situatie plangebied

In Borne komt diverse bedrijvigheid voor. Hierbij gaat het in alle situaties om bestaande bedrijvigheid die op basis van de geldende bestemmingsplannen mag worden uitgeoefend. Binnen het plangebied zijn verschillende functies op grond van de bestemming mogelijk, bijvoorbeeld horeca tot en met categorie 1a, dienstverlening, detailhandel, bedrijven, maatschappelijk en wonen. Van deze functies mag worden aangenomen dat deze geen onevenredige belemmeringen oplevert voor het woon- en leefklimaat ter plaatse van milieugevoelige functies.

Dit wijzigingsplan maakt geen nieuwe milieubelastende of milieugevoelige functies mogelijk. Het wijzigingsplan heeft enkel betrekking op de wijziging van het maximum aantal woningen binnen het plangebied. Nader onderzoek in het kader van bedrijven en milieuzonering wordt niet noodzakelijk geacht.

4.3.3 Conclusie

Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit wijzigingsplan.

4.4 Bodem

4.4.1 Wettelijk kader

Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde nieuwe functie. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone gronden te worden gerealiseerd.

4.4.2 Situatie plangebied

Op grond van artikel 8 van de Woningwet geldt dat voor bouwwerken die de grond niet raken en waarbij de functie niet wijzigt vrijstelling verleend kan worden voor het uitvoeren van een bodemonderzoek. De Memorie van toelichting noemt in dit kader ook vergunningplichtige inpandige verbouwingen, werkzaamheden aan een fundering of het maken van een kelder. Echter, wanneer deze bouwwerkzaamheden gepaard gaan met een functiewijziging van het gebouw naar een woning, is het uitvoeren van een bodemonderzoek wel vereist.

Dit wijzigingsplan heeft enkel betrekking op het verlagen van het aantal woningen binnen de bestaande bebouwing van het plangebied. Dit wijzigingsplan maakt derhalve geen nieuwe milieugevoelige functie mogelijk. Het uitvoeren van een bodemonderzoek is niet noodzakelijk.

4.4.3 Conclusie

Het aspect 'bodem' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit wijzigingsplan.

4.5 Archeologische en cultuurhistorische waarden

4.5.1 Wettelijk kader

Op 1 september 2007 is de wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Hiermee worden de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'.

Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer, voorafgaand aan bodemingrepen, archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

4.5.2 Cultuurhistorie
4.5.2.1 Algemeen

Onder cultuurhistorische waarden worden alle structuren, elementen en gebieden bedoeld die cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. Vaak is er een sterke relatie tussen aardkundige aspecten en cultuurhistorische aspecten. De bescherming van cultuurhistorische elementen is vastgelegd in de Monumentenwet 1988. Deze wet is vooral gericht op het behouden van historische elementen voor latere generaties.

4.5.2.2 Situatie plangebied

De gemeente Borne beschikt over tal van cultuurhistorische waarden van hoge kwaliteit. De cultuurhistorische waarden omvatten onder meer de rijks- en gemeentelijke monumenten, waaronder boerderijen en huizen, de aanwezige kloosters en het rijke bodemarchief (het archeologisch erfgoed).

Bij besluit van 17 oktober 1991, nr. 192321, is het gebied Oud Borne door de ministers van WVC en VROM aangewezen als beschermd dorpsgezicht in de zin van de Monumentenwet 1988 (tegenwoordig Erfgoedwet). Binnen het beschermd dorpsgezicht zijn diverse rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten, MIP-objecten (Monumenten Inventarisatie Project) en overige beeldbepalende en/of beschermingswaardige objecten gelegen. De rijksmonumenten vallen rechtstreeks onder de Erfgoedwet. In deze wet respectievelijk verordening wordt reeds bescherming geboden tot instandhouding van de monumenten.

Het voorliggende wijzigingsplan is conserverend van aard en legt de bestaande (planologische) situatie opnieuw vast waarbij het aantal woningen binnen de bestaande bebouwing van de bestemmingen 'Centrum - 1', 'Centrum - 2', 'Gemengd - 1' en 'Gemengd - 2' wordt verlaagd naar maximaal het bestaande aantal woningen. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt waardoor er geen sprake is van een aantasting van cultuurhistorische waarden in het plangebied.

In dit wijzigingsplan is aan de monumenten en overige beschermingswaardige panden en objecten de 'specifieke bouwaanduiding - beschermingswaardig' toegekend. Daarnaast is aan de gronden in Oud Borne de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' opgenomen. Hiermee zijn de cultuurhistorische waarden in voldoende mate beschermd.

4.5.3 Archeologie
4.5.3.1 Kader

Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer, voorafgaand aan bodemingrepen, archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van archeologisch waardevolle aspecten in de bodem (in situ), omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

4.5.3.2 Situatie plangebied

Het voorliggende wijzigingsplan is conserverend van aard en legt de bestaande (planologische) situatie opnieuw vast waarbij enkel het aantal woningen binnen de bestaande bebouwing van de bestemmingen 'Centrum - 1', 'Centrum - 2', 'Gemengd - 1' en 'Gemengd - 2' wordt verlaagd naar maximaal het bestaande aantal woningen. Als gevolg van dit wijzigingsplan vinden geen bodemingrepen plaats die invloed kunnen hebben op de archeologische waarden ter plaatse.

4.5.4 Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat in het kader van dit plan geen archeologisch onderzoek noodzakelijk is en er geen sprake is van negatieve effecten op de cultuurhistorische waarden. Cultuurhistorische waarden worden in voorliggend wijzigingsplan afdoende beschermd. Daarnaast zijn de archeologische dubbelbestemmingen overgenomen.

4.6 Watertoets

4.6.1 Algemeen

Een belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).

Watebeleid

De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden kwaliteitsdoelen gesteld die in 2015 moeten worden bereikt. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de Nota Ruimte en het Nationaal Waterplan (inclusief de stroomgebiedbeheerplannen).

Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening richtinggevend voor ruimtelijke plannen.

Het Waterschap Vechtstromen heeft de beleidskaders van rijk en provincie nader uitgewerkt in het Waterbeheerplan 2016-2021. De belangrijkste ruimtelijk relevante thema's zijn de Kaderrichtlijn Water en retentiecompensatie. Daarnaast is de Keur van Waterschap Vechtstromen een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.

Op gemeentelijk niveau zijn het in overleg met Waterschap Vechtstromen opgestelde gemeentelijk Waterplan en het gemeentelijk Rioleringsplan van belang bij het afwegen van waterbelangen in ruimtelijke plannen.

Waterhebeerplan 2016 - 2021

Watersysteem

In het waterbeheer van de 21e eeuw worden duurzame, veerkrachtige watersystemen nagestreefd. Dit betekent concreet dat droge perioden worden doorstaan zonder droogteschade, vissterfte en stank, en dat in natte perioden geen overlast optreedt door hoge grondwaterstanden of inundaties vanuit oppervlaktewateren. Problemen worden niet afgewenteld op andere gebieden of latere generaties. Het principe "eerst vasthouden, dan bergen, dan pas afvoeren" is hierbij leidend. Rijk, provincies en gemeenten hebben in het Nationaal Bestuursakkoord Water doelen vastgelegd voor het op orde brengen van het watersysteem.

Afvalwaterketen

Het zoveel mogelijk scheiden van vuil en schoon water is belangrijk voor het bereiken van een goede waterkwaliteit. Door te voorkomen dat grote hoeveelheden relatief schoon hemelwater door rioolstelsels worden afgevoerd, neemt het aantal overstorten van verontreinigd rioolwater op oppervlaktewater af en neemt de doelmatigheid van de rioolwaterzuivering toe. Hierdoor verbetert zowel de kwaliteit van oppervlaktewateren waarop overstorten plaatsvinden als de kwaliteit van het effluent ontvangende oppervlaktewater. Indien het schone hemelwater door middel van infiltratie in het gebied wordt vastgehouden alvorens het wordt afgevoerd naar oppervlaktewater, draagt dit bovendien bij aan de duurzaamheid van het watersysteem. Vandaar dat het principe "eerst schoonhouden, dan scheiden, dan pas zuiveren" een belangrijk uitgangspunt is bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Als het hemelwater niet wordt aangekoppeld of wordt afgekoppeld van het bestaande rioolstelsel is oppervlakkige afvoer en infiltreren in de bodem uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst.

4.6.2 Situatie plangebied

Op 11 november 2019 is via www.dewatertoets.nl de digitale watertoets verricht, zie Bijlage 1. Aangezien het wijzigingsplan enkel betrekking heeft op het verlagen van het aantal woningen naar maximaal het bestaande aantal, zijn met dit wijzigingsplan geen waterbelangen gemoeid. De ontwikkeling heeft geen nieuwe lozingen op oppervlaktewater tot gevolg. Het waterschap Vechtstromen heeft dan ook geen bezwaren tegen de voorgenomen wijziging.

4.6.3 Conclusie

Het aspect 'Water' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit wijzigingsplan.

4.7 Ecologie

4.7.1 Kader

Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Sinds 1 januari 2017 is het wettelijk kader ten aanzien van gebieds- en soortenbescherming vastgelegd in de Wet natuurbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Natuurbeschermingswet en het Natuur Netwerk Nederland (voorheen EHS). Soortenbescherming gaat uit van de bescherming van dier- en plantensoorten.

4.7.2 Soortenbescherming
4.7.2.1 Algemeen

Wat betreft de soortenbescherming is de Wet natuurbescherming van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden gevraagd.

4.7.2.2 Situatie plangebied

Het wijzigingsplan is grotendeels conserverend van aard en legt uitsluitend het maximale aantal woningen binnen de bestemmingen 'Centrum - 1', 'Centrum - 2', 'Gemengd - 1' en 'Gemengd - 2' opnieuw vast. Het plan voorziet derhalve niet in nieuwe ontwikkelingen die het uitvoeren van een ecologisch onderzoek noodzakelijk maken.

4.7.3 Gebiedsbescherming
4.7.3.1 Algemeen

Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Wet natuurbescherming beschermd.

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is de kern van het Nederlandse natuurbeleid. De NNN is in provinciale structuurvisies uitgewerkt. In of in de directe nabijheid van de NNN geldt het 'nee, tenzij' - principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten

4.7.3.2 Situatie plangebied

In de figuren 4.2 en 4.3 is de ligging van respectievelijke Natura 2000 en het Natuurnetwerk Nederland weergegeven ten opzichte van de kern Borne.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBwz002-vg01_0004.png"  
Figuur 4.2) Ligging plangebied ten opzichte van Natura 2000 (Bron: provincie Overijssel)  
afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBwz002-vg01_0005.png"  
Figuur 4.3) Ligging plangebied ten opzichte van NNN (Bron: provincie Overijssel)  

Het wijzigingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Van negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden of een aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van de NNN is dan ook geen sprake.

4.7.4 Conclusie

Het aspect 'ecologie' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit wijzigingsplan.

4.8 Luchtkwaliteit

4.8.1 Wettelijk kader

Volgens de Wet milieubeheer is het nodig een planontwikkeling te toetsen aan luchtkwaliteitseisen. Op 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) in werking getreden, met als doel om alle overschrijdingen van de luchtkwaliteitsnormen op te lossen. Het NSL omvat een omvangrijk pakket maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren.

Niet in betekende mate

Alleen projecten die 'niet in betekende mate' (NIBM) bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Een project draagt niet in betekende mate bij aan de luchtverontreiniging wanneer aannemelijk is (door berekening of motivering) dat de 3% grens niet wordt overschreden. Deze grens is 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. Dit criterium is een 'of-benadering', wanneer een project voor één stof de 3%-grens overschrijdt, dan verslechtert het project 'in betekenende mate' de luchtkwaliteit.

De 3%-grens is voor een aantal categorieën projecten in een ministeriële regeling omgezet in getalsmatige grenzen, bijvoorbeeld:

  • woningbouw: 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitingsweg, 3.000 woningen bij 2 ontsluitingswegen;
  • kantoorlocaties: 100.000 m2 bruto vloeroppervlak bij 1 ontsluitingsweg, 200.000 m2 bruto vloeroppervlak bij 2 ontsluitingswegen.

Grenswaarden

De Wet luchtkwaliteit stelt grenzen aan de concentraties van luchtverontreinigende stoffen. De meest kritische stoffen ten gevolge van het verkeer zijn stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). In 2011 moet aan de grenswaarden (jaargemiddelde en 24-uursgemiddelde concentratie) voor PM10 worden voldaan. Het jaargemiddelde concentratie mag maximaal 40 µg/m3 zijn en maximaal 35 dagen overschrijding van de 24 uurs gemiddelde concentratie PM10.

Voor NO2 geldt dat vanaf 2015 moet worden voldaan aan de (jaargemiddelde en uurgemiddelde)

grenswaarden. Het jaargemiddelde concentratie mag maximaal 40 µg/m3 zijn en maximaal 35 dagen overschrijding van de 24 uurs gemiddelde concentratie NO2.

4.8.2 Situatie plangebied

Het wijzigingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het wijzigingsplan heeft enkel betrekking op het verlagen van het aantal woningen binnen bestaande bebouwing. Er worden derhalve geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die invloed hebben op de luchtkwaliteit. Het wijzigingsplan draagt 'niet in betekenende mate' bij aan aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

4.8.3 Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat het bestemmingsplan 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Ter plaatse wordt voldaan aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Het plangebied is op basis van luchtkwaliteit uitvoerbaar.

4.9 Externe veiligheid (inrichtingen en vervoer gevaarlijke stoffen)

4.9.1 Beleidskader

Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden voldaan aan strikte risicogrenzen. Een en ander brengt met zich mee dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:

  • het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi);
  • het Registratiebesluit externe veiligheid;
  • het Besluit risico's zware ongevallen 2015 (Brzo 2015);
  • het Vuurwerkbesluit.

Voor vervoer gevaarlijke stoffen geldt de 'Wet Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen' (Wet Basisnet). Dat vervoer gaat over water, spoor, wegen of door de lucht. De regels van het Basisnet voor ruimtelijke ordening zijn vastgesteld in:

  • het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt);
  • de Regeling basisnet;
  • de (aanpassing) Regeling Bouwbesluit (veiligheidszone en plasbrandaandachtsgebied).

Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden en het groepsrisico.

4.9.2 Situatie plangebied

Aan de hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in de kern van Borne. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven. In onderstaande figuur 4.4 is een uitsnede van de Risicokaart weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBwz002-vg01_0006.png"  
Figuur 4.4) Uitsnede Risicokaart Nederland (Bron: Risicokaart.nl)  

Uit de inventarisatie blijkt dat binnen de kern van Borne verschillende inrichtingen en transportwegen/leidingen zijn gelegen.

Echter, dit wijzigingsplan is grotendeels conserverend van aard en voorziet enkel in het verlagen van het maximum aantal woningen binnen de bestaande bebouwing van de bestemmingen 'Centrum - 1', 'Centrum - 2', 'Gemengd - 1' en 'Gemengd - 2'. Dit wijzigingsplan maakt dan ook geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk waardoor het aantal personen binnen het geldende invloedsgebied van het groepsrisico van de inrichtingen toeneemt. Derhalve kan geconcludeerd worden dat een en ander met zich mee brengt dat het project in overeenstemming is met wet- en regelgeving ter zake van externe veiligheid.

4.9.3 Conclusie

Het aspect 'externe veiligheid' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit wijzigingsplan.

4.10 Verkeer en parkeren

4.10.1 Verkeer en parkeren

Dit wijzigingsplan heeft enkel betrekking op de verlaging van het aantal woningen tot maximaal het bestaande aantal woningen binnen de bestaande bebouwing van de bestemmingen 'Centrum - 1', 'Centrum - 2', 'Gemengd - 1' en 'Gemengd - 2'. Middels dit wijzigingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die leiden tot een toename van het aantal verkeersbewegingen of een toename van het aantal parkeerplaatsen vereist.

4.10.2 Conclusie

Het aspect 'verkeer en parkeren' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit wijzigingsplan.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

5.1 Inleiding

De in Hoofdstuk 2 beschreven planopzet is juridisch-planologisch vertaald in een bestemmingsregeling, die bindend is voor overheid, bedrijven en burgers. Het wijzigingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart) en regels en is voorzien van een toelichting. De regels en verbeelding (plankaart) vormen het juridisch bindende deel. Op de verbeelding worden de toegekende bestemmingen en aanduidingen visueel weergegeven. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De toelichting heeft zelf geen juridische bindende werking, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van de opgenomen bestemmingen.

5.2 Opbouw van de regels

In de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen. Naast de SVBP zijn ook het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten normerend bij het vastleggen en beschikbaar stellen van bestemmingsplannen.

De SVBP 2012 maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere dienstverlening en tot een effectievere en efficiëntere overheid. De benaming van de bestemmingen en de volgorde van de regels, evenals de weergave van de bestemmingen in het plan komen overeen met de SVBP 2012.

In deze paragraaf wordt de systematiek van de regels en de wijze waarop de regels gehanteerd dienen te worden, uiteengezet.

De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, te weten:

  • 1. Inleidende regels;
  • 2. Bestemmingsregels;
  • 3. Algemene regels;
  • 4. Overgangs- en slotregels.
5.2.1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen
In Artikel 1 zijn omschrijvingen gegeven van de in het wijzigingsplan gebruikte begrippen. Voor het overige worden de begrippen zoals opgenomen in het moederplan, het bestemmingsplan "Algemene herziening Borne", van toepassing verklaard

Artikel 2 Wijze van meten:
In Artikel 2 wordt de wijze van meten zoals opgenomen in het moederplan, het bestemmingsplan "Algemene herziening Borne ", onverkort van toepassing van toepassing verklaard

5.2.2 Bestemmingsregels

In hoofdstuk 2 zijn de bestemmingen 'Centrum - 1', 'Centrum - 2', 'Gemengd - 1' en 'Gemengd - 2' opgenomen. In deze bestemmingsregels zijn de gebruiks- en bouwregels voor de genoemde bestemmingen opgenomen.

5.2.3 Algemene regels

In dit wijzigingsplan zijn de Algemene regels zoals opgenomen in het moederplan, het bestemmingsplan "Algemene herziening Borne" onverkort van toepassing verklaard.

5.2.4 Overgangs- en slotregels
  • Overgangsrecht: bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het wijzigingsplan bestaan (of waarvoor een omgevingsvergunning is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een omgevingsvergunning kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingsbevoegdheid; Het overgangsrecht is opgenomen zoals opgenomen in artikel 3.2.1 Bro;
  • Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan mag eveneens worden voortgezet;
  • Slotregel: deze bepaling geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.

5.3 Bestemmingen

Artikel 3 Centrum - 1

Het kernwinkelgebied is bestemd als 'Centrum - 1'. Binnen deze bestemming zijn detailhandel op de begane grond, horeca tot en met categorie 1a op de begane grond, en wonen op de verdieping direct toegestaan met dien verstande dat maximaal het bestaande aantal woningen zijn toegestaan. Dienstverlening is alleen ter plaatse van de aanduiding toegestaan. Dit om te voorkomen dat zich in het winkelfront buiten kantoortijden gesloten panden bevinden, die de levendigheid van het centrum aantasten. Er bestaan echter ook vormen van dienstverlening, die goed passen binnen het winkelaanbod en daarmee mogelijk wel gewenst zijn. Hiervoor is in dit bestemmingsplan een afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Hiermee worden dienstverlenende bedrijven, die qua ruimtelijke uitstraling en publieksgericht karakter vergelijkbaar zijn met winkels, wel mogelijk gemaakt.

Artikel 4 Centrum - 2

Het overig centrumgebied is bestemd als 'Centrum - 2'. Omdat dit gebied de schil vormt rondom het kernwinkelgebied, zijn binnen deze bestemming detailhandel, kantoren en dienstverlening toegestaan op de begane grond en wonen op de verdieping met dien verstande dat maximaal het bestaande aantal woningen is toegestaan. Omdat conform het Masterplan Centrum horeca geconcentreerd moet worden binnen het kernwinkelgebied, is horeca binnen deze bestemming uitgesloten.

Artikel 5 Gemengd - 1

De bestemming 'Gemengd - 1' is toegekend aan de percelen waar verschillende activiteiten zijn toegestaan, zoals dienstverlening, bedrijven, maatschappelijk en wonen, met dien verstande dat maximaal het bestaande aantal woningen is toegestaan. Deze bestemming is met name toegekend aan percelen gelegen aan de aanloopstraten en onderdeel uitmakend van Oud Borne. Bedrijfsactiviteiten zijn alleen toegestaan als deze beperkte hinder is voor omliggende objecten. Tevens zijn nadere aanduidingen opgenomen ten behoeve van specifieke functies, bijvoorbeeld een nutsbedrijf, horeca, detailhandel en maatschappelijk.

Artikel 6 Gemengd - 2

De bestemming 'Gemengd - 2' is van toepassing op enkele percelen onderdeel uitmakend van Oud Borne, de percelen Stationsstraat 7 en 9 en een perceel aan de Dorsmolen. Het is toegestaan om hier te wonen, met dien verstande dat maximaal het bestaande aantal woningen of 1 woning als er geen woonfunctie aanwezig is op de eerste dag van terinzagelegging van het ontwerp van dit wijzigingsplan is toegestaan. Verder is afhankelijk van de locatie onder meer dienstverlening, detailhandel, maatschappelijke voorzieningen, kantoren en horeca toegestaan.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening juncto artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening geeft aan voor welke bouwplannen een exploitatieplan opgesteld moet worden. Dit wijzigingsplan maakt geen nieuwe bouwplannen mogelijk, maar heeft enkel betrekking op het wijzigen van het maximum aantal woningen binnen de bestemmingen 'Centrum - 1', 'Centrum - 2', 'Gemengd - 1' en 'Gemengd - 2' tot maximaal het bestaande aantal woningen. Dit plan bevat geen bouwplannen waarvoor een exploitatieplan nodig is.

De kosten voor het opstellen van dit wijzigingsplan en de met de procedure gemoeide kosten komen voor rekening van de gemeente. Dit wijzigingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maar heeft enkel betrekking op het wijzigen van het maximum aantal woningen binnen de bestemmingen 'Centrum - 1', 'Centrum - 2', 'Gemengd - 1' en 'Gemengd - 2' tot maximaal het bestaande aantal woningen.

Om deze wijziging mogelijk te maken is in het bestemmingsplan 'Algemene herziening Borne' een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om dat mogelijk te maken. De wijzigingsbevoegdheid is in het bestemmingsplan 'Algemene herziening Borne' zodanig concreet beschreven dat een redelijk denkend en handelend eigenaar, koper of anderszins belanghebbende daaruit de conclusie kon trekken dat de wijzigingsbevoegdheid voor hem gevolgen kan hebben. Deze belanghebbenden hadden gedurende een bepaalde termijn de mogelijkheid de woonbestemming alsnog te realiseren. Lieten ze deze termijn ongebruikt voorbij gaan, dan aanvaarden zij het risico dat de woonbestemmingen (bouwtitels) komen te vervallen en bestaat er geen grond voor tegemoetkoming in schade. De economische uitvoerbaarheid vormt derhalve geen belemmering voor dit wijzigingsplan.

Hoofdstuk 7 Overleg en inspraak

7.1 Vooroverleg

Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat het bestuursorgaan, dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg pleegt met instanties, zoals gemeenten, waterschappen, provinciale diensten en Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat dit wijzigingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.

De initiatiefnemer van dit project heeft door middel van keukentafelgesprekken de direct aanwonenden van het Watertorenerf geïnformeerd over het plan en hen een schetsopzet getoond voor de beoogde woonbebouwing, de inrichting en de eigen parkeervoorzieningen. Ook de bewoner van de op het Watertorenerf aanwezige voormalige bedrijfswoning is in dit overleg betrokken.

Provincie Overijssel

Het wijzigingsplan is in het kader van vooroverleg naar de provincie verzonden. De provincie Overijssel heeft op 9 maart 2020 aangegeven dat het ontwerpplan past in haar ruimtelijk beleid. De provincie Overijssel ziet dan ook geen aanleiding voor het indienen van een zienswijze.

Waterschap Vechtstromen

Op 11 november 2019 is het plan via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap Vechtstromen. De conclusie van die digitale toets is dat het waterschap een positief advies geeft. Hiermee is voldaan aan het verplichte vooroverleg.

7.2 Zienswijzen

Het ontwerp wijzigingsplan heeft met ingang van 29 januari 2020 voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Binnen deze periode kon een ieder zijn of haar zienswijze ten aanzien van dit wijzigingsplan kenbaar maken. Tijdens de termijn van de terinzagelegging zijn geen zienswijzen binnengekomen.