direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Algemene herziening Borne, Hertme, Zenderen, herziening Grotestraat 104
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0147.BpAHBHZhz003-vg01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Voor de locatie Grotestraat 104 in Borne is een plan ontwikkeld. Initiatiefnemer wil de bestaande bebouwing afbreken en in plaats daarvan 12 nieuwe appartementen realiseren. Deze ontwikkeling past niet binnen het geldende bestemmingsplan vanwege het ontbreken van de juiste bouw- en gebruiksmogelijkheden. Een herziening van het bestemmingsplan is derhalve noodzakelijk om de ontwikkeling mogelijk te maken.

Voorliggend bestemmingsplan voorziet daarin.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Ligging

Het plangebied bestaat uit het perceel aan de Grotestraat 104 t/m 104 m in Borne en staat kadastraal bekend als gemeente Borne, sectie I en nummer 3248. Het plangebied ligt op circa 400 meter ten zuidoosten van het centrum van Borne. Het plangebied staat kadastraal bekend als gemeente Borne, sectie I, nummers 3248 en 3247. In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven (blauwe punt).

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZhz003-vg01_0001.png"

Figuur 1.1: Ligging plangebied (bron: PDOK Viewer).

Begrenzing

De begrenzing van het plangebied is in figuur 1.2 weergegeven (rood omkaderd). In dit figuur is een luchtfoto weergegeven waarop het plangebied te zien is. Het plangebied grenst aan de zuidzijde aan een winkelpand voor tweehandskleding. Verder zijn ten zuiden van het plangebied een kledingwinkel en diverse woonfuncties gelegen. Ten noorden wordt het plangebied tevens begrensd door detailhandelfuncties. Ten noorden van het plangebied zijn daarnaast enkele kantoorfuncties gelegen. Het plangebied grenst ten westen aan de Grotestraat, met aan de overzijde diverse woonfuncties. Ten oosten van het plangebied zijn eveneens enkele woonpercelen gelegen. Zie de verbeelding voor de exacte begrenzing van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZhz003-vg01_0002.png"

Figuur 1.2: Begrenzing plangebied (bron: PDOK Viewer).

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Voor de Grotestraat 104 in Borne geldt het bestemmingsplan 'Algemene herziening Borne, Hertme, Zenderen', vastgesteld op 16 juni 2020 door de gemeenteraad van gemeente Borne. Het plan is geheel in werking. In figuur 1.3 is een fragment uit de verbeelding van dit bestemmingsplan opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZhz003-vg01_0003.png"

Figuur 1.3: Uitsnede bestemmingsplan 'Algemene herziening Borne, Hertme, Zenderen' (bron: Ruimtelijke plannen). 

Zoals in figuur 1.3 is weergegeven zijn aan het plangebied de enkelbestemming 'Gemengd - 1', de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie hoog' en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie zeer hoog' toegekend. Daarnaast kent het plangebied een bouwvlak, de functieaanduiding 'detailhandel' en de maatvoering 'maximum goothoogte 6 m'. De gronden zijn daarmee in eerste instantie bestemd voor het wonen met inwoning met daaronder begrepen beroep-aan-huis, bedrijven en dienstverlening. Ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' is tevens detailhandel toegestaan, uitsluitend op de begane grond. Voor het bouwen van hoofdgebouwen geldt dat deze binnen het bouwvlak gebouwd dienen te worden en onder deze bestemming maximaal het bestaande aantal woningen is toegestaan.

Voor wat betreft de archeologische dubbelbestemming geldt dat op de betreffende gronden enkel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd mogen worden die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn. Hiervan kan worden afgeweken met een omgevingsvergunning waarbij met een archeologisch onderzoek moet worden aangetoond dat de archeologische waarden ter plaatse niet onevenredig geschaad worden, niet aanwezig zijn of door maatregelen schade voorkomen kan worden. Dit geldt echter niet wanneer de bodemingrepen betrekking hebben op een gebied met een oppervlakte kleiner dan 100 m2 of bij een oppervlakte meer dan 100 m2 wanneer de bodemingrepen niet dieper gaan dan 0,4 m.

In de huidige situatie bevindt zich in het pand aan de Grotestraat 104 in Borne op de begane grond een laser clinic. Op de verdieping bevindt zich een appartement, wat in overeenstemming is met de bestemmingsomschrijving. Het voornemen is om op het plangebied 12 appartementen te realiseren. Echter is dat op basis van het huidige bestemmingsplan niet mogelijk, omdat binnen het plangebied enkel één woning toegestaan is. De realisatie van 12 appartementen is derhalve in strijd met het geldende bestemmingsplan.

Vanwege het ontbreken van de juiste bouw- en gebruiksmogelijkheden en het ontbreken van relevante afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden, is een herziening van het geldende bestemmingsplan noodzakelijk om de ontwikkeling mogelijk te maken. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet daarin.

1.4 De bij het plan behorende stukken

Het onderhavige bestemmingsplan 'Algemene herziening Borne, Hertme, Zenderen, herziening Grotestraat 104' bestaat naast deze toelichting uit de volgende stukken.

  • Verbeelding (identificatie NL.IMRO.0147.BpAHBHZhz003-vg01);
  • Bijlagen bij de toelichting;
  • Regels;

1.5 Leeswijzer

De toelichting van het bestemmingsplan kent de volgende opbouw. In hoofdstuk 2 worden de huidige situatie en het te realiseren plan beschreven. Hoofdstuk 3 schetst het beleidskader. In hoofdstuk 4 worden de resultaten van de uitgevoerde omgevingsonderzoeken behandeld. In hoofdstuk 5 wordt het bestemmingsplan in juridisch opzicht toegelicht. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid en in hoofdstuk 7 wordt ten slotte de maatschappelijke uitvoerbaarheid belicht.

Hoofdstuk 2 Het plan

2.1 Huidige situatie

In de huidige situatie is er aan de Grotestraat 104 te Borne sprake van een pand bestemd voor wonen, detailhandel, dienstverlening en bedrijvigheid. Voorheen was hier een laser clinic gevestigd, maar het pand staat al enige tijd leeg. Derhalve wil initiatiefnemer deze locatie herontwikkelen.

Het plangebied wordt ontsloten door de Grotestraat. Dit betreft een weg waar een maximale snelheid van 50 km/u geldt. Parkeren is mogelijk op eigen terrein en er is plek in de openbare ruimte om te parkeren. In de directe omgeving zijn woonfuncties, drie winkels, een restaurant/café en twee notariskantoren te vinden. In figuur 2.1 is een vogelvlucht opgenomen van het plangebied en de omgeving. In de figuren 2.2 t/m 2.4 zijn vanaf de Grotestraat van het plangebied een voor- en zijaanzicht opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZhz003-vg01_0004.png"

Figuur 2.1: Vogelvlucht (bron: Cyclomedia).

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZhz003-vg01_0005.png"

Figuur 2.2: Vooraanzicht (bron: Cyclomedia).

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZhz003-vg01_0006.png"

Figuur 2.3: Linker zijaanzicht (bron: Cyclomedia).

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZhz003-vg01_0007.png"

Figuur 2.4: Rechter zijaanzicht (bron: Cyclomedia).

2.2 Toekomstige situatie

Initiatiefnemer wil de bestaande bebouwing slopen en daarvoor in de plaats een nieuw appartementengebouw met 12 appartementen realiseren. Het appartementengebouw heeft een brutovloeroppervlakte van circa 400 m2 en bestaat uit een begane grond en twee verdiepingen. Op elke bouwlaag van het appartementengebouw worden vier appartementen gerealiseerd, waarvan twee appartementen een woonoppervlakte hebben van circa 67 m2 en twee appartementen van circa 82 m2. Verder worden er 16 parkeerplaatsen en 10 bergingen gerealiseerd op eigen terrein. In figuur 2.5 zijn de plattegronden van de bouwlagen van het appartementengebouw opgenomen. In figuur 2.6 is een situatietekening opgenomen en in figuur 2.7 t/m 2.8 weergeven impressies van het te ontwikkelen appartementengebouw.

De appartementen worden duurzaam (gasloos) en levensloopbestendig gebouwd en in de buurt zijn meerdere voorzieningen aanwezig. De vorm van het appartementengebouw past bij de vorm van andere gebouwen in de omgeving waarmee het karakter van het gebied wordt versterkt. Met de realisatie van het appartementengebouw kan er bijgedragen worden aan meer woningen voor senioren en starters in de gemeente Borne, gezien daar vraag naar is en de appartementen qua omvang daarvoor geschikt zijn. In principe zullen de appartementen verhuurd worden met een huurprijs tussen de € 950,00 en € 1250,00. Mocht het uit financiële redenen niet haalbaar zijn, dan zullen de appartementen worden verkocht met een startprijs van € 275.000. Zowel de huur- als koopprijzen worden geacht haalbaar te zijn voor senioren en starters.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZhz003-vg01_0008.png"

Figuur 2.5: Plattegronden van de bouwlagen van het appartementengebouw (bron: Ton Kuipers Ontwerp)

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZhz003-vg01_0009.png"

Figuur 2.6: Situatietekening (bron: Ton Kuipers Ontwerp)

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZhz003-vg01_0010.png"

Figuur 2.7: Impressies van het appartementengebouw, voorgevel en rechter zijgevel (bron: Ton Kuipers Ontwerp)

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZhz003-vg01_0011.png"

Figuur 2.8: Impressies van het appartementengebouw, achtergevel en linker zijgevel (bron: Ton Kuipers Ontwerp)

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) biedt een duurzaam perspectief voor de Nederlandse leefomgeving. Hiermee kunnen we inspelen op de grote uitdagingen die voor ons liggen. De NOVI biedt een kader, geeft richting en maakt keuzes waar dat kan. Tegelijkertijd is er ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. Omdat de verantwoordelijkheid voor het omgevingsbeleid voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen ligt, kunnen inhoudelijke keuzes in veel gevallen het beste regionaal worden gemaakt. Met de NOVI zet de Rijksoverheid een proces in gang waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden.

Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Die komen samen in vier prioriteiten:

  • Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • Duurzaam economisch groeipotentieel;
  • Sterke en gezonde steden en regio's;
  • Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven vanuit de NOVI is combinaties te maken en win-win situaties te creëren. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:

  • Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies: In het verleden is scheiding van functies vaak te rigide gehanteerd. Met de NOVI wordt gezocht naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van de ruimte;
  • Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal: wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling, tussen concurrentiekracht en leefbaarheid, verschilt van gebied tot gebied. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere;
  • Afwentelen wordt voorkomen: het is van belang dat de leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie van inwoners zonder dat dit ten koste gaat van die van toekomstige generaties.

Conclusie

Wonen is één van de basisbehoeften van mensen. In de Nationale Omgevingsvisie wordt aangegeven dat iedereen in Nederland prettig moet kunnen wonen voor een redelijke prijs. Een woningvoorraad die aansluit op de huidige en toekomstige woonbehoefte van mensen is daarom van nationaal belang.

Het huidige woningtekort en de toename van het aantal inwoners en huishoudens vraagt een groei van de woningvoorraad (vooral in en bij de stedelijke regio’s) in een fijne, leefbare omgeving. Tussen 2019 en 2035 moet de woningvoorraad met circa 1,1 miljoen woningen worden vergroot. De primaire verantwoordelijkheid voor de gebouwde omgeving, de woningvoorraad en de leefbaarheid ligt bij gemeenten en provincies. Het Rijk is systeemverantwoordelijk. Het is de rol van het Rijk om de kaders te stellen, te stimuleren, eventueel te sanctioneren, waar nodig middelen ter beschikking te stellen – bijvoorbeeld via de huurtoeslag, hypotheekrenteaftrek of de regeling woningbouwimpuls voor gemeenten – en met gemeenten en provincies samen te werken om (bovenlokale, inclusief grensoverschrijdende) knelpunten op te lossen en realisatie van de nationale belangen te waarborgen.

De voorgenomen ontwikkeling voorziet in de nieuwbouw van 12 appartementen binnen de bebouwde kom van Borne. Daarbij zal de huidige bebouwing worden gesloopt en in plaats daarvan het appartementengebouw gerealiseerd. Zoals is beschreven ligt de primaire verantwoordelijkheid voor de gebouwde omgeving en de woningvoorraad bij de gemeenten en provincies. In de navolgende paragrafen wordt de voorgenomen ontwikkeling getoetst aan het provinciale beleid. Daarin wordt aangetoond dat het past binnen het provinciale beleid ten aanzien van wonen. Daarmee past het plan binnen de prioriteiten van de NOVI en kan geconcludeerd worden dat er geen sprake is van strijd met het rijksbeleid.

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

Artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat van een nieuwe 'stedelijke ontwikkeling' die in een bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt moet worden aangetoond dat er sprake is van een behoefte. De toelichting bij het bestemmingsplan bevat daartoe een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling. Indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, bevat een toelichting tevens een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. Dit wordt de 'Ladder Duurzame Verstedelijking' genoemd.

De beschrijving van de behoefte aan de betreffende, 'stedelijke ontwikkeling', moet inzichtelijk maken of, in relatie tot het bestaande aanbod, concreet behoefte bestaat aan de desbetreffende ontwikkeling. Die behoefte moet dan worden afgewogen tegen het bestaande aanbod, waarbij moet worden gemotiveerd dat rekening is gehouden met het voorkomen van leegstand.

De stappen schrijven geen vooraf bepaald resultaat voor, omdat het optimale resultaat moet worden beoordeeld door het bevoegd gezag dat de regionale en lokale omstandigheden kent en de verantwoordelijkheid draagt voor de ruimtelijke afweging met betrekking tot die ontwikkeling.

Onderhavig plan

Voorliggend bestemmingsplan maakt de realisatie van een appartementengebouw met 12 appartementen mogelijk. De bedoeling is dat de appartementen gerealiseerd worden voor het vrije huursector. Zoals in hoofdstuk 2 is weergegeven wordt geacht dat de appartementen, gelet op de omvang van de appartementen en ligging van het plangebied nabij voorzieningen, voornamelijk voor senioren en starters geschikt zullen zijn. De huurprijzen van de appartementen zullen variëren tussen de € 950,00 - € 1.250,00.

Om na te gaan of de voorgenomen ontwikkeling ladder plichtig is, dient allereerst te worden nagegaan of de realisatie van 12 appartementen als een 'stedelijke ontwikkeling' gezien kan worden. Artikel 1.1.1 van het Bro definieert een stedelijke ontwikkeling als 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang vastgelegd. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Voor woningbouw geldt volgens de overzichtsuitspraak van de Raad van State van 28 juni 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1724) dat er in beginsel sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling indien er meer dan 11 woningen gerealiseerd worden.

Aangezien voorliggend bestemmingsplan de realisatie van 12 appartementen mogelijk maakt, is er sprake van een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6 van het Bro.

Vervolgens moet worden beoordeeld of de stedelijke ontwikkeling aan te merken is tot een nieuwe ontwikkeling. Daarvan is sprake wanneer het nieuwe planologische regime meer bebouwing mogelijk maakt en/of er een functiewijziging van zodanige aard plaatsvindt dat er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Een bestemmingsplan dat bij recht een stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, maar ten opzichte van het voorgaande planologische regime geen nieuw planologisch ruimtebeslag mogelijk maakt, dus slechts een planologische functiewijziging, voorziet in beginsel niet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, Bro. Hiervan wordt afgeweken als die planologische functiewijziging een zodanige aard en omvang heeft dat desalniettemin sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling (uitspraak van 20 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1075 (Amersfoort)). Hierbij komt betekenis toe aan de ruimtelijke uitstraling van de in het nieuwe plan voorziene functie en die van hetgeen onder het vorige plan mogelijk was (uitspraak van 1 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1503 (Zundert)).

De vraag of sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling (realisatie van 12 appartementen) moet volgens de Afdeling worden beoordeeld aan de hand van de volgende vragen, in onderlinge samenhang bezien:

  • in hoeverre voorziet het plan in vergelijking met het voorgaande plan, in een functiewijziging;
  • welk planologische beslag op de ruimte maakt het plan mogelijk in vergelijking met het voorgaande plan.

Op grond van het vigerende bestemmingsplan geldt voor de Grotestraat 104 de bestemming Gemengd – 1 met functieaanduiding 'detailhandel'. Daarmee zijn de volgende functies toegestaan:

  • wonen (maximaal 1 woning);
  • bedrijven uit maximaal categorie A en B uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging;
  • dienstverlening;
  • kantoren;
  • ter plaatse van de aanduiding detailhandel tevens detailhandel.

Als gevolg van het plan neemt het aantal woningen planologisch met 11 woningen toe. De functies bedrijven, dienstverlening en kantoren en detailhandel komen als gevolg van het bestemmingsplan te vervallen.

Het huidige bouwvlak heeft een oppervlakte van circa 275 m². De nieuwe bebouwing heeft een oppervlakte van circa 400 m². Daarmee neemt de bebouwde oppervlakte met circa 125 m² toe. Daarnaast worden achter het appartementengebouw 11 bergingen gerealiseerd. Het beslag op de ruimte neemt daardoor toe ten opzichte van de huidige situatie.

In de Nota van toelichting staat expliciet dat ontwikkelingen en regelingen die geen extra verstedelijking mogelijk maken, maar bebouwing reduceren of verplaatsen, niet gezien worden als stedelijke ontwikkeling in de zin van de Ladder. In onderhavig geval neemt de bebouwing met circa 125 m² toe. Derhalve is de voorgenomen ontwikkeling ladder plichtig. Hierna wordt het plan getoetst aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.

Bestaand stedelijk gebied

Zoals reeds aangegeven voldoet een ontwikkeling aan de Ladder wanneer de behoefte is aangetoond en de ontwikkeling binnen een bestaand stedelijk gebied gerealiseerd wordt. In artikel 1.1.1 sub h van het Bro is een nadere omschrijving van het begrip 'bestaand stedelijk gebied' vastgelegd. Als bestaand stedelijk gebied wordt aangemerkt: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.

Het plangebied in de huidige situatie heeft de bestemming detailhandel met bestaande bebouwing binnen de kern Borne. Aangezien het plangebied gelegen is binnen de bebouwde kom van Borne en deel uitmaakt van een bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van de bestaande woonwijk geldt dat het plangebied is gelegen binnen bestaand stedelijk gebied. Wanneer de behoefte aan de ontwikkeling wordt aangetoond wordt er voldaan aan de Ladder en hoeft er niet naar de beschikbaarheid en geschiktheid van andere locaties gekeken te worden.

Behoefte

Bij de Ladderonderbouwing wordt niet enkel kwantitatief getoetst maar ook kwalitatief. Dat betekent dat de bestaande behoefte wordt afgewogen tegen het bestaande aanbod (kwantitatief) en dat de behoefte aan appartementen in het middeldure huursegment en/of appartementen voor starters wordt aangetoond.

Woningcorporatie Welbions en de gemeenten Hengelo en Borne hebben RIGO opnieuw onderzoek laten doen naar de betaalbaarheid en beschikbaarheid van woningen in beide gemeenten. Dit is vastgelegd in de rapportage 'De woningmarkt in Hengelo en Borne in 2020'. Deze rapportage is gebruikt om de kwantitatieve en kwalitatieve behoefte te bepalen.

Kwantitatieve behoefte

Voor de ontwikkeling van het aantal huishoudens tot 2040 is de prognose van Primos aangehouden. De Primos prognose van ABF Research is in Nederland de meest gebruikte prognose voor lokaal woningmarktonderzoek. Tot 2030 wordt in Borne nog een toename van het aantal huishoudens verwacht. In Borne stijgt het aantal huishoudens van 9.770 naar 10.550 huishoudens. Daarna is er een kantelpunt zichtbaar, waarna vanaf ongeveer 2035 het totaal aantal huishoudens begint te dalen. De prognose is dat in 2040 in de gemeente Borne 10.420 huishoudens wonen. Voor de woningmarkt is niet alleen het totale aantal huishoudens van belang, maar ook de samenstelling van de huishoudens. Deze verandert de komende jaren vooral als gevolg van de vergrijzing. Vooral het aantal alleenstaande ouderen neemt in Borne toe, terwijl het aantal stellen en gezinnen onder de 65 jaar afneemt (zie ook figuur 3.1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZhz003-vg01_0012.png"

Figuur 3.1: Aantal huishoudens naar huishoudenstype in 2020 en 2030 in Borne (bron: RIGO 2020).

Het aandeel ouderen van 65 jaar of ouder (alleenstaand en paren) neemt binnen de doelgroep flink toe. In Borne is dat van 53% in 2020 tot 56% in 2030 en 61% in 2040.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZhz003-vg01_0013.png"

Figuur 3.2: Samenstelling van doelgroep naar leeftijd en huishoudenssamenstelling in 2020, 2030 en 2040 in Borne (bron: RIGO 2020).

In de onderstaande tabel wordt de verwachte woningbehoefte naar eigendom en woningtype tot 2030 en 2040 per economisch scenario gepresenteerd. De grootste behoefte wordt verwacht in de grondgebonden koopwoningen ongeacht het economische scenario. Terwijl het aantal ouderen in grondgebonden koopwoningen toeneemt, worden er nieuwe jonge gezinnen gevormd die ook graag in dit woningtype willen wonen (zie ook figuur 3.3).

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZhz003-vg01_0014.png"

Figuur 3.3: Ontwikkeling woningbehoefte naar eigendom en woningtype tot 2030 en 2040 in Borne (Bron: RIGO woningmarktsimulatie).

Als gevolg van de vergrijzing én de voorspelde toename van alleenstaanden neemt ook de behoefte aan appartementen toe, in zowel de koop- als de huursector. Toch, blijft de behoefte aan grondgebonden woningen in beide gemeenten het grootst. Deze behoefte is te zien in alle leeftijd- en huishoudengroepen. Dat is ook te verklaren doordat ouderen langer in eengezinswoningen blijven wonen en erg honkvast zijn. De ouderen huishoudens wonen al in de betreffende woningen. De jonge huishoudens hebben de wens om in een grondgebonden koopwoning te wonen. De behoefte aan grondgebonden huurwoningen neemt af in beide gemeenten. Deze afname ontstaat door het overlijden van oudere huurders en een beperkte nieuwe instroom van jongere huurders. Dit is echter sterk afhankelijk van het economische scenario. Wanneer het economisch goed gaat, koopt men liever een woning. Wanneer het economisch slechter gaat, is men vaker aangewezen op de huursector.

Voor Borne verwacht het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) een woningvraag van totaal 10.100 huishoudens in 2030. Daarmee verwachten ze een benodigde toename van 450 woningen. Uit de RIGO woningmarktsimulatie komt een verwachte woningvraag in 2030 van 10.500 huishoudens. EIB voorziet de grootste vraag in de koopsector van circa 500 huishoudens. Het gaat met name om grondgebonden woningen. Deze ontwikkeling komt overeen met de uitkomsten uit het RIGO woningmarktsimulatie. Daaruit komt een verwachte groei tussen de 400 (negatief scenario) en 700 (positief scenario) huishoudens.

Kwalitatieve behoefte

Net als in de rest van Nederland zal het aantal ouderen in Borne de komende jaren fors toenemen. Hierdoor gaan zij een belangrijkere rol spelen op de woningmarkt. In onderstaande figuur wordt de toename van de huishoudens van 65 jaar en ouder in de gemeente Borne gepresenteerd. Tot 2040 neemt in Borne het aantal huishoudens van 65 jaar en ouder met ongeveer 1.000 huishoudens toe. De groei zit met name in de leeftijdscategorieën boven de 75 jaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZhz003-vg01_0015.png"

Figuur 3.4: Prognose ontwikkeling huishoudens 65 jaar en ouder in Borne (bron: RIGO 2020).

Als de (meeste) ouderen in een koopwoning blijven wonen, dan neemt het aandeel 65-plussers in grondgebonden koopwoningen alleen maar verder toe. Met name de woonsituatie van de 75-plussers zal in de toekomst veranderen. Het verwachte aandeel van ouderen dat in een koopwoning woont neemt tot 2040 toe tot 66% in Borne. Het is dan ook de koopsector waar de vergrijzing zich met name zal manifesteren en waar de aanpasbehoefte en behoefte aan ondersteuning zal toenemen.

De toename van het aantal ouderen en het feit dat ouderen langer thuis blijven wonen, zal samengaan met een toenemend benodigd aantal aanpassingen aan de bestaande voorraad. Er zullen trapliften worden toegevoegd, drempels worden weggenomen en badkamers worden aangepast. Door dit type maatregelen zijn veel ouderen in staat om in de huidige woning te blijven wonen. Het merendeel zal daarvoor kiezen, terwijl een ander deel op zoek zal gaan naar een kleinere gelijkvloerse woning of ouderenwoning. Wanneer specifiek gekeken wordt naar de wens voor een ouderenwoning die huishoudens van 65 jaar en ouder met of zonder beperking hebben, valt op dat veruit de meeste huishoudens niet zo'n verhuiswens hebben, namelijk bijna 90% van het totaal aantal huishoudens boven de 65 jaar. Ongeveer 10% van deze huishoudens heeft wel de wens om te verhuizen naar een ouderenwoning.

Behoefte ouderenwoningen in Borne

  • Allereerst wordt er een inschatting gemaakt van het aantal huishoudens van 65 jaar en ouder met een mobiliteitsbeperking dat recent verhuisd is. Het valt op dat slechts ongeveer tien huishoudens recent zijn verhuisd naar een woning die aangepast is.
  • Vervolgens wordt er gekeken naar huishoudens van 65 jaar en ouder met een mobiliteitsbeperking die niet recent verhuisd zijn, maar wel al een toekomstbestendige woning hebben. Meer dan 80% van deze huishoudens heeft al maatregelen getroffen. Bijna 20%, wat ongeveer neerkomt op 100 huishoudens, (nog) niet. Deze huishoudens vormen een potentiële behoefte aan aanpaste woningen of ouderenwoningen.
  • Deze 100 huishoudens zijn uitgesplitst naar mobiliteitsbeperking. Bij het grootste deel van de huishoudens is een lid afhankelijk van een wandelstok, gevolgd door de rollator. Van de overige een derde van de huishoudens heeft een lid een rolstoel of een scootmobiel.
  • Wanneer de verhoudingen van huishoudens met een mobiliteitsbeperkingen die niet verhuizen het komende decennium gelijk blijft, dan groeit de potentiële behoefte aan aangepaste (ouderen)woningen naar ongeveer 120 huishoudens. Deze zijn op basis van dezelfde verhoudingen ook gepresenteerd naar het geschatte aantal huishoudens per mobiliteitsbeperking.

Conclusie

Volgens de Primosprognose 2019 zal het aantal huishoudens in Borne de komende jaren stijgen van 9.770 in 2020 naar 10.550 in 2030. In de jaren daarna neemt het aantal huishoudens weer af, naar 10.420 in 2040. Vooral het aantal alleenstaanden vanaf 65 jaar zal sterk toenemen, ook na 2030.

De groei van het aantal huishoudens leidt in 2030 tot een extra woningbehoefte van 770 woningen bovenop de huidige voorraad. Uitgaande van de huidige woonpatronen en trends in het eigenwoningbezit zoals in de voorgaande koppen weergegeven, zal de groei van de woningbehoefte vooral in het grondgebonden deel van de koopsector plaatsvinden.

De komende jaren zal een steeds groter deel van de huishoudens in Borne uit ouderen bestaan. Vooral het aantal 75- en 85-plussers zal sterk toenemen. Dat betekent dat het aantal huishoudens dat afhankelijk is van zorg zal toenemen. Toch zullen de meeste ouderen in een zelfstandige woning blijven wonen. Gezien de groei van het eigenwoningbezit zal dit in de meeste gevallen een koopwoning zijn. Ouderen die wel verhuizen zullen vanwege mobiliteitsbeperkingen vaak behoefte hebben aan een aangepaste woning of nultredenwoning. De behoefte aan aangepaste ouderenwoningen zal dus toenemen.

In Borne wordt verwacht dat er de komende 10 jaar er een potentiële behoefte is aan aangepaste (ouderen)woningen van ongeveer 120 huishoudens. De ontwikkeling van twaalf levensloopbestendige appartementen aan de Grotestraat 104 in Borne voorziet daarmee in een duidelijke kwantitatieve én kwalitatieve behoefte.

Geconcludeerd kan worden dat onderhavig plan voldoet aan de 'Ladder voor duurzame verstedelijking'.

3.2 Provinciaal beleid Overijssel

3.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

De Omgevingsvisie Overijssel geeft de provinciale visie op de fysieke leefomgeving van Overijssel weer. Hierin worden onderwerpen als ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en vervoer, ondergrond en natuur aangehaald in samenhang voor een duurzame ontwikkeling van de leefomgeving. De Omgevingsvisie is onder andere een structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening.

Duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit zijn de leidende principes of 'rode draden' bij alle initiatieven in de fysieke leefomgeving in de provincie Overijssel.

3.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. De keuze voor inzet van deze instrumenten is bepaald aan de hand van een aantal criteria. In de Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren.

Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel van de provincie Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.

3.2.3 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.

Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:

  • generieke beleidskeuzes;
  • ontwikkelingsperspectieven;
  • gebiedskenmerken.

Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.

Generieke beleidskeuzes

Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase het zgn. principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik gehanteerd. Hierin komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaand bebouwd gebied wordt benut, voordat er uitbreiding in de groene omgeving kan plaatsvinden.

Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Natuurnetwerk Nederland en verbindingszones enzovoorts. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend en verankerd in de Omgevingsverordening Overijssel.

Ontwikkelingsperspectieven

Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelingsperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities.

De ontwikkelingsperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven.

Gebiedskenmerken 

Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.

Aan de hand van de drie genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZhz003-vg01_0016.png" Figuur 3.5: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: provincie Overijssel)

Toetsing van het initiatief aan de uitgangspunten Omgevingsvisie Overijssel

Indien het concrete initiatief wordt getoetst aan de Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.

Generieke beleidskeuzes

Of een ontwikkeling mogelijk is, wordt bepaald op basis van generieke beleidskeuzes.

Artikel 2.1.2 Principe van concentratie

lid 1

Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in woningbouw, aanleg van bedrijventerreinen voor lokaal gewortelde bedrijvigheid en het realiseren van stedelijke voorzieningen, met bijbehorende infrastructuur en groenvoorzieningen om te voldoen aan de lokale behoefte en de behoefte van bijzondere doelgroepen.

lid 2

In afwijking van het gestelde onder 1 kunnen bestemmingsplannen voorzien in woningbouw, aanleg van bedrijventerreinen en het realiseren van stedelijke voorzieningen om te voldoen aan een bovenregionale behoefte voor zover deze bestemmingsplannen gebieden betreffen die onderdeel uitmaken van stedelijke netwerken.

lid 3

In afwijking van het gestelde onder 1 kunnen bestemmingsplannen van de streekcentra voorzien in woningbouw, aanleg van bedrijventerreinen en het realiseren van voorzieningen ter voldoening van een regionale behoefte voor zover dit past binnen de regionale programmering van de betreffende regio.

lid 4

In afwijking van het gestelde onder 1 kunnen bestemmingsplannen voorzien in woningbouw en bedrijventerrein om te voldoen aan (een deel van) de behoefte van een buurgemeente als dit past binnen de regionale programmering van de betreffende regio.

Doorwerking voor voorliggend plan:

Middels het voorliggende bestemmingsplan wordt de realisatie van een appartementengebouw met 12 appartementen mogelijk gemaakt. Daarbij wordt voorzien in de behoefte aan meer woningen binnen de gemeente Borne. In paragraaf 3.3 wordt de ontwikkeling getoetst aan de woonvisie van de gemeente Borne en wordt bekeken of de ontwikkeling past binnen het woningbouwprogramma van de gemeente. Daarmee wordt geacht dat er voldaan wordt aan artikel 2.1.2 uit de omgevingsverordening van provincie Overijssel.

Artikel 2.1.3 Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik

lid 1

Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in stedelijke ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen op de Groene Omgeving wanneer aannemelijk is gemaakt:

  • dat er voor deze opgave in redelijkheid geen ruimte beschikbaar is binnen het bestaande bebouwd gebied en de ruimte binnen het bestaand bebouwd gebied ook niet geschikt te maken is door herstructurering en/of transformatie;
  • dat mogelijkheden voor meervoudig ruimtegebruik binnen het bestaand bebouwd gebied optimaal zijn benut.

lid 2

Bestemmingsplannen voor de Groene Omgeving voorzien uitsluitend in ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen anders dan de uitleg van steden en dorpen wanneer aannemelijk is gemaakt:

  • dat (her)benutting van bestaande erven en/of bebouwing in de Groene Omgeving in redelijkheid niet mogelijk is;
  • dat mogelijkheden voor combinatie van functies op bestaande erven optimaal zijn benut.

Doorwerking voor voorliggend plan:

In het voorliggende bestemmingsplan wordt de realisatie van een appartementengebouw met 12 appartementen binnen de kern Borne mogelijk gemaakt. Er is sprake van een inbreiding en herstructurering van bestaand bebouwd gebied en derhalve wordt geen beslag gedaan op de groene omgeving. Geacht wordt daarmee dat voldaan wordt aan artikel 2.1.3 uit de omgevingsverordening van provincie Overijssel.

artikel 2.1.5 Ruimtelijke kwaliteit

In de toelichting op bestemmingsplannen wordt onderbouwd dat de nieuwe ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit conform de geldende gebiedskenmerken.

Doorwerking voor voorliggend plan:

In het voorliggende bestemmingsplan wordt de realisatie van een appartementengebouw met 12 appartementen mogelijk gemaakt. In de huidige situatie is ter plaatse een leegstaand pand aanwezig die gebruikt werd ten behoeve van een laserclinic en op de verdieping is een appartement aanwezig voor de laserclinic. Omdat het gebouw leeg staat en er geen nieuwe mogelijke gebruikers of huurders zijn die het pand zullen onderhouden, treed het pand in verval. Hierdoor wordt er afbreuk gedaan aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse.

Met de realisatie van een nieuw appartementengebouw wordt er een passende vervolgfunctie gerealiseerd, namelijk een woonfunctie waarmee de ruimtelijke kwaliteit wordt verbeterd door een nieuw pand te realiseren. Daarnaast is de functie goed voor de leefbaarheid van de Grotestraat en leefbaarheid van de omgeving. Onder het kopje 'gebiedskenmerken' wordt hier nader op ingezoomd.

Artikel 2.2.2 Realisatie nieuwe woningen

lid 1

Bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wabo, voorzien uitsluitend in de mogelijkheid tot het realiseren van nieuwe woningen als de behoefte daaraan is aangetoond door middel van actueel onderzoek woningbouw.

lid 2

In bestemmingsplannen wordt in maximaal 80% van de behoefte aan nieuwe woningen zoals vastgesteld in het kader van actueel onderzoek woningbouw, voorzien.

lid 3

In bestemmingsplannen van gemeenten waarvoor woonafspraken van toepassing zijn, mag - in afwijking van lid 2 - in een hoger percentage dan 80% worden voorzien, met een maximum van 100% van de behoefte zoals vastgesteld in het kader van de woonafspraken.

lid 4

De behoefte aan nieuwe woningen zoals bedoeld in lid 1 wordt in ieder geval geacht te zijn aangetoond als realisatie daarvan past binnen de geldende woonafspraken zoals die zijn gemaakt tussen gemeente en provincie op basis van regionale afstemming.

lid 5

Wanneer de realisatie van nieuwe woningen niet past binnen geldende woonafspraken of wanneer er voor de gemeente geen woonafspraken gelden, dan moet de behoefte aan nieuwe woningen aangetoond worden door middel van actueel onderzoek woningbouw waarop de instemming is verkregen van zowel de gemeenten in de regio als Gedeputeerde Staten.

lid 6

In afwijking van het bepaalde in lid 5 geldt de eis dat gemeenten in de regio moeten hebben ingestemd niet voor buurgemeenten die gelegen zijn buiten de provincie Overijssel. In dat geval moet zijn aangetoond dat afstemmingsoverleg heeft plaatsgevonden.

Doorwerking voor voorliggend plan:

Middels het voorliggende bestemmingsplan wordt de realisatie van een appartementengebouw met 12 appartementen mogelijk gemaakt. In paragraaf 3.3 wordt de ontwikkeling getoetst aan de woonvisie en wordt bekeken of het toevoegen van 12 appartementen past binnen de woningbouwprogramma van gemeente Borne. Daarmee wordt geacht dat voldaan wordt aan artikel 2.2.2 uit de omgevingsverordening van provincie Overijssel.

Ontwikkelingsperspectieven

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. In dit geval zijn uitsluitend de ontwikkelingsperspectieven voor de stedelijke omgeving van belang, aangezien het plangebied binnen de kern Borne gelegen is. In figuur 3.6 is een fragment van de kaart van de ontwikkelingsperspectieven behorende bij de Omgevingsvisie weergegeven. Het plangebied is aangegeven met een rode markering.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZhz003-vg01_0017.png"

Figuur 3.6: Fragment ontwikkelingsperspectievenkaart, Omgevingsvisie Overijssel, het plangebied is aangegeven met een rode markering (bron: provincie Overijssel)

Zoals in figuur 3.6 te zien is valt het plangebied volledig binnen het ontwikkelingsperspectief 'Woon- en werklocaties binnen de stedelijke netwerken'. In dit ontwikkelingsperspectief geldt dat herstructurering en transformatie deze gebieden vitaal en aantrekkelijk moeten houden en de diversiteit aan milieus versterken. Herstructurering en transformatie bieden kansen om te anticiperen op klimaatverandering (bijvoorbeeld door ruimte voor groen, natuur of water te reserveren). Van belang is de stedelijke ontwikkeling altijd af te stemmen op de kenmerken van het watersysteem, bijvoorbeeld door in laaggelegen gebieden bij bouw- en evacuatieplannen rekening te houden met risico’s op overstroming of wateroverlast. Herstructurering en transformatie kunnen ook bijdragen aan de energietransitie (door het nemen van energie-efficiënte maatregelen en/of het opwekken van duurzame energie door bijvoorbeeld het aanwezige dakoppervlak te benutten).

Middels de realisatie van een nieuw appartementengebouw blijft het gebied vitaal en aantrekkelijk en wordt de leefbaarheid vergeleken met de huidige situatie versterkt. Daarmee wordt geacht dat met het voorliggend plan geen afbreuk wordt gedaan aan het eigen karakter van het gebied en er geen extra belemmeringen zullen onstaan voor de functies in de omgeving.

Gebiedskenmerken

Op voorhand kan worden opgemerkt dat het plangebied binnen bestaand bebouwd gebied is gelegen, waardoor de natuurlijke laag en de laag van het agrarisch cultuurlandschap niet meer waarneembaar zijn. Ook de laag van de beleving is niet zichtbaar. Voor het voorliggende bestemmingsplan is derhalve alleen de stedelijke laag relevant.

Stedelijke laag

De stedelijke laag geeft aan het gebied het kenmerk 'Historische centra binnensteden' (zie figuur 3.7).

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZhz003-vg01_0018.png"

Figuur 3.7: Stedelijke laag, Historische centra binnensteden, Omgevingsvisie Overijssel (bron: provincie Overijssel)

De historische centra, binnensteden en landstadjes vormen de functionele en emotionele kernen van de steden en dorpen. Ruimtelijk kenmerkend zijn de compacte bebouwingsstructuur, veelal binnen (voormalige) omwalling en veel individuele karakterverschillen op korte afstand. Funcioneel worden deze gebieden gekenmerkt door een mix van functies waarvan de concentratie van voorzieningen op gebied van detailhandel, horeca, cultuur, onderwijs, gezondheidszorg et cetera een belangrijk deel vormt.

Als ontwikkelingen plaats vinden in historische centra, binnensteden en landstadjes, dan dragen deze bij aan behoud en versterking de mix van functies, het historisch gegroeide patroon van wegen en openbare ruimten en de leefbaarheid. Grote bouwopgaven, zoals bij herstructurering, inbreiding of intensivering van woon-, werk-, en voorzieningen milieus worden ingepast met respect voor de historie, het individuele karakter van de bebouwing en de leefbaarheid, in relatie tot de problematiek van verkeer en parkeren.

Met de realisatie van een appartementengebouw met 12 appartementen aan de Grotestraat 104 in Borne krijgt het plangebied een passende vervolgfunctie die bovendien de leefbaarheid van het gebied vergroot. Daarnaast past het gebouw qua karakter bij de andere gebouwen in de omgeving en wordt er geen afbreuk gedaan aan zowel de parkeer- als verkeersituatie ter plaatse. Daarmee wordt geacht dat er voldaan wordt aan de ambities vanuit de stedelijke laag.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten planologische wijziging volledig in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Borne 2030

De structuurvisie Borne 2030 is op 23 juni 2015 door de gemeenteraad van Borne vastgesteld. De structuurvisie is een actueel ruimtelijke sturingsmiddel waarin nieuwe ontwikkelingen binnen de gemeente worden getoetst.

De gemeente Borne beschikt over een grote uitleglocatie voor woningbouw, De Bornsche Maten. Naast De Bornsche Maten legt Borne prioriteit bij het ontwikkelen van woningbouwlocaties in het bestaand bebouwd gebied. In het bestaand stedelijk gebied is de laatste jaren veel opgeknapt en geherstructureerd. Met name de corporatie Woonbeheer Borne heeft diverse rotte plekken in Borne met kwalitatief hoogwaardige panden ingevuld en heeft haar woningvoorraad op verschillende locaties naar een kwalitatief hoger niveau gebracht. De locaties groter dan 10 woningen zijn op de Visiekaart Wonen aangegeven. Als gevolg van het mogelijk vrijkomen van schoollocaties zullen zich in de toekomst nieuwe mogelijkheden voordoen.

In de wijken ten westen en zuiden van de Rondweg liggen kleine groene gebiedjes versnipperd in de buurt. In de wijken ten noorden en oosten van de Rondweg zijn de groene gebieden groter en meer aaneengesloten. Voor de groene gebieden in de woonwijken geldt dat wordt uitgegaan van een eenvoudige en eenduidige inrichting. Er zal hierdoor een stevig, rustig en groen beeld ontstaan.

In figuur 3.8 is een uitsnede van de structuurvisiekaart opgenomen. Het plangebied is globaal rood omlijnd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZhz003-vg01_0019.png"

Figuur 3.8: Uitsnede structuurvisiekaart gemeente Borne (bron: gemeente Borne)

Toets en conclusie

De structuurvisie is opgedeeld in een aantal thema's. Voor de voorliggende ontwikkeling is vooral de thema 'wonen' relevant. Hierover wordt het volgende gezegd:

Borne kiest in de gemeente voor de toevoeging van woningen met hoge kwaliteit voor alle doelgroepen. Die kwaliteitsverbetering geldt eveneens voor de bestaande voorraad. De gemeente stelt zich tot doel om mensen van binnen en buiten Borne de kans te bieden een volledige wooncarrière op te bouwen. Een belangrijk deel van de nieuwe te bouwen woningen vindt plaats in de Bornsche Maten.

Onderhavige ontwikkeling heeft betrekking op een locatie die binnen het bestaand bebouwde gebied van Borne ligt. Daarmee is er sprake van een inbreiding en wordt er voldaan aan het principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik (eerst inbreiding dan uitbreiding). Middels de realisatie van de appartementen wordt de bestaande 'oude' bebouwing vervangen door nieuwbouw die aan alle hedendaagse woonwensen voldoet. Hiermee kan worden gesteld dat de ontwikkeling bijdraagt aan het vernieuwen van de bestaande woonvoorraad en dat de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied en de omgeving wordt verhoogd.

Geacht wordt dat de voorgenomen ontwikkeling in overeenstemming is met de structuurvisie Borne 2030.

3.3.2 Woonvisie Borne 2018-2028

De gemeenteraad van Borne heeft de Woonvisie Borne 2018-2028 op 6 maart 2018 vastgesteld. Met de woonvisie wordt een blik geworpen op de toekomst van het wonen in Borne. De visie biedt een basis voor de afwegingen die de gemeente Borne de komende jaren gaat maken, om ervoor te zorgen dat Borne ook de komende tien jaar voldoende passende woningen kan blijven bieden voor haar inwoners en daardoor dé woongemeente van de Netwerkstad Twente kan blijven.

De ambitie van de gemeente Borne is in eerste instantie het voorzien in voldoende passende woningen voor haar inwoners. Daarnaast wil de gemeente Borne een bijdrage leveren aan het creëren van een goede balans tussen vraag en aanbod in het totale woningmarktgebied binnen de Netwerkstad Twente. Bij de aanpak van overprogrammering op de woningmarkt dient een goede afweging te worden gemaakt tussen maakbaarheid enerzijds en flexibiliteit anderzijds.

Ontwikkelingen en trends

De gemeente Borne heeft te maken met de volgende ontwikkelingen en trends op de woningmarkt:

  • 1. Groei en kwaliteit: realisatie Bornsche maten en ingrepen in de bestaande voorraad (renovatie/levensduurverlenging, sloop/nieuwbouw en verkoop);
  • 2. Sociale huurvoorraad: naar stabiliteit en flexibiliteit: verwacht wordt dat de behoefte aan sociale huurwoningen tot 2025 toeneemt en daarna stabiliseert;
  • 3. Langer zelfstandig wonen: de aanpasbehoefte van de woningvoorraad neemt als gevolg van de vergrijzing toe. Ouderen en (andere) doelgroepen met een lichte zorgvraag blijven steeds vaker zelfstandig wonen. Daarnaast is sprake van een behoefte aan beschermde woonvormen, welke met wat aanpassingen mogelijk in de bestaande voorraad kan worden opgevangen;
  • 4. Verduurzaming in de bestaande woningvoorraad: de ambitie is om eind 2020 45% van de bestaande woningvoorraad van de corporaties minimaal naar energielabel B te brengen. Daarnaast zullen in de bestaande koopwoningvoorraad duurzaamheidsmaatregelen zoveel mogelijk gestimuleerd worden.
  • 5. Nieuwe vormen van bewonersbetrokkenheid: dankzij technologie worden mensen makkelijker in verbinding met elkaar gebracht, dat kan leiden tot nieuwe betrokkenheid.

Thema's

  • 1. Betaalbaarheid en beschikbaarheid: de ambitie is om voldoende woningen en passend wonen voor iedereen mogelijk te maken, met focus op de sociale doelgroep en de (lage) middeninkomens.
    • a. Huisvesting van senioren: als gevolg van toenemende vergrijzing stijgt de behoefte aan met name wat kleinere grondgebonden seniorenwoningen/levensloopbestendige woningen. De gemeente wil mogelijkheden benutten om in dit specifieke segment te voorzien (zowel koop als huur);
    • b. Huisvesting jongeren: de slaagkans voor jongeren (< 23 jaar) staat enigszins onder druk, wanneer de slaagkans voor een bepaalde doelgroep afneemt zullen maatregelen worden genomen om deze te verbeteren;
    • c. Ruimte bieden aan vernieuwende woonconcepten: In het woningbouwprogramma wordt ruimte aan vernieuwende woonconcepten die uitgaan van een compacte en flexibele indeling geboden. Deze zijn zowel duurzaam zijn en betaalbaar voor 1-persoonshuishoudens (zowel koop als huur).
  • 2. Wonen, zorg en welzijn: de ambitie is om inwoners zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen laten wonen.
    • a. Faciliterende rol gemeente: stimuleren zorgverlening, ruimte creëren voor wonen met zorg en maximaal flexibel zijn als het gaat om toekomstbestendig wonen. Reguliere zorgwoningen passen binnen de bestemming 'wonen', zoals seniorenwoningen en levensloopbestendige woningen.
    • b. Zorgwoningen in de buurt van voorzieningenclusters: zorgvoorzieningen zo veel mogelijk concentreren in gebieden waar al een goed voorzieningenniveau aanwezig is en vooral in die gebieden prioriteit geven aan het levensloopbestendig maken van woningen. Nieuwbouw hier afgestemmen op de zorg vragende doelgroepen en de bereikbaarheid verbeteren. Eenzijdig samengestelde wijken voorkomen.
    • c. Aansluiten bij ontwikkelingen in het sociaal domein: samenwerken om te komen tot een integrale aanpak van wonen, welzijn en zorg.
    • d. Een openbare ruimte die uitnodigt tot ontmoeting: de openbare ruimte inrichten met het oog op ontmoeting (tussen alle leeftijden)en actief worden/blijven.
    • e. Meer ruimte in het woonprogramma voor nieuwe initiatieven: ruimte bieden aan kleinschalige wooninitiatieven gericht op een nieuwe vorm van Noaberschap of aan andere innovatieve woonvormen of woonomgevingen waarbij informele netwerken gemakkelijker kunnen worden aangesproken. In bestemmingsplannen plekken mogelijk maken, zoals woonhofjes, wooncommunes of particuliere initiatieven.
    • f. Levensloopbestendigheid in bestaande voorraad en nieuw te bouwen woningen: de vraag naar levensloopbestendige woningen doet zich voor in verschillende marktsegmenten. Bij het levensloopbestendig maken van de woningvoorraad gaat prioriteit uit naar woningen in de nabijheid van voorzieningenclusters.
  • 3. Leefbaarheid en kwaliteit: de ambitie is toewerken naar een toekomstbestendige kwalitatief hoogwaardige woningvoorraad voor alle inwoners van Borne.
    • a. Duurzaam wonen - verbinden van initiatieven: verbinden duurzame initiatieven aan elkaar te verbinden en de goede informatie op de goede plekken laten landen.
    • b. Wonen in het buitengebied - nieuwe mogelijkheden: vrijkomende agrarische erven bieden mogelijkheden voor de realisatie van nieuwe (zorg)woningen en erftransformaties. Het leveren van een bijdrage aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving staat voorop.
    • c. Vitale kerkdorpen en wijken met ruimte voor initiatief: bewoners in de wijken ruimte bieden om hun leefomgeving zelf in te richten. Er is een zekere behoefte aan woningen die geschikt zijn voor starters, als ook een behoefte aan woningen voor ouderen die zelfstandig in een passende en toegankelijke woning willen blijven wonen. Kleinschalige woningbouw met inbegrip van transformatie van leegstaand vastgoed kan hieraan een bijdrage leveren, maar zal het leefbaarheidsvraagstuk niet volledig oplossen.
    • d. Flexibiliteit en experimenteerruimte: inwoners die het initiatief tot zelfbouw nemen, helpen we waar we kunnen. Stimuleren en faciliteren particulier opdrachtgeverschap (PO), collectief-particulier opdrachtgeverschap (CPO) en mede-opdrachtgeverschap (MO). Het bieden van (regel)ruimte aan particulieren om hen te ondersteunen bij het project en het behandelen van particuliere opdrachtgevers als volwaardige gesprekspartners als het gaat om project- en kavelontwikkeling.
    • e. Samenwerken waar mogelijk: Duurzaam (t)huis Twente is een initiatief van de veertien Twentse gemeenten om de verduurzaming van particuliere woningen in Twente te stimuleren.
  • 4. Kwalitatief programmeren: de ambitie is in eerste instantie het voorzien in voldoende passende woningen voor de inwoners en daarnaast het leveren van een bijdrage aan het creëren van een goede balans tussen vraag en aanbod in het totale woningmarktgebied binnen de netwerkstad Twente.
    • a. Afwegingskader nieuwe initiatieven: maatwerk met betrekking tot de afweging van plannen met als doel op een zo objectief mogelijke wijze onderscheid maken in kansrijke plannen en minder kansrijke plannen.
    • b. Werken met de ladder voor duurzame verstedelijking: motiveringseis voor het realiseren van nieuwe stedelijke ontwikkelingen, waarin de noodzaak van nieuwe stedelijke ontwikkelingen vanuit regionaal perspectief moet worden onderbouwd, waarin wordt bezien of de voorgenomen nieuwe stedelijke ontwikkeling binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden gefaciliteerd en waarin ten tenslotte moet worden bekeken in hoeverre de behoefte kan worden gefaciliteerd op een passende en zo mogelijk multimodaal ontsloten locatie.

Regionale Woon Programmering

De Woonafspraken die volgend op de Regionale Woonvisie zijn gemaakt met de veertien Twentse gemeenten en de provincie, worden cijfermatig onderbouwd in de Regionale Woon Programmering (RWP). Twente wordt beschouwd als één woningmarkt, aangezien de verhuisdynamiek over de externe grenzen heen zeer beperkt is. Voor de Twentse netwerksteden geldt dat de woningmarkt een overwegend lokaal karakter heeft. Voor Borne is dat minder het geval. Met name de Bornsche Maten heeft een bovenlokale aantrekkingskracht. Deze relatie is het sterkst met de buurgemeente Hengelo. Vooral gezinnen die op zoek zijn naar een eengezinswoning met een ruime tuin hebben een voorkeur voor de Bornsche Maten. De kwaliteit van de Bornsche Maten is al in 2013 door de netwerkstadpartners onderkend, wat heeft geleid tot de aanwijzing tot prioritaire uitleglocatie in de Ontwikkelagenda Netwerkstad.

Om deze afspraken in het kader te plaatsen van de Regionale Woonvisie en de bijbehorende Woonafspraken is, in opdracht van de provincie en de Netwerkstadgemeenten, aanvullend onderzoek verricht naar de kwalitatieve programmering van de suburbane woonmilieus binnen de Netwerkstad. Doel daarvan was een door alle partijen gedragen oplossing te bewerkstelligen voor de verdere ontwikkeling van de Bornsche Maten in relatie tot andere uitleglocaties binnen de netwerkstad. Met betrekking tot Borne en de positie van de Bornsche Maten heeft dit ertoe geleid dat Borne maximaal 100 woningen op jaarbasis mag toevoegen en dat de Bornsche Maten zich mag ontwikkelen tot een wijk van uiteindelijk 2.300 woningen.

Uitvoering Woningbouwprogramma

Op 28 februari 2020 is het kader Uitvoering Woningbouwprogramma Woonvisie 2018-2028 vastgesteld. De beperkte planologische ruimte heeft als gevolg dat we binnen de gemeente Borne niet overal meer ongelimiteerd kunnen blijven bouwen en dat de gemeente Borne het programma in balans moeten brengen met de actuele en de te verwachten vraag. Naast het ontwikkelen van woningbouw in de Bornsche Maten wil de gemeente ook kunnen blijven bouwen op locaties die bijvoorbeeld zeer geschikt zijn voor een bepaalde doelgroep, of op plekken waar de gemeente in het bestaand stedelijk gebied leegstand wil tegengaan of gaten willen opvullen.

Dat betekent dat nieuw ingediende plannen en initiatieven beoordeeld zullen worden op hun toegevoegde waarde en op basis daarvan keuzes gemaakt worden: waar werkt de gemeente Borne op welk moment aan mee? Om zowel de kwaliteit van het bestaand stedelijk gebied te borgen als de woningbouwontwikkeling in de Bornsche Maten te stimuleren, is het voor de gemeente Borne van groot belang te zoeken naar een goede balans tussen bouwen op locaties in het bestaand stedelijk gebied en bouwen op uitleglocaties.

Plancapaciteit

De gemeente Borne beschikt over diverse plannen die woningbouw mogelijk maken. Naast de Bornsche Maten zijn er nog enkele kleinere uitleglocaties (Oosterveld, Roskam Landen, Bornse Flieren, Kollergang, Hemmelhorst) in ontwikkeling. Tevens is er, binnen het bestaand stedelijk gebied van Borne, sprake van een aantal ontwikkellocaties waar woningbouw plaats kan vinden. In enkele gevallen zijn daartoe door externe partijen al aanvragen ingediend. Voor een aantal locaties is woningbouw rechtstreeks bestemd. Op sommige locaties is al gestart met de ontwikkeling van woningbouw, terwijl er voor andere locaties nog geen plannen in ontwikkeling zijn.

Een groot deel van de harde plannen (verdisconteerd in een bestemmingsplan) sluit nog steeds aan bij de actuele vraag vanuit de markt. Sommigen echter ook niet (meer). Daarbij kan het gaan om plannen die lang geleden zijn bedacht, maar nooit zijn uitgevoerd. Nu de vergrijzing steeds verder doorzet en het moment dat bevolkingsgroei niet langer vanzelfsprekend is steeds dichterbij komt, zullen we anders naar de markt moeten kijken. De bevolkingscijfers tonen aan dat in Twente de groei afvlakt en dat de bevolking zich vanaf ongeveer 2030 in aantal zal stabiliseren of mogelijk licht afnemen. Wel is er voorlopig nog sprake van groei in het aantal huishoudens als gevolg van de zich voordoende huishoudensverdunning. Uiteraard heeft dit gevolgen voor de woningbouwproductie.

Overprogrammering

Als alle woningbouwmogelijkheden in harde plannen binnen de gemeente Borne bij elkaar opgeteld worden is er in het kader van de regionale woonafspraken sprake van overprogrammering. Om nieuwe plannen in ontwikkeling te kunnen nemen, dient de gemeente aan te geven hoe zij daarmee om gaat. Voor de Bornsche Maten is in dit verband al aangegeven dat de vierde fase (400 woningen), welke als reservelocatie is opgenomen in de Structuurvisie Borne 2030, niet meer in de woningbouwprogrammering wordt opgenomen. Daarnaast is afgesproken dat er voor deze wijk wordt gewerkt met een adaptief vraaggericht programma dat wordt opgeknipt in fases en dat aansluit op de behoefte vanuit de netwerkstad aan mooi dorps wonen.

Daarnaast dienen, ten behoeve van het terugbrengen van de aanwezige overcapaciteit, op basis van de gemaakte inventarisatie van de plancapaciteit, keuzes te worden gemaakt met betrekking tot het al dan niet of beperkt tot ontwikkeling brengen van ontwikkellocaties.

Kwalitatieve uitgangspunten

Kwalitatieve uitgangspunten gelden op een tweetal gebieden:

In eerste instantie dient er te worden gebouwd voor de actuele lokale behoefte. Een plan dient te voorzien in een specifieke zich op dat moment voordoende vraag. Naast levensloopbestendige woningen (liefst op een aanvaardbare loopafstand van een OV-halte en/of een wijkvoorziening op het gebied van welzijn of winkels) is er op dit moment vooral behoefte aan woningen voor één en twee persoonshuishoudens en voor (lagere)middeninkomens.

Naast het bouwen voor een aantoonbaar aanwezige behoefte, dient een initiatief te voldoen aan de volgende ruimtelijke uitgangspunten:

Aangetoond moet worden dat er sprake is van het versterken van de ruimtelijke kwaliteit of het oplossen van een ruimtelijk dan wel maatschappelijk ongewenste situatie. Het feit dat een plek leeg is, is geen argument om deze te bebouwen. Met betrekking tot dit uitgangspunt wordt een uitzondering gemaakt voor woningsplitsing, aangezien er daarbij alleen inpandig veranderingen worden aangebracht.

Er worden, met uitzondering voor de specifieke behoefte vanuit de kerkdorpen, geen nieuwe uitleglocaties gecreëerd. Bestaande en in ontwikkeling zijnde uitleglocaties (waaronder Bornsche Maten, Roskamlanden, Hemmelhorst, 't Hesseler) worden afgerond. Aangetoond moet worden dat een initiatief bijdraagt aan een goede verscheidenheid aan woonmilieus, woningtypes en prijsklassen voor Borne als geheel, maar vooral ook binnen de wijken.

Toets en conclusie

Met onderhavig bestemmingsplan wordt de realisatie van een nieuw appartementengebouw met 12 appartementen mogelijk gemaakt. Het plangebied ligt binnen bestaand stedelijk gebied. Op het plangebied is een leegstaand pand aanwezig dat bestemd is voor wonen, detailhandel, dienstverlening en andere bedrijvigheid. Ten behoeve van deze functies is op de verdieping van het bestaande gebouw een appartement aanwezig die tevens leeg staat.

Met de realisatie van het appartementengebouw krijgt het plangebied een passende vervolg functie en wordt leegstand tegengegaan. De appartementen zullen duurzaam (gasloos) en levensloopbestendig gebouwd worden. De vorm van het appartementengebouw zal passend zijn bij de vorm van andere gebouwen in de omgeving, waardoor wordt geacht dat de ruimtelijke kwaliteit en het karakter van het gebied zal worden versterkt. Verder kan met de realisatie van het appartementengebouw bijgedragen worden aan meer woningen voor senioren en starters (zie ook de ladderonderbouwing in paragraaf 3.1.2) in de gemeente Borne. Doordat het plangebied in de nabijheid van diverse voorzieningen ligt, worden de appartementen geacht extra geschikt te zijn voor senioren en starters.

Al met al kan geconcludeerd worden dat de voorgenomen ontwikkeling een aanwinst voor gemeente Borne is, dat het aansluit bij de Woonvisie Borne 2018-2028 en dat de ontwikkeling binnen het uitvoeringskader voor het woningbouwprogramma past.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving staan van het verrichte onderzoek naar de voor het plan relevante feiten en de af te wegen belangen (Algemene wet bestuursrecht, artikel 3.2).

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de geldende wet- en regelgeving die op voorliggend plan en plangebied van toepassing zijn. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk worden daarom de resultaten van het onderzoek naar o.a. de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreffen voor zover relevant de thema's geluid, bodem, luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering, geur, ecologie, archeologie & cultuurhistorie, verkeer, water en vormvrije m.e.r-beoordeling.

4.1 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Op 1 april 2011 is het huidige Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Op 7 juli 2017 zijn er enkele wijzigingen doorgevoerd binnen dit besluit om de m.e.r.-procedure eenduidiger en overzichtelijker te maken, alsmede het aspect milieueffectrapportage explicieter te behandelen in aanvragen. Dit besluit heeft tot doel het vaststellen van mogelijke, ernstig nadelige milieugevolgen ten gevolge van een activiteit binnen de aanvraag.

Binnen het Besluit milieueffectrapportage zijn een tweetal mogelijkheden opgenomen hoe om te gaan met dit besluit bij een aanvraag. Wanneer de beoogde activiteit in de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage wordt benoemd, maar onder de gestelde drempelwaarden blijft, volstaat een vormvrije m.e.r.-beoordeling. Wanneer de beoogde activiteit in de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage wordt benoemd en bovendien de gestelde drempelwaarden overstijgt, is de betreffende aanvraag m.e.r.-plichtig. Op dat moment zal een m.e.r.-rapportage op moeten worden gesteld.

Toets en conclusie

Er wordt middels dit bestemmingsplan de bouw van 12 apaprtementen mogelijk gemaakt. De ontwikkeling is concreet beschreven in hoofdstuk 2. Het huidige gebruik van het plangebied is gemengd -1, oftewel de gronden kunnen gebruikt worden voor wonen, detailhandel, dienstverlening en andere bedrijvigheid.

Woningbouw wordt in het Besluit milieueffectrapportage niet expliciet benoemd, maar kan worden geschaald onder 'de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject'. Er geldt dan een m.e.r.-plicht bij projecten van een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied van 2000 of meer woningen, of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer. De genoemde maximum oppervlakken gelden als drempelwaarden, dus indien de drempelwaarden niet worden overschreden dan bestaat er geen m.e.r.-plicht.

Of een project of een plan tot een stedelijk ontwikkelingsproject hoort hangt af van verschillende factoren. In de nota van toelichting op het Besluit mer wordt het begrip 'stedelijk ontwikkelingsproject' geduid. Hier wordt het volgende over gezegd:

“Bij een stedelijk ontwikkelingsproject kan het gaan om bouwprojecten als woningen, parkeerterreinen, bioscopen, theaters, sportcentra, kantoorgebouwen en dergelijke of een combinatie daarvan. Er kan overigens geen misverstand over bestaan dat ook «dorpen» hieronder vallen. Wat «stedelijke ontwikkeling» inhoudt kan van regio tot regio verschillen. Van belang hierbij is of er per saldo aanzienlijke negatieve gevolgen voor het milieu kunnen zijn. Indien bijvoorbeeld een woonwijk wordt afgebroken en er komt een nieuwe voor in de plaats, zal dit in de regel per saldo geen of weinig milieugevolgen hebben. Bij een uitbreiding zal er eerder sprake kunnen zijn van aanzienlijke gevolgen.”

Of sprake is van een 'stedelijk ontwikkelingsproject' hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Onder andere de aard en de omvang van de voorziene wijziging van de stedelijke ontwikkeling spelen daarbij een rol. Of de ontwikkeling per saldo aanzienlijke negatieve gevolgen voor het milieu kan hebben, is daarbij niet relevant.

Als een project voorziet in een (gedeeltelijke) functiewijziging, maar de bebouwde oppervlakte hetzelfde blijft, lijkt gelet op de uitspraak van de Raad van State van 31 januari 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:348) geen sprake te zijn van een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in het Besluit m.e.r. Op basis van deze uitspraak lijken de volgende aspecten voor de vraag of sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject relevant: (een uitbreiding) van de bebouwde oppervlakte, de opzet en de vormgeving van de ontwikkeling. Ten aanzien van de relevante aspecten kan tevens een verwijzing worden gemaakt naar de uitspraak van de Raad van State van 29 juli 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1832).

Onderhavig bestemmingsplan maakt de realisatie van een appartementengebouw met 12 appartementen mogelijk. In de huidige situatie is er sprake van een gebouw met daarin twee winkelruimtes, waarbij op de verdieping van het gebouw één appartement is toegestaan. Voor de realisatie van het beoogde appartementengebouw worden het huidige gebouw en bijbehorende bebouwingen gesloopt. Het huidige bouwvlak heeft een oppervlakte van circa 275 m² en de nieuwe bebouwing heeft een oppervlakte van circa 400 m². De bebouwde oppervlakte neemt met circa 125 m² toe. Daarnaast worden achter het appartementengebouw 11 beringen gerealiseerd. Gelet op de toename van de bebouwde oppervlakte kan aansluiting worden gezocht bij de uitspraak van de Raad van State van 12 juni 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1879). In deze uitspraak heeft de Raad van State geoordeeld dat de realisatie van twee woningen op voorheen (hobbymatige) agrarische gronden niet wordt aangemerkt als een stedelijk ontwikkelingsproject. De extra 125 m² bebouwde oppervlakte als gevolg van onderhavig plan past binnen de ruimtebeslag van de twee woningen zoals in de uitspraak van de Raad van State is benoemd, in die zin dat de bebouwde oppervlakte van twee woningen meer bedraagt dan 125 m². Voor onderhavige ontwikkeling wordt derhalve geacht dat er geen sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in het Besluit m.e.r.. Daarbij kan worden opgemerkt dat de voorgenomen ontwikkeling qua vormgeving, opzet en schaalgrootte goed past in de omgeving en dat woningen geen milieubelastende objecten zijn waarvan bestaande functies hinder kunnen ondervinden.

Wonen is dus al reeds toegestaan. De winkels vallen weg en daarvoor in de plaats worden extra appartementen gerealiseerd. Geacht wordt dat de extra woonfuncties, gelet erop dat wonen reeds toegestaan is, binnen de omgeving passen en daardoor niet tot extra nadelige milieugevolgen voor de omgeving zullen leiden. Daarmee wordt geacht dat het plan niet voorziet in een nieuw stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in kolom 1 van categorie 11.2 van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage. Daarbij is van belang dat opgemerkt moet worden dat het ruimtebeslag van de voorziene bebouwing beperkt is en dat de voorziene ontwikkeling gepaard gaat met een beperkte uitbreiding van de bebouwing op het perceel.

Resumerend wordt geacht dat de voorgenomen ontwikkeling niet een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in het Besluit m.e.r. is en daarom geen m.e.r.-plicht of een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is.

4.2 Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan/wijzigingsplan mogelijk is.

Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk/buitengebied' dan wel 'gemengd gebied'. In figuur 4.1 zijn de richtafstanden weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZhz003-vg01_0020.png"

Figuur 4.1: Richtafstanden VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering

Toets en conclusie

Het plangebied is gelegen aan de Grotestraat 104 in Borne. In dit gebied komen verschillende functies voor, o.a.:

  • Gemengde functies;
  • Woonfuncties;
  • Kantoorfuncties;
  • Bedrijfsfuncties;
  • Dienstverlenendefuncties;
  • Detailhandel.

Gelet erop dat er veel verschillende functies bestaan en dat de Grotestraat in Borne een redelijk drukke straat is, wordt geacht dat het gebied aangemerkt kan worden als een gemengd gebied. De richtafstanden uit de VNG uitgave kunnen derhalve met een trede verlaagd worden.

Zoals reeds hiervoor genoemd dient bij de realisatie van nieuwe bestemmingen gekeken te worden naar de omgeving waarin de nieuwe bestemmingen gerealiseerd worden. Hierbij spelen twee vragen een rol:

  • 1. past de nieuwe functie in de omgeving? (externe werking);
  • 2. laat de omgeving de nieuwe functie toe? (interne werking).

Externe werking

Hierbij gaat het met name om de vraag of de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling leidt tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar bezien, in strijd is te achten met een goede ruimtelijke ordening. Daarvan is sprake als het woon- en leefklimaat van omwonenden in ernstige mate wordt aangetast.

In dit geval voorziet het bestemmingsplan in de realisatie van appartementen. De hierbij behorende functie 'wonen' betreft geen milieubelastende activiteit voor de omgeving, waardoor geen sprake is van het aantasten van het woon- en leefklimaat van omwonenden.

Interne werking

Hierbij gaat het om de vraag of nieuwe functies binnen het plangebied hinder ondervinden van bestaande functies in de omgeving, en omgekeerd of bestaande functies in de omgeving door de ontwikkeling worden belemmerd in de bedrijfsvoering en/of ontwikkelingsmogelijkheden.

Nabij het plangebied bevinden zich, zoals vermeld, meerdere functies. In ondertaand tabel zijn de mogelijke milieubelastende functies opgenomen met daarbij de bijbehorende grootste richtafstanden uit de VNG uitgave en hoeveel de werkelijke afstand tussen de functies en het plangebied bedraagt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZhz003-vg01_0021.png"

Figuur 4.2: Tabel met richtafstanden uit de VNG uitgave 'Bedrijven en milieuzonering'

Zoals uit het tabel af te lezen is, wordt er voldaan aan de geadviseerde richtafstanden uit de VNG uitgave. Er is dus sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Geconcludeerd kan worden dat er vanuit het aspect milieuzonering geen belemmeringen zijn voor de uitvoerbaarheid van onderhavig bestemmingsplan.

4.3 Geur

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader voor vergunningverlening als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. De Wgv stelt één landsdekkend beoordelingskader met een indeling in twee categorieën. Voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld, wordt deze waarde uitgedrukt in een ten hoogste toegestane geurbelasting op een geurgevoelig object. Voor de andere diercategorieën is die waarde een wettelijke vastgestelde afstand die ten minste moet worden aangehouden.

Op grond van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) dient voor diercategorieën waarvoor per dier geen geuremissie is vastgesteld (bijvoorbeeld melkkoeien) en een geurgevoelig object de volgende afstanden aangehouden te worden:

  • ten minste 100 meter indien het geurgevoelige object binnen de bebouwde kom is gelegen;
  • ten minste 50 meter indien het geurgevoelige object buiten de bebouwde kom is gelegen.

Voor diercategorieën waarvoor in de Wgv een geuremissie per dier is vastgesteld geldt dat, binnen een concentratiegebied, de geurbelasting op geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom niet meer dan 3 odour units per kubieke meter lucht mag bedragen. Voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom mag deze niet meer bedragen dan 14 odour units per kubieke meter lucht.

Toets en conclusie

Er bevinden zich geen agrarische bedrijven in de directe omgeving van het plangebied. Een toetsing aan de Wgv of een geur onderzoek is niet noodzakelijk.

Geconcludeerd kan worden dat er vanuit het aspect geur geen belemmeringen zijn voor de uitvoerbaarheid van onderhavig bestemmingsplan.

4.4 Bodem

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient in de daarvoor aangewezen gevallen een bodemonderzoek te worden verricht.

Artikel 3.1.6 van het Bro bepaalt dat in het bestemmingsplan rekening gehouden moet worden met de bodemkwaliteit ter plaatse. De reden hiervoor is dat een eventueel aanwezige bodemverontreiniging van groot belang kan zijn voor de keuze van bepaalde bestemmingen en/of de (financiële) uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. De bodemtoets moet worden uitgevoerd bij het opstellen of wijzigen van het bestemmingsplan of een planologische afwijking. Als er verontreiniging aanwezig is moet bepaald (nader onderzoek) worden of het een geval is in de zin de Wbb of een diffuse verontreiniging. In de exploitatieopzet moeten de saneringskosten en de verwerkingskosten voor diffuus verontreinigde grond worden opgenomen.

Toets en conclusie

Middels het voorliggende bestemmingsplan wordt de realisatie van een appartementengebouw met 12 appartementen mogelijk gemaakt. Daarvoor dient de bestaande bestemming 'Gemengd - 1' te worden gewijzigd naar de bestemming 'Wonen'. Omdat sprake is van een functiewijziging en er nieuwe verblijfsfuncties worden opgericht, is een bodemonderzoek noodzakelijk om aan te tonen dat de gronden geschikt zijn voor de beoogde functie.

Op 21 juli 2021 heeft initiatiefnemer Ortageo Noordoost B.V. de opdracht gegeven om een verkennend bodemonderzoek uit te voeren. De rapportage van dit onderzoek is als bijlage opgenomen in het voorliggende bestemmingsplan. Hieronder worden de conclusies besproken. Daarnaast wordt er een aanbeveling gedaan. Voor de concrete inhoud van het onderzoek of bijbehorende boor- en analyseresultaten wordt verwezen naar Bijlage 1 .

Op basis van het uitgevoerde onderzoek blijkt het volgende:

  • de sporen en/of resten baksteenhoudende bovengrond (deels met lichte bijmengingen aan baksteenresten) is licht verontreinigd met lood en PAK. Er is geen PFAS aangetoond. Deze grond is geclassificeerd als ”wonen”.
  • in de ondergrond zijn geen verontreinigende stoffen aangetoond. Deze grond is geclassificeerd als “altijd toepasbaar”.
  • het grondwater bevat van nature licht verhoogde concentraties aan barium en zink.

Er zijn geen verontreinigingen aangetoond in gehalten/concentraties boven de tussenwaarde; het uitvoeren van een nader onderzoek is niet nodig.

De aangetoonde milieuhygiënische bodemkwaliteit levert geen belemmeringen op voor de voorgenomen bouwactiviteiten.

Geconcludeerd kan worden dat er vanuit het aspect bodem geen belemmeringen zijn voor de uitvoerbaarheid van onderhavig bestemmingsplan.

4.5 Geluid

In het kader van de Wet geluidhinder moet er bij de voorbereiding van een bestemmingsplan, c.q. een ontheffing op grond van de Wro, een onderzoek worden gedaan naar de geluidsbelasting op de gevels van geluidsgevoelige objecten, voor zover deze geluidsgevoelige objecten zijn gelegen binnen een zonering van een industrieterrein, wegen en/of spoorwegen.

De Wet geluidhinder kent de volgende geluidsgevoelige functies:

  • Woningen.
  • Onderwijsgebouwen (behoudens voorzieningen zoals een gymnastieklokaal).
  • Ziekenhuizen en verpleeghuizen en daarmee gelijk te stellen voorzieningen zoals verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken, medische kleuterdagverblijven, etc.

Enerzijds betekent dit dat (geluids-)eisen worden gesteld aan de nieuwe milieubelastende functies, anderzijds betekent dit eveneens dat beperkingen worden opgelegd aan de nieuwe milieugevoelige functies.

Toets en conclusie

Wegverkeerslawaai

Op grond van het artikel 74 van de Wet geluidhinder (Wgh) bevindt zich langs een weg een geluidszone, die aan weerszijde een breedte heeft van:

  • a. in stedelijk gebied:
      • voor een weg, bestaande uit drie of meer rijstroken: 350 meter;
      • voor een weg, bestaande uit een of twee rijstroken: 200 meter;
  • b. in buitenstedelijk gebied:
      • voor een weg, bestaande uit vijf of meer rijstroken: 600 meter;
      • voor een weg, bestaande uit drie of vier rijstroken: 400 meter;
      • voor een weg, bestaande uit een of twee rijstroken: 250 meter.

Deze zonering geldt niet:

  • c. voor wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied;
  • d. voor wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 kilometer per uur geldt;
  • e. wegen waarvan op grond van een door de gemeenteraad vastgestelde geluidsniveau vaststaat dat de geluidsbelasting op 10 meter uit de as van de meest nabij gelegen rijstrook 48 dB (A) of minder bedraagt (art. 74, lid 3 Wgh).

Het plangebied is gelegen aan de Grotestraat. De Grotestraat is een weg binnen stedelijk gebied met een maximumsnelheidsregime van 50 km/u en bestaat uit één rijstrook. Langs deze weg is op grond van de Wgh een geluidszone aanwezig met een omvang van 200 meter. Een akoestisch onderzoek is noodzakelijk om aan te tonen dat er aan de gevels van de nieuwe appartementen door de geluidbelasting als gevolg van de verkeersbewegingen aan de Grotestraat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Op 20 augustus 2021 is door Munsterhuis Geluidsadvies een akoestisch onderzoek verricht. De rapportage van dit onderzoek is als bijlage opgenomen in het voorliggende bestemmingsplan. In de navolgende alinea's worden de conclusies besproken. Voor de concrete inhoud, uitgangspunten, invoergegevens en rekenresultaten wordt verwezen naar Bijlage 2.

Uit onderzoek kunnen de volgende conclusies worden getrokken:

  • De etmaalintensiteit op de Grotestraat (30-km/uur-zone) geeft aanleiding om de akoestisch beoordeling te volgen conform de Wet geluidhinder en het gemeentelijk geluidbeleid;
  • Het blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB ten gevolge van het wegverkeer op de Grotestraat wordt overschreden ter plaatse van de appartementen. De hoogste geluidbelasting bedraagt 59 dB op de westgevel, inclusief 5 dB aftrek;
  • De gemeente Borne hanteert een maximale grenswaarde van 63 dB (‘lawaaiig’) voor onderhavig plan. De ambitiewaarde wordt wel overschreden maar de plafondgrenswordt niet overschreden;
  • Het plan voldoet aan de ontheffingscriteria uit het geluidbeleid voor het toekennen van een hogere waarde;
  • Het blijkt dat de gecumuleerde geluidbelasting exclusief aftrek ten gevolge vanwegverkeer ter plaatse van de beoordelingspunten 1, 2, 3, 4, 5, 7 en 8 hoger is dan 53 dB. Derhalve dient er voor deze gevels extra geluidwerende voorzieningen bepaald te worden om aan het maximale binnenniveau van 33 dB te kunnen voldoen. Dit zal in een gevelweringonderzoek moeten worden aangetoond.

Op 1 oktober 2021 is door Munsterhuis Geluidsadvies een gevelweringsonderzoek uitgevoerd om te onderzoeken welke geluidwerende voorzieningen aan de gevels van de te bouwen appartementen aan de Grotestraat 104 te Borne nodig zijn om te kunnen voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit, afdeling 3.1 art. 3.1 en 3.2. Dit onderzoek is als bijlage 3 opgenomen in het voorliggende bestemmingsplan.

In gevolge art. 110 lid g van de Wet geluidhinder is de aftrek bij het vaststellen van de noodzakelijke geluidwerende maatregelen 0 dB. De cumulatieve geluidbelasting Lcum door Munsterhuis Geluidsadvies berekend op de gevels van verblijfsgebieden bedraagt maximaal 64 dB op de voorgevel.

Voor het beschouwde verblijfsgebieden blijkt dat bij de toe te passen maatregelen, uit hoofdstuk 3 van het geluidsweringsonderzoek, aan de eis van de karakteristieke geluidwering GA;k en het binnenniveau van 33 dB wordt voldaan.

Geconcludeerd kan worden dat met inachtneming van de voorgestelde maatregelen vanuit het aspect geluid geen belemmeringen zijn voor de voorgenomen ontwikkeling. Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen van de appartementen dient te worden aangetoond dat de maatregelen zullen worden toegepast.

Railverkeerslawaai

Het dichtstbijzijnde spoorweg in Borne is gelegen op een afstand van circa 800 meter ten westen van het plangebied. Gelet op de onderlinge afstand met het plangebied wordt er geen geluidshinder verwacht voor de nieuwe appartementen. Onderzoek naar spoorweglawaai wordt derhalve niet noodzakelijk geacht.

Industrielawaai

In de directe omgeving van het plangebied is geen gezoneerd bedrijventerrein aanwezig. Het dichtstbijzijnde bedrijventerrein is gelegen op een afstand van circa 750 meter van het plangebied, geluidhinder is redelijkerwijs gezien niet te verwachten. Wel is in de buurt van het plangebied enkele bedrijfsfuncties gelegen, in paragraaf 4.2 is reeds onderbouwd dat er voldaan wordt aan de geadviseerde richtafstanden uit de VNG uitgave 'Bedrijven en milieuzonering'.

4.6 Luchtkwaliteit

Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit.

In de Wet luchtkwaliteit staan onder meer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende Besluiten en Regelingen:

  • Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen);
  • Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen).

Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen

Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM) staat bouwprojecten toe wanneer de bijdrage aan de luchtkwaliteit van het desbetreffende project niet in betekenende mate is. Het begrip 'niet in betekenende mate' is gedefinieerd als 3% van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Het gaat hierbij uitsluitend om stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10 en PM2,5). Toetsing aan andere luchtverontreinigende stoffen uit de Wet luchtkwaliteit vindt niet plaats.

In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Enkele voorbeelden zijn:

  • woningen: 1500 met een enkele ontsluitingsweg;
  • woningen: 3000 met twee ontsluitingswegen;
  • kantoren: 100.000 m² bruto vloeroppervlak met een enkele ontsluitingsweg.

Als een ruimtelijke ontwikkeling niet genoemd staat in de Regeling NIBM kan deze nog steeds niet in betekenende mate bijdragen. De bijdrage aan NO2 en PM10 moet dan minder zijn dan 3% van de grenswaarden.

Besluit gevoelige bestemmingen 

Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen/ klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen.

De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerszijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet luchtkwaliteit nodig.

Toets en conclusie

Middels het voorliggende bestemmingsplan wordt de realisatie van een appartementengebouw met 12 appartementen mogelijk gemaakt. De voorgenomen ontwikkeling kan op basis van de Regeling NIBM aangemerkt worden tot een ontwikkeling die niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Een onderzoek naar de luchtkwaliteit kan derhalve achterwege blijven.

Daarnaast worde er geen gevoelige bestemmingen opgericht in het kader van het Besluit gevoelige bestemmingen en zijn er aan de Grotestraat geen overschrijdingen van de NO2-concentratie.

Geconcludeerd kan worden dat er vanuit het aspect luchtkwaliteit geen belemmeringen zijn voor de uitvoerbaarheid van onderhavig bestemmingsplan.

4.7 Externe veiligheid

Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het daarbij om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:

  • het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • de Regeling externe veiligheid (Revi);
  • het Registratiebesluit externe veiligheid;
  • het Besluit risico's zware ongevallen 2015 (Brzo 2015);
  • het Vuurwerkbesluit.

Voor vervoer gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes en de Regeling Basisnet. Op transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen zijn het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) van toepassing.

Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden en het groepsrisico.

  • Plaatsgebonden risico (PR): Risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als een kans per jaar dat een persoon onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen een inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.
  • Groepsrisico (GR): Cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen de inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

In het BEVI zijn de risiconormen wettelijk vastgelegd. Deze normen zijn niet effectgericht maar gebaseerd op een kansberekening. Tevens geven de risiconormen alleen de kans weer om als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen te overlijden. Gezondheidsschade en de kans op verwonding of materiële schade zijn daarin niet meegenomen. Er is in het BEVI geen harde norm voor het groepsrisico vastgesteld. Voor het groepsrisico geldt geen norm maar slechts een oriënterende waarde. Er is sprake van een verantwoordingsplicht in geval van een toename van het groepsrisico.

Risicokaart

Aan hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven.

Toets en conclusie

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZhz003-vg01_0022.png"

Figuur 4.3: Uitsnede risicokaart (bron: Risicokaart Nederland).

De dichtstbijzijnde risicobron betreft een gasleiding van de Gasunie, gelegen op circa 700 meter ten westen van het plangebied. Uit de inventarisatie blijkt derhalve dat binnen een straal van 700 meter van het plangebied geen risico's op basis van de externe veiligheid zijn gelegen, derhalve geldt dat het plangebied:

  • zich niet bevindt binnen de risicocontour van Bevi- en Brzo-inrichtingen, danwel inrichtingen die vallen onder het Vuurwerkbesluit (plaatsgebonden risico);
  • zich niet bevindt binnen een gebied waarbinnen een verantwoording van het groepsrisico nodig is;
  • niet is gelegen binnen de veiligheidsafstanden van het vervoer gevaarlijke stoffen;
  • niet is gelegen binnen de veiligheidsafstanden van buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Een en ander brengt met zich mee dat het project in overeenstemming is met wet- en regelgeving met betrekking tot externe veiligheid.

4.8 Water

Een belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).

Waterbeleid

De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden kwaliteitsdoelen gesteld die in 2015 moeten worden bereikt. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de SVIR en het Nationaal Waterplan (inclusief de stroomgebiedbeheerplannen).

Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening richtinggevend voor ruimtelijke plannen.

Het Waterschap Vechtstromen heeft de beleidskaders van rijk en provincie nader uitgewerkt in het Waterbeheerplan 2016-2021. De belangrijkste ruimtelijk relevante thema's zijn de Kaderrichtlijn Water en retentiecompensatie. Daarnaast is de Keur van Waterschap Vechtstromen een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.

Op gemeentelijk niveau zijn het in overleg met Waterschap Vechtstromen opgestelde gemeentelijk Waterplan en het gemeentelijk Rioleringsplan van belang bij het afwegen van waterbelangen in ruimtelijke plannen.

Watervisie 2050

Het Waterschap Vechtstromen heeft op 14 april 2021 de Watervisie 2050 vastgesteld. In deze Watervisie staat de drie belangrijkste opgaven waaraan Vechtstromen volgens zeven hoofdlijnen wil werken met partners en inwoners.

De drie belangrijkste opgaves zijn:

  • de toenemende droogte en wateroverlast als gevolg van klimaatverandering;
  • de waterkwaliteit die onder druk staat:
  • de transitie naar een duurzame ontwikkeling.

De Watervisie zal worden doorvertaald naar een Waterbeheerprogramma waarin wordt bepaald hoe het Waterschap in de periode 2022-2028 gaat werken aan haar opgaves. In het beheerprogramma zal het beleid en de maatregelen worden opgenomen.

Totdat het beheerprogramma is uitgewerkt, gelden nog de beleidskaders van rijk en provincie die nader zijn uitgewerkt in het Waterbeheerplan 2016-2021.

Waterbeheerplan 2016-2021

Watersysteem

In het waterbeheer van de 21e eeuw worden duurzame, veerkrachtige watersystemen nagestreefd. Dit betekent concreet dat droge perioden worden doorstaan zonder droogteschade, vissterfte en stank, en dat in natte perioden geen overlast optreedt door hoge grondwaterstanden of inundaties vanuit oppervlaktewateren. Problemen worden niet afgewenteld op andere gebieden of latere generaties. Het principe "eerst vasthouden, dan bergen, dan pas afvoeren" is hierbij leidend. Rijk, provincies en gemeenten hebben in het Nationaal Bestuursakkoord Water doelen vastgelegd voor het op orde brengen van het watersysteem.

Afvalwaterketen

Het zoveel mogelijk scheiden van vuil en schoon water is belangrijk voor het bereiken van een goede waterkwaliteit. Door te voorkomen dat grote hoeveelheden relatief schoon hemelwater door rioolstelsels worden afgevoerd, neemt het aantal overstorten van verontreinigd rioolwater op oppervlaktewater af en neemt de doelmatigheid van de rioolwaterzuivering toe. Hierdoor verbetert zowel de kwaliteit van oppervlaktewateren waarop overstorten plaatsvinden als de kwaliteit van het effluent ontvangende oppervlaktewater. Indien het schone hemelwater door middel van infiltratie in het gebied wordt vastgehouden alvorens het wordt afgevoerd naar oppervlaktewater, draagt dit bovendien bij aan de duurzaamheid van het watersysteem. Vandaar dat het principe "eerst schoonhouden, dan scheiden, dan pas zuiveren" een belangrijk uitgangspunt is bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Als het hemelwater niet wordt aangekoppeld of wordt afgekoppeld van het bestaande rioolstelsel is oppervlakkige afvoer en infiltreren in de bodem uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst.

Gemeentelijk beleid

Het gemeentelijk rioleringsplan 2017-2022 richt zich vooral op de aanpak van klimaat verandering en het intensiveren van de regionale samenwerking. De hiervoor genoemde speerpunten zijn verwerkt in onderstaande ambities:

  • Borne kan niet achterover leunen. Het klimaat verandert en de neerslaggebeurtenissen worden naar verwachting extremer. Als gevolg van de wateroverlast van de afgelopen jaren heeft de gemeente Borne het volgende uitgesproken: Borne heeft de ambitie dat er op de middellange termijn ook bij een bui van circa 30 mm per uur geen wateroverlast voorkomt.
  • In het kader van de besparingsopgave van Bestuursakkoord Water (landelijk € 380 miljoen) hebben de Twentse gemeenten en waterschap Vechtstromen in 2012 een regionaal samenwerkingsovereenkomst getekend. Doel is om kosten te besparen, kwaliteit te verbeteren, kwetsbaarheid te verminderen en duurzaamheid te bevorderen. Komende jaren wordt met de partijen doelgericht gewerkt om het resultaat voor de regio Twente (kostenbesparing van ruim € 14 miljoen) in de waterketen te bereiken.

Binnen regio Twente wordt in de waterketen al langere tijd intensief samengewerkt met de 14 Twentse gemeenten, waterschap Vechtstromen en sinds kort de provincie en de waterleidingmaatschappij. Het jaar 2019 stond in het teken van de uitvoering van de visie “Twents water verbindt”. Twents waternet richtte zich tot 2019 vooral op de optimalisatie van de huidige waterketen, ze zogenaamde 3K's: kostenbesparing, kwaliteitsverbetering en kwetsbaarheidsvermindering. Dat blijft belangrijk, maar nu het laaghangend fruit grotendeels geplukt is, willen bestuurders de blik verbreden met de 4B's: beschermen, beleving, bewustwording en bundeling. Deze transitie maakt dat we binnen het samenwerkingsverband Twents waternet door een andere bril gaan bekijken: als bijdrage aan de grote maatschappelijke opgaven, als drager van omgevingskwaliteit, maar ook als vertrekpunt voor een dialoog met de samenleving.

Volgens het deltaplan ruimtelijke adaptatie (DPRA) hebben overheden in 2019 uitvoering gegeven aan de landelijke klimaatstresstest voor de vier thema's wateroverlast-hitte-droogte en overstromingen. Voor Twents waternet heeft dit geresulteerd in een klimaatatlas waar op hoofdlijn de effecten en kwetsbaarheden worden getoond. In paragraaf 4.10 wordt nader ingegaan op de Klimaatatlas.

Watertoetsproces

Op 05-08-2021 is via www.dewatertoets.nl de digitale watertoets verricht, zie Bijlage 4. Door de beantwoording van de vragen is naar voren gekomen dat de normale waterprocedure moet worden doorlopen. Daarbij dient advies te worden ingewonnen bij het waterschap Vechtstromen. Het plan is in het kader van vooroverleg naar het waterschap Vechtstromen toegezonden.

De huidige afvoerleiding(en) van het pand zijn aangesloten op een gemengd rioolstelsel in de openbare voorziening. Zowel vuil als schoon water wordt gezamenlijk door de ondergrondse riolering afgevoerd naar de zuivering. Tegenwoordig wordt vuil en schoon water in de bouw gescheiden uitgevoerd, volgens bouwbesluit 2015 en NEN3215. Het bouwbesluit schrijft voor dat de gemeente met een maatwerkvoorschrift aangeeft of de perceeleigenaar het hemelwater in de openbare ruimte mag lozen. Indien het perceel het niet toelaat tot opvang van hemelwater dan heeft de gemeente een ontvangstplicht.

Voorliggend bestemmingsplan voorziet in een maatwerkregeling waarmee geregeld wordt dat er uitsluitend een omgevingsvergunning voor het bouwen van het hoofdgebouw verleend kan worden indien voor de opvang en het bufferen van hemelwater bij nieuwbouw op het eigen perceel minimaal 40 mm van het totaal aanwezige afvoerend oppervlak (verharding grondgebonden en daken) aan bergingscapaciteit gerealiseerd wordt. Daarmee is de minimale bergingseis van 40 mm zoals de gemeente Borne dat voorschrijft goed geborgd.  

4.9 Duurzaamheid en energietransitie

De gemeente Borne heeft in mei 2021 de 'Energievisie, Samen stapsgewijs naar een CO2-neutraal Borne' vastgesteld. Het doel van de energievisie is een concrete invulling te geven aan de stappen die nodig zijn voor het bereiken van een CO2-neutrale Bornse samenleving in 2050. Dit wordt in de energievisie concreet uitgewerkt voor de thema's energiebesparing, warmtetransitie en duurzame grootschalige opwek.

Energiebesparing

De eerste stap in de energievisie om tot een CO2-neutrale Bornse samenleving in 2050 te komen, is het omlaag brengen van de energie- en warmtevraag binnen de gemeente. Hierbij wordt gericht op huishoudens, maatschappelijk vastgoed, bedrijven, agrariërs, industrie en verkeer- en vervoersdeelnemers.

Aangezien in onderhavig bestemmingsplan de realisatie van appartementen mogelijk wordt gemaakt, is vooral de thema 'huishoudens' van belang. Het doel van de energievisie is dat alle woningen in Borne in 2050 CO2-neutraal zijn en allemaal zo energiezuinig zijn als een huidig energielabel B. Om dit doel te bereiken, dienen alle gebouwen in 2025 een erkend energielabel te hebben, zodat beter gestuurd kan worden en zicht is op de verduurzamingsopgave in Borne. Daarnaast dient alle nieuwbouw in Nederland te voldoen aan BENG (Bijna Energie Neutraal Gebouw) eisen en vanaf 2025 aan de ENG (Energie Neutraal Gebouw) eisen. Energie Neutrale Gebouwen zijn gebouwen waar het energiegebruik van fossiele brandstoffen wordt gecompenseerd door opgewekte duurzame energie. De compensatie vindt plaats in en buiten het gebouw zelf, waardoor de woning dan energieneutraal is.

De grootste besparing is te realiseren door energiebesparende maatregelen in de eigen woon- en leefomgeving. Denk hierbij aan het isoleren van de woning en overstappen op een zonneboiler of warmtepomp. Een belangrijk aandachtspunt bij de verduurzaming is om ook te zorgen voor goede ventilatie in de woning. Dit is van belang voor schone lucht en het vermindert warmteverlies, kou en tocht.

Aardgasvrij

Naast energiebesparing is het voor de gemeente Borne een opgave om in 2050 alle gebouwen van het aardgas af te halen. Per 1 juli 2018 is de wet Voortgang Energietransitie (VET) in werking getreden en geldt dat alle nieuwbouwwoningen aardgasvrij moeten zijn. Omdat nieuwbouwwoningen zeer goed geïsoleerd zijn, kunnen deze goed aangesloten worden op een LT warmtenet of retourleiding van een MT of HT warmtenet, als deze beschikbaar is. Als een warmtenet niet mogelijk is, dan zijn deze woningen zeer geschikt voor een all-electric oplossing (warmtepomp).

Toets en conclusie

De te realiseren appartementen aan de Grotestraat 104 in Borne worden gasloos (all electric) gerealiseerd. Daarbij zal gebruik worden gemaakt van een zonneboiler of een warmtepomp en van zonnepanelen. Daarnaast zal er in de appartementen gezorgd worden voor een goede ventilatie, waardoor warmteverlies wordt voorkomen. Dit allemaal conform het Bouwbesluit.

Geacht wordt hiermee dat er vanuit dit aspect geen belemmeringen zijn voor de uitvoerbaarheid van onderhavig bestemmingsplan.

4.10 Klimaatadaptatie

Nederland is van plan om minder energie te gebruiken en over te gaan van het gebruik van fossiele brandstoffen naar steeds meer duurzame energiebronnen, zoals zonne- en windenergie en dergelijke. Landelijk ligt er een opgave om Nederland in 2050 klimaatbestendig en waterrobuust te hebben ingericht.

In het nieuwe watertakenplan 2022-2026 van de gemeente Borne (opvolger van het 'gemeentelijk rioleringsplan') worden doelstellingen geformuleerd om nieuwe bestemmingen klimaatadaptief te ontwikkelen. Vooruitlopend aan de vaststelling van dit plan wordt vanuit de gemeente vereist om hier invulling aan te geven. Één van de doelstellingen is de bewustwording van het klimaadaptief ontwikkelen vergroten onder projectontwikkelaars en bouwers. Mitigerende en adaptieve duurzaamheidskeuzes belonen. Juist projectontwikkelaars kunnen bij voorliggende vragen oplossingen aandragen.

Klimaatatlas

Recentelijk hebben landelijk gemeenten de klimaatlas ontwikkeld. De atlas geeft een beeld van de verwachte toekomstige klimaateffecten ten aanzien van wateroverlast, droogte en hitte. Tot op perceelniveau zijn de effecten op de drie thema's inzichtelijk. De atlas biedt een uitgebreide set aan informatie over mogelijke klimaateffecten. Het gaat dan om hogere temperaturen, nattere winters, hevigere regenbuien en drogere zomers.

Toets en conclusie

Wateroverlast

Op basis van de Klimaatatlas ligt het plangebied niet binnen de overstromingsdiepte van regionale keringen of buitendijksegebieden. Er zijn geen kwetsbare objecten binnen het plangebied. De Grotestraat betreft geen kwetsbare weg en is tijdens een overstroming begaanbaar. Het huidige pand aan de Grotestraat betreft geen kwetsbaar pand en zal bij de realisatie van de appartementen niet kwetsbaar worden, gelet op dat andere woningen / appartementen in de omgeving van het plangebied ook niet als kwetsbaar zijn aangewezen (zie ook figuur 4.4).

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZhz003-vg01_0023.png"

Figuur 4.4: Uitsnede Klimaatatlas, kwetsbaarheid panden en wegen (bron: Klimaatatlas).

Droogte

Het plangebied ligt volgens de Klimaatatlas binnen een gebied met een gemiddeld laagste grondwaterstand van 1,5 - 2 meter onder het maaiveld. Bij een extreem droge zomer is de laagste grondwaterstand groter dan 2 meter onder het maaiveld. Er is in de huidige situatie van het plangebied geen sprake van een kwel.

Op basis van de Klimaatatlas zal in het jaar 2050 (KNMI WH 2050) voor het plangebied geen veranderingen plaatsvinden wat betreft de gemiddeld laagste grondwaterstand (zie ook figuur 4.5). Door de realisatie van de appartementen wordt niet geacht dat de grondwaterstand zal stijgen of dalen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZhz003-vg01_0024.png"

Figuur 4.5: Uitsnede Klimaatatlas, verandering gemiddeld laagste grondwaterstand (WH2050) (bron: Klimaatatlas).

Hitte

Op basis van de Klimaatatlas is de gevoelstemperatuur binnen het plangebied tussen de 34 - 48 graden Celsius (zie figuur 4.6).

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZhz003-vg01_0025.png"

Figuur 4.6: Uitsnede Klimaatatlas, gevoelstemperatuur (PET) (bron: Klimaatatlas).

Het plangebied wordt volgens de Klimaatatlas gezien als een gebied dat gevoelig is voor opwarming dat leidt tot een afname van de kwaliteit in de nachtrust en leefcomfort. In dit gebied is de verharding tussen de 40- 60% (zie ook figuur 4.7).

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZhz003-vg01_0026.png"

Figuur 4.7: Uitsnede Klimaatatlas, afname kwaliteit nachtrust en leefcomfort (bron: Klimaatatlas).

In de toekomstige situatie van het plangebied neemt de verharding met circa 125 m² toe, waardoor de totale bebouwingsoppervlakte op het plangebied circa 450 m² bedraagt. Het plangebied kent een kadastrale oppervlakte van circa 950 m². Dit komt neer op een verhardingspercentage van circa 47% (450 / 950 x 100%). Daarmee blijft de kwaliteit in de nachtrust en leefcomfort van het plangebied gehandhaafd.

Resumerend wordt geacht dat er vanuit het aspect klimaatadaptie geen belemmeringen zijn voor de uitvoerbaarheid van onderhavig bestemmingsplan.

4.11 Ecologie

Bij een ruimtelijk plan moeten de gevolgen van de voorgenomen ontwikkeling met betrekking tot aanwezige natuurwaarden in beeld worden gebracht. Daarbij wordt ingegaan op de relatie van het plan met beschermde gebieden, beschermde soorten, en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). De wettelijke kaders hiervoor worden gevormd door Europese richtlijnen (Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn), nationale regelgeving (Wet natuurbescherming) en provinciale regelgeving (NNN in provinciale verordening).

Toets en conclusie

Middels het voorliggende bestemmingsplan wordt de realisatie van een appartementengebouw met 12 appartementen mogelijk gemaakt. Op voorhand is het niet mogelijk om de negatieve effecten als gevolg van het plan voor beschermde gebieden, beschermde soorten en voor het NNN uit te sluiten. Initiatiefnemer heeft daarom Natuurbank Overijssel de opdracht gegeven voor het uitvoeren van een quickscan natuurwaarden, waarin de aanwezige natuurwaarden en het effect van onderhavig plan daarop in beeld wordt gebracht. De rapportage van de quickscan natuurwaarden is als 5 opgenomen in het voorliggende bestemmingsplan. Hieronder worden de conclusies besproken. Voor de concrete inhoud van de Quick Scan wordt verwezen naar bijlage 5.

De voorgenomen activiteiten worden gezien als 'ruimtelijke ontwikkeling'. Voor een aantal algemeen voorkomende en talrijke faunasoorten geldt in Overijssel een vrijstelling van de verbodsbepalingen 'verstoren, beschadigen en vernielen van rust- en voortplantingsplaats', als gevolg van werkzaamheden die in het kader van een ruimtelijke ontwikkeling worden uitgevoerd (De lijst met soorten waarvoor een vrijstelling geldt in het kader van een ruimtelijke ontwikkeling, is per 1-12-2019 aangepast. Egel en kleine marterachtigen vallen vanaf die datum niet meer onder de vrijstellingsregeling van de provincie Overijssel). Voor beschermde soorten die niet op deze vrijstellingslijst staan, is een ontheffing vereist om ze te mogen verstoren of te doden en om opzettelijk de vaste rust- en voortplantingsplaats te mogen beschadigen en te vernielen. Afhankelijk van de status van de beschermde soorten, kan soms ook gewerkt worden conform een door de Minister goedgekeurde, en op de situatie toepasbare, gedragscode. In het kader van de zorgplicht moet rekening worden gehouden met alle in het plangebied aanwezige planten en dieren en moet er gekozen worden voor een werkmethode en/of planning in de tijd, waardoor planten en dieren zo min mogelijk schade ondervinden als gevolg van de voorgenomen activiteiten.

Het plangebied behoort niet tot het Natuurnetwerk Nederland of Natura 2000-gebied. Vanwege de ligging buiten het Natuurnetwerk Nederland, leiden de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties, omdat de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland geen externe werking kent in Overijssel. Een negatief effect op Natura 2000-gebied, als gevolg van de voorgenomen activiteiten, kan op basis van voorliggende studie uitgesloten worden. Er hoeft geen nader onderzoek of stikstofberekening uitgevoerd te worden.

De inrichting en het gevoerde beheer maken het plangebied niet tot een geschikte groeiplaats voor beschermde plantensoorten, maar wel tot geschikt functioneel leefgebied van verschillende beschermde dieren. Sommige beschermde vogel-, vleermuis-, amfibieën- en grondgebonden zoogdiersoorten benutten het plangebied als foerageergebied en mogelijk nestelen er vogels, bezeten amfibieën er een (winter)rustplaats en bezetten beschermde grondgebonden zoogdieren er een vaste rust- en voortplantingsplaats.

Van de in het plangebied nestelende vogelsoorten, is uitsluitend het bezette nest beschermd, niet het oude nest of de nestplaats. Bezette vogelnesten zijn beschermd en mogen niet verstoord, beschadigd of vernield worden. Gelet op de aard van de werkzaamheden kan geen ontheffing verkregen worden voor het beschadigen of vernielen van bezette vogelnesten. Werkzaamheden die mogelijk leiden tot verstoren, beschadigen of vernielen van vogelnesten, dienen bij voorkeur buiten de voortplantingsperiode uitgevoerd te worden. Indien deze werkzaamheden uitgevoerd worden tijdens de voortplantingsperiode, wordt geadviseerd vooraf een broedvogelscan uit te voeren om de aanwezigheid van een bezet vogelnest uit te kunnen sluiten.

Als gevolg van de voorgenomen activiteiten wordt mogelijk een beschermd grondgebonden zoogdier en amfibie gedood en wordt mogelijk een (winter)rust- of voortplantingsplaats van een beschermd grondgebonden zoogdier of amfibie beschadigd of vernield. Voor het beschadigen/vernielen van de (winter)rust- of voortplantingsplaats van een beschermd grondgebonden zoogdier of amfibie, geldt een vrijstelling van de verbodsbepaling, maar deze vrijstelling geldt niet voor het doden van beschermde dieren. Om te voorkomen dat beschermde dieren gedood worden, mogen ze verjaagd worden of kan de bouwplaats ongeschikt gemaakt worden, zodat de dieren zelfstandig vertrekken. Indien niet voorkomen kan worden dat beschermde dieren (opzettelijk) gedood worden, dient een ontheffing aangevraagd te worden.

Door uitvoering van de voorgenomen activiteiten neemt de betekenis van het plangebied als foerageergebied voor de meeste beschermde dieren niet af. De functie van het plangebied als foerageergebied voor vogels, is voor de in het plangebied voorkomende soorten niet beschermd.

Geconcludeerd kan worden dat met inachtneming van de voorgestelde maatregelen, zoals het uitvoeren van een broedvogelscan indien de werkzaamheden tijdens voortplantingsperiode van vogels plaatsvinden en het aanvragen van een ontheffing bij het doden van dieren, vanuit het aspect ecologie geen belemmeringen zijn voor de uitvoerbaarheid van onderhavig bestemmingsplan.

4.12 Archeologie en Cultuurhistorie

Nederland heeft in 1992 het verdrag van Malta ondertekend. Het verdrag van Malta heeft als doel het archeologisch erfgoed in de bodem beter te beschermen. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar een reële verwachting bestaat dat er archeologische waarden aanwezig zijn dient er een archeologisch onderzoek uit te worden gevoerd, voordat er bodemingrepen plaatsvinden.

Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden ter vervanging van de Monumentenwet 1988. Een deel van de monumentenwet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Tot die tijd blijven deze onderdelen van de Monumentenwet 1988 gelden als overgangsrecht binnen de Erfgoedwet.

Gemeenten hebben een archeologische zorgplicht en initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord zijn verplicht rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.

Archeologie

De gemeente Borne heeft haar Archelogische verwachtings- en advieskaart doorvertaald in het bestemmingsplan 'Algemene herziening Borne'. Ter plaatse van het plangebied zijn de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie zeer hoog' en 'Waarde - Archeologie hoog' aanwezig. Deze bestemmingen zijn onverminderd overgenomen in onderhavig plan. Voor de gronden met deze bestemmingen geldt dat er geen bouwwerken zijn toegestaan tenzij het een bodemingreep betreft van minder dan respectievelijk 100 m2 en 2.500 m2 of bij een bodemingreep groter dan respectievelijk 100 m2 en 2.500 m2 de bodemingrepen niet dieper zijn dan 0,40 meter. Hiervan kan met een archeologisch onderzoek worden afgeweken.

Toets en conclusie

In de huidige situatie van het plangebied is een gebouw met een oppervlakte van circa 200 m2 aanwezig. Dit gebouw wordt gesloopt en op dezelfde plek wordt een nieuwe appartementengebouw gebouwd. Het nieuwe appartementengebouw heeft een brutovloeroppervlakte van circa 400 m2. Het gebouw wordt deels op de reeds verstoorde gronden gebouwd en voor een deel op de gronden die een hoge archeologische waarde hebben. De genoemde drempelwaarden worden niet overschreden, waardoor geconcludeerd kan worden dat er geen archeologisch onderzoek nodig is. Vanuit het aspect archeologie worden er geen belemmeringen verwacht voor de uitvoerbaarheid van onderhavig bestemmingsplan.

Cultuurhistorie

Onder cultuurhistorische waarden worden alle structuren, elementen en gebieden bedoeld die cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. Vaak is er een sterke relatie tussen aardkundige aspecten en cultuurhistorische aspecten. De bescherming van cultuurhistorische elementen is vastgelegd in de Monumentenwet 1988 (die nog geldt als overgangsrecht binnen de Erfgoedwet). Deze wet is vooral gericht op het behouden van historische elementen voor latere generaties.

Toets en conclusie

Uit de Cultuurhistorische waardenkaart van provincie Overijssel kan worden afgeleid dat er in de buurt van het plangebied zowel gemeentelijke- als rijksmonumenten gelegen zijn. Verder is het plangebied onderdeel van historische dorpskernen vanaf 1850. In figuur 4.4 is een uitsnede opgenomen van de betreffende kaart, het plangebied is met een rode ster globaal aangegeven. Middels de realisatie van een nieuw appartementengebouw wordt geen afbreuk gedaan aan de cultuurhistorische waarden ter plaatse en monumenten in de omgeving. Geconcludeerd kan worden dat er vanuit het aspect cultuurhistorie geen belemmeringen zijn voor de uitvoerbaarheid van onderhavig bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHBHZhz003-vg01_0027.png"

Figuur 4.4: Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart provincie Overijssel (bron: http://atlasvanoverijssel.nl)

4.13 Verkeer / parkeren

Het plangebied wordt ontsloten via de Grotestraat. Dit betreft een weg gelegen binnen stedelijk gebied waar mensen maximaal 30 km/u mogen rijden. Het plangebied wordt op basis van StatLine 'Kerncijfers wijken en buurten 2020' aangemerkt als een sterk stedelijk gebied (1.500 - 2.500 adressen per km2) en is gelegen in schil centrum.

De te realiseren appartementen aan de Grotestraat 104 in Borne betreffen in principe huur appartementen voor het middensegment en/of voor starters. Geacht wordt hiermee dat er in de CROW-publicatie 381 bij 'Huur, appartement, midden/goedkoop (incl. sociale huur)' kan worden aangesloten. De verkeersgeneratie van een dergelijk appartement bestaat dan dagelijks uit maximaal 3,6 verkeersbewegingen. Voor 12 appartementen komt dit neer op maximaal 43,2 verkeersbewegingen.

De huidige infrastructuur kan eenvoudig de toename van het aantal verkeersbewegingen als gevolg van de realisatie van 12 appartementen afwikkelen. Geacht wordt dat het aspect 'verkeer' geen belemmeringen zal opleveren voor onderhavig plan.

Voor wat betreft het parkeren geldt op basis van de beleidsnota 'Parkeernormen gemeente Borne' voor een huurappartement een parkeernorm van 1,3 parkeerplaatsen op eigen terrein en een norm van 0,3 parkeerplaatsen in de openbare ruimte. Voor 12 huurappartementen geldt er een parkeernorm van 15,6 parkeerplaatsen op eigen terrein (berekening: 12 x 1,3 parkeerplaatsen) en 3,6 parkeerplaatsen in de openbare ruimte (berekening: 12 x 0,3 parkeerplaatsen). De totale parkeervraag in de toekomstige situatie bedraagt derhalve 15,6 parkeerplaatsen op eigen terrein en 3,6 parkeerplaatsen in de openbare ruimte.

In de huidige situatie zijn er op de beganegrond twee winkelruimtes aanwezig en op de verdieping een appartement. De norm van een winkelruimte bedraagt op basis van de beleidsnota 'Parkeernormen gemeente Borne' per 100 m2 bvo 3,1 parkeerplaatsen. Daarbij is aangesloten bij 'Wijk-, buurtverzorgende winkel (centra). De twee winkelruimtes zijn samen goed voor circa 200 m2 bvo. Dit komt neer op 6,2 parkeerplaatsen. Voor wat betreft het appartement op de bovenverdieping geldt op basis van de beleidsnota een parkeernorm van 1,3 parkeerplaatsen op eigen terrein en 0,3 parkeerplaatsen in de openbare ruimte. Dit komt neer op een totale parkeervraag van 7,5 parkeerplaatsen op eigen terrein en 0,3 parkeerplaatsen in de openbare ruimte.

Bij nieuwe ontwikkelingen is het mogelijk om de parkeervraag van de oude en nieuwe situatie met elkaar te compenseren. Met het wegvallen van de winkels, vervalt tevens de parkeervraag. De parkeervraag van 6,2 parkeerplaatsen kan derhalve van de parkeervraag in de toekomstige worden afgetrokken. Omdat in de huidige situatie de parkeerplaatsen van de winkelruimtes in de openbare ruimte zijn aangelegd, dient de parkeervraag van de winkels van de parkeervraag in de toekomstige situatie van de openbare ruimte worden afgetrokken. De parkeervraag van het bestaande appartement die eveneens wegvalt in de toekomstige situatie mag niet worden afgetrokken van de nieuwe parkeervraag in de openbare ruimte, omdat het parkeren op eigen terrein plaatsvindt. In de toekomstige situatie is de totale parkeervraag 15,6 parkeerplaatsen op eigen terrein en 3,6 parkeerplaatsen in de openbare ruimte. Voorliggend plan voorziet in de realisatie van 16 parkeerplaatsen op eigen terrein. Daarmee wordt voldaan aan de parkeervraag in de nieuwe situatie van 15,6 parkeerplaatsen op eigen terrein. Met het wegvallen van de parkeervraag van de voormalige winkels wordt er voldaan aan de parkeervraag in de nieuwe situatie van 3,6 parkeerplaatsen in de openbare ruimte.

Vooruitlopend op het beleid met betrekking tot elektrische laadpalen voor elektrische auto's waarmee de gemeente Borne samen met andere gemeenten en de provincie Overijssel en Gelderland bezig zijn, de zogenaamde Gelders-Overijsselse Regionale Aanpak Laadinfrastructuur (Go-Ral), kunnen te zijner tijd bij één of meerdere parkeerplaatsen elektrische laadpalen worden geplaatst om de auto's van de bewoners te voorzien van stroom.

Geacht wordt hiermee dat er vanuit het aspect parkeren geen belemmeringen zijn voor onderhavig bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

5.1 Toelichting op de regels

5.1.1 Opbouw

In deze paragraaf wordt de systematiek van de regels en de wijze waarop de regels gehanteerd dienen te worden, uiteengezet. De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen. Voor de systematiek is aangesloten op de SVBP2012, zoals verplicht is sinds 1 juli 2013. Dit houdt onder meer in dat het plan IMRO-gecodeerd wordt opgeleverd. Navolgend wordt de opbouw, indeling en systematiek van de regels kort toegelicht.

Inleidende regels

  • Begrippen

In deze bepaling zijn omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.

  • Wijze van meten

Om op een eenduidige manier afstanden, oppervlakten en inhoud van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding (plankaart) geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.

Bestemmingsregels

De opbouw van de bestemmingen ziet er als volgt uit:

  • bestemmingsomschrijving:

De omschrijving van de doeleinden. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies;

  • bouwregels:

In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld. Waar en met welke maatvoering mag worden gebouwd, wordt hier vastgelegd. Indien mogelijk wordt verwezen naar bouwvlakken en aanduidingen op de verbeelding (plankaart);

  • afwijken van de bouwregels:

Bij een omgevingsvergunning kan onder voorwaarden worden afgeweken van de bouwregels ten aanzien van het oppervlak en de vorm van bijbehorende bouwwerken;

  • specifieke gebruiksregels:

In dit onderdeel is aangegeven welke vormen van gebruik in ieder geval zijn toegestaan dan wel strijdig zijn met de bestemming. Daarbij zijn niet alle mogelijke toegestane en strijdige gebruiksvormen genoemd, maar alleen die functies, waarvan het niet op voorhand duidelijk is. Het gaat hierbij in feite om een aanvulling/verduidelijking op de in de bestemmingsomschrijving genoemde functies;

  • afwijken van de gebruiksregels:

Bij een omgevingsvergunning kan onder voorwaarden worden afgeweken van het in de bestemmingsomschrijving beschreven gebruik van hoofdgebouwen;

  • wijzigingsregels

In dit onderdeel is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven het plan te wijzigen. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden gekoppeld aan de desbetreffende bestemming. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven.

Algemene regels

  • Anti-dubbeltelregel:

Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld;

  • Algemene bouwregels:

In dit artikel worden de algemene bouwregels voor het bouwen beschreven, onverminderd het bepaalde in de overige artikelen;

  • Algemene gebruiksregels:

Deze bepaling bevat een opsomming van strijdig gebruik van gronden en bouwwerken in algemene zin;

  • Algemene afwijkingsregels:

In deze bepaling is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven;

  • Algemene wijzigingsregels:

In deze bepaling is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven het plan te wijzigen. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden met een algemene strekking. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven;

  • Algemene procedureregels

In deze bepaling staat aangegeven welke procedure dient te worden gevolgd bij de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen en het toepassen van een afwijkings- en een wijzigingsbevoegdheid.

  • Overige regels:

Hier staan regels geformuleerd ten aanzien van bijvoorbeeld welstand en wegverkeerslawaai en er wordt de mogelijkheid geboden om nadere eisen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

Overgangs- en slotregels

  • Overgangsrecht:

Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een bouwvergunning is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een bouwvergunning kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingsbevoegdheid. Het overgangsrecht is opgenomen zoals opgenomen in artikel 3.2.1 Bro. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan mag eveneens worden voortgezet;

  • Slotregel: 

Deze bepaling geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.

5.1.2 Bestemmingen

Naast de inleidende regels (begrippen en wijze van meten), algemene regels (zoals bouwregels, gebruiksregels en proceduregels) en de overgangs- en slotregels, zijn de volgende bestemmingen in dit plan opgenomen:

Bestemmingen

Wonen (Artikel 3)

Waarde - Archeologie zeer hoog (Artikel 4)

Waarde - Archeologie hoog (Artikel 5)

5.2 Planopzet en systematiek

De in Hoofdstuk 2 beschreven planopzet is juridisch-planologisch vertaald in een bestemmingsregeling, die bindend is voor overheid, bedrijven en burgers. Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart) en regels en is voorzien van een toelichting. De regels en verbeelding (plankaart) vormen het juridisch bindende deel. Op de verbeelding worden de toegekende bestemmingen en aanduidingen visueel weergegeven. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De toelichting heeft zelf geen juridische bindende werking, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van de opgenomen bestemmingen.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een ontwerpbestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6, eerste lid, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) onderzoek plaats te vinden
naar de uitvoerbaarheid van het plan. Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.

De gemeentelijke kosten, waaronder leges en planschadekosten, komen voor rekening van de aanvrager. Hiermee is het kostenverhaal anderzins verzekerd en kan de raad op grond van artikel 6.12, lid 2 onder a besluiten geen exploitatieplan vast te stellen.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.1 Vooroverleg

Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat het bestuursorgaan, dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg pleegt met instanties, zoals gemeenten, waterschappen, provinciale diensten en Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.

Provincie Overijssel

Conform het door de provincie Overijssel gehanteerde beleid dient het plan voor vooroverleg te worden verzonden aan de provincie.

Waterschap Vechtstromen

Op 05-08-2021 is het plan via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap Vechtstromen. Bij de planvorming dient advies te worden verkregen van het waterschap Vechtstromen, omdat door de beantwoording van de vragen naar voren is gekomen dat de normale waterprocedure moet worden doorlopen. Op 05-08-2021 is advies gevraagd bij het waterschap Vechtstromen. Hiermee is voldaan aan het verplichte vooroverleg.

7.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 03 maart 2022 voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Binnen deze periode kon een ieder zijn of haar zienswijze ten aanzien van dit bestemmingsplan kenbaar maken. Tijdens de termijn van de terinzagelegging zijn er geen zienswijzen binnengekomen.