direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Algemene herziening Borne
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0147.BpAHB-ow01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Een aantal geldende bestemmingsplannen voor de kern Borne dient geactualiseerd te worden. Aanleiding voor de actualisatie van de bestemmingsplannen voor deze kern is het feit dat de planregels van de vigerende bestemmingsplannen verouderd zijn, gedurende de planperiode enkele wijzigingen en herzieningen zijn toegepast, het vervallen van de stedenbouwkundige bepalingen uit de Bouwverordening per 1 juli 2018, het gebruik van terreinen en gronden is veranderd en er sprake is van gewijzigde wetgeving en nieuw ruimtelijk beleid. Dit actualiserende bestemmingsplan maakt onderdeel uit van het actualiseringstraject van bestemmingsplannen in de gemeente Borne. Doel van dit traject is te komen tot actuele bestemmingsplannen in de gehele gemeente Borne, waarbij een eenduidig en helder juridisch-planologisch kader wordt gehanteerd.

Voorliggend bestemmingsplan voorziet tevens in de planologische kaders voor enkele nieuwe ontwikkelingen, waaronder de uitwerking van De Veste 3e fase (voorzieningencluster) en de aanleg van een kruispunt Bornschebeeklaan - N743. Voor een compleet overzicht van de nieuwe ontwikkelingen wordt verwezen naar paragraaf 3.2.

Alle gronden die gerekend worden tot de kern Borne, met uitzondering van bedrijventerrein Molenkamp, zijn vervat in één nieuw bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan heeft, voor zover het betreft bestaande 'stedelijke' functies als wonen, horeca, maatschappelijke voorzieningen en dergelijke, een overwegend conserverend karakter. Dit betekent dat het plan ten aanzien van de bestaande 'stedelijke functies' is gericht op het 'conserveren' of 'beheren' van de bestaande situatie in het plangebied.

Het bestemmingsplan maakt, met uitzondering van de in paragraaf 3.2 genoemde gevallen, geen nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen mogelijk die in de bestaande situatie nog niet aanwezig zijn of waarvoor anderszins een planologische procedure is doorlopen. Wijzigingen die tussentijds hebben plaatsgevonden, bijvoorbeeld doordat hiervoor van het geldend bestemmingsplan is afgeweken, zijn wel meegenomen in het plan.

Overigens betekent dit niet dat het bestemmingsplan geen enkele ontwikkeling mogelijk maakt. Kleinschalige ontwikkelingen blijven op basis van het bestemmingsplan wel mogelijk. Het zal dan bijvoorbeeld gaan om het bieden van mogelijkheden om op ondergeschikte onderdelen af te wijken van de bouw- en gebruiksregels.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het onderhavige bestemmingsplan heeft betrekking op de gronden die worden gerekend tot de kern Borne, met uitzondering van bedrijventerrein Molenkamp. In figuur 1.1 wordt de begrenzing en ligging van het plangebied globaal weergegeven. Voor de exacte begrenzing wordt verwezen naar de verbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHB-ow01_0001.png"  
Figuur 1.1) Ligging en begrenzing van het plangebied (Bron: Gemeente Borne)  

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

Binnen het plangebied van het op te stellen bestemmingsplan is sprake van diverse geldende bestemmingsplannen. Het voert te ver om alle geldende plannen en de daarin opgenomen bestemmingen uitgebreid toe te lichten. Daarom wordt hierna door middel van een tabel uitsluitend aangegeven wat de geldende plannen zijn die door voorliggend bestemmingsplan, voor zover de gronden onderdeel uitmaken van het plangebied, worden herzien.

Naam bestemmingsplan   Vaststellingsdatum  
Zuidelijke Randweg   26 juni 2014  
De Veldkamp 2014   11 november 2014  
Woongebied Borne Midden   25 juni 2013  
Woongebied Borne West   25 juni 2013  
Bestemmingsplan Oud Borne 2012   27 juni 2013  
Centrum   16 april 2013  
Bornsche Maten 2015   15 december 2015  
Bornsche Maten, derde fase (A)   12 september 2017  
Veegplan Kom Borne   8 november 2016  
Zuidelijke Randweg, herziening Twickelerblokweg tussen 12 en 14   6 maart 2018  
Oud Borne 2012, herziening Brinkstraat 16 (voormalig terrein Morselt)   5 juni 2018  
Wijzigingsplan Woongebied Borne West, Veldovenweg 9   29 december 2015  
Bestemmingsplan Wensink Noord/Wensink Zuid, herziening Fietssnelweg 1e fase   10 december 2013  
Wensink Zuid, herziening Van Speykplein 5a   24 mei 2016  
Wijzigingsplan Wensink Zuid, Van Speykplein 9   28 oktober 2014  
Bornsche Maten 2015, herziening Buitensingel en Oeverlaan   7 november 2017  
Woongebied Borne Midden, herziening Oude Hengeloseweg 87b   16 december 2014  
Woongebied Borne Midden, herziening Oude Hengeloseweg 51-53   11 juli 2017  
Wensink-Noord, herziening Stationsstraat 72   2 november 2012  
Centrum, herziening Marktplein 27   24 mei 2016  
Buitengebied, herziening Erven Borne Hertme 2 (gedeelte)   18 december 2012  
Wensink-Zuid   10 december 2008  
Stroom Esch   27 juni 2013  
Buitengebied Borne, herziening crematorium   3 oktober 2017  

Na inwerkingtreding van het voorliggend bestemmingsplan zullen de hiervoor genoemde geldende plannen, voor zover onderdeel uitmakend van het plangebied, en de daarin opgenomen bestemmingen komen te vervallen en worden vervangen door nieuwe bestemmingen.

1.4 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 Bestaande situatie betreft een beschrijving en analyse van de bestaande situatie. Hoofdstuk 3 omvat de planbeschrijving. In hoofdstuk 4 wordt het relevante beleid dat als basis dient voor dit bestemmingsplan besproken. De verschillende milieuaspecten die van belang zijn voor elk bestemmingsplan worden besproken in hoofdstuk 5 Onderzoek/verantwoording. In hoofdstuk 6 Juridische planopzet wordt aandacht besteed aan de juridische planbeschrijving. Tot slot wordt in hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid en hoofdstuk 8 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan aangetoond.

Hoofdstuk 2 Bestaande situatie

2.1 Algemeen

Het plangebied omvat alle gronden die gerekend worden tot de kern Borne, met uitzondering van bedrijventerrein De Molenkamp.

2.2 Ruimtelijke structuur

2.2.1 Ontstaansgeschiedenis

Borne maakt deel uit van de dekzandgebieden, bestaande uit een afwisseling van hoog gelegen stuwwallen en dekzandkoppen en lager gelegen beekdalen van de Bornsebeek en de Azelerbeek. De kern Borne ligt op zo'n uitloper van de stuwwal. De oudste vondsten dateren uit de periode tussen 6000 en 2000 voor Chr., de Midden en de Jonge Steentijd. De eerste bewoners van de streek waren jagers/ verzamelaars die in het gebied rondtrokken. Van deze groepen zijn alleen vuurstenen gebruiksvoorwerpen teruggevonden. Rond 400 voor Chr. doet de landbouw zijn intrede. Van de landbouwers zijn naast vuurstenen gebruiksvoorwerpen, ook resten van aardewerk teruggevonden. Ook in de daarop volgende perioden heeft de mens in het gebied gewoond; er is dan ook sprake van een continue bewoning. Ten westen van Borne is een urnenveld bekend, een grafveld uit de Bronstijd en IJzertijd. Op de Zuid Esch zijn sporen aangetroffen van een Germaanse nederzetting uit de Romeinse tijd (2e/3e eeuw na Chr.) En bij opgravingen op de Stroom Esch zijn resten van een archeologische nederzetting gevonden uit de tijd van Karel de Grote (Karolingische tijd), circa 750-800 na Chr.

In de late middeleeuwen ontstaan er grote en kleine akkerbouwcomplexen, de essen. Doordat de mens de gronden door middel van plaggenbemesting verrijkte, zijn deze gronden in de loop der tijd opgehoogd. De mensen bouwden hun huizen aan de rand van de es. Op een aantal plaatsen is dit nog zichtbaar. In de late middeleeuwen lieten de lokale machthebbers versterkte huizen en kastelen bouwen. In Borne is daarvan nog een aantal bekend, zoals de Hondeborg ten westen van Borne, de havezate Weleveld en het Grotenhuis.

Oud Borne

Oud Borne is op 17 oktober 1991 aangewezen als beschermd dorpsgezicht in de zin van de toenmalige Monumentenwet 1988 (tegenwoordig Erfgoedwet). In de toelichting op het besluit tot aanwijzing van Oud Borne tot beschermd dorpsgezicht wordt de ontstaansgeschiedenis en de verdere ontwikkeling van de kern op een heldere wijze beschreven. Deze beschrijving is daarom onderstaand integraal overgenomen.

"Borne is van oorsprong een agrarische nederzetting, waarvan de basisstructuur vermoedelijk in de Karolingische Tijd (800-1000) na Christus is ontstaan. De oudste nederzettingen bestonden toentertijd aanvankelijk uit enkele boerderijen gelegen in een stuk ontgonnen bosgebied. De eerste akkers zijn dicht aan de hoeve grenzende percelen land, huiskampen genaamd. Over het algemeen liggen de oudste elementen in de overgangszone van hogere naar lagere gronden, op hellend terrein. Natuurlijke condities zijn hier optimaal: zowel voor de waterhuishouding van de akkers als voor de winning van drinkwater.

Na de fase van bedrijven met een beperkt areaal akkerland in de vorm van huiskampen vindt in de 12e en de 13e eeuw een verschuiving plaats naar een type bedrijf waarbij een veel grotere oppervlakte akkerland, de zogenaamde escomplexen, worden gebruikt. Verschillende wegen leiden naar het dorp teneinde de hooilanden, de heidevelden en de essen met de nederzetting te verbinden. Op deze wijze ontstaat een spinnewebachtige plattegrond, die karakteristiek is voor veel oude esnederzettingen. Op de plaats waar deze 'toeleveringswegen' bijeenkomen, ontstonden open ruimten, brinken genaamd, als verzamelplaats voor het vee. Het zijn tevens de gemeenschappelijke ruimten met een centrale functie voor de hele buurtschap.

Naast en tijdens bovenbeschreven ontwikkeling speelt ook de hof van Borne een rol in de ruimtelijke ontwikkeling van de nederzetting. Aanvankelijk is deze rol gering maar later is zij indirect een van de oorzaken van de opkomst van de textielindustrie in Borne. De hof, mogelijk in de 10e of 11e eeuw ontstaan, is sedert 1142 aan de ambt van Ruinen gekomen en is in 1206 door de bisschop van Utrecht overgenomen. Het is één van de zes bisschoppelijke hoven die in Twente aanwezig zijn. De huidige boerderij Meiershof (gelegen ca. 150 m1 ten zuidoosten van de Koppelsbrink) is thans nog aanwezig als een latere representant van deze bisschopshof.

Uitbreiding van esdorpen als Borne komt tot stand door splitsing van de oorspronkelijke (vrije) erven en door vestiging langs de brinken en de uitvalswegen. In de 14e eeuw is de voorloper van de huidige kerk gebouwd. Waarschijnlijk was er reeds eerder een kerkje, in samenhang met de hof, maar daarover is niets bekend.

Borne kan worden beschouwd als de bakermat van de Twentse textielindustrie. Reeds in de 16e eeuw ontwikkelt zich hier spinnen en weven als huisnijverheid vanwege het bevolkingsoverschot in de landbouw. Dit is mede een gevolg van de hier relatief veel voorkomende horige boerderijen, behorende bij de voormalige hof van Borne, die bij vererving niet gesplitst mogen worden. Het op de akkers verbouwde vlas wordt thuis verwerkt tot linnenprodukten, die aan kooplieden en fabrikanten verkocht worden. In de 17e eeuw wordt Borne het belangrijkste textielcentrum van Twente. De groei van de economische bestaansmogelijkheden maakt een verdere snelle demografische groei mogelijk: tussen 1723 en 1748 verdubbelt het aantal inwoners.

Het gevolg van bovenstaande ontwikkelingen is dat rond 1750 Borne niet meer een overwegend agrarisch karakter heeft. In het dorp zelf heeft minder dan 10% van de bevolking op dat moment een bestaan in de landbouw, terwijl meer dan 60% werkzaam is in de nijverheid.

Echter, als in de loop van de 18de eeuw het zwaartepunt van de textielnijverheid zich verplaatst naar Almelo vanwege een gunstiger ligging en een betere beschikbaarheid van het water ten behoeve van de vlasbewerking, ontstaat grote werkloosheid. Een en ander wordt nog verergerd door de grote buitenlandse concurrentie waarmee de textielnijverheid in deze periode te kampen heeft. Ondanks deze problemen heeft de ruimtelijke structuur zich onder invloed van de linnenindustrie verder verdicht, met name langs de dan belangrijkste doorgaande route, de Ennekerdijk Brinkstraat.

Op de eerste gedetailleerde kaart van Borne, de kadastrale minuut uit 1821 (zie fig. 2.1), komt het oorspronkelijke functioneren als agrarische nederzetting nog tot uiting.

De Koppelsbrink in het noordoosten en het Dorsetplein in het noordwesten, beide aan de rand van het oude dorp gelegen, zijn nog enigszins herkenbaar als voormalige brinken. De wegen naar het westen en oosten leiden respectievelijk naar de heidevelden en de hooilanden. De wegen naar het noorden verbinden de nederzetting met de escomplexen die daar liggen.

In het zuiden van Borne zijn op de kadastrale minuut ook twee (kleinere) brinkachtige ruimten te zien, één bij de kruising van de huidige Horststraat en de Grotestraat en één bij de kruising van de huidige A. ten Catestraat en de Grotestraat. Dit deel van de nederzetting was vooral georiënteerd op de Zuides-gronden, die in omvang geringer waren dan de essen in het noorden.

Deze buurt werd de Horst genoemd, hetgeen terreinverhoging betekent, en was eertijds aan drie zijden omsloten door waterlopen: de Bornsebeek in het oosten en noorden en een zijriviertje van de Bornsebeek in het westen.

Zo is Borne in oorsprong waarschijnlijk uit twee buurten ontstaan, die gescheiden werden door de Bornsebeek. De Koppelsbrink met aangrenzende Meiershof en de uitloper via de Marktstraat naar het Dorsetplein is van oorsprong het belangrijkste onderdeel, zeker gezien de aanwezigheid van de hof ter plaatse. De Ennekerdijk, een weg door het dal van de Bornse Beek, is de oude verbindingsweg van de hof met de weg naar Hengelo. De kerk werd tussen de twee buurten in gebouwd waardoor min of meer één geheel ontstond. Dit middengedeelte van oud-Borne rond de kerk zal nooit dicht bebouwd zijn geweest getuige de kadastrale minuut, waarop slechts het raadhuis, de school en een enkel ander gebouw in de directe omgeving van de kerk zijn gesitueerd, vermoedelijk ten gevolge van de enigszins drassige bodem bij de Bornse Beek.

In de 19de eeuw treedt als gevolg van de opkomst van de katoenindustrie in moderne textielfabrieken weer een aanzienlijke bevolkingsgroei op. Oorspronkelijk bleven de thuiswevers en spinners namelijk op het platteland wonen, maar met de komst van de fabrieken verhuizen de meeste naar het kerkdorp. Dit heeft een verdere verdichting van de bebouwing tot gevolg, vooral langs de Marktstraat en in de Horst. Slechts de zogenaamde 'bleken' blijven als open ruimten gespaard.

Vormde eertijds de in het noordoosten gelegen Koppelsbrink het eigenlijke centrum van Borne, in de loop der tijden heeft zich dit geleidelijk steeds meer naar het westen verplaatst. Dit zal mede onder invloed van de aanwezigheid van een haventje aan de Marktstraat, dicht bij het Dorsetplein, gebeurd zijn. De Bornse Beek werd toentertijd gebruikt voor de turfvaart vanaf Vriezenveen en voor ander goederenvervoer. Het Dorsetplein zal toen als belangrijkste marktruimte hebben gefungeerd. Verdere uitbreiding in die richting vindt plaats in het gebied ten westen van de kerk waar in 1830 de tegenwoordige Grotestraat wordt aangelegd. Aanvankelijk gaat deze ontwikkeling traag, maar met de komst van de spoorlijn Almelo-Salzbergen, westelijk van Borne aangelegd in 1860 komt deze ontwikkeling in een stroomversnelling. Het textielbedrijf van Spanjaard, gesitueerd in de buurt de Horst, wordt in de richting van de spoorlijn verplaatst in de onmiddellijke nabijheid van het station. De rooms-katholieke kerk bij de Koppelsbrink wordt in 1888 verplaatst in westelijke richting, hoek Grotestraat-Nieuwe Kerkstraat. Aan de Grotestraat verrijzen aan het eind van de 19de eeuw tal van grote gebouwen onder andere het postkantoor in 1884 en het voormalige raadhuis, oorspronkelijk een directeursvilla van Spanjaard.

Ook andere industrieën ontwikkelen zich in de tweede helft van de 19de eeuw, maar door de relatief ongunstige ligging en slechte verbindingen zijn de meeste levensvatbare bedrijven naar elders verplaatst. Zo is de textiel, tot de sluiting van de Spanjaardfabrieken in 1973, aangevuld met kleinere industrieën en wat landbouw, de hoofdbron van bestaan geweest voor Borne.

De gehele verdere ontwikkeling van de nederzetting heeft zich vervolgens afgespeeld ten westen van de oude kern, waar centrumvorming optrad en met name sinds de Tweede Wereldoorlog grote nieuwbouwwijken ontstonden. Hierdoor is de oorspronkelijke nederzetting in zijn ontwikkeling gestagneerd. De voornaamste ruimtelijke wijzigingen zijn het verdwijnen van de Bornse Beek, de aanleg van een doorgaande weg direct ten noordoosten van de oude kern en de verdere verdichting van de structuur door nieuwbouw.

Aan de oostkant van de Ennekerdijk, rond 1900 nog onbebouwd, verrijst in het begin van deze eeuw bebouwing. In de jaren zestig wordt ten zuidoosten van de Nederlands-Hervormde kerk een complex bejaardenwoningen gebouwd en sinds kort is ook het verdere gebied rondom de kerk, voornamelijk ten westen en ten noorden daarvan bebouwd. Door deze ontwikkeling vervaagt de oorspronkelijke structuur van twee afzonderlijke buurten, gekoppeld door een relatief open gebied.

In tegenstelling echter tot plaatsen als bijvoorbeeld Almelo, Hengelo en Enschede, waar onder invloed van het ontstaan en verdere ontwikkeling van fabriekscomplexen nabij het centrum de ruimtelijke structuur ter plekke ingrijpend beïnvloed is, heeft het oorspronkelijke kerkdorp Borne zich tot een textielindustrie nederzetting kunnen ontwikkelen zonder zijn oorspronkelijke ruimtelijke structuur ingrijpend te wijzigen".

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHB-ow01_0002.jpg"  
Figuur 2.1) Historische kaart Oud Borne 1811 – 1832 (Bron: Gemeente Borne)  
2.2.2 Ruimtelijke opbouw

Algemeen

Borne is gelegen tussen de steden Almelo en Hengelo, maar is ruimtelijk en sociaal vooral georiënteerd op Hengelo.

Borne telt in totaal acht wijken:

  • Centrum (Centrum / Oud Borne / Spanjaardswijk);
  • Bornsche Maten;
  • Letterveld (Letterveld I / Letterveld II);
  • Molenkamp (Dikkerslaan - Molenkampsweg e.o.);
  • 't Oldhof;
  • Stroom Esch;
  • 't Wensink ('t Wensink Noord / 't Wensink Zuid / Zuid Esch);
  • De Veldkamp.


Kenmerkend voor de kern van Borne is de scheiding tussen enerzijds het oude, historische gedeelte van Borne waar de woonfunctie overheerst en anderzijds het centrumgebied waar de winkelvoorzieningen zijn gevestigd. Deze scheiding bepaalt het karakter van het centrum van Borne. Deels is deze ontwikkeling terug te vinden in de historie van het dorp en dan met name in de tijd van de industrialisatie. Op de kaart van 1900 (zie figuur 2.2.) is te zien dat het huidige historische gedeelte van het dorp de hoofdkern vormt. Met de komst van de spoorlijn en de komst van verschillende fabrieken is Borne echter westwaarts richting het Bornsche Veld gegroeid. De ruimte tussen de spoorlijn en het oude Borne werd snel opgevuld met woningen en bedrijfspanden. De arbeiders werden gehuisvest in de wijken nabij de fabrieken. Het centrale deel van het dorp, waar de meeste activiteiten plaatsvonden, is daarmee verschoven richting het westen.

Door de opschuivende centrumactiviteiten heeft de oude historische kern van Borne door de jaren heen het oorspronkelijke karakter behouden en is als gevolg daarvan aangewezen als beschermd dorpsgezicht. De oude dorpskern is daardoor getransformeerd tot een rustige buurt, waar ruimte wordt geboden voor culturele voorzieningen en ambachtelijke bedrijven. Het biedt een rustige uitloopmogelijkheid voor het drukke centrum van het dorp en is bepalend voor de identiteit van Borne. Het is een aantrekkelijk gedeelte van het dorp dat veel wordt bezocht door toeristen.

Het centrum met de winkelvoorzieningen heeft een moderner karakter dan het oude dorp. De winkels langs de oude wegen zijn nog wel gevestigd in deels historische bebouwing. Tussen deze wegen, in het gebied Bakkerssteeg, Nieuwe Markt en Nijstad is in de jaren ‘70 nieuwbouw verrezen. Dit winkelcentrum is autoluw en bestaat uit gesloten bebouwing met smalle steegjes. Het heeft hierdoor een introvert karakter. De ontstaansperiode is duidelijk te zien aan de inrichting van de openbare ruimte en de architectuur van de bebouwing.

Een ander kenmerkend aspect van Borne is het sinds de ontginning aanwezige stelsel van radiaalwegen. Deze radialen leiden het verkeer rechtstreeks naar het centrum van het dorp. Te noemen zijn in dit verband de Bornerbroeksestraat, de Azelosestraat, de Deldensestraat, de Zenderensestraat/Prins Bernhardlaan en de Grotestraat. De radialen zijn grotendeels voorzien van (deels historische) lintbebouwing en worden veelal begeleidt door laanbeplanting. De radialen bepalen de identiteit van het dorp. Ze geven een duidelijke ruimtelijke structuur aan Borne. Een nadeel is dat het lastiger is om van de ene op de andere radiaal te komen. Tussen de radiaalwegen zijn de woonwijken gesitueerd. Veel van deze woonwijken zijn in de jaren ‘60 en ‘70 van de vorige eeuw gebouwd. Ze hebben een vrij traditioneel dorps karakter. In de jaren ‘80 en ‘90 is de wijk Stroom Esch gerealiseerd, die aan de “overzijde” van de Rondweg is gelegen. Dit geldt eveneens voor de nieuwbouwwijk Bornsche Maten. Op 28 oktober 2004 heeft de gemeenteraad van Borne het bestemmingsplan 'Bornsche Maten' vastgesteld. Dit bestemmingsplan voorzag onder andere in de planologische kaders voor de realisatie van ca. 2300 woningen in de vorm van een integraal ontworpen woonwijk waar kwaliteit en duurzaamheid van de menselijke leefomgeving centraal staan. Inmiddels is een aanzienlijk deel van de woonwijk gerealiseerd.

Tot slot beschikt Borne over een kantoorpark (Stroom Esch) en een tweetal bedrijventerreinen, te weten De Veldkamp en De Molenkamp (buiten plangebied). Het kantoorpark bevindt zich aan de zijde van de Rondweg en de bedrijventerreinen zijn gelegen aan de rand van de kern.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHB-ow01_0003.png"  
Figuur 2.2) Ontwikkeling van Borne 1800 – 2018 (Bron: Provincie Overijssel)  


Vanwege de belangrijke cultuurhistorische waarde van Oud Borne wordt hierna nader ingegaan op de bebouwingsstructuur ter plaatse.


Oud Borne

Qua bebouwingsstructuren en -typologieën kan Oud Borne als volgt getypeerd worden:

  • de ruimtelijke structuur wordt allereerst bepaald door de vanouds aanwezige doorgaande wegen (de Marktstraat met Koppelsbrink, de Brinkstraat en Ennekerdijk en de Grotestraat) en secundaire straten ter ontsluiting van het daartussen gelegen gebied;
  • het westelijk gedeelte met bebouwing in een hogere dichtheid en relatief grote gebouwen is meer verstedelijkt;
  • het oostelijk gedeelte (de grens ligt globaal ter hoogte van de kerk) is meer 'dorps' met meer los gegroepeerde bebouwing gesitueerd in een groene ruimte en een historische groenstructuur met een belangrijke visuele waarde voor het gehele dorpsgezicht;
  • de panden liggen schijnbaar willekeurig in gebogen straatwanden met wisselende straatbreedtes (geen doorgaande rooilijnen);
  • de bebouwing is over het algemeen kleinschalig (één tot anderhalve bouwlaag met kap); hierop vormen enkele woningen aan de doorgaande wegen een uitzondering;
  • de nokrichting is over het algemeen afwisselend loodrecht of evenwijdig aan de straat;
  • het merendeel van de bebouwing heeft zadeldaken, afwisselend met rood of blauw gebakken pannen gedekt;
  • de gevelbreedte varieert van twee tot vijf traveeën, waarbij de gevelopeningen overwegend verticaal zijn gericht;
  • de gevels zijn voornamelijk uitgevoerd in metselwerk (baksteen).

Qua bouwhoogte geldt dat deze in Oud Borne zeer divers is. Dat is tevens zo karakteristiek in het straatbeeld van de verschillende straten in Oud Borne. Hoewel de variatie veelal beperkt blijft tot één of twee bouwlagen met kap is het juist de bouwperiode die een groot onderscheid laat zien in bijvoorbeeld verdiepingshoogte, hetgeen ook van invloed is op de absolute bouwhoogte. Een bouwlaag met de tegenwoordige technische eisen (onder andere uit het bouwbesluit) is bijvoorbeeld hoger dan bij de historische bebouwing. Wanneer bijvoorbeeld gekeken wordt naar de bebouwing aan de Ennekerdijk of de Grotestraat, dan valt op dat de panden hier op enkele plekken hoger zijn dan elders in Oud Borne. De bouwhoogte bereikt hier op sommige plekken een waarde tussen de 12 en 13 meter, terwijl in andere straten deze hoogte veelal beperkt blijft tot circa 10 meter.

De openbare ruimte is heel belangrijk voor Oud Borne. Hoewel de inrichting van de openbare ruimte ook de nodige problemen met zich meebrengt, met name met betrekking tot het parkeren, is het patroon van straten en stegen één van de belangrijke aspecten dat geleid heeft tot de aanwijzing tot beschermd dorpsgezicht. In het stratenpatroon is de historische ontwikkeling van Oud Borne af te lezen. Voorheen bestond Oud Borne uit drie kleine buurtschapjes. Deze buurtschappen zijn nu herkenbaar door het grillige stratenpatroon ter plekke. Deze drie buurtschappen zijn in de loop van vele jaren met elkaar verbonden door een aantal wat grotere noord-zuid lopende straten zoals bijvoorbeeld de Brinkstraat.

De oudste en meest belangrijke straten van Oud Borne lopen over het algemeen in een noord-zuidrichting. Haaks daarop staat een patroon van straten en stegen die de verschillende noord-zuid straten met elkaar verbinden. Een aantal van deze stegen is bijzonder smal en alleen toegankelijk voor voetgangers. Deze stegen zijn ook typisch kenmerkend voor Oud Borne. Deze smalle tot zeer smalle weggetjes of paden zorgen voor toegangen tot een achterterrein of lopen dwars door de bouwblokken heen om straten in de oost-west richting met elkaar te verbinden.

2.2.3 Wegenstructuur

De belangrijkste routes in het plangebied betreffen de Rondweg (N743), de Bekenhorst, de Oonksweg, de Hosbekkeweg, de Zuidelijke Randweg en de Amerikalaan. De ontsluiting van de verschillende woonwijken en woonbuurten in het plangebied vindt plaats via diverse wijk- en buurtontsluitingswegen, voornamelijk via de hiervoor genoemde ontsluitingswegen alsmede de Azelostraat, de Bornerbroeksestraat en de Deldensestraat. Via de Azelosestraat en de Rondweg zijn de rijkswegen A1 en A35 goed bereikbaar. Binnen de woonwijken geldt over het algemeen een maximum snelheid van 30 km/uur.

2.2.4 Groen

In het centrumgebied is relatief weinig groen aanwezig. De woonwijken zijn ruim opgezet in een groene omgeving. Veelal worden de wegen in de woonwijken begeleid door groenelementen in de vorm van stroken gras en/of laagopgaande beplanting met daarin enkele bomen, die de rijbaan begeleiden. Naast begeleidende groenelementen komen er in de wijken op diverse plekken ook open groene ruimten en parken voor. Deze groene ruimten bestaan zowel uit groen(speel)velden met enkele solitaire bomen als uit kleine bosjes.

2.2.5 Waterstructuur en -systeem

Water is momenteel niet meer zichtbaar in het centrum en Oud Borne. De geschiedenis van de Bornsebeek is daarentegen nog wel duidelijk zichtbaar, zowel in de huidige groenstructuur maar ook in de verkavelingsgrenzen. De Bornsebeek kwam ten zuiden van het Bussemakerhuis Oud Borne binnen en liep tussen de achterste perceelsgrenzen van de woningen aan de Ennekerdijk en de Abraham ten Catestraat richting de Oude Kerk. Vlak ten zuiden van de Oude Kerk boog de beek met een scherpe bocht af in westelijke richting om via de huidige Pietmanskolkstraat de huidige Grotestraat te bereiken. Vervolgens boog de beek weer af en liep over de huidige Potkampstraat en vervolgens door het bouwblok dat nu gevormd wordt door de Marktstraat, Oude Kerkstraat en Brugstraatje om daarna de Marktstraat over te steken en uit te komen in de haven, momenteel de parkeerplaats De Haven nabij het Kulturhus de Bijenkorf. De Bornsebeek ligt tegenwoordig door de Bornsche Maten en langs de wijk Stroom Esch.

Oppervlaktewater is slechts in beperkte mate in het plangebied aanwezig. Het gaat met name om waterpartijen in de parken en om afwateringssloten. De grootste waterpartijen betreffen de Weideplas, de vijver langs de Veldovenweg en de vijver langs de Burenweg.

2.2.6 Monumenten

Binnen het plangebied zijn diverse rijks- en gemeentelijke monumentale panden aanwezig, met name in Oud Borne. In bijlagen 1 en 2 bij deze toelichting zijn lijsten met respectievelijk de rijks- en gemeentelijke monumenten in Borne opgenomen. Daarnaast is Oud Borne aangemerkt als beschermd dorpsgezicht. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar paragraaf 5.5.2.

2.3 Functionele structuur

2.3.1 Wonen

Buiten het centrum bestaat het overgrote deel van het plangebied uit woongebied. Het betreffen hier woongebieden die in de afgelopen decennia rondom de oude dorpskern zijn ontwikkeld. Qua karakter bestaan er duidelijke verschillen tussen de woongebieden die met name worden veroorzaakt door de bouwperiode en verschillen in woningtypes (vrijstaande woningen, halfvrijstaande woningen en rijenwoningen et cetera). In de woongebieden is over het algemeen sprake van grondgebonden woningen, in het centrumgebied komt met name gestapelde woningbouw voor in de vorm van wonen boven winkels.

2.3.2 Centrum en Oud Borne

Centrum

Het centrum van Borne vormt het kernwinkelgebied van de gemeente. De bezoekers komen dan ook voor de dagelijkse boodschappen, waarmee de supermarkten in het centrum ook de belangrijkste trekkers zijn. Daarnaast bevinden zich ook enkele modezaken en een warenhuis in het centrum. Het centrum van Borne kenmerkt zich door een grote spreiding van het aanbod over veel straten en stegen. Frequent bezochte winkels (voor dagelijkse aankopen) worden afgewisseld met relatief laagfrequent bezochte zaken (dienstverleners, winkels voor doelgerichte aankopen) en winkels in recreatieve branches. De horecapanden bevinden zich in het centrum en daarnaast tevens aan de randen van het winkelcentrum, aan het Dorsetplein en aan de Grotestraat. Tot slot bevindt zich aan de Grotestraat een bouwmarkt.

De supermarkten bevinden zich aan de randen van het winkelcentrum of net daar buiten. Eén supermarkt, Albert Heijn, heeft een locatie aan het Marktplein. Eén supermarkt bevindt zich aan de parkeerplaats De Koem. De andere supermarkt, de Aldi, is gelegen aan de Höfte, een hof dat is gelegen aan de Grotestraat. In het kader van het project Bornse Hoven is ook op deze locatie een PLUS supermarkt gerealiseerd.

In het winkelcentrum bij de Nijstad en de Bakkersteeg bevinden zich naast speciaalzaken tevens filialen van diverse (landelijke) ketens.

In het kernwinkelgebied ligt de nadruk op detailhandel en horeca. Woningen zijn hier nagenoeg uitsluitend gelegen op de verdieping.


Oud Borne

Door de ligging aan de rand van de 'nieuwe stad' kent Oud Borne een scala aan functies. Wonen is en blijft de belangrijkste functie in Oud Borne. Het merendeel van de woningen bestaat uit vrijstaande woningen, met name aan de Zuid Esch en de Watertorenstraat. Aan de Grotestraat komen ook halfvrijstaande en rijtjeswoningen voor. Aan de noordzijde van de Grotestraat wordt gewoond boven de winkelvoorzieningen. Op het Watertorenerf is één vrijstaande woning gelegen.

Naast wonen is er sprake van kleinschalige bedrijvigheid, horeca, dienstverlening en ambachtelijke beroepen zoals een lijstenmakerij en ateliers. Tevens zijn er enkele maatschappelijke, culturele en religieuze voorzieningen aanwezig, zoals Kulturhus De Bijenkorf en de aanwezige kerken.

2.3.3 Maatschappelijke voorzieningen

In Borne komen maatschappelijke functies van uiteenlopende aard voor. Deze voorzieningen bevinden zich zowel in het centrum als verspreid over de woongebieden. Het gaat bijvoorbeeld om het gemeentehuis, de brandweerkazerne, Kulturhus De Bijenkorf verpleegtehuizen, kinderopvang, onderwijsinstellingen, religieuze instellingen, begraafplaatsen en tandarts- en fysiotherapiepraktijken. Vaak zijn dergelijke voorzieningen gecombineerd in een wijkcentra.

2.3.4 Detailhandel

Borne kent diverse detailhandelsvestigingen. Detailhandel is geconcentreerd in het centrumgebied. Daarnaast komt er aan de rand van het centrum en langs de aanloopstraten naar het centrum (o.a. Grotestraat) relatief veel detailhandel voor. In de overige wijken is detailhandel met name gevestigd in de aanwezige wijkwinkelcentra.

2.3.5 Horeca

In Borne is een grote diversiteit aan horeca-gelegenheden aanwezig. Met name in het centrum zijn verschillende horecagelegenheden aanwezig. Restaurants zijn met name gevestigd aan de Grotestraat, het Dorsetplein, de Nieuwe Kerkstraat, de Hofstraat en het Rheineplein. In Oud Borne en langs de aanloopstraten (o.a. Grotestraat) komt eveneens in onderschikte mate horeca voor. In de overige wijken is er uitsluitend lichte (bijv. cafetaria's) en ondersteunde horeca (bijv. in sporthallen) aanwezig.

2.3.6 Bedrijven en dienstverlening

Wat betreft grootschalige bedrijvigheid beschikt Borne over een kantoorpark (Stroom Esch) en een tweetal bedrijventerreinen, te weten De Veldkamp en De Molenkamp. De Molenkamp is gelegen buiten het plangebied en wordt daarom niet nader behandeld.

Businesspark Stroom Esch is gelegen ten westen van het buurtpark Weideplas langs de Rondweg (N743). Het betreft een kleinschalig kantoorpark met 7 kantoorpanden in een groene parkachtige setting. De kantoren zijn gebouwd in twee bouwlagen. Uitsluitend ter hoogte van de meer bijzondere kantoorruimten, is de bebouwing over een beperkt deel van het bouwvlak voorzien van een extra bouwlaag of verhoging. Op het park zijn onder meer een technologiebedrijf, een bouwonderneming en een uitzendbureau gevestigd.

Bedrijventerrein De Veldkamp heeft een omvang van ruim dertig hectare (netto) bedrijfsgrond. De Veldkamp biedt ruimte aan kleine tot middelgrote bedrijven (van circa 1.500 - 20.000 m²). Het gaat met name om bedrijven in de sectoren industrie, bouw, transport en distributie en groothandel. Qua hinderlijkheid zijn bedrijven uit de milieucategorie 1 tot en met 4.2 (afhankelijk van locatie) toegestaan. In het noordelijke gedeelte van De Veldkamp, aan de Tichelkampweg, zijn diverse woonwerkkavels gelegen.

Voor het overige komen er in Borne diverse solitaire bedrijfslocaties en dienstverlenende instellingen (bijv. kapperszaken, makelaarskantoren) voor. Het gaat om kleinschalige locaties die gelet op de aard en omvang slechts een zeer beperkte milieubelasting op de omgeving hebben.

2.3.7 Sport, recreatie en toerisme

In Borne bevindt zich één grootschalige sportvoorziening, te weten sportpark 't Wooldrik. Het sportpark huisvest een groot aantal verenigingen op één terrein en vormt een belangrijke voorziening voor Borne. Verspreid over het sportpark komt bebouwing voor in de vorm van sportkantines, kleedkamers en dergelijke. Naast de vele sportvelden bevinden zich op het sportpark een overdekt zwembad en een sporthal waar onder andere tennis en squash wordt uitgeoefend. Aan de Deldensestraat bevindt zich sportvereniging Borne '28. Deze vereniging biedt diverse sporten als gymnastiek, turnen, volleybal, bewegen & muziek en fitness aan. In de wijk Bornsche Maten is aan de H.F. Roetgerinkslaan 5 sporthal De Veste aanwezig, welke met name wordt gebruikt voor volleybal. Tot slot zijn er in Borne meerdere sport- en dansscholen aanwezig.

Wat betreft gebouwde recreatieve voorzieningen beperkt zich dit tot museum Bussemakerhuis en de binnenspeeltuin voor kinderen aan 't Wooldrik. Aan de Steenbakkersweg/Kleiweg is een recreatief terrein aanwezig met onder meer een natuurspeelterrein en huisvesting voor Carnavalsverenigingen en de Postduivenvereniging. Daarnaast zijn in Borne diverse parken aanwezig die een belangrijke functie hebben op het gebied van sport, spel en recreatie. Het gaat hierbij onder meer om het Bornschebeekpark, het Watertorenpark, het Hertenkamp en de Weideplas.

Het winkelcentrum van Borne vervult voornamelijk de functie van dorpscentrum voor de inwoners van de gemeente Borne. Het centrum heeft geen grote toeristisch-recreatieve functie in tegenstelling tot Oud Borne. Er zijn met uitzondering van bed & breakfast geen overnachtingsmogelijkheden in Borne aanwezig. Hotels zijn wel in de omgeving van Borne aanwezig, onder meer in Azelo en Hertme.

2.3.8 Kabels, leidingen en straalpaden

In het plangebied zijn naast reguliere nutsvoorzieningen tevens een aardgasleiding, een brandstofleiding en een hoogspanningsverbinding gelegen. Daarnaast is het plangebied gelegen in een radarverstoringsgebied en een invliegfunnel van vliegbasis Twente.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

Dit bestemmingsplan omvat alle gronden die gerekend worden tot de kern Borne, met uitzondering van bedrijventerrein De Molenkamp.

3.1 Conserverende deel

Dit bestemmingsplan heeft een overwegend conserverend karakter. Inhoudende dat het plan ten aanzien van de bestaande 'stedelijke functies' is gericht op het 'conserveren' of 'beheren' van de bestaande situatie in het plangebied, oftewel de bestaande functies en bebouwing(smogelijkheden) zijn in dit plan in beginsel overgenomen. Nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen worden in dit bestemmingsplan dan ook niet mogelijk gemaakt, met uitzondering van de in paragraaf 3.2 genoemde ontwikkelingen. Wijzigingen die tussentijds hebben plaatsgevonden, bijvoorbeeld doordat hiervoor van het geldend bestemmingsplan is afgeweken of wijzigingen in de gemeentelijke systematiek, zijn wel meegenomen in voorliggend bestemmingsplan. Overigens betekent dit niet dat het op te stellen bestemmingsplan geen enkele ontwikkeling mogelijk maakt. Kleinschalige ontwikkelingen blijven op basis van het bestemmingsplan wel mogelijk. Het gaat bijvoorbeeld om het bieden van mogelijkheden om op ondergeschikte onderdelen af te wijken van de bouw- en gebruiksregels.

3.2 Ontwikkelingen

Dit bestemmingsplan voorziet in de planologische kaders voor onderstaande ontwikkelingen:

  • Realiseren van een extra kruispunt Bornschebeeklaan - N743;
  • De uitwerking van de bestemming Gemengd – Uit te werken De Veste 3e fase;
  • Uitbreiding van het bedrijf aan de Prins Bernhardlaan 65;
  • Realiseren paardenstal/paardenbak op het perceel Twickelerblokweg 12;
  • Herbestemmen bedrijfswoning naar woning Azelosestraat 111.
3.2.1 Realiseren van een extra kruispunt Bornschebeeklaan - N743

Het woongebied Bornsche Maten ontwikkelt zich in hoog tempo. Voor het gebied is een volwaardige aansluiting op het hoofdwegennet nodig. Eén van de aansluitingen is voorzien via de Bornschebeeklaan op de N743 in de nabijheid van de Grotestraat. Deze locatie wordt ook wel de “Poort van Borne” genoemd, omdat bezoekers komend vanaf de snelweg A1 hier het dorp binnen komen. Het doel van dit project is een goede inrichting van het kruispunt, zodat het verkeersaanbod op alle takken van het kruispunt ook in de toekomst vlot en veilig verwerkt kan worden.

Royal HaskoningDHV heeft in het kader van deze ontwikkeling een variantenafweging uitgevoerd. Op basis van deze afweging is gekozen voor een Bajonetaansluiting. In onderstaand figuur is de indicatieve inrichting van het gebied opgenomen. Voor een nadere toelichting op de onderzochte varianten wordt verwezen naar bijlage 3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHB-ow01_0004.png"  
Figuur 3.1) Indicatieve inrichting extra kruispunt Bornschebeeklaan - N743 (Bron: gemeente Borne)  
3.2.2 Uitwerking van de bestemming Gemengd – Uit te werken De Veste 3e fase (voorzieningencluster);

Deze ontwikkeling heeft betrekking op het onbebouwde terrein gelegen tussen basisschool De Vonder en de Bongersweg-Mekkelhorstweg. In het bestemmingsplan 'Bornsche Maten, derde fase (A)' is het terrein voorzien van de bestemming 'Gemengd – Uit te werken'. Inmiddels is de invulling van het terrein concreter geworden, waardoor het wenselijk is om voor dit terrein over een uitgewerkt planologisch kader te beschikken. Met voorliggend bestemmingsplan wordt hierin voorzien.

Het plan voorziet in de bouw van twee gebouwen, met een totaal vloeroppervlak van circa 1.760 m2. Het rechter gebouw mag 11 meter hoog worden (3 bouwlagen). In dit gebouw zijn op de begane grond diverse functies toegestaan, waaronder detailhandel (max. 1000 m2), dienstverlening, lichte horeca en lichte bedrijvigheid (categorie 1 en 2). Op de begane grond en verdieping zijn maatschappelijke voorzieningen (bijv. een school) toegestaan. Op de verdieping zijn ook appartementen gepland. In geval er in het gebouw een school wordt ondergebracht zal een deel van het parkeerterrein tevens als speelplein worden aangewend (dubbelgebruik).

Het linkergebouw mag maximaal 28 meter hoog (9 bouwlagen) worden. De begane grond kan worden gebruikt voor detailhandel (max. 1000 m2), dienstverlening, lichte horeca, lichte bedrijvigheid (categorie 1 en 2) en maatschappelijke voorzieningen. Op de verdiepingen worden appartementen gerealiseerd.

In figuur 3.2 is een voorlopige invulling van de locatie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHB-ow01_0005.png"  
Figuur 3.2) Voorlopige invulling De Veste 3e fase (Bron: gemeente Borne)  
3.2.3 Uitbreiding bedrijf Prins Bernhardlaan 65

Op het perceel aan de Prins Bernhardlaan 65 bevindt zich een woonhuis, waarbij tevens sprake is van een bedrijf aan huis. Het betreft een bedrijf in kantoorinrichting. Omdat het bedrijf groeit is uitbreiding wenselijk. Het voornemen is om de kantooractiviteiten uit te gaan oefenen vanuit de leegstaande schuur. De schuur wordt gerenoveerd en uitgebreid met circa 20 m2 ten behoeve van een toilet en pantry. In figuur 3.3 is met de blauwe omlijning de bestaande schuur weergegeven en met rood de uitbreidingslocatie.Ten zuiden hiervan staat nog een schuur. Deze wordt door het bedrijf gebruikt als opslag van goederen, materialen en gereedschappen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHB-ow01_0006.png"  
Figuur 3.3) Bestaande bedrijfshal met uitbreiding (Bron: BJZ.nu)  
3.2.4 Realiseren paardenstal/paardenbak Twickelerblokweg 12

Initiatiefnemer is voornemens een schuur en paardenbak te realiseren op het achtererf van het woonperceel Twickelerblokweg 12. De te realiseren schuur dient voor het stallen van een tweetal paarden. De schuur krijgt een maatvoering van 10 bij 6 meter worden en krijgt daarmee een oppervlakte van circa 60 m². De aan te leggen paardenbak heeft een maatvoering van ongeveer 20 meter bij 40 meter worden en zal daarmee circa 800 m² aan oppervlak in beslag nemen.

In onderstaand figuur is de indicatief de situering van de schuur en paardenbak aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHB-ow01_0007.png"  
Figuur 3.4) Paardenstal en -bak Twickelerblokweg 12 (Bron: BJZ.nu)  

De karakteristieke bestaande houtsingels blijven behouden en schermen de schuur en bak af voor omwonenden. Daarnaast versterkt het initiatief de verbinding van Borne met het landschap, door het creëren van een kleinschalige landelijke functie op een stedelijke locatie.

Voor een nadere toelichting op de ontwikkeling wordt verwezen naar bijlage 4.

3.2.5 Bedrijfswoning naar woning Azelosestraat 111

Het perceel Azelosestraat 111 heeft in het geldende bestemmingsplan 'Zuidelijke Randweg' de bestemming 'Bedrijf'. Na de vaststelling is er een overleg geweest tussen de eigenaren van het perceel en een ambtenaar van de gemeente. Eigenaren hebben geconstateerd dat een verkeerde bestemming aan het perceel is toegekend. In het voorontwerpbestemmingsplan was het perceel voorzien van een woonbestemming. Dit was naar mening van eigenaren correct en daarom is er geen inspraakreactie op het voorontwerp ingediend. Tijdens de ontwerpfase is de bestemming echter gewijzigd naar een bedrijfsbestemming. Hierover zijn de eigenaren niet geïnformeerd en ze hebben - vanwege het feit dat het perceel in het voorontwerp correct bestemd was - het bestemmingsplan niet opnieuw bekeken. Op dit moment rust dan ook een onjuiste bestemming op het perceel. Omdat de bestemming 'Wonen' altijd van toepassing is geweest op dit perceel wordt deze bestemming in dit bestemmingsplan hersteld.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
4.1.1.1 Algemeen

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het een aantal ruimtelijke doelen en uitspraken in onder andere de Agenda Landschap en de Agenda Vitaal Platteland. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

4.1.1.2 Rijksdoelen en regionale opgaven

In de SVIR heeft het Rijk drie rijksdoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Voor de drie rijksdoelen worden de 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Opgaven van nationaal belang in Oost-Nederland (de provincies Gelderland en Overijssel) zijn:

  • Het waar nodig verbeteren van de internationale achterlandverbindingen (weg, spoor en vaarwegen) die door Oost Nederland lopen. Dit onder andere ten behoeve van de mainports Rotterdam en Schiphol;
  • Het formuleren van een integrale strategie voor het totale rivierengebied van Maas en Rijntakken (Waal, Nederrijn, Lek en de IJssel, deelprogramma rivieren van het Deltaprogramma) en de IJsselvechtdelta (deelprogramma's zoetwater en rivieren) voor waterveiligheid in combinatie met bereikbaarheid, ruimtelijke kwaliteit, natuur, economische ontwikkeling en woningbouw;
  • Het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) NNN, inclusief de Natura 2000 gebieden (zoals de Veluwe);
  • Het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk (380 kV), onder andere door het aanwijzen van het tracé voor aansluiting op het Duitse hoogspanningsnet.
4.1.1.3 Toetsing

In dit geval is sprake van een bestemmingsplan, waarin geen nationale belangen zoals verwoord in de SVIR zijn gemoeid. Van strijd met het rijksbeleid zoals verwoordt in de SVIR is dan ook geen sprake.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
4.1.2.1 Algemeen

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van bestemmingsplannen voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. Deze vorm van normstelling sluit aan op de vroegere pkb's met concrete beleidsbeslissingen en beslissingen van wezenlijk belang die ook van betekenis waren voor de lagere overheden. Het besluit is op 30 december 2011 in werking getreden.

In de SVIR wordt een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau gegeven. In het SVIR wordt bepaald welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Barro bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken.

De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Bij besluitvorming over bestemmingsplannen moeten de regels worden gerespecteerd. Het merendeel van de regels legt beperkingen op, daarin is een gradatie te onderkennen. Deze zijn geformuleerd als een 'ja-mits', een 'ja, voor zover', een 'nee-tenzij', een 'nee-als' of een stringente 'nee' bepaling.

4.1.2.2 Toetsing

Dit bestemmingsplan raakt geen nationale belangen zoals vastgelegd in het Barro.

4.1.3 Regeling Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (Rarro)
4.1.3.1 Algemeen

Per 1 oktober 2012 zijn onder meer voor het hoofdwegennet (HWN), de (Wijziging van) Besluit en Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Barro/Rarro) van kracht geworden. Deze stellen vanuit nationaal perspectief grenzen aan de toelaatbaarheid van wijzigingen in nieuwe bestemmingsplannen ten opzichte van de plannen die golden op het moment van inwerkingtreding. De exacte geografische plaatsbepaling van de geldende reserveringszones is opgenomen in het Rarro. Zolang er geen Tracébesluit (TB) is voor de uitbreiding van infrastructuur hebben deze reserveringen een verplichtend karakter.

4.1.3.2 Toetsing

Dit bestemmingsplan raakt geen reserveringszones zoals opgenomen in het Rarro. Het bestemmingsplan is wel gelegen in een radarverstoringsgebied. Voor nagenoeg de gehele gemeente Borne geldt dat geen bouwwerken mogen worden opgericht met een hoogte groter dan 136 meter, teneinde het functioneren van radarstation Twente veilig te stellen. Dit bestemmingsplan staat geen bouwwerken met een dergelijke hoogte toe. De ligging van het plangebied in het radarverstoringsgebied vormt dan ook geen belemmering.

4.1.4 Ladder voor duurzame verstedelijking
4.1.4.1 Algemeen

In de SVIR is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Op 1 juli 2017 is de Ladder in het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd. Aanleiding voor de wijziging waren de in de praktijk gesignaleerde knelpunten bij de uitvoering van de Ladder en de wens om te komen tot een vereenvoudigd en geoptimaliseerd instrument.

Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij geldt een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt.

Teneinde een ontwikkeling adequaat te kunnen toetsen aan de ladder is het noodzakelijk inzicht te geven in de begrippen ‘bestaand stedelijk gebied’ en ‘stedelijke ontwikkeling’.

In de Bro zijn in artikel 1.1.1 definities opgenomen voor:

bestaand stedelijk gebied: ‘bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur’.

stedelijke ontwikkeling: ´ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.´

Bij het beschrijven van de behoefte dient te worden uitgegaan van het saldo van de aantoonbare vraag naar de voorgenomen ontwikkeling (de komende tien jaar, zijnde de looptijd van het bestemmingsplan) verminderd met het aanbod in planologische besluiten, ook als het feitelijk nog niet is gerealiseerd (harde plancapaciteit).

4.1.4.2 Toetsing

Ten aanzien van de ladder van duurzame verstedelijking wordt onderscheid gemaakt in het conserverende deel van dit bestemmingsplan en de voorgenomen ontwikkelingen.

Conserverende plandeel

Zoals meermaals aangegeven is dit bestemmingsplan voor het overgrote deel conserverend en beheersgericht van aard.

Uit diverse uitspraken van de Raad van State volgt dat het voor de uitleg van het begrip 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' met name relevant is of een bepaalde functie voor het eerst planologisch mogelijk wordt gemaakt dan wel sprake is van een continuering van de bestaande planologische situatie. Uit een uitspraak van de Raad van State volgt - samengevat- dat onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de zin van de Ladder van duurzame verstedelijking niet wordt verstaan een bestemmingsplan dat voorziet in een conservering van geheel onbenutte bouw- en gebruiksmogelijkheden die realiseerbaar waren op grond van een bestemmingsplan dat is vastgesteld vóór inwerkingtreding van de Ladder voor duurzame verstedelijking (zie AbRvS, 6 augustus 2014, nr. 201206568/1/R1).

Voor wat betreft het conserverende plandeel is enkel sprake van het opnieuw vastleggen van de huidige (planologische) situatie. Hierbij worden ook de onbenutte bouw- en gebruiksmogelijkheden, zoals vastgelegd in de geldende bestemmingsplan, opnieuw vastgelegd. De ontwikkelmogelijkheden (afwijkingsbevoegdheden) waarin dit bestemmingsplan wel voorziet betreft een verruiming van de gebruiksmogelijkheden, gezien de beperkte omvang hiervan kan dit niet worden aangemerkt als een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Gelet op het vorenstaande, wordt geconcludeerd dat voor wat betreft het conserverende plandeel van dit bestemmingsplan de Ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing is.

Ontwikkelingen

De volgende ontwikkelingen binnen het plangebied zijn niet te kwalificeren als conserverend van aard:

  • 1. Uitbreiding van het bedrijf aan de Prins Bernhardlaan 65 (< 500 m²) (geen stedelijke ontwikkeling);
  • 2. Realiseren van een paardenstal/paardenbak aan de Twickelerblokweg 12 (geen stedelijke ontwikkeling);
  • 3. Herbestemmen bedrijfswoning naar woning Azelosestraat 111 (geen stedelijke ontwikkeling);
  • 4. Realiseren nieuw kruispunt N743;
  • 5. Ontwikkeling De Veste 3e fase (voorzieningencluster).

Gelet op de aard en omvang worden de onder 1 tot en met 3 genoemde ontwikkelingen niet gezien als nieuwe stedelijke ontwikkeling in het kader van de Ladder van duurzame verstedelijking. Hierna wordt nader ingegaan op het extra kruispunt en De Veste 3e fase (voorzieningencluster).


Kruispunt N743

Wat betreft het nieuwe kruispunt heeft de Afdeling in een uitspraak geoordeeld dat de volgende ontwikkeling niet als nieuwe stedelijke ontwikkeling aan te merken is: de aanleg van een weg (ABRvS 18 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:448). Het aanleggen van het nieuwe kruispunt wordt dan ook niet aangemerkt als zijnde een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'.


De Veste 3e fase (voorzieningencluster)

De Ladder voor duurzame verstedelijking (hierna 'Ladder') is van toepassing op bestemmingsplannen, uitwerkings- en wijzigingsplannen en omgevingsvergunningen als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub c in samenhang met artikel 2.12 lid 1 onder a sub 3 van de Wabo.

Hierna wordt de voorgenomen ontwikkeling getoetst aan de van belangzijnde onderdelen.


Is er sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling?

Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Voor woningbouwlocaties geldt bijvoorbeeld vanaf twaalf woningen dat sprake is van een stedelijke ontwikkeling die Ladderplichtig is.

Voorliggend bestemmingsplan voorziet in het realiseren van detailhandel (max. circa 1.800 m2), wonen, dienstverlening, lichte horeca, lichte bedrijvigheid, maatschappelijke dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen. Gelet op de aard en omvang van deze functies dient het te worden beschouwd als zijnde een nieuwe stedelijke ontwikkeling.


Wat is het ruimtelijk verzorgingsgebied?

Wanneer sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, moet de toelichting van het bestemmingsplan een beschrijving van de behoefte aan de nieuwe functies die mogelijk worden gemaakt bevatten. De behoefte moet worden bepaald binnen het ruimtelijk verzorgingsgebied van de woningbouwontwikkeling. De aard en omvang van de ontwikkeling zijn leidend voor het schaalniveau waarop de ruimtebehoefte moet worden afgewogen.

Gelet op de aard en omvang van de hiervoor genoemde functies kan het ruimtelijk verzorgingsgebied voor de functie wonen in beginsel worden beperkt tot de gemeente Borne. Voor wat betreft de niet-wonen functies, welke een wijkvoorzienend karakter hebben, betreft het verzorgingsgebied de wijk Bornsche Maten.


Beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling

Hierna wordt per functie de behoefte nader onderbouwd.

Wonen: De gemeenteraad heeft op 7 november 2017 de Woonvisie Borne 2017-2027 vastgesteld. In dit document zijn prognoses opgenomen ten aanzien van de woningbehoefte alsmede concrete beleidsambities opgenomen. Hierna wordt ingegaan op de kwantitatieve en kwalitatieve behoefte aan (sociale zorg-) woningen.

De gemeente Borne heeft Woonafspraken gemaakt met de provincie en de regio. De kwantitatieve behoefte is cijfermatig onderbouwd in de Regionale Woon Programmering (RWP). Voor de Bornsche Maten is bepaald dat de wijk zich mag ontwikkelen tot een wijk van 2.300 woningen, waarbij voor de 3e fase in totaal 1.000 woningen zijn gereserveerd. Wat betreft afgiftetempo mogen er per jaar maximaal 100 woningen worden toegevoegd. De hiervoor genoemde aantallen zijn nog niet bereikt, waardoor voorliggend plan in overeenstemming is met de kwantitatieve woningbouwafspraken.

Wat betreft de kwalitatieve behoefte wordt opgemerkt dat de prognose in de gemeentelijke woonvisie verschuivingen in de huishoudensontwikkeling laten zien door onder andere de vergrijzing. Deze verschuiving heeft consequenties voor het beleid van de gemeente in die zin dat er sprake is van een toenemende behoefte aan voor senioren geschikte woonvormen (o.a. levensloopbestendigheid). Met het realiseren van de voorgenomen ontwikkeling wordt in beperkte mate in deze behoefte voorzien. Het plangebied vormt een uitermate geschikte locatie voor een dergelijke voorziening. Dit met name vanwege het feit dat het een inbreidingslocatie betreft (centraal in de wijk) en in en om het gebouw diverse wijkcentrumfuncties aanwezig zijn of gerealiseerd worden. Daarnaast zijn de appartementen uiteraard ook geschikt voor overige doelgroepen zoals starters, alleenstaanden of gezinnen. Geconcludeerd wordt dat het voornemen inspeelt op de veranderende woningmarkt en hiermee sprake is van kwalitatieve behoefte.

Overige functies: Het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid om de begane grond van de bebouwing aan te wenden voor detailhandel, lichte bedrijvigheid en horeca. Daarnaast mogen op de verdieping naast wonen tevens maatschappelijke voorzieningen worden ondergebracht.

Het eindbeeld voor De Bornsche Maten is een integraal ontworpen woonwijk met circa 2.300 woningen en waar kwaliteit en duurzaamheid van de menselijke leefomgeving centraal staan. De Veste vormt het middelpunt van de wijk Bornsche Maten. In het Masterplan Bornsche Maten is aangegeven dat gelet op het gewenste behoud van het primaat van het centrum van Borne en de beperkte afstand van de Bornsche Maten tot het centrum een pakket van basisvoorzieningen voldoende wordt geacht voor de nieuwe wijk. Met de realisatie van het wijkvoorzieningencluster wordt hier invulling aan gegeven. De commerciële functies (detailhandel, horeca, bedrijvigheid) zullen uitsluitend op de begane grond worden toegestaan hetgeen betekent dat de omvang van deze functies beperkt zullen zijn. Voor het overige gaat het om functies passend in woongebieden, zoals kapsalons, tandartspraktijken en soortgelijke voorzieningen. In het kader van het project 'Bornsche Maten' worden er een groot aantal centrumstedelijke woningen toegevoegd, met als gevolg dat het aantal inwoners in het gebied zal gaan toenemen. Het is daarom wenselijk dat de mogelijkheid bestaat om in de directe omgeving nieuwe voorzieningen te realiseren om zodoende aan te sluiten bij de toenemende behoefte en de gewenste levendigheid en leefbaarheid tot stand te brengen. Resumerend wordt dan ook gesteld dat de niet-wonen functies aansluiten bij de behoefte. Gelet op het feit dat de voorzieningen specifiek op Bornsche Maten zijn gericht is van negatieve ruimtelijke effecten (bijv. leegstand elders) geen sprake.


Ligt de stedelijke ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied?

Als de woningbouwontwikkeling voorziet in een behoefte en gepland is binnen bestaand stedelijk gebied dan wordt voldaan aan de Ladder.

De ontwikkelingen vinden plaats binnen het bestaand stedelijk gebied van Borne. Hiermee is sprake van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik, indachtig het doel van de ladder voor duurzame verstedelijking, waarbij wordt gestreefd naar een optimale benutting van de ruimte in stedelijk gebied.

Conclusie

Gelet op het vorenstaande wordt gesteld dat er sprake is van behoefte en een ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied. Hiermee voldoet het voornemen aan de 'Ladder voor duurzame verstedelijking'.

4.1.5 Nationaal Waterplan 2016-2021
4.1.5.1 Algemeen

Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2016 - 2021 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen.

4.1.5.2 Toetsing

Kortheidshalve wordt verwezen naar paragraaf 5.6 waar nader wordt ingegaan op het aspect waterhuishouding. Hier wordt geconcludeerd dat het Nationaal Waterplan 2016-2021 geen belemmering vormt voor voorliggend bestemmingsplan.

4.1.6 Waterbeleid 21e eeuw
4.1.6.1 Algemeen

De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden kwaliteitsdoelen gesteld die gefaseerd tot 2027 worden bereikt. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de Nota Ruimte en het Nationaal Waterplan (inclusief de stroomgebiedbeheerplannen). Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie Overijssel en de bijbehorende Omgevingsverordening richtinggevend voor ruimtelijke plannen.

In Nederland verscheen in het najaar van 2000 het rapport “Waterbeleid voor de 21e eeuw”, een advies van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw (Commissie WB21). Deze door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat en de Unie van Waterschappen ingestelde commissie doet aanbevelingen over hoe in de komende eeuw met water moet worden omgegaan. De Commissie WB21 stelt dat de 21e eeuw om een andere aanpak van het waterbeleid vraagt dan de 20e eeuw. Er moet minder accent op het technische beheer komen te liggen. Het water moet niet langer als vijand, maar veel meer als bondgenoot worden gezien. Het waterbeheer dient te worden gebaseerd op:

  • stroomgebiedsbenadering;
  • ruimte geven aan water;
  • vasthouden en tijdelijk bergen van water, alvorens af te voeren;
  • kansen benutten voor meervoudig ruimtegebruik;
  • geen afwenteling van problemen in het watersysteem zelf, noch van bestuurlijke verantwoordelijkheden of kosten;
  • te ontwikkelen normenstelsel per stroomgebied.

Bij grootschalige en/of ingrijpende locatiebesluiten dienen de kwantitatieve en kwalitatieve gevolgen voor het watersysteem te worden onderzocht aan de hand van een zogenaamde watertoets. Zonodig moeten compensatiemaatregelen worden getroffen. Het huidige regime van schadevergoeding door de Rijksoverheid moet worden vervangen door een verzekeringsstelsel voor schade door regenval en, eventueel, overstroming van boezems. Het ministerie van Verkeer en Waterstaat en de provincie dienen op respectievelijk nationaal en regionaal niveau een sterkere regierol te vervullen. Naar verwachting zal de door de Commissie WB21 voorgestane aanpak belangrijke voordelen opleveren, zoals een toegenomen veiligheid van mens en dier en een betere bescherming van materiële goederen. Een snelle implementatie van de maatregelen voorkomt bovendien dat op termijn duurdere oplossingen voor de steeds nijpender problemen moeten worden gezocht. Ruimte voor water heeft tevens een positieve invloed op de natuurontwikkeling, de landbouw en de ruimtelijke kwaliteit in zowel stedelijk als landelijk gebied.

4.1.6.2 Toetsing

Kortheidshalve wordt verwezen naar paragraaf 5.6 waar nader wordt ingegaan op het aspect waterhuishouding. Hier wordt geconcludeerd dat het Waterbeleid 21e eeuw geen belemmering vormt voor voorliggend bestemmingsplan.

4.1.7 Erfgoedwet
4.1.7.1 Algemeen

Op grond van de Erfgoedwet dient er in ruimtelijke plannen rekening gehouden te worden met archeologische waarden. In de Erfgoedwet is bepaald dat gemeenten een archeologische zorgplicht hebben en dat initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord, verplicht zijn rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.

4.1.7.2 Toetsing

Kortheidshalve wordt verwezen naar paragraaf 5.5 waar nader wordt ingegaan op de aspecten archeologie en cultuurhistorie. Hier wordt geconcludeerd dat de Erfgoedwet geen belemmering vormt voor voorliggend bestemmingsplan.

4.1.8 Wet natuurbescherming
4.1.8.1 Algemeen

Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Sinds 1 januari 2017 is het wettelijk kader ten aanzien van gebieds- en soortenbescherming vastgelegd in de Wet natuurbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Natuurbeschermingswet en het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen EHS). Soortenbescherming gaat uit van de bescherming van dier- en plantensoorten.

4.1.8.2 Toetsing

Kortheidshalve wordt verwezen naar paragraaf 5.7 waar nader wordt ingegaan op de aspecten gebieds- en soortenbescherming. Hier wordt geconcludeerd dat de Wet natuurbescherming geen belemmering vormt voor voorliggend bestemmingsplan.

4.1.9 Conclusie rijksbeleid

Het rijksbeleid vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.2 Provinciaal beleid

Het ruimtelijk beleid van de provincie Overijssel staat vooral in de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening die Provinciale Staten van Overijssel op 12 april 2017 hebben vastgesteld. De Omgevingsvisie en -verordening zijn op 1 mei 2017 in werking getreden.

4.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

De Omgevingsvisie is een integrale visie waarin de beleidsambities en doelstellingen staan die van provinciaal belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het uitgangspunt is gericht op het jaar 2030. De visie biedt kaders in de vorm van ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Daarbinnen krijgen gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere initiatiefnemers mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren.

De opgaven en kansen waar de provincie Overijssel voor staat, zijn verwerkt in centrale beleidsambities voor negen beleidsthema's. Deze beleidsthema's worden benaderd vanuit de overkoepelende rode draden duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit.

Duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte van de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien.

Ruimtelijke kwaliteit is datgene wat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is. Ruimtelijke kwaliteit gaan vooral over 'goed': mooi, functioneel en toekomstbestendig.

Sociale kwaliteit gaat over het welzijn of 'goed voelen' van de mens. In de omgevingsvisie gaat het over het welzijn van de mens in relatie tot de fysieke leefomgeving.

4.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

De hoofdlijnen van de Omgevingsvisie zijn juridisch geborgd in de Omgevingsverordening. Het gaat om de onderwerpen uit de visie die de provincie zo belangrijk vindt dat deze dwingend worden opgelegd. In de verordening staan algemene regels op het gebied van de ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en natuur.

De verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen, is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening geeft regels aan gemeenten die bij het maken van bestemmingsplannen in acht genomen moeten worden.

4.2.3 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie

Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de ambities van de provincie Overijssel, wordt het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel gebruikt. In dit uitvoeringsmodel staan de volgende stappen centraal:

  • Of – generieke beleidskeuzes
  • Waar – ontwikkelingsperspectieven
  • Hoe – gebiedskenmerken

Bij een initiatief voor bijvoorbeeld woningbouw, een nieuwe bedrijfslocatie, toeristisch-recreatieve voorzieningen, natuurontwikkeling, et cetera kun je aan de hand van deze drie stappen bepalen of een initiatief binnen de geschetste visie voor Overijssel mogelijk is, waar het past en hoe het uitgevoerd kan worden.

De eerste stap, het bepalen van de of-vraag, lijkt in strijd met de wens zoveel mogelijk ruimte te willen geven aan nieuwe initiatieven. Met het faciliteren van initiatieven moet echter wel gekeken worden naar de (wettelijke) verantwoordelijkheden zoals veiligheid of gezondheid. Het uitvoeringsmodel maakt helder wat kan en wat niet kan.

Om een goed evenwicht te vinden tussen het bieden van ruimte aan initiatieven en het waarborgen van publieke belangen, varieert de provinciale sturing: soms normstellend, maar meestal richtinggevend of inspirerend.

In figuur 4.1 is het uitvoeringsmodel weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHB-ow01_0008.png"  
Figuur 4.1: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: Provincie Overijssel)  

Of - Generieke beleidskeuzes (normstellend)

Maatschappelijke opgaven zijn leidend in het handelen. Allereerst is er de vraag of er een maatschappelijke opgave is. Of een initiatief mogelijk is, wordt onder andere bepaald door de generieke beleidskeuzes van EU, Rijk of provincie. Denk hierbij aan beleidskeuzes om basiskwaliteiten als schoon drinkwater en droge voeten te garanderen. Maar ook aan beleidskeuzes om overaanbod van bijvoorbeeld woningbouw- en kantorenlocaties – en daarmee grote financiële en maatschappelijke kosten – te voorkomen. In de omgevingsvisie zijn de provinciale beleidskeuzes hieromtrent vastgelegd.

De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend. Dit betekent dat ze opgevolgd moeten worden: het zijn randvoorwaarden waarmee iedereen rekening moet houden vanwege zwaarwegende publieke belangen. De normstellende beleidskeuzes zijn vastgelegd in de omgevingsverordening.

Waar - Ontwikkelingsperspectieven (richtinggevend)

Na het beantwoorden van de of-vraag, is de vraag waar het initiatief past of ontwikkeld kan worden. De Omgevingsvisie onderscheid zes ontwikkelingsperspectieven. Deze ontwikkelingsperspectieven schetsen een ruimtelijk perspectief voor een combinatie van functies en geven aan welke beleids- en kwaliteitsambities leidend zijn. De ontwikkelingsperspectieven geven zo richting aan waar wat ontwikkeld zou kunnen worden

De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend. Dit betekent dat er ruimte is voor lokale afweging: een gemeente kan vanwege maatschappelijke en/of sociaal-economische redenen in haar Omgevingsvisie en bestemmings- of omgevingsplan een andere invulling kiezen. Die dient dan wel te passen binnen de – voor dat ontwikkelingsperspectief – geldende kwaliteitsambities. Daarbij dienen de nieuwe ontwikkelingen verbonden te worden met de bestaande kenmerken van het gebied, conform de Catalogus Gebiedskenmerken (de derde stap in het uitvoeringsmodel). Naast ruimte voor een lokale afweging ten aanzien van functies en ruimtegebruik, is er ruimte voor een lokale invulling van de begrenzing: de grenzen van de ontwikkelingsperspectieven zijn signaleringsgrenzen.

Hoe - Gebiedskenmerken (normstellend, richtinggevend of inspirerend)

Ten slotte is de vraag hoe het initiatief ingepast kan worden in het landschap. De gebiedskenmerken spelen een belangrijke rol bij deze vraag. Onder gebiedskenmerken worden de ruimtelijke kenmerken van een gebied of gebiedstype die bepalend zijn voor de karakteristiek en kwaliteit van dat gebied of gebiedstype verstaan. Voor alle gebiedstypen in Overijssel beschrijft de Catalogus Gebiedskenmerken welke kwaliteiten en kenmerken van provinciaal belang zijn en behouden, versterkt of ontwikkeld moeten worden.

De gebiedskenmerken zijn soms normstellend, maar meestal richtinggevend of inspirerend. Voor de normerende uitspraken geldt dat deze opgevolgd dienen te worden; ze zijn in de omgevingsverordening geregeld. De richtinggevende uitspraken zijn randvoorwaarden waarmee in principe rekening gehouden moet worden. Hier kan gemotiveerd van worden afgeweken, mits aannemelijk is gemaakt dat met het alternatief de kwaliteitsambities even goed of zelfs beter gerealiseerd kunnen worden. De inspirerende uitspraken bieden een wenkend perspectief: het zijn voorbeelden van de wijze waarop ruimtelijke kwaliteitsambities ingevuld kunnen worden. De inspirerende uitspraken bieden een wenkend perspectief: het zijn voorbeelden van de wijze waarop ruimtelijke kwaliteitsambities ingevuld kunnen worden. Initiatiefnemers kunnen zich hierdoor laten inspireren, maar dit hoeft niet.

4.2.4 Toetsing van het initiatief aan het 'Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel'

Indien het concrete initiatief wordt getoetst aan het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.

Ten aanzien van het uitvoeringsmodel wordt onderscheid gemaakt in het conserverende deel van dit bestemmingsplan en de voorgenomen ontwikkelingen.

4.2.4.1 Of - Generieke beleidskeuzes

Conserverende plandeel

Ten aanzien van het conserverende plandeel zijn er in het kader van de "generieke beleidskeuzes" geen aspecten die bijzondere aandacht verdienen.


Ontwikkelingen

Wat betreft de generieke beleidskeuzes zijn in dit geval met name artikel 2.1.3 (Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik) en artikel 2.2.2 (Realisatie nieuwe woningen) uit de Omgevingsverordening Overijssel van belang. Hierna wordt nader op de betreffende artikelen ingegaan.


Artikel 2.1.3: Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik

Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in stedelijke ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen op de Groene Omgeving wanneer aannemelijk is gemaakt:

  • dat er voor deze opgave in redelijkheid geen ruimte beschikbaar is binnen het bestaande bebouwd gebied en de ruimte binnen het bestaand bebouwd gebied ook niet geschikt te maken is door herstructurering en/of transformatie;
  • dat mogelijkheden voor meervoudig ruimtegebruik binnen het bestaand bebouwd gebied optimaal zijn benut.


Toetsing van de initiatieven aan artikel 2.1.3

De gronden zijn reeds grotendeels bestemd voor stedelijke functies (wijkfuncties, wonen, tuin, verkeer etc.), ook ter plaatse van De Veste 3e fase (voorzieningencluster) en het extra kruispunt. Van extra ruimtebeslag op de groene omgeving door bouwen en verharden is in voorliggend geval dan ook geen sprake. Uitsluitend de paardenstal en -bak (zie paragraaf 3.2.4) hebben op dit moment geen stedelijke maar een agrarische bestemming. Dit sluit echter aan op de aard van de functie en is daarmee in overeenstemming met het principe van zuinig en zorgvuldig ruimte gebruik. Samenvattend wordt geconcludeerd dat in voldoende mate rekening is gehouden met het gestelde in artikel 2.1.3.


Artikel 2.2.2: Realisatie nieuwe woningen (lid 1)

Bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wabo, voorzien uitsluitend in de mogelijkheid tot het realiseren van nieuwe woningen als de behoefte daaraan is aangetoond door middel van actueel onderzoek woningbouw.


Toetsing van de initiatieven aan artikel 2.2.2

Voorliggende ontwikkeling voorziet in de realisatie van appartementen (De Veste 3e fase). De woningen voldoen aan de kwantitatieve behoefte zoals beschreven in de Woonvisie Borne 2017-2027 (zie paragraaf 4.4.2). Gelet hierop is voorliggend bestemmingsplan in overeenstemming te achten met artikel 2.2.2 uit de Omgevingsverordening Overijssel.

Bij de overige afwegingen in de eerste fase 'Of - generieke beleidskeuzes' zijn er verder geen aspecten die bijzondere aandacht verdienen.

4.2.4.2 Waar- Ontwikkelingsperspectieven

Het plangebied kent op basis van de ontwikkelingsperspectievenkaart van de provincie Overijssel nagenoeg volledig het ontwikkelingsperspectief 'Woon- en werklocaties binnen de stedelijke netwerken'. Een deel van het plangebied is aangemerkt als 'Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap'. Het gaat onder meer om het gebied rondom de Twickelerblokweg/Azelosestraat en een deel van de Bornsche Maten.

"Woon- en werklocaties binnen het stedelijke netwerk"

Rond de binnensteden liggen de diverse woon- en werklocaties, elk met hun eigen woon-, werk- of mixmilieu. Herstructurering en transformatie moeten deze vitaal en aantrekkelijk houden en de diversiteit aan milieus versterken. Herstructurering en transformatie bieden kansen om te anticiperen op klimaatverandering (bijvoorbeeld door ruimte voor groen, natuur of water te reserveren). Van belang is de stedelijke ontwikkeling altijd af te stemmen op de kenmerken van het watersysteem, bijvoorbeeld door in laaggelegen gebieden bij bouw- en evacuatieplannen rekening te houden met risico's op overstroming of wateroverlast.

"Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap"

Van de ruimtelijke kwaliteitsambities staat in dit ontwikkelingsperspectief de ambitie Voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen voorop. Daarnaast gelden – net als voor alle andere ontwikkelingsperspectieven – de ruimtelijke kwaliteitsambities:

  • zichtbaar en beleefbaar mooi landschap;
  • sterke ruimtelijke identiteiten als merken voor Overijssel;
  • continu en beleefbaar watersysteem.


Toetsing

Conserverende deel

Voor wat betreft de gronden binnen het plangebied wordt, met uitzondering de in paragraaf 3.2 genoemde gevallen, niet voorzien in nieuwe ontwikkelingen. Het bestemmingsplan heeft een beheersgericht karakter, waarbij enkel de huidige (planologische) situatie opnieuw wordt vastgelegd. Enkele wijzigingen die tussentijds hebben plaatsgevonden worden meegenomen in dit bestemmingsplan. Gezien het vorenstaande wordt geconcludeerd dat dit plandeel in overeenstemming is met het ter plekke geldende ontwikkelingsperspectief.

Ontwikkelingen

Het extra kruispunt op de N743 en de uitbreiding van het bedrijf aan de Prins Bernhardlaan 65 vinden plaats in stedelijk gebied. Gelet op de aard en locatie (stedelijk gebied) van deze functies zijn deze als passend in het ter plekke geldende ontwikkelingsperspectief. Wat betreft De Veste 3e fase en de herbestemming van het perceel Azelosestraat 111 wordt opgemerkt dat het ter plekke geldende ontwikkelingsperspectief niet aansluit bij de huidige situatie of beleidsambities voor het betreffende gebied. Het perceel Azelosestraat 111 maakt onderdeel uit van een stedelijk bebouwingslint, herbestemming van bedrijfswoning naar woning is in overeenstemming met het ontwikkelingsperspectief te achten. De Veste 3e fase maakt onderdeel uit van nieuwbouwwijk Bornsche Maten en is reeds bestemd ten behoeve van stedelijke functies. De voorgenomen ontwikkeling ter plaatse sluit aan op de ruimtelijke en functionele structuur/ambities van de omgeving (woonwijk met voorzieningencluster). Tot slot wordt opgemerkt dat de locatie voor de paardenstal en -bak aan de Twickelerblokweg gelegen is een stadsrandzone met zowel woningbouw als agrarisch gebied. Het realiseren van dergelijke functies ter plaatse wordt dan ook als passend beschouwd.

4.2.4.3 Hoe - Gebiedskenmerken

Bij toetsing van het ruimtelijke initiatief aan de gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en laag van de beleving) is van belang dat het plangebied is gelegen in stedelijk gebied en dit bestemmingsplan voor het overgrote deel conserverend en beheersgericht van aard is. De gebiedskenmerken van de 'Natuurlijke laag', de 'Laag van het Agrarisch Cultuurlandschap' en de 'Laag van de beleving' worden dan ook voor het conserverende deel buiten beschouwing gelaten.

1. De 'Stedelijke laag'

Zoals in het voorgaande aangegeven, behoort het overgrote deel van het plangebied van dit bestemmingsplan tot het bestaand bebouwd gebied. In figuur 4.2 is een uitsnede opgenomen ter plaatse van het plangebied. Het plangebied is voorzien van de gebiedskenmerken 'Historische centra, binnensteden', 'Bebouwingsschil 1900-1955','Woonwijken 1955-nu' en 'Bedrijventerreinen'. Opgemerkt wordt dat de Bornsche Maten nog niet is verwerkt in de stedelijke laag, echter behoort deze wijk gelet op de ruimtelijke en functionele structuur tot het stedelijk gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHB-ow01_0009.png"  
Figuur 4.2: Stedelijke laag (Bron: Provincie Overijssel)  

Toetsing

Conserverende deel

Binnen dit plandeel worden geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt en wordt enkel de huidige (planologische) situatie opnieuw vastgelegd. De gebiedskenmerken zijn met name van toepassing bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, aangezien hier voor wat betreft deze laag geen sprake van is, wordt hier niet nader op ingegaan.

Ontwikkelingen

Zoals beschreven bij het onderdeel ontwikkelingsperspectieven sluiten de voorgenomen ontwikkelingen goed aan op de ruimtelijke en functionele structuur van de omgeving. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt beoordeeld of de voorgestelde ontwerpen passen binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving. Geconcludeerd wordt dat de ontwikkelingen passend zijn binnen de stedelijke laag.

4.2.5 Conclusie provinciaal beleid

Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.

4.3 Regionaal beleid

4.3.1 Waterbeheerplan 2016 - 2021
4.3.1.1 Algemeen

Door de invoering van de Kaderrichtlijn Water is Nederland verdeeld in vijf deelstroomgebieden. Het deelstroomgebied Rijn-Oost wordt beheerd door de waterschappen Rijn en IJssel, Vechtstromen, Vallei en Veluwe, Drents Overijsselse Delta, en Zuiderzeeland. Om te voldoen aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water hebben deze waterschappen een Waterbeheerplan opgesteld.

Het algemeen bestuur van het waterschap Vechtstromen heeft in de vergadering van 7 oktober 2015 het 'Waterbeheerplan 2016-2021' vastgesteld.

In het Waterbeheerplan is aangegeven hoe het waterschap zijn taken de komende jaren (2016 tot 2021) wil uitvoeren. In het plan zijn doelen en maatregelen gesteld voor de thema's waterveiligheid, voldoende water, schoon water en het zuiveren van afvalwater. Deze zijn gericht op het:

  • voorkomen of beperken van overstromingen, wateroverlast en droogte;
  • beschermen en verbeteren van de kwaliteit van het oppervlaktewater en grondwater en het zorgen voor een goed functionerend regionaal watersysteem.
  • het effectief en efficiënt behandelen van afvalwater in de afvalwaterzuiveringsinstallaties.
4.3.1.2 Toetsing

Kortheidshalve wordt verwezen naar paragraaf 5.6 waar nader wordt ingegaan op het aspect waterhuishouding. Hier wordt geconcludeerd dat het Waterbeheerplan 2016 - 2021 geen belemmering vormt voor voorliggend bestemmingsplan.

4.4 Gemeentelijk beleid

4.4.1 Ruimtelijk beleid (visies en masterplannen)
4.4.1.1 Structuurvisie Borne

De gemeente Borne heeft begin 2008 besloten om voor het totale grondgebied van de gemeente een structuurvisie op te stellen. Deze structuurvisie heeft betrekking op de periode 2010-2030. In het kader van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening, die per 1 juli 2008 in werking is getreden, is elke gemeente verplicht één of meerdere structuurvisies op te stellen voor het gehele grondgebied. Naast deze wettelijke verplichting maken nieuwe inzichten, diverse grootschalige plannen en ontwikkelingen in en rond Borne een actueel ruimtelijk sturingsmiddel noodzakelijk. In de structuurvisie zijn ondermeer keuzes gemaakt over de wijze waarop Borne zich binnen de Netwerkstad wil profileren én via welke strategie zij deze keuze concreet wil verwerkelijken. Hiertoe is ingegaan op het imago dat de gemeente Borne wil uitstralen, het profiel dat de gemeente nastreeft en de vraag hoe aan het stedelijk gebied, de bedrijventerreinen en het landelijk gebied ontwikkelen een 'Borns' karakter kan worden gegeven.

In onderstaand figuur is een uitsnede van de structuurvisiekaart opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHB-ow01_0010.png"  
Figuur 4.3: Uitsnede structuurvisiekaart (Bron: Gemeente Borne)  
4.4.1.2 Visie Kernrand Borne West

Het structuurplan uitbreiding Borne (2004) stond in het teken van ontwikkeling van voldoende woningen en bedrijventerreinen voor Netwerkstad Twente. Het gebied waar de stadsrandontwikkeling Borne West betrekking op heeft, De Kluft-Zuid, De Kluft-Noord en het Oldhof, was in de het structuurplan van 2004 aangeduid als te ontwikkelen bedrijventerrein voor Hengelo en Borne gezamenlijk. In de afgelopen jaren zijn de maatschappelijke en economische omstandigheden echter gewijzigd waardoor besloten is de terreinen De Kluft-Zuid, De Kluft-Noord en het Oldhof niet meer te ontwikkelen als bedrijventerrein, maar een andere invulling voor deze terreinen te zoeken.

Het doel van de ontwikkelingsvisie is het geven van kaders voor de ontwikkeling van de stadsrandzone van Kernrand Borne West, bestaande uit de deelgebieden het Oldhof, De Kluft-Noord en De Kluft-Zuid.

4.4.1.3 Visie Oud Borne

Voor Oud Borne is een integrale stedenbouwkundigie visie opgesteld. Deze visie geeft een richting, waarin de ruimtelijke en sociaal-maatschappelijke ontwikkeling van de samenleving zich op deze plek verder kan ontplooien, met respect voor het erfgoed.

In de visie worden de kaders gesteld die nodig zijn om de toekomstige ontwikkelingen in Oud-Borne te kunnen blijven regisseren en is daarmee een leidraad voor de behandeling van actuele en toekomstige particuliere initiatieven. De visie heeft tevens de inhoudelijke basis gevormd voor het geldende bestemmingsplan Oud-Borne. De visie heeft géén bindende status, zoals het bestemmingsplan, maar levert juist input voor op te stellen bestemmingsplannen. In de visie worden aan de hand van enkele thema’s algemene uitgangspunten geformuleerd en op basis daarvan zijn ruimtelijke keuzes gemaakt.

In onderstaande afbeelding is een uitsnede van de visiekaart opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHB-ow01_0011.png"  
Figuur 4.4: Uitsnede visiekaart Oud Borne (Bron: Gemeente Borne)  
4.4.1.4 Masterplan Centrum

De gemeente Borne wil de aantrekkingskracht van haar centrum binnen de regio behouden en versterken. Hiertoe is het Masterplan Centrum opgesteld, dat op 2 februari 2010 is vastgesteld door de gemeenteraad van Borne. In dit masterplan is de gemeentelijke visie op de ontwikkeling van het centrum weergegeven, dat een kader biedt voor de verschillende ontwikkelingen. Dit masterplan bevat een analyse van de bestaande situatie en een daaraan gekoppelde sterkte-zwakteanalyse. In het Masterplan is een ambitieniveau vastgelegd, waarin Borne in de toekomst een functie wil vervullen als bovenlokaal centrum voor de inwoners uit de eigen gemeente. Borne kan zich onderscheiden van de omliggende centra door een divers en aantrekkelijk winkelgebied te bieden.

4.4.1.5 Masterplan Bornsche Maten

Het planconcept voor de Bornsche Maten is vastgelegd in het Masterplan Bornsche Maten (zie figuur 4.5). De hoofdstructuur bestaat uit een duurzaam raamwerk dat is samengesteld uit het centraal gelegen Bornschebeekpark, het Park Oud Borne als overgang naar het landschap, een bufferzone tussen Hengelo en Borne en een combinatie van waterlopen, groenzones, oude landwegen, nieuwe fietsroutes en bebouwingswanden. De hoofdstructuur begeleidt de verstedelijking en omkadert de zeven verschillende woonbuurten die in de Bornsche Maten worden gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHB-ow01_0012.png"  
Figuur 4.5: Uitsnede planconceptkaart Bornsche Maten (Bron: Gemeente Borne)  
4.4.1.6 Toetsing

Conserverende deel

Ten eerste wordt opgemerkt dat dit een overwegend conserverend bestemmingsplan betreft. Dit betekent dat in beginsel de structuurvisie niet direct relevant is. Wel kan in algemeenheid worden geconcludeerd dat de systematiek van het juridisch bindende gedeelte zodanig is dat belangrijke kwaliteiten worden gerespecteerd en dat belangrijke ambities worden gestimuleerd. De centrumbestemmingen in dit bestemmingsplan maken bijvoorbeeld een uitwisseling van functies bij recht mogelijk. Daarnaast zijn waardevolle kenmerken van Borne zorgvuldig planologisch vastgelegd door een adequate regeling voor het beschermd dorpsgezicht en monumentale en beeldbepalende panden.

Ontwikkelingen

Met het realiseren van een extra aansluiting van de Bornsche Maten op de N743 en het realiseren van De Veste 3e fase vindt een verdere afronding van de nieuwbouwwijk 'Bornsche Maten' plaats. Door deze ontwikkelingen wordt de ontsluiting van de wijk verbeterd en krijgt het voorzieningen die bij een wijk van een dergelijke omvang passen. Deze ontwikkelingen passen binnen de ruimtelijke visie voor de Bornsche Maten. Wat betreft de overige ontwikkelingen wordt opgemerkt dat deze kleinschalig zijn en niet expliciet worden genoemd in de ruimtelijke visies. Deze kleinschalige ontwikkelingen zijn passend in de omgeving en dragen bij aan de sociale en economische vitaliteit van Borne.

4.4.2 Woonvisie Borne 2017-2027
4.4.2.1 Algemeen

Met de Woonvisie Borne 2017-2027 wordt een blik geworpen op de toekomst van het wonen in Borne. Welke trends zijn er en hoe wordt hiermee omgegaan? Deze woonvisie biedt een basis voor de afwegingen die in de komende jaren gemaakt zullen worden, om ervoor te zorgen dat Borne ook de komende tien jaar voldoende passende woningen kan blijven bieden voor haar inwoners en tevens dé woongemeente van de Netwerkstad Twente blijft.

De voorliggende Woonvisie volgt de ambities van de toekomstvisie van de Bornse gemeenschap, vastgelegd in “Mijn Borne 2030, Dynamische Dorpen”. Deze visie is in nauwe samenspraak met alle geledingen uit de Bornse samenleving opgesteld en in 2013 door de gemeenteraad vastgesteld. Deze toekomstvisie houdt in dat Borne in 2030 een zelfstandige gemeente is binnen de netwerkstad Twente, waarbij goede afspraken zijn gemaakt met de buurgemeenten en met de partners van de netwerkstad. De Woonvisie Borne 2017-2027 werkt, op basis van de toekomstvisie Mijn Borne 2030, het thema wonen verder uit.

4.4.2.2 Visie op het wonen

De ambitie is in eerste instantie het voorzien in voldoende passende woningen voor de inwoners van Borne. Daarnaast wil de gemeente een bijdrage leveren aan het creëren van een goede balans tussen vraag en aanbod in het totale woningmarktgebied binnen de netwerkstad Twente. Daarbij creëert de gemeente, vanuit de specifieke rol die Borne voor de netwerkstad vervult, voldoende ruimte voor gewenste nieuwe woningbouwontwikkelingen.

Bij de aanpak van overprogrammering op de woningmarkt dient een goede afweging gemaakt te worden tussen maakbaarheid enerzijds en flexibiliteit anderzijds. Aan de ene kant zijn er voorstanders van de stelling 'de markt lost het zelf wel op'. Aan de andere kant ligt er een motiveringsplicht op basis van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking. Bovendien moet de gemeente Borne toezien op voldoende passende woningen voor de kwetsbare groepen in de samenleving. Beide zaken kunnen niet volledig worden overgelaten aan de markt.

4.4.2.3 Regionale Woon Programmering

De Woonafspraken die volgend op de Regionale Woonvisie zijn gemaakt met de veertien Twentse gemeenten en de provincie, worden cijfermatig onderbouwd in de Regionale Woon Programmering (RWP). Twente wordt beschouwd als één woningmarkt, aangezien de verhuisdynamiek over de externe grenzen heen zeer beperkt is. Voor de Twentse netwerksteden geldt dat de woningmarkt een overwegend lokaal karakter heeft. Voor Borne is dat minder het geval. Met name de Bornsche Maten heeft een bovenlokale aantrekkingskracht. Deze relatie is het sterkst met de buurgemeente Hengelo. Vooral gezinnen die op zoek zijn naar een eengezinswoning met een ruime tuin hebben een voorkeur voor de Bornsche Maten. De kwaliteit van de Bornsche Maten is al in 2013 door de netwerkstadpartners onderkend, wat heeft geleid tot de aanwijzing tot prioritaire uitleglocatie in de Ontwikkelagenda Netwerkstad.

Om deze afspraken in het kader te plaatsen van de Regionale Woonvisie en de bijbehorende Woonafspraken is, in opdracht van de provincie en de Netwerkstadgemeenten, aanvullend onderzoek verricht naar de kwalitatieve programmering van de suburbane woonmilieus binnen de Netwerkstad. Doel daarvan was een door alle partijen gedragen oplossing te bewerkstelligen voor de verdere ontwikkeling van de Bornsche Maten in relatie tot andere uitleglocaties binnen de netwerkstad. Met betrekking tot Borne en de positie van de Bornsche Maten heeft dit ertoe geleid dat Borne maximaal 100 woningen op jaarbasis mag toevoegen en dat de Bornsche Maten zich mag ontwikkelen tot een wijk van 2.300 woningen. Hierbij is een lange termijnperspectief van toepassing wat betekent dat Borne een groot deel van haar overcapaciteit niet binnen een termijn van drie jaar hoeft af te boeken. Hiermee is een nieuw ontwikkelingsperspectief gecreëerd, passend bij de woningvraag van nu en in de toekomst.

De gemaakte afspraken voor de Bornsche Maten bestempelen deze locatie tot een kwalitatieve aanvulling voor de gehele netwerkstad, zoals dat ook al in de Ontwikkelagenda Netwerkstad Twente was aangegeven. Met de centrale ligging binnen de netwerkstad, goede bereikbaarheid en de directe nabijheid van zowel het waardevolle Twentse landschap als de kern van Borne, is dit een bewezen goede woonlocatie. Het biedt mogelijkheden voor mooi dorps wonen in de directe nabijheid van stedelijke voorzieningen.

4.4.2.4 Toetsing

Conserverende deel

Voor wat betreft het conserverende deel wordt niet voorzien in nieuwe woningbouwontwikkelingen. Het bestemmingsplan heeft een beheersgericht karakter waarbij enkel de huidige (planologische) situatie opnieuw wordt vastgelegd. Enkele wijzigingen die tussentijds hebben plaatsgevonden worden meegenomen in dit bestemmingsplan. Gezien het vorenstaande wordt geconcludeerd dat dit plandeel in overeenstemming is met het geldende woonbeleid.

Ontwikkelingen

In dit geval is uitsluitend de realisatie van appartementen in het kader van De Veste 3e fase van belang. Voor de behoefte onderbouwing wordt verwezen naar paragraaf 4.1.4. Hier wordt gesteld dat het voornemen voorziet in zowel een kwantitatieve als kwalitatieve behoefte en dat er wordt voldaan aan de beleidsuitgangspunten zoals opgenomen in de gemeentelijke woonvisie.

4.4.3 Economische beleidsnotitie "Borne Werkt" en Toetsingskader commerciële voorzieningen
4.4.3.1 Algemeen

Op 3 juli 2012 heeft de raad de economische beleidsnotitie 'Borne Werkt' vastgesteld. Deze beleidsnotitie is opgesteld met als doel een eensluidend beeld en visie op de economie te creëren. Op economisch gebied is in Borne veel gaande. Momenteel wordt – in samenwerking met de gemeente Hengelo – volop gewerkt aan de uitgifte van het bedrijventerrein De Veldkamp. In het centrum wordt op basis van het Masterplan gewerkt aan de verdere versterking van de centrumeconomie. Het versterken van het toeristisch-recreatief karakter wordt als een van de speerpunten benoemd in het op 26 april 2011 door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde 'Toetsingskader commerciële voorzieningen gemeente Borne'. Dit toetsingskader geeft de gewenste ontwikkelingsrichting aan voor commerciële voorzieningen en biedt een helder kader voor marktinitiatieven.

In het beleid voor de gemeente Borne wordt uitgegaan van een voorzieningenstructuur die bestaat uit het centrum van Borne met een lokaal verzorgende en beperkt bovenlokaal verzorgende functie.

Bij toetsing van elk initiatief aan de gewenste voorzieningenstructuur worden twee vragen gesteld.

  • Past het initiatief bij de functie van het voorzieningencluster?
  • Past het initiatief op de beoogde locatie?

Indien mogelijk kan de gemeente actief sturen op functiewijziging van bestaande voorzieningen die buiten de toekomstig gewenste voorzieningenstructuur zijn gevestigd, zodat het verspreid gelegen voorzieningenaanbod op den duur verdwijnt.

Om succesvol ruimtelijk voorzieningenbeleid te kunnen voeren, is het van belang dat de visie wordt vertaald in bestemmingsplannen. Buiten de winkelgebieden worden geen (uitbreidingen van) voorzieningen toegestaan. Bij leegstand buiten de winkelgebieden wordt bij voorkeur de bestemming van het perceel gewijzigd in een niet-winkelfunctie.

Een te stringente en gedetailleerde bestemmingsregeling is ongewenst voor het detailhandelsbeleid in de gemeente Borne. Hierom is, afgezien van de uitzonderingsgevallen in de periferie, voor het kernwinkelgebied geen aanleiding om in de algemene bestemming detailhandel nadere branchering toe te passen.

4.4.3.2 Toetsing

Conserverende deel

Voor wat betreft het conserverende deel wordt niet voorzien in nieuwe economische ontwikkelingen. Het bestemmingsplan heeft een beheersgericht karakter waarbij enkel de huidige (planologische) situatie opnieuw wordt vastgelegd. Enkele wijzigingen die tussentijds hebben plaatsgevonden worden meegenomen in dit bestemmingsplan. Gezien het vorenstaande wordt geconcludeerd dat dit plandeel in overeenstemming is met het geldende economische beleid.

Ontwikkelingen

In dit geval is uitsluitend de realisering van de wijkvoorzieningen in de De Veste 3e fase van belang. De overige ontwikkelingen zijn qua aard niet relevant of qua omvang dusdanig kleinschalig dat deze beleidsmatig niet van belang zijn.

De Veste 3e fase bestaat uit het realiseren van detailhandel (max. circa 1.800 m2), dienstverlening, lichte horeca, lichte bedrijvigheid en maatschappelijke voorzieningen.

Bij toetsing van elk initiatief aan de gewenste voorzieningenstructuur worden twee vragen gesteld.

  • Past het initiatief bij de functie van het voorzieningencluster?
  • Past het initiatief op de beoogde locatie?

De Veste fase 3a maakt onderdeel uit van de Bornsche Mate welke uiteindelijk circa 2.300 woningen zal omvatten. In het Masterplan Bornsche Maten is aangegeven dat gelet op het gewenste behoud van het primaat van het centrum van Borne en de beperkte afstand van de Bornsche Maten tot het centrum een pakket van basisvoorzieningen voldoende wordt geacht voor de nieuwe wijk. Op dit moment is echter nog geen compleet voorzieningencluster met basisvoorzieningen aanwezig. Met de realisatie van de voorzieningen opgenomen in de De Veste 3e fase wordt hier invulling aan gegeven. Voorliggend bestemmingsplan biedt de mogelijkheid tot het realiseren van diverse functies waaronder detailhandel, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen en bedrijvigheid. Met deze ontwikkeling wordt aangesloten op de toenemende behoefte aan basisvoorzieningen in de Bornsche Maten en wordt een bijdrage geleverd aan het tot stand brengen van de gewenste levendigheid en leefbaarheid in de wijk. Gelet op het feit dat De Veste het middelpunt van de Bornsche Maten vormt en goed bereikbaar is, wordt de locatie uitermate geschikt geacht voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.4.4 Mobiliteitsvisie 2011-2020
4.4.4.1 Algemeen

Borne wil nu en in de toekomst kunnen voorzien in de mobiliteitsbehoefte van haar eigen inwoners en van de productie-, distributie- en (landbouw)bedrijven in haar gemeente. Om dit te bereiken is het Integraal VerkeersPlan (IVP) opgesteld. De Mobiliteitsvisie 2011-2020, vastgesteld door de gemeenteraad op 18 december 2012, is een verdieping van het IVP en vindt met name zijn beslag in de recente onderzoeken die zijn uitgevoerd naar een aantal grotere infrastructuurprojecten waarvoor de gemeente Borne zich de komende jaren gesteld ziet.

4.4.4.2 Toetsing

Met de realisering van het extra kruispunt op de N743 krijgt de Bornsche Maten een volwaardige aansluiting op het hoofdwegennet. Hiermee wordt de bereikbaarheid van de wijk aanzienlijk verbeterd. Voor een nadere toelichting op de ontwikkeling wordt verwezen naar subparagraaf 3.2.1. Voor wat betreft het conserverende plandeel vinden er geen fysieke wijzigingen plaats.

4.4.5 Parkeernormen Gemeente Borne
4.4.5.1 Algemeen

Uitgangspunt voor het bepalen van de parkeerbehoefte bij nieuwe initiatieven en ontwikkelingen is dat de parkeerbehoefte fysiek op eigen terrein van het nieuwe initiatief of de ontwikkeling wordt gerealiseerd. Voor het bepalen van de parkeerbehoefte heeft de ontwerp nota "Parkeernormen gemeente Borne" ter inzage gelegen, die specifieke Bornse parkeernormen bevat. Het college van burgemeester en wethouders heeft de ontwerpbeleidsregels opgesteld en ter inzage gelegd voor de toepassing van deze parkeernormen. De planning is om de nota op 3 juli 2018 vast te stellen.

4.4.5.2 Toetsing

In paragraaf 5.12 wordt nader ingegaan op het aspect parkeren in relatie tot dit bestemmingsplan.

4.4.6 Geluidbeleid
4.4.6.1 Algemeen

De gemeente Borne heeft eigen geluidbeleid ontwikkeld welke is vastgelegd in de nota Gebiedsgericht Geluidsbeleid. Het doel van het gemeentelijk geluidbeleid is het behouden van de goede kwaliteiten en het benutten van kansen om voor de verschillende gebieden binnen de gemeente de geluidskwaliteit te verbeteren.

4.4.6.2 Toetsing

In paragraaf 5.2 wordt nader ingegaan op het aspect geluid in relatie tot dit bestemmingsplan.

4.4.7 Beleidsvisie externe veiligheid
4.4.7.1 Algemeen

Op 26 maart 2013 is de Beleidsvisie Externe Veiligheid door het college van Burgemeester en Wethouders vastgesteld. De ambitie ten aanzien van externe veiligheid bij ruimtelijke planvorming in de gemeente Borne bestaat uit de volgende drie punten:

  • Geen toename van het groepsrisico als gevolg van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen binnen de gemeente Borne. Afwijken is slechts mogelijk als dit goed gemotiveerd wordt;
  • Geen nieuwe inrichtingen in de gemeente Borne die externe veiligheidsrisico's opleveren, met uitzondering van vuurwerkopslag;
  • Geen andere/extra routering dan de al vastgestelde routering voor gevaarlijke stoffen in Borne over de A1/A35 (ook geen routering in geval van calamiteiten op de A1/A35).

Externe veiligheid dient te worden geborgd in de bestemmingsplannen. Elke plantoelichting bevat een paragraaf over externe veiligheid, ook als er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt.

4.4.7.2 Toetsing

Het aspect externe veiligheid wordt behandeld in paragraaf 5.10 van deze toelichting.

4.4.8 Archeologiebeleid (2008)
4.4.8.1 Algemeen

Ten behoeve van het gemeentelijke archeologiebeleid zijn in 2008 een archeologische verwachtings- en advieskaart en een archeologische beleidsadvieskaart opgesteld (RAAP-rapport 1713). De archeologische beleids- en waardenkaart is door de gemeenteraad vastgesteld op 30 juni 2009. In deze beleidsnota worden de kaders voor het archeologiebeleid van de gemeente Borne vormgegeven.

De archeologische verwachtings- en advieskaart maakt voor het hele grondgebied van de gemeente inzichtelijk waar archeologische resten kunnen worden aangetroffen. Deze kaart is gebaseerd op de opbouw van het landschap, waarbij de landschappelijke eenheden met archeologische betekenis op de kaart zijn weergegeven. De gemeente heeft verder het hele grondgebied geïnventariseerd op bekende vindplaatsen om inzicht te krijgen in de landschappelijke ligging van terreinen met archeologische resten. Op de kaart zijn, naast de landschappelijke eenheden, de volgende elementen opgenomen:

  • bekende vindplaatsen en locaties met archeologische resten;
  • de negen terreinen van archeologische waarde die zijn opgenomen op de Archeologische Monumenten Kaart van de provincie Overijssel;
  • locaties van boerderijen met een oorsprong in de Late Middeleeuwen;
  • verdwenen watermolens.

De beleidsadvieskaart is gebaseerd op de verwachtingskaart en laat zien waar welke archeologische verwachtingswaarde geldt, onderverdeeld in hoog voor archeologische resten uit de Middeleeuwen en Nieuwe tijd, hoog, middelmatig, laag en geen verwachting of verstoord. Tevens zijn op deze kaart de terreinen opgenomen waarvan de (zeer) hoge archeologische waarde is aangetoond of vrijwel zeker is.

Op basis van de verwachte dichtheden aan archeologische resten binnen de diverse verwachtingszones en de mogelijkheden die archeologisch prospectieonderzoek biedt om deze resten aan te tonen, wordt aanbevolen om vrijstelling van de onderzoeksverplichting te verlenen voor:

  • plangebieden of ingrepen met een omvang kleiner dan 2.500 m², waarbinnen een gebied met een hoge archeologische verwachting valt;
  • plangebieden of ingrepen met een omvang kleiner dan 5.000 m² in gebieden waarbinnen een gebied met een middelmatige archeologische verwachting valt;
  • plangebieden of ingrepen met een lage archeologische verwachting;
  • delen van verwachtings- en bufferzones die als verstoord op de verwachtingskaart zijn aangegeven. Voor deze gebieden geldt een algemene vrijstelling voor van de onderzoeksverplichting.

In plangebieden met meerdere verwachtingszones is wat betreft de noodzaak tot onderzoek de zone met de hoogste verwachting maatgevend. Daar waar grenzend aan plangebieden met een lage archeologische verwachting waardevolle resten bekend zijn, dient bij nieuwe ontwikkelingen onderzoek uitgevoerd te worden in een zone grenzend aan het archeologisch waardevolle gebied.

4.4.8.2 Toetsing

In paragraaf 5.5 wordt ingegaan op de archeologische verwachtingswaarde binnen het plangebied en de consequenties daarvan voor dit bestemmingsplan.

4.4.9 Gemeentelijk rioleringsplan 2017 t/m 2021
4.4.9.1 Algemeen

Zoals beschreven in de Wet Milieubeheer dient iedere gemeente te beschikken over een actueel en vastgesteld Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP). Het vigerende gemeentelijk rioleringsplan is vastgesteld voor de periode 2017 t/m 2021. Hierin wordt aangegeven dat de gemeente een drietal zorgplichten heeft, te weten de zorgplicht voor het afvalwater, hemelwater en grondwater.

4.4.9.2 Zorgplichten

Zorgplicht afvalwater

De gemeente Borne moet zorgdragen voor een gezond en veilig leef- en woonklimaat. Het afvalwater moet op een doelmatige wijze worden ingezameld en getransporteerd worden naar de zuivering. Het beleid voor het afvalwater kent drie belangrijke pijlers: gezondheid, vervuiling omgeving en goed beheer van alle voorzieningen.

Zorgplicht Hemelwater

Het beleid van de gemeente Borne is er op gericht dat hemelwater in stedelijk gebied op een duurzame wijze wordt verwerkt en niet tot vermijdbare wateroverlast mag leiden. Hemelwater scheiden en ontkoppelen van afvalwater is hierbij een hierbij een belangrijk uitgangspunt.

Zorgplicht Grondwater

Particulieren, gemeenten, waterschappen en provincies hebben ieder hun verantwoordelijkheid bij het
voorkómen en oplossen van problemen met grondwater. Gemeenten zijn hét aanspreekpunt/loket voor problemen met grondwater. Ook het waterschap en de provincie hebben verantwoordelijkheden ten aanzien van grondwater. De provincie is in principe verantwoordelijk voor het diepere grondwater, het waterschap voor een goed peilbeheer en daardoor voor de grondwaterstand in de buitengebieden.

4.4.9.3 Toetsing

In paragraaf 5.6 wordt ingegaan op de waterhuishouding binnen het plangebied.

4.4.10 Groenbeleidsplan
4.4.10.1 Algemeen

De gemeente Borne heeft haar groenbeleid voor de bebouwde kommen in de gemeente uitgewerkt in het groenbeleidsplan 2008-2018. De gemeente wil nadrukkelijk streven naar behoud en verbetering van haar groenstructuren en de kwaliteit van de groene ruimte. Ze wil deze zo goed mogelijk verankeren in de toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen. De verbeterpunten zijn middels streefbeelden vastgelegd. In het beleidsplan is met name de kwaliteit van afwikkeling van de dorpsranden en de opwaardering van de groenvoorzieningen op buurtniveau genoemd.

4.4.10.2 Toetsing

Conserverende deel

Binnen deze plandeel worden geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt en wordt enkel de huidige (planologische) situatie opnieuw vastgelegd. De ambities genoemd in het groenbeleidsplan zijn met name van toepassing op nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, aangezien hier voor dit plandeel geen sprake van is, wordt hier niet nader op ingegaan.

Ontwikkelingen

De voorgenomen ontwikkelingen voorzien niet in aantasting van bestaande groenstructuren. De bestaande karakteristieke op het perceel Twickelerblokweg 12 blijven behouden. Hiermee zijn de paardenstal en -bak ingepast en afgeschermd voor omwonenden. Tot slot zal de omgeving waar het kruispunt wordt aangelegd opnieuw worden ingericht waarbij landschappelijke inpassing een belangrijke rol speelt. Dit vanwege het feit dat de locatie ook wel de “Poort van Borne” genoemd, omdat bezoekers komend vanaf de snelweg A1 hier het dorp binnen komen. Bij de nadere uitwerking van het plan zal dan ook nadrukkelijk gekeken worden naar het landschappelijke aspect.

4.4.11 Welstandsnota
4.4.11.1 Algemeen

De welstandsnota van Borne bevat de basisvoorwaarden, waaraan bouwaanvragen op welstandsaspecten getoetst zullen worden. Er worden criteria benoemd die ertoe moeten bijdragen dat de toekomstige bebouwing past in de omgeving. De gemeentelijke welstandsnota richt zich op de lokale karakteristieken in bestaande stedelijke gebieden en het buitengebied.

De welstandsnota, als onderdeel van het welstandsbeleid van de gemeente Borne richt zich op de relatief kleine bouwopgaven van één of enkele gebouwen, uitbreidingen van bestaande bebouwing en veel voorkomende kleine bouwwerken in bestaand stedelijk- en buitengebied (beheergebieden). Voor grootschalige ontwikkelingen of voor herontwikkelingen in bijvoorbeeld dorpscentra, vormen andere documenten, zoals beeldkwaliteitsplannen, het toetsingskader voor welstand.

4.4.11.2 Toetsing

Conserverende deel

Binnen deze plandeel worden geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt en wordt enkel de huidige (planologische) situatie opnieuw vastgelegd. De welstandscriteria zijn van toepassing op nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, aangezien hier voor dit plandeel geen sprake van is, wordt hier niet nader op ingegaan.

Ontwikkelingen

Wat betreft de ontwikkelingen die voorzien in nieuwe bebouwing wordt opgemerkt dat op dit moment nog geen concrete ontwerpen aanwezig zijn. Bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen worden de ontwerpen getoetst aan de criteria opgenomen in de welstandsnota. Opgemerkt wordt dat voor De Veste 3e fase deelgebied West (voorzieningencluster) een beeldkwaliteitsplan is opgesteld. Het beeldkwaliteitsplan, opgenomen in bijlage 5, wordt gelijktijdig met voorliggend bestemmingsplan vastgesteld en betreft een aanvulling op de welstandsnota.

4.4.12 Prostitutiebeleid
4.4.12.1 Algemeen

De gemeente Borne heeft gekozen voor een maximumstelsel voor seksinrichtingen / escortbedrijven. Het aantal seksinrichtingen en het aantal escortbedrijven dat in de gemeente Borne wordt toegelaten is tezamen maximaal één.

4.4.12.2 Toetsing

Binnen het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan zijn bij recht geen seksinrichtingen / escortbedrijven toegestaan.

4.4.13 Conclusie

Het gemeentelijk beleid vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Onderzoek/verantwoording

5.1 Besluit milieueffectrapportage

5.1.1 Kader

De milieueffectrapportage is een wettelijk instrument met als doel het aspect milieu een volwaardige plaats in deze integrale afweging te geven. Een bestemmingsplan kan op drie manieren met milieueffectrapportage in aanraking komen:

  • Op basis van artikel 7.2a, lid 1 Wm (als wettelijk plan);
    Er ontstaat een m.e.r.-plicht wanneer er een passende beoordeling op basis van art. 2.8, lid 1 Wet natuurbescherming nodig is.
  • Op basis van Besluit milieueffectrapportage (bestemmingsplan in kolom 3);
    Er ontstaat een m.e.r.-plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 3 (plannen).
  • Op basis van Besluit milieueffectrapportage (bestemmingsplan in kolom 4);
    Er ontstaat een m.e.r.-(beoordelings)plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 4 (besluiten).

In het Besluit m.e.r. neemt het bestemmingsplan een bijzondere positie in, want het kan namelijk tegelijkertijd opgenomen zijn in zowel kolom 3 als in kolom 4 van het Besluit m.e.r.. Of het bestemmingsplan in deze gevallen voldoet aan de definitie van het plan uit kolom 3 of aan de definitie van het besluit uit kolom 4 is afhankelijk van de wijze waarop de activiteit in het bestemmingsplan wordt bestemd. Als voor de activiteit eerst één of meerdere uitwerkings- of wijzigingsplannen moeten worden vastgesteld dan is sprake van 'kaderstellend voor' en voldoet het bestemmingsplan aan de definitie van het plan. Is de activiteit geheel of gedeeltelijk als eindbestemming opgenomen dan voldoet het aan de definitie van het besluit.

Een belangrijk element in het Besluit m.e.r.. is het (in feite) indicatief maken van de gevalsdefinities (de drempelwaarden in kolom 2 in de D-lijst). Dit betekent dat het bevoegd gezag meer moet doen dan onder de oude regelgeving. Kon vroeger worden volstaan met de mededeling in het besluit dat de omvang van de activiteit onder de drempelwaarde lag en dus geen m.e.r. (beoordeling) noodzakelijk was, onder de nu geldende regeling moet een motivering worden gegeven. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.

5.1.2 Situatie plangebied
5.1.2.1 Artikel 2.8, lid 1 van de Wet natuurbescherming

Gezien de grotendeels conserverende aard van dit bestemmingsplan, de beperkte omvang van de nieuwe ontwikkelingen en de ruime afstand tot aan Natura 2000-gebieden (zie ook 5.7.3) wordt geconcludeerd dat geen sprake zal zijn van een aantasting van de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura-2000 gebied. Een passende beoordeling op basis van artikel 2.8, lid 1 van de Wet natuurbescherming is in het kader van dit bestemmingsplan dan ook niet noodzakelijk. Derhalve is geen sprake van een m.e.r.-plicht op basis van artikel 7.2a van de Wet milieubeheer.

5.1.2.2 Drempelwaarden Besluit m.e.r.

Conserverende deel

Het conserverende deel van het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Wel zijn binnen de diverse bestemmingen afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Deze bevoegdheden zijn echter beperkt van aard en omvang en leiden niet tot een wezenlijk ander plan. Zo kan binnen de bestemming 'Bedrijf' bijvoorbeeld worden geschakeld naar een bedrijf in dezelfde categorie of waarvan de milieubelasting vergelijkbaar is wat betreft de maximaal toegestane categorie. Gezien het feit dat de toegestane categorieën niet worden genoemd in onderdeel C of D van het Besluit m.e.r., zal ook dit niet leiden tot een m.e.r.(beoordelings)plichtig plan.

Ontwikkelingen

Dit bestemmingsplan voorziet in de planologische kaders voor een transformatie van een deel van het plangebied tot hoogwaardig woon- en verblijfsgebied en voldoet daarmee aan de definitie van een 'besluit' als bedoeld in het Besluit m.e.r. Dit betekent dat dit bestemmingsplan m.e.r.-(beoordelings)plichtig is indien activiteiten worden mogelijk gemaakt die genoemd worden in onderdeel C of D van het Besluit m.e.r. en de daarin opgenomen drempelwaarden overschrijden.

In dit geval is sprake van een ontwikkeling die niet wordt genoemd in onderdeel C van het Besluit m.e.r. en is daarom niet direct m.e.r.-plichtig.Voor de beoogde ontwikkelingen zijn onderstaande activiteiten uit de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage relevant, namelijk:

  • De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen;
  • De wijziging of uitbreiding van een weg bestaande uit vier of meer rijstroken, of verlegging of verbreding van bestaande wegen van twee rijstroken of minder tot wegen met vier of meer rijstroken niet zijnde een, autosnelweg of autoweg.

De ontwikkelingen blijven ruimschoots onder de drempelwaarde van 200.000 m2 bedrijfsvloeroppervlakte, 2.000 woningen en 5 kilometer lengte (infrastructuur). Echter, zoals ook in het voorgaande aangegeven, dient ook wanneer ontwikkelingen onder drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag zich er van te vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben.

Uitsluitend het extra kruispunt op de N743 en De Veste 3e fase zijn gelet op de aard en omvang relevant. Voor deze ontwikkelingen is een vormvrije m.e.r.-notitie opgesteld, welke zijn opgenomen in bijlagen 6 (kruispunt N743) en 7 (De Veste 3e fase). Hier wordt gesteld dat voorliggend bestemmingsplan geen belangrijke nadelige milieugevolgen tot gevolg heeft die het doorlopen van een m.e.r.-procedure noodzakelijk maakt.

5.1.3 Conclusie

Dit bestemmingsplan is niet m.e.r.-plichtig. Tevens zijn geen nadelige milieugevolgen te verwachten als gevolg van de vaststelling van dit bestemmingsplan.

5.2 Geluid

5.2.1 Kader

De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidsnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidsniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan of het nemen van een omgevingsvergunning indien het plan een geluidsgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt. Het akoestisch onderzoek moet uitwijzen of de wettelijke voorkeurswaarde bij geluidsgevoelige objecten wordt overschreden en zo ja, welke maatregelen nodig zijn om aan de voorkeurswaarde te voldoen.

5.2.2 Situatie plangebied

Conserverende deel

Dit bestemmingsplan is overwegend conserverend van aard en legt de bestaande (planologische) situatie opnieuw vast. In hoeverre in de diverse gebieden voldaan wordt aan het ambitieniveau of welke maatregelen genomen moeten worden om aan het ambitieniveau te kunnen voldoen is in het kader van dit conserverende plan niet van belang. Het uitvoeren van een akoestisch onderzoek is derhalve niet noodzakelijk.

Ontwikkelingen

Gelet op de aard zijn in het kader van geluid uitsluitend het extra kruispunt op de N743 en De Veste 3e fase relevant. In de andere gevallen wordt geen geluidsgevoelig object toegevoegd. Wat betreft de woning aan de Azelosestraat 111 wordt opgemerkt dat in het kader van de procedure voor de Zuidelijke Randweg een hogere waarde is verkregen en er aanpassingen aan de woning gedaan om de binnenwaarde te laten voldoen aan de wettelijke waarden. Deze omzetting van bedrijfswoning naar burgerwoning heeft wat betreft geluid geen consequenties.


Kruispunt N743

Er is akoestisch onderzoek verricht naar de invloed van de nieuwe aansluiting Bornschebeeklaan-Rondweg (N743) op de geluidsbelasting op omliggende woningen. Uit het onderzoek blijkt dat de aanleg van een verbindingswegvak tussen de N743 en de Bornschebeeklaan niet leidt tot overschrijdingen van de wettelijke voorkeurswaarde en/of de ambitiewaarde uit het gemeentelijke geluidbeleid.

Als gevolg van effecten van de wijzigingen van/op de bestaande wegvakken is er op enkele beoordelingspunten sprake van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder. De geluidbelasting op deze punten is evenwel niet hoger dan de wettelijke voorkeurswaarde.

Deze conclusies gelden ook als wordt uitgegaan van de verwachte verkeersintensiteiten die samenhangen met een knip in de N743, met uitzondering van de beoordelingspunten 13 en 14. Voor het bouwvlak waarin deze beoordelingspunten zijn gelegen, is evenwel vanwege de Rondweg een hogere waarde vastgesteld van 55 dB. Daardoor is voor deze bouwvlakken gewaarborgd dat bij een knip in de N743 aan het wettelijk binnenniveau wordt voldaan.

De Wet geluidhinder vormt geen belemmering voor het aanleggen van het nieuwe kruispunt. Voor het volledige onderzoek wordt verwezen naar bijlage 8.

De Veste 3e fase

In het kader van De Veste 3e fase is akoestisch onderzoek verricht waarbij onderzocht is in hoeverre de plannen voldoen aan de Wet geluidhinder en aan het uitgangspunt van een goede ruimtelijke ordening. Daartoe is in beeld gebracht:

  • 1. de effecten van het wegverkeerslawaai en;
  • 2. de milieuzoneringsaspecten ten gevolge activiteiten in en om de naastgelegen school en sporthal.

Gelet op de aard van de omgeving waarin de appartementencomplexen worden ontwikkeld, past het om het gebied te beschouwen als gemengd gebied, zoals bedoeld in de brochure 'Bedrijven en milieuzonering' van de VNG. De appartementen en de sporthal zijn bouwkundig gescheiden; in gemengd gebied is dat een voldoende scheiding. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat het geluid van de installaties op en aan de sporthal kunnen voldoen aan de geluidnormen uit het Activiteitenbesluit.

Het geluid afkomstig van parkeren ten behoeve van de sporthal tijdens avonden waarop sportwedstrijden plaatsvinden, gebeurt niet op het terrein van de inrichting. De normen uit het Activiteitenbesluit zijn daarom niet op het parkeren van toepassing. Om de effecten te kunnen beoordelen is echter wel een vergelijk gemaakt met de normen uit het Activiteitenbesluit. Op wedstrijdavonden is het geluid ten gevolge van parkeren circa 5 dB hoger dan de norm uit het Activiteitenbesluit. Wedstrijden vinden echter slechts hooguit één keer per week plaats. Daarnaast is de reguliere geluidwering die het Bouwbesluit voorschrijft voldoende om te kunnen voldoen aan het binnenniveau van 30 dB(A) voor de avondperiode. Op andere avonden ligt het geluid ruim onder de norm voor avondperiode uit Activiteitenbesluit.

Een punt van aandacht is het piekgeluid ten gevolge van het parkeren rondom de appartementengebouwen. Dit parkeren vindt plaats ten behoeve van bewoners, van bezoekers en ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten die plaatsvinden op de begane grond. Vooral de piekgeluiden ten gevolge van dichtslaande autodeuren kan in de nachtperiode hinder/slaapverstoring geven. Daarom wordt geadviseerd aandacht te besteden aan de geluidwering van de gevels. Als, zeker voor de onderste verdiepingen, een geluidwering van ten minste 25 dB wordt aangehouden, zal het piekniveau binnen niet veel hoger zijn dat de waarde die het Activiteitenbesluit aanhoudt voor piekgeluiden ten gevolg van bedrijfsmatige activiteiten. Als een dergelijk niveau niet wordt overschreden, zal in veel gevallen slaapverstoring worden voorkomen.

Het aspect geluid vormt voor de realisatie van De Veste 3e fase geen belemmering, mits rekening wordt gehouden met extra geluidwering voor enkele appartementen ten gevolge van het parkeren. Bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen zal hier nadrukkelijk rekening mee worden gehouden. Voor het volledige onderzoek wordt verwezen naar bijlage 9.

5.2.3 Conclusie

De Wet geluidhinder vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

5.3 Bedrijven en milieuzonering

5.3.1 Kader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient in ruimtelijke plannen rekening te worden gehouden met afstemming tussen gevoelige functies en milieuhinderlijke functies. Uitgangspunt daarbij is dat nieuwe en bestaande bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor de afstemming tussen functies kunnen de richtlijnen in de VNG-handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) gehanteerd worden om de afstand te bepalen tussen woningen en de verschillende bedrijfscategorieën. Deze afstemming beperkt zich tot de volgende milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.

5.3.2 Gebiedstypen

In de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering is een tweetal gebiedstypen onderscheiden; 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'. Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Overige functies komen vrijwel niet voor. Langs de randen is weinig verstoring van verkeer.

Het omgevingstype 'gemengd gebied' wordt in de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' omschreven als een gebied met een matige tot sterke functiemenging waarbij bijvoorbeeld direct naast woningen andere functies voor kunnen komen zoals winkels, horeca en kleine bedrijven.

De richtafstanden behorende bij de te onderscheiden omgevingstypen worden in de navolgende tabel inzichtelijk gemaakt.

Milieucategorie   Richtafstanden tot omgevingstype rustige woonwijk   Richtafstanden tot omgevingstype gemengd gebied  
1   10 m   0 m  
2   30 m   10 m  
3.1   50 m   30 m  
3.2   100 m   50 m  
4.1   200 m   100 m  
4.2   300 m   200 m  
5.1   500 m   300 m  
5.2   700 m   500 m  
5.3   1.000 m   700 m  
6   1.500 m   1.000 m  

Bij het gebiedstype “gemengd gebied” staat de functiemenging centraal. Binnen dit gebied wordt niet gewerkt met richtafstanden, maar worden activiteiten beoordeeld aan de hand van drie ruimtelijke relevante milieucategorieën:

Categorie A: toelaatbaar aanpandig aan woningen

Categorie B: toelaatbaar indien bouwkundig afgescheiden van woningen;

Categorie C: toelaatbaar indien gesitueerd langs een hoofdweg.

Bij gemengd gebied geldt voor de geluidbelasting als uitgangspunt 50 dB(A) etmaalwaarde, d.w.z.: 50 dB(A) overdag, 45 dB(A) 's avonds 40 dB(A) 's nachts.

5.3.3 Situatie plangebied

Conserverende deel

In Borne komt diverse bedrijvigheid voor. Hierbij gaat het in alle situaties om bestaande bedrijvigheid die op basis van de geldende bestemmingsplannen mag worden uitgeoefend. Hiervan mag worden aangenomen dat deze bestaande bedrijvigheid geen onevenredige belemmering oplevert voor het woon- en leefklimaat ter plaatse van milieugevoelige functies. Er zijn geen klachten of andere signalen bekend, die erop wijzen dat de bestaande beddrijfsactiviteiten het woon- en leefklimaat onevenredig verstoren. Dit temeer, omdat in de geldende bestemmingsplannen die voorzien in nieuwe bedrijvigheid gebruik is gemaakt van milieuzonering om zodoende voldoende afstand aan te houden tot milieugevoelige functies zoals 'wonen'.

Andersom mag ervan worden uitgegaan dat de bestaande milieugevoelige functies op voldoende afstand van bestaande bedrijvigheid zijn gesitueerd en daarmee geen belemmering vormen.

Nader onderzoek in het kader van milieuzonering wordt ten aanzien van conserverende deel van het bestemmingsplan niet noodzakelijk geacht. Door voor bedrijfslocaties binnen het plangebied de huidige gehanteerde zonering over te nemen is geen sprake van (extra) milieuhinder als gevolg van de vaststelling van dit bestemmingsplan.

Voor de beperkte ontwikkelingsmogelijkheden die het bestemmingsplan mogelijk maakt, en voor zover in dit kader relevant, zal in de regels een afwegingskader worden opgenomen waarin wordt aangegeven dat geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de milieusituatie ter plaatse.

Ontwikkelingen

In het kader van milieuzonering is de realisatie van De Veste 3e fase, het uitbreiden van het bedrijf aan de Prins Bernhardlaan 65 en het realiseren van een schuur en paardenbak op het perceel Twickelerblokweg 12 relevant. De overige ontwikkelingen zijn niet aan te merken als een milieubelastende functies en de milieugevoeligheid van de bestaande objecten neemt ten gevolge van dit bestemmingsplan niet toe.

De Veste 3e fase

Interne werking

Hierbij gaat het om de vraag of de nieuwe functies binnen het plangebied hinder ondervinden van bestaande functies in de omgeving.

In het kader interne werking is onderzoek verricht naar het aspect milieuzonering. In subparagraaf 5.2.2 zijn de resultaten van dit onderzoek reeds behandeld. Kortheidshalve wordt daarnaar verwezen. Voor het overige zijn er in de omgeving geen relevante milieubelastende functies aanwezig. Een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is ter plaatse van de nieuwe bebouwing te verwachten.

Externe werking

Hierbij gaat het met name om de vraag of de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling leidt tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar bezien, in strijd is te achten met een goede ruimtelijke ontwikkeling. Daarvan is sprake als het woon- en leefklimaat van omwonenden in onevenredige mate wordt aangetast of wanneer de nieuwe functie de bedrijfsvoering of ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven aantast.

Ter plaatse zijn activiteiten tot en met milieucategorie 2 toegestaan. Een school en een sporthal worden beiden geschaard onder categorie B: toelaatbaar indien bouwkundig afgescheiden van woningen. Er wordt voor wat betreft de bestaande school en de sporthal dan ook voldaan aan het criterium dat er een bouwkundige scheiding is met de (toekomstige) woningen.Omliggende milieugevoelige functies ondervinden geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ten gevolge van het realiseren van de nieuwe bebouwing.

Uitbreiding bedrijf Prins Bernhardlaan 65

Het gaat om een kantoorfunctie (overige zakelijke dienstverlening, SBI-code 74) die mogelijk wordt gemaakt. Dit is een bedrijfsactiviteit in de milieucategorie 1, waarvoor een minimale hinderafstand geldt van 10 meter (in een rustige woonwijk). Indien sprake is van gemengd gebied is het mogelijk om de richtafstand te verlagen. Gelet op de ligging in de nabijheid van de N743 en op een bedrijventerrein is het perceel aan te merken als "gemengd gebied", waardoor een richtafstand van 0 meter geldt. De afstand van de schuur tot de perceelgrens woonhuis Gildestraat bedraagt ruim 13 meter. De afstand van de schuur tot perceelgrens woonhuis Prins Bernhardlaan 67 bedraagt ruim 11 meter. Er wordt voldaan aan de richtafstand. Omliggende milieugevoelige functies ondervinden geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ten gevolge van het toestaan van een kantoorfunctie ter plaatse.

Paardenstal/paardenbak Twickelerblokweg 12

In dit geval wordt een kleinschalige paardenstal (circa 2 paarden), in de vorm van een schuur, met paardenbak gerealiseerd, welke het best vergeleken kan worden met 'maneges' (milieucategorie 3.1) uit de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering'. Voor functies met een dergelijke milieucategorie moet een richtafstand van 50 meter worden aangehouden (rustig woongebied).

Op basis van het geldende bestemmingsplan bevindt zich in de directe nabijheid geen milieugevoelig object. De dichtstbijzijnde woning/het dichtstbijzijnde bouwvlak bevindt zich op minimaal 80 meter afstand van de schuur waarin de paarden worden gestald. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de richtafstand. De paardenbak is op grotere afstand gelegen en voldoet ook ruimschoots.

Daarnaast dient te worden vermeld dat hier sprake is van een ontwikkeling die vele malen kleinschaliger van aard is dan de ontwikkeling van maneges, waarmee deze op basis van de VNG-uitgave wordt vergeleken. De milieubelasting ten gevolge van de paardenstal/paardenbak zal dan ook aanmerkelijk minder zijn.

5.3.4 Conclusie

Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

5.4 Bodem

5.4.1 Kader

Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde nieuwe functie. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone gronden te worden gerealiseerd.

5.4.2 Situatie plangebied

Conserverende deel

Dit bestemmingsplan heeft grotendeels een conserverend en beheersgericht karakter en voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen die het uitvoeren van een bodemonderzoek noodzakelijk maken. Indien de in het plan opgenomen afwijkingsbevoegdheden het uitvoeren van een bodemonderzoek noodzakelijk maken, dient voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen/ gewijzigd gebruik te worden aangetoond dat de kwaliteit van bodem in overeenstemming is met het nieuwe gebruik.

Ontwikkelingen

Wat betreft de ontwikkelingen is bodemonderzoek noodzakelijk ter plaatse van het nieuwe kruispunt N743, De Veste 3e fase en de uitbreiding van het bedrijf aan de Prins Bernhardlaan 65. Op de overige locaties is geen bodemonderzoek vereist, aangezien niet langdurig door mensen zal worden verbleven of omdat het niet-wederrechtelijk gebruik wordt voortgezet.


Kruispunt N743

Behoudens de (marginaal) verhoogde gehalten in de bovengrond boven de achtergrondwaarden zijn verder geen verontreinigingen in de grond aangetoond. De gehalten geven geen aanleiding tot het uitvoeren van een nader bodemonderzoek en zijn mogelijk te relateren aan de lichte bijmengingen met baksteenpuin danwel plaatselijk sporen kolengruis.

De gehalten aan zware metalen in het grondwater komen vaker voor binnen de gemeente Borne en worden daarom niet als verontreiniging gezien, maar als verhoogde achtergrondwaarden. De zeer geringe grondwaterverontreinigingen boven de streefwaarden met minerale olie vormen ook geen noodzaak tot het uitvoeren van nader bodemonderzoek.

De resultaten van het onderhavige onderzoek vormen geen belemmering voor de voorgenomen herontwikkeling van dit gedeelte van het plangebied.

Voor het volledige onderzoek wordt verwezen naar bijlage 10.


De Veste 3e fase

Behoudens een gehalte aan PCB boven de achtergrondwaarde in mengmonster MM1 bg en MM6 og zijn in zowel de mengmonsters van de bovengrond als de mengmonsters van de ondergrond geen verontreinigingen aangetoond met de stoffen uit het standaard pakket grond.

In het grondwater is een licht verhoogd gehalte aan barium boven de streefwaarde aangetoond. De oorzaak van het licht verhoogde gehalte aan barium in het grondwater is waarschijnlijk een verhoogde achtergrondwaarde. In het grondwater ter plaatse van peilbuis 27 en 29 is een gehalte aan nikkel boven de streefwaarde aangetoond.

In het onderhavig onderzoek is milieuhygiënische kwaliteit van de bodem vastgelegd. De resultaten van het onderzoek vormen geen belemmering voor de voorgenomen bouwactiviteiten. De resultaten geven geen aanleiding tot het uitvoeren van nader bodemonderzoek.

Voor het volledige onderzoek wordt verwezen naar bijlage 11.


Prins Bernhardlaan 65

Op basis van het uitgevoerde onderzoek blijkt het volgende:

  • ter plaatse van de onderzoekslocatie zijn geen visuele bijzonderheden en/of bodemvreemde bijmengingen waargenomen;
  • in de boven- en ondergrond zijn geen verhoogde gehalten aangetoond;
  • het grondwater is licht verontreinigd met nikkel, barium en tetrachlooretheen (PER). De zware metalen zullen waarschijnlijk van nature in het grondwater aanwezig zijn. De herkomst van PER is op basis van het gebruik van de locatie vooralsnog niet bekend.

Er zijn geen verontreinigingen aangetoond in gehalten/concentraties boven de tussenwaarde; het uitvoeren van een nader onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht. De aangetoonde milieuhygiënische bodemkwaliteit levert geen belemmeringen op voor de voorgenomen bouwactiviteiten.

Voor het volledige onderzoek wordt verwezen naar bijlage 12.

5.4.3 Conclusie

Het aspect bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

5.5 Archeologische en cultuurhistorische waarden

5.5.1 Archeologie
5.5.1.1 Kader

Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer, voorafgaand aan bodemingrepen, archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van archeologisch waardevolle aspecten in de bodem (in situ), omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

5.5.1.2 Situatie plangebied

De gemeente Borne beschikt over een eigen archeologische verwachtingskaart. In onderstaand figuur is een uitsnede van de kaart opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHB-ow01_0013.png"  
Figuur 5.1) Uitsnede Archeologische beleidskaart (Bron: gemeente Borne)  

Conserverende deel

Het bestemmingsplan is conserverend van aard en legt uitsluitend de huidige bestaande situatie opnieuw vast. In eerste aanleg wordt niet voorzien in nieuwe ontwikkelingen die het uitvoeren van een archeologisch onderzoek noodzakelijk maken.

De gemeente Borne beschikt over een eigen archeologische verwachtingskaart die reeds is vertaald in de geldende bestemmingsplannen. Dit nu nog geldende dubbelbestemmingen ter bescherming van eventueel aanwezige archeologische waarden worden onverkort overgenomen in dit bestemmingsplan.

Op deze wijze is de bescherming van eventueel aanwezige archeologische waarden bij mogelijke toekomstige bodemingrepen voldoende verzekerd.

Ontwikkelingen

De ontwikkelingen zijn grotendeels beperkt van omvang en vallen onder de drempelwaarden voor het uitvoeren van een archeologisch onderzoek. Uitsluitend het extra kruispunt en De Veste 3e fase zijn in dit geval van belang. In het kader van nieuwbouwproject Bornsche Maten zijn beide locaties reeds onderzocht en de noodzakelijke maatregelen hebben plaatsgevonden (o.a. opgraving locatie Gruttenkamp ter plaatse van De Veste 3e fase). Nadien zijn de locaties vrijgegeven. Het uitvoeren van nieuw archeologisch onderzoek is in dit geval niet noodzakelijk.

5.5.2 Cultuurhistorie
5.5.2.1 Kader

Onder cultuurhistorische waarden worden alle structuren, elementen en gebieden bedoeld die cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. Vaak is er een sterke relatie tussen aardkundige aspecten en cultuurhistorische aspecten.

In de Bro is sinds 1 januari 2012 (artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a) opgenomen dat een bestemmingsplan “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” dient te bevatten.

5.5.2.2 Situatie plangebied

Conserverende deel

De gemeente Borne beschikt over tal van cultuurhistorische waarden van hoge kwaliteit. De cultuurhistorische waarden omvatten onder meer de rijks- en gemeentelijke monumenten, waaronder boerderijen en huizen, de aanwezige kloosters en het rijke bodemarchief (het archeologisch erfgoed).

Bij besluit van 17 oktober 1991, nr. 192321, is het gebied Oud Borne door de ministers van WVC en VROM aangewezen als beschermd dorpsgezicht in de zin van de Monumentenwet 1988 (tegenwoordig Erfgoedwet). Binnen het beschermd dorpsgezicht zijn diverse rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten, MIP-objecten (Monumenten Inventarisatie Project) en overige beeldbepalende en/of beschermingswaardige objecten gelegen. De rijksmonumenten vallen rechtstreeks onder de Erfgoedwet. In deze wet respectievelijk verordening wordt reeds bescherming geboden tot instandhouding van de monumenten.

Het voorliggende bestemmingsplan is over het algemeen conserverend van aard en legt de bestaande (planologische) situatie opnieuw vast. Er worden geen grote nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Gezien het feit dat er sprake is van een conserverend plan is er geen sprake van een aantasting van de cultuurhistorische waarden in het plangebied.

In dit bestemmingsplan is aan de monumenten en overige beschermingswaardige panden en objecten de 'specifieke bouwaanduiding – beschermingswaardig' toegekend. Daarnaast is aan Oud Borne de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' opgenomen. Hiermee zijn de cultuurhistorische waarden in voldoende mate beschermd.

Ontwikkelingen

Er bevinden zich, op basis van de Cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Overijssel, ter plaatse van de voorgenomen ontwikkelingen geen rijks- dan wel gemeentelijke monumenten. Er is ter plaatse geen sprake van bijzondere cultuurhistorische waarden. Gesteld wordt dat het aspect cultuurhistorie geen belemmering vormt voor de ontwikkelingen die zijn opgenomen in dit plan.

5.5.3 Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat in het kader van dit plan geen archeologisch onderzoek noodzakelijk is en er geen sprake is van negatieve effecten op de cultuurhistorische waarden. Cultuurhistorische waarden worden in voorliggend bestemmingsplan afdoende beschermd. Daarnaast zijn de archeologische dubbelbestemmingen overgenomen, tenzij er archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden en de gronden vrijgegeven zijn.

5.6 Waterparagraaf

5.6.1 Algemeen
5.6.2 Situatie plangebied

Conserverende deel

Het waterschap Vechtstromen is geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording hiervan heeft er toe geleid dat de zogenaamde 'normale procedure' van toepassing is, aangezien het een algemene herziening van een kern betreft. Dit betekent dat het voorliggende bestemmingsplan in het kader van vooroverleg voorgelegd moet worden aan het waterschap Vechtstromen.

Ontwikkelingen

De herbestemming van het perceel Azelosestraat is in het kader van de waterhuishouding niet relevant aangezien geen fysieke ingrepen worden verricht. Hierna wordt op de overige ontwikkelingen ingegaan.

Kruispunt N743

Gemeente Borne draagt zorg voor een gezond en veilig leef- en woonklimaat. Het afvalwater moet op een doelmatige wijze worden ingezameld en getransporteerd worden naar de zuivering. Het beleid voor het afvalwater kent drie aspecten: gezondheid, vervuiling omgeving en beheer van alle voorzieningen. Het beleid van de gemeente Borne is er op gericht dat hemelwater in stedelijk gebied op een duurzame wijze wordt verwerkt en niet tot wateroverlast mag leiden. Hemelwater scheiden en ontkoppelen van afvalwater en voldoende ruimte reserveren voor opvang van overtollig water zijn belangrijke uitgangspunten. Veelal wordt gewerkt met de drietrapsstrategie “vasthouden-bergen-afvoeren”. Bij het voorkómen en oplossen van problemen met grondwater heeft ieder zijn eigen verantwoordelijkheid. Gemeenten zijn hét aanspreekpunt / loket voor problemen met stedelijk grondwater. Burgers hebben in principe een zorgplicht voor eigen terrein. De provincie is in principe verantwoordelijk voor het diepere grondwater, het waterschap voor een goed peilbeheer en daardoor voor de grondwaterstand in de buitengebieden.

Het hemelwater op het kruispunt zal volgens de hiervoor genoemde systematiek worden afgehandeld.

De Veste 3e fase

Het waterbeheerplan De Veste is voor het totale gebied integraal benaderd. Dit betekent dat de fasen op alle facetten voor de waterhuishouding zijn uitgewerkt en inmiddels gerealiseerd.

  • De opvang en berging voor het waterbeheer zijn volgens de ontwerpeisen gelijktijdig met het schoolgebouw en de sporthal uitgevoerd;
  • En infra technisch zijn de ondergrondse voorzieningen al aangelegd voor de ontwikkelen van de diverse fasen in de Veste.

Prins Bernhardlaan 65

De ontwikkeling op het perceel Prins Bernhardlaan 65 is van zodanige beperkte omvang dat dit waterhuishoudkundig geen belemmeringen oplevert. Compensatie is vanwege de beperkte omvang niet noodzakelijk en er blijft op het perceel voldoende ruimte beschikbaar voor het infiltereren van hemelwater. Tot slot wordt opgemerkt dat de locatie niet gelegen is binnen een grondwaterbeschermings- of intrekgebied.

Twickelerblokweg 12

Het waterschap Vechtstromen is geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets (http://www.dewatertoets.nl). De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de zogenoemde 'korte procedure' van de watertoets van toepassing is. De standaard waterparagraaf behorende bij de korte procedure is opgenomen in bijlage 2 van de ruimtelijke onderbouwing (bijlage 4). De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen. Het waterschap Vechtstromen geeft een positief wateradvies.

5.7 Ecologie

5.7.1 Kader

Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Sinds 1 januari 2017 is het wettelijk kader ten aanzien van gebieds- en soortenbescherming vastgelegd in de Wet natuurbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Natuurbeschermingswet en het Natuur Netwerk Nederland (voorheen EHS). Soortenbescherming gaat uit van de bescherming van dier- en plantensoorten.

5.7.2 Soortenbescherming
5.7.2.1 Algemeen

Wat betreft de soortenbescherming is de Wet natuurbescherming van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden gevraagd.

5.7.2.2 Situatie plangebied

Conserverende deel

Het bestemmingsplan is conserverend van aard en legt uitsluitend de huidige bestaande situatie opnieuw vast. In eerste aanleg wordt niet voorzien in nieuwe ontwikkelingen die het uitvoeren van een ecologisch onderzoek noodzakelijk maken.

De beperkte ontwikkelingsmogelijkheden die het bestemmingsplan mogelijk maakt, hebben, gezien de geringe omvang ervan, geen onaanvaardbare nadelige gevolgen op ecologische waarden. Gezien het feit dat wetgeving zoals de Wet natuurbescherming, bijvoorbeeld bij de sloop van gebouwen, ook buiten de regels van het bestemmingsplan van kracht is, wordt het opnemen van specifieke regels niet noodzakelijk geacht.

Ontwikkelingen

Voor de herbestemming van het perceel Azelosestraat 111 is geen onderzoek naar soortenbescherming vereist, aangezien er geen fysieke ingrepen plaatsvinden. Hierna wordt ingegaan op de overige ontwikkelingen.


Kruispunt N743

Er heeft onderzoek plaatsgevonden naar het aspect soortenbescherming, waarbij is geconstateerd dat de locatie onderdeel uitmaakt van het functioneel leefgebied van de steenuil en van de vliegroutes van vleermuizen. Voor het overige zijn geen beschermde soorten aangetroffen. Hierna wordt nader ingegaan op de hiervoor genoemde diersoorten.

Steenuilen

Een deel van het onderzoeksgebied behoort tot het functionele leefgebied van de steenuil. Er is geen nader onderzoek vereist om dit vast te stellen. De voorgenomen activiteiten in en rond het functionele leefgebied tasten dit functionele leefgebied niet op een dusdanige wijze aan dat de rust- en nestplaats verlaten zal worden. Kortom; het functionele leefgebied wordt niet dusdanig aangetast dat er sprake is van een wettelijke consequentie. Er blijft voldoende geschikt foerageergebied over. De mogelijke bedreiging van het leefgebied komt niet voort uit een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, maar uit successie van de beplanting in de huidige wijken. Er is ten aanzien van steenuilen geen nader onderzoek of ontheffing vereist.

Vleermuizen

Ten gevolge van de aanleg van het kruispunt moeten er mogelijk enkele bomen wijken. Het rooien van enkele bomen heeft geen negatief effect op mogelijk aanwezige vliegroutes van vleermuizen. Een mogelijk aanwezige vliegroute aan de westzijde Rondweg wordt in het geheel niet negatief beïnvloed. Overigens vormen lantaarnpalen ook een vorm van geleiding, net als laanbomen. Er is ten aanzien van vleermuizen geen nader onderzoek of ontheffing vereist.


De Veste 3e fase

Er is vastgesteld dat er algemene kleine grondgebonden zoogdieren kunnen voorkomen in en direct rond de projectlocatie. Voor deze soorten bestaat een algemene vrijstelling van de Flora- en faunawet (tegenwoordig Wet natuurbescherming). Daarnaast vliegen er vleermuizen in lage dichtheid. Gedurende en na realisatie van de plannen kunnen deze soorten er blijven vliegen. Effecten op vleermuizen worden derhalve uitgesloten. Het voorkomen van overige beschermde soorten is uitgesloten.

Op grond van bovenstaande analyse worden effecten op matig en zwaar beschermde planten- en diersoorten uitgesloten. Er is geen nader onderzoek of ontheffing vereist.

Het volledige onderzoek is opgenomen in bijlage 13.


Uitbreiding bedrijf Prins Bernhardlaan 65

De projectlocatie behoort mogelijk tot het functionele leefgebied van sommige grondgebonden zoogdier-, amfibieën-, vleermuis- en vogelsoorten. Deze soorten benutten het onderzoeksgebied hoofdzakelijk als foerageergebied, maar mogelijk bezetten sommige grondgebonden zoogdiersoorten rust- en voortplantingslocaties in het gebouwtje. Voor de grondgebonden zoogdiersoorten die een rust- en/of voortplantingslocatie in het plangebied bezetten, geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen ‘doden en verwonden’ en het ‘beschadigen en vernielen van rust- en voortplantingslocaties’ of zijn niet beschermd (huismuis, mol, bruine rat). Het uitvoeren van de voorgenomen activiteiten leidt niet tot wettelijke consequenties.

Het volledige onderzoek is opgenomen in bijlage 14.


Paardenstal/paardenbak Twickelerblokweg 12

Het projectgebied is gelegen aan de rand van de bebouwde kom, op het achtererf van de Twickelerblokweg 12 in Borne. In het kader van voorliggend initiatief dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van nesten van algemene broedvogels, zo wordt aangeraden de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. Mocht dit niet mogelijk zijn, dan dient het projectgebied op voorhand gecontroleerd te worden op de aanwezigheid van vogelnesten. Wanneer actieve nesten worden aangetroffen, dient een ruime beschermingszone in acht te worden genomen.

Vanwege mogelijk gebruik van het projectgebied als foerageergebied door vleermuizen dient terughoudend te worden omgegaan met verlichting. Licht dient alleen te worden gebruikt wanneer dit noodzakelijk is en de bundels hiervan mogen nooit uitstralen op de aanwezige houtsingels.

De kans bestaat dat algemene amfibieën voorkomen in het projectgebied, alvorens de werkzaamheden starten dient te worden gecontroleerd op de aanwezigheid hiervan. Wanneer deze worden aangetroffen dienen deze te worden verplaatst naar buiten de invloedsfeer van de werkzaamheden.

Het is niet te verwachten dat voorliggend initiatief negatieve effecten zou kunnen hebben op de flora en fauna die de wet beoogd te beschermen. Overigens wordt benadrukt dat rekening wordt gehouden met bovenstaande adviezen en de in de wet opgenomen zorgplichtbepaling.

Het onderzoek is opgenomen als bijlage 1 bij de ruimtelijke onderbouwing (bijlage 4).

5.7.3 Gebiedsbescherming
5.7.3.1 Algemeen

Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Wet natuurbescherming beschermd.

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is de kern van het Nederlandse natuurbeleid. De NNN is in provinciale structuurvisies uitgewerkt. In of in de directe nabijheid van de NNN geldt het 'nee, tenzij' - principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten

5.7.3.2 Situatie plangebied

In de figuren 5.2 en 5.3 is de ligging van het plangebied ten opzichte van respectievelijk Natura 2000 en het Natuurnetwerk Nederland weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHB-ow01_0014.png"  
Figuur 5.2) Ligging plangebied ten opzichte van Natura 2000 (Bron: provincie Overijssel)  
afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHB-ow01_0015.png"  
Figuur 5.3) Ligging plangebied ten opzichte van NNN (Bron: provincie Overijssel)  

Conserverende deel

Het conserverende deel van het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk.

Van negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden of een aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van de NNN is dan ook geen sprake. De vaststelling van het plan niet tot gevolg heeft dat aanwezige groenstructuren binnen het plangebied minder geschikt worden voor flora en/of fauna. Onderzoek in verband met beschermde natuurgebieden wordt eveneens niet noodzakelijk geacht.

Aan de grotere bestaande groenstructuren wordt, voor zover hier sprake is van openbaar groen, conform het ter plaatse geldende bestemmingsplan een passende bestemming toegekend.

Ontwikkelingen

Het projectgebied is niet gelegen binnen een Natura 2000- of een NNN-gebied. Gezien de lokale invloedssfeer hebben de voorgenomen activiteiten geen negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden of op de wezenlijke kenmerkende waarden van het NNN. Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden en er hoeft geen vergunning in het kader van de Wnb aangevraagd te worden.

5.7.4 Conclusie

Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

5.8 Luchtkwaliteit

5.8.1 Kader

Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit.

In de Wet luchtkwaliteit staan ondermeer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende Besluiten en Regelingen:

  • Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen);
  • Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen).
5.8.1.1 'Niet in betekenende mate'

Alleen projecten die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Een project draagt niet in betekende mate bij aan de luchtverontreiniging wanneer aannemelijk is (door berekening of motivering) dat de 3% grens niet wordt overschreden. Deze grens is 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. Dit criterium is een 'of-benadering', wanneer een project voor één stof de 3%-grens overschrijdt, dan verslechtert het project 'in betekenende mate' de luchtkwaliteit.

De 3%-grens is voor een aantal categorieën projecten in een ministeriële regeling omgezet in getalsmatige grenzen, bijvoorbeeld:

  • woningbouw: 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitingsweg, 3.000 woningen bij 2 ontsluitingswegen;
  • kantoorlocaties: 100.000 m2 bruto vloeroppervlak bij 1 ontsluitingsweg, 200.000 m2 bruto vloeroppervlak bij 2 ontsluitingswegen.
5.8.1.2 Besluit gevoelige bestemmingen

Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen / klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen.

De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerszijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet luchtkwaliteit nodig.

5.8.2 Situatie plangebied

Conserverende deel

Dit plandeel voorziet uitsluitend in een actueel juridisch-planologisch kader voor de bestaande (planologische) situatie in het plangebied. In dit plan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die nog niet vervat zijn in een onherroepelijk bestemmingsplan of waarvoor anderszins een planologische procedure is afgerond of een vergunning is verleend. De in het plan opgenomen afwijkingsbevoegdheden en wijzigingsbevoegdheden zullen niet leiden tot een onevenredige verslechtering van de luchtkwaliteit.

Vaststelling van dit bestemmingsplan leidt dan ook niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit in het plangebied.

Ontwikkelingen

Zoals beschreven in paragraaf 3.2 maakt voorliggend plan slechts ontwikkelingen van beperkte omvang mogelijk. De voorgenomen ontwikkelingen passen ruimschoots binnen de kaders zoals gesteld in het besluit ‘Niet in betekenende mate’. Het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid dat binnen De Veste 3e fase een gevoelige bestemming (bijv. school) wordt ondergebracht. Deze locatie is echter ruimschoots buiten de wettelijke zones van provinciale wegen (50 meter) en rijkswegen (300 meter) gelegen. Daarnaast voorziet het plan niet in nieuwe wegen, maar alleen in een extra kruispunt om de Bornsche Maten beter te kunnen ontsluiten. Toetsing aan de grenswaarden is daarom niet noodzakelijk. Dit bestemmingsplan heeft geen negatieve gevolgen voor de luchtkwaliteit in de directe omgeving.

5.8.3 Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor het plan.

5.9 Geurhinder

5.9.1 Wet geurhinder en veehouderij en Verordening lokaal geurbeleid

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt primair het toetsingskader bij vergunningverlening voor geur veroorzaakt door dierenverblijven van veehouderijen. Tevens moet bij de realisatie van nieuwe geurgevoelige objecten (zoals woningen) worden getoetst aan de normen zoals die gelden in de Wgv. De Wgv beschermt de burger tegen geurhinder afkomstig van veehouderijen.

De Wgv biedt de mogelijkheid aan gemeenten om andere dan de wettelijke normen te stellen, mits dit gewenst is vanwege de geursituatie. Wanneer er afwijkende normen worden vastgesteld moet dit gebeuren in een gemeentelijke geurverordening. Bij het opstellen van deze geurverordening worden de uitbreidingsmogelijkheden van de veehouderijen en de mogelijkheid om op relatief korte afstand van deze bedrijven woningen en andere geurgevoelige objecten te kunnen realiseren, afgewogen tegen de geurhinder voor geurgevoelige objecten.

De gemeente Borne heeft er voor gekozen uitsluitend voor melkveehouderijen een geurverordening vast te stellen. Het doel van deze gemeentelijke geurverordening is om op een verantwoorde wijze zowel ruimte voor groei te bieden voor melkrundveebedrijven en voor de inpassing van nieuwe gevoelige functies, als voldoende bescherming te garanderen tegen geurhinder voor de huidige en toekomstige geurgevoelige objecten.

5.9.2 Afstandsnormen

Naast geurbelastingsnormen kent de wet voor bepaalde diercategorieën vaste afstandsnormen. Dit betreft diercategorieën waarvoor geen geuremmissiefactor is bepaald, zoals melkrundvee en paarden. De Wgv maakt daarbij onderscheid tussen de situatie binnen en buiten de bebouwde kom.

Als voor een veehouderij met 'dieren zonder geuremissiefactor' de bestaande afstand tot een geurgevoelig object, zoals een woning kleiner is dan de wettelijk vereiste vaste afstand, dan is er geen uitbreiding van het aantal dieren mogelijk. Een aantal melkrundveebedrijven in de gemeente Borne kan daardoor niet uitbreiden.

Volgens de Wgv kan de gemeente door middel van een geurverordening lokaal geurbeleid vaststellen. In dit beleid kunnen afwijkende geurbelastingen en/of afstandsnormen ten opzichte van de normen uit de Wgv worden vastgelegd. De gemeente Borne heeft er voor gekozen om alleen de afstandsnormen voor melkrundveebedrijven te wijzigen.

5.9.3 Situatie plangebied

Conserverende deel

Binnen de kern van Borne komen geen agrarische bedrijven voor. Rondom de kern zijn wel diverse agrarische bedrijven aanwezig. Deze bedrijven zijn op voldoende afstand gesitueerd van geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom gesitueerd. Daarbij legt het voorliggende bestemmingsplan uitsluitend de bestaande planologische situatie opnieuw vast. Het opnieuw vastleggen van de huidige planologische situatie leidt niet tot extra beperkingen voor omliggende agrarische bedrijven of een verslechtering van het woon- en leefklimaat ter plaatse van bestaande geurgevoelige objecten.

Ontwikkelingen

De voorgenomen ontwikkelingen zijn op ruim voldoende afstand van omliggende agrarische bedrijven gelegen. Ter plaatse is een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te verwachten. Daarnaast worden de agrarische bedrijven niet in de bedrijfsvoering beperkt aangezien andere geurgevoelige objecten op kortere afstand zijn gelegen.

De afstand van het emissiepunt van de te realiseren schuur, waar een tweetal paarden zullen verblijven, tot aan de dichtstbijzijnde woningen (Twickelerblokweg 12, Twickelerblokweg 12a en de hiertussen gelegen woning) bedraagt minimaal 80 meter. Hiermee wordt niet voldaan aan de vaste afstand van 100 meter. Echter gaat het hier niet om een veehouderij, maar om hobbymatig gebruik. Zo is het voornemen bijvoorbeeld niet gericht op winst, commerciële doeleinden en ontstaat hierdoor eveneens geen hinder. In dit geval geldt dan ook alleen een minimale afstand van 50 meter tussen de buitenzijde van de schuur tot de buitenzijde van woningen (artikel 5.1 onder a van de Wgv). De onderlinge afstand bedraagt minimaal 80 meter, waarmee wordt voldaan aan het bepaalde in de Wet geurhinder en veehouderij.

5.9.4 Conclusie

Het aspect geur vormt geen belemmering voor voorgenomen initiatief.

5.10 Externe veiligheid (inrichtingen en vervoer gevaarlijke stoffen)

5.10.1 Kader

Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden voldaan aan strikte risicogrenzen. Een en ander brengt met zich mee dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:

  • het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi);
  • het Registratiebesluit externe veiligheid;
  • het Besluit risico's zware ongevallen 2015 (Brzo 2015);
  • het Vuurwerkbesluit.

Voor vervoer gevaarlijke stoffen geldt de 'Wet Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen' (Wet Basisnet). Dat vervoer gaat over water, spoor, wegen of door de lucht. De regels van het Basisnet voor ruimtelijke ordening zijn vastgesteld in:

  • het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt);
  • de Regeling basisnet;
  • de (aanpassing) Regeling Bouwbesluit (veiligheidszone en plasbrandaandachtsgebied).

Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden en het groepsrisico.

5.10.2 Situatie plangebied

Aan hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven. In de volgende afbeelding is een uitsnede van de Risicokaart met betrekking tot het plangebied en omgeving weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0147.BpAHB-ow01_0016.png"  
Figuur 5.4) Uitsnede Risicokaart Nederland (Bron: Risicokaart.nl)  

Uit de inventarisatie blijkt dat binnen het plangebied de volgende inrichtingen en transportwegen/leidingen zijn gelegen.


Inrichtingen

In Borne bevinden zich een aantal inrichtingen met risicovolle installaties. Hieronder worden deze kort beschreven.

Azelosestraat 101: Tankstation BP

Dit tankstation beschikt over een LPG-installatie bestaande uit een vulpunt, reservoir en afleverinstallatie. Voor het vulpunt en reservoir geldt een plaatsgebonden risico afstand van 35 respectievelijk 25 meter. Voor de afleverinstallatie geldt een plaatsgebonden risico afstand van 15 meter. Het invloedsgebied, waarbinnen het groepsrisico moet worden bepaald, is het gebied in een straal van 150 meter rond het vulpunt en het reservoir. Voor de afleverinstallatie geldt een plaatsgebonden risico afstand van 15 meter, maar is groepsrisico niet van toepassing. Op de verbeelding van het geldende bestemmingsplan is hiervoor een aanduiding 'veiligheidszone – lpg' opgenomen. Binnen deze zone bevinden zich geen woningen. In dit bestemmingsplan wordt de aanduiding opgenomen overeenkomstig de huidige planologische situatie.

Kleiweg 6: Van Engelen B.V.

Van Engelen is een autosloopbedrijf met een relatief geringe omvang van de opslag van accu’s. Accu’s zijn op zich niet brandbaar. Het zuur dat in de accu's zit is zwavelzuur. Dat is een bijtende vloeistof. De verpakkingseenheid (hoeveelheid accuzuur per accu) is slechts enkele liters.

De risico’s zijn daarom niet groot. De opslag van accu's valt onder PGS 15 en niet langer onder het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen. Hierdoor zijn geen ‘bijzondere veiligheidsafstanden’ van toepassing. Het opnemen van een risicocontour is niet nodig.

Grotestraat 214b: Doeland Braakhuis

Doeland Braakhuis is een bouwmarkt waar met oud en nieuw consumentenvuurwerk mag worden verkocht. Voor de bewaarplaats en bufferbewaarplaats moet een veiligheidsafstand van 8 meter naar voren worden aangehouden. Binnen deze zone bevinden zich geen woningen.

Bekenhorst 35: Avia Bekenhorst

Dit tankstation beschikt over een LPG-installatie bestaande uit een vulpunt, reservoir en afleverinstallatie. Voor het vulpunt en reservoir geldt een plaatsgebonden risico afstand van 35 respectievelijk 25 meter. Het invloedsgebied van het groepsrisico voor het vulpunt en reservoir bedraagt 150 meter. Voor de afleverinstallatie geldt een plaatsgebonden risico afstand van 15 meter, maar is groepsrisico niet van toepassing. Op de verbeelding van het geldende bestemmingsplan is hiervoor een aanduiding 'veiligheidszone – lpg opgenomen. Binnen deze zone bevinden zich geen woningen. In dit bestemmingsplan wordt de aanduiding opgenomen overeenkomstig de huidige planologische situatie.


Modaliteit weg

Door de gemeenteraad is op 21 september 2006 een routering voor het vervoer van gevaarlijke stoffen vastgesteld. Hiervoor is de A1/A35 aangewezen, dit houdt in dat het vervoer van gevaarlijke stoffen over deze route moet plaats vinden. Op overige wegen is voor het vervoer van gevaarlijke stoffen een ontheffing nodig (bijvoorbeeld ten behoeve van bevoorrading LPG, vuurwerk, etc.). In de externe veiligheidsvisie van de gemeente Borne is aangegeven dat er nergens een knelpunt optreedt ten aanzien van PR en GR.

Modaliteit spoor

Uit de externe veiligheidsvisie gemeente Borne blijkt dat er geen belemmeringenstrook langs het spoor aanwezig is en dat ten aanzien van het GR geen belemmeringen aanwezig zijn in de huidige situatie.


Buisleidingen

Ten zuiden en midden van het plangebied bevinden zich de volgende buisleidingen:

  • Defensieleiding met een werkdruk van 80,00 bar en een uitwendige diameter van 219,08 mm (8,63 inch). De 1% letaliteitsafstand bedraagt 130 meter.
  • Aardgasleiding met een werkdruk van 40,00 bar en een uitwendige diameter van 108,00 mm (4,25 inch). De 1% letaliteitsafstand bedraagt 50 meter.

Bovenstaande leidingen zijn, net als in de vorige bestemmingsplannen, opgenomen op de verbeelding. De belemmeringenstrook bedraagt bij deze leiding 4 meter aan weerszijden. Deze belemmeringenstrook is opgenomen op de verbeelding. Hier binnen mag geen nieuwe bebouwing worden opgericht. Nieuwe ontwikkelingen zijn in dit bestemmingsplan niet mogelijk. Het Bevb vormt daardoor geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

Toetsing

Dit bestemmingsplan is grotendeels conserverend van aard en voorziet in een actueel juridisch-planologisch kader voor de bestaande (planologische) situatie in het plangebied. Ter plaatse wordt niet in nieuwe ontwikkelingen voorzien. Mocht er in de toekomst ontwikkelingen plaatsvinden dan zal bij de aanvraag voor de omgevingsvergunning voor het bouwen worden beoordeeld of er in de omgeving voldoende bluswatervoorzieningen aanwezig zijn of dat een brandkraan bijgeplaatst moet worden.

Wat betreft de nieuwe ontwikkelingen is bij de inventarisatie geconstateerd dat de functies:

  • zich niet bevinden binnen de risicocontour van Bevi- en Brzo-inrichtingen danwel inrichtingen die vallen onder het Vuurwerkbesluit (plaatsgebonden risico);
  • zich deels bevinden binnen een gebied waarbinnen een verantwoording van het groepsrisico nodig is;
  • niet zijn gelegen binnen de veiligheidsafstanden van het vervoer gevaarlijke stoffen;
  • niet zijn gelegen binnen de veiligheidsafstanden van buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Het perceel Azelosestraat is gelegen binnen het groepsrisicoaandachtsgebied van het tankstation aan de Azelosestraat 101. Gelet op het feit dat het gaat om een planologische aanpassing (bedrijfswoning naar woning), fysiek geen wijziging plaatsvindt en het aantal personen niet toeneemt, is een berekening en verantwoording van het groepsrisico niet noodzakelijk. Het tankstation vormt geen belemmering voor de herbestemming.

5.10.3 Conclusie

Een en ander brengt met zich mee dat het project in overeenstemming is met wet- en regelgeving ter zake van externe veiligheid.

5.11 Fysieke veiligheid en brandweer

5.11.1 Algemeen

Wanneer de fysieke veiligheid in gevaar komt, is directe hulpverlening vaak noodzakelijk. Door het vooraf treffen van de juiste infrastructurele, bouwkundige en technische maatregelen kunnen ongelukken zoveel mogelijk worden voorkomen of kan, in geval van een incident, zo goed mogelijk hulp worden geboden. Een goede bereikbaarheid van gebieden alsmede de aanwezigheid van voldoende bluswater is een voorwaarde voor een snelle hulpverlening. Een goede bereikbaarheid van inwoners van een wijk is ook nog op een andere manier van belang. In geval van een zwaar ongeval of ramp, is het noodzakelijk om de bevolking in de omgeving zo snel mogelijk te kunnen informeren en adviseren ('ramen en deuren sluiten'). Via het sirenenet kan de bevolking worden bereikt en erop worden geattendeerd om de radio of televisie in te schakelen (de zogenaamde 'rampenzender').

5.11.2 Bluswatervoorziening

Om branden te kunnen blussen maakt de brandweer doorgaans gebruik van water. Om in geval van een brand voldoende bluswater beschikbaar te hebben of te krijgen, moeten van tevoren maatregelen getroffen worden. Deze maatregelen worden aangeduid als 'de bluswatervoorziening'. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in primaire, secundaire en tertiaire bluswatervoorzieningen:

  • De primaire bluswatervoorziening voorziet in de mogelijkheid om snel een redelijke hoeveelheid bluswater permanent beschikbaar te hebben. Over het algemeen bestaat de primaire bluswatervoorziening uit ondergrondse brandkranen die zijn aangesloten op het waterleidingnetwerk. Op 40 meter van elk object moet zich een ondergrondse brandkraan bevinden die een minimale hoeveelheid bluswater van 60 m3/uur levert. In bepaalde omstandigheden (geen hoogbouw, geen bijzondere risicofactoren, geen bijzondere objecten met veel personen tegelijkertijd aanwezig) kan 30 m3/uur voldoende zijn;
  • Een secundaire bluswatervoorziening is een bluswatervoorziening naast de primaire bluswatervoorziening, die wordt gebruikt als de primaire bluswatervoorziening uitvalt of ontoereikend is of om onnodig gebruik van leidingwater te voorkomen. Onder secundaire bluswatervoorziening worden blusvijvers of brandputten verstaan met een minimale capaciteit van 90 m3/uur gedurende minimaal 4 uur;
  • Tertiaire bluswatervoorzieningen zijn bedoeld ten behoeve van de rampenbestrijding (neergestort vliegtuig, ontplofte LPG-tankwagen) en moeten in principe onbeperkt grote hoeveelheden bluswater kunnen leveren. Met behulp van dompelpompen wordt dit bluswater van bijvoorbeeld meren of kanalen naar het rampgebied getransporteerd.

Toetsing

Dit bestemmingsplan is grotendeels conserverend van aard en voorziet in een actueel juridisch-planologisch kader voor de bestaande (planologische) situatie in het plangebied. Ter plaatse wordt niet in nieuwe ontwikkelingen voorzien. Mocht er in de toekomst ontwikkelingen plaatsvinden dan zal bij de aanvraag voor de omgevingsvergunning voor het bouwen worden beoordeeld of er in de omgeving voldoende bluswatervoorzieningen aanwezig zijn of dat een brandkraan bijgeplaatst moet worden. Wat betreft De Veste 3e fase wordt opgemerkt dat nabij de locatie diverse secundaire bluswatervoorzieningen aanwezig zijn en de Bornsebeek dienst kan doen als tertiaire bluswatervoorziening.

5.11.3 Bereikbaarheid en brandweerzorgnorm

Aan de hand van een analyse van enige honderden branden in woningen in Nederland zijn gegevens verkregen over de relatie tussen de opkomsttijd van de brandweer en het verloop (en de gevolgen) van branden. In de Handleiding brandweerzorg (Ministerie van Binnenlandse Zaken, Den Haag, mei 1992) zijn de resultaten opgenomen van onderzoek naar de relatie tussen opkomsttijd en de volgende onderwerpen:

  • De ontwikkeling van schade;
  • De kans op dodelijke slachtoffers; en
  • De kans op het slagen van reddingen.

Kort samengevat blijkt de opkomsttijd van de brandweer sterk van invloed te zijn op de schade die ontstaat bij brand, de kans op dodelijke slachtoffers door brand en op het slagen van reddingen bij brand. Dit geldt ook voor hulpverleningen (verkeers- en bedrijfsongevallen met veelal beknellingen) en voor ongevalbestrijding: een korte opkomsttijd geeft de grootste kans op het beperken van het aantal, het overleven en het herstel van slachtoffers. Een goede bereikbaarheid van branden en ongevallen heeft dan ook een belangrijke invloed heeft op de effectiviteit van het brandweerwerk en daarmee op de veiligheid van de burgers.

Toetsing

De brandweerkazerne is gelegen aan De Bieffel 11 in het noordelijke deel van Borne. Vanaf deze locatie kan de brandweer overal in de kern theoretisch binnen de norm aanwezig zijn.

5.11.4 Alarmeren bevolking

De sirene is een hulpmiddel van de overheid om mensen te kunnen waarschuwen voor acute gevaren. Dit systeem zal echter na 2020 verdwijnen. Daarna zullen de aanwezige personen in bedreigd gebied worden gewaarschuwd middels NL-Alert. Dit is bijvoorbeeld het geval als er gevaarlijke stoffen vrijkomen bij een brand of ongeval. In het bericht wordt tevens het handelingsperspectief vermeld, zodat de personen die in het bedreigde gebied bevinden weten hoe te handelen.

Toetsing

Het plangebied valt binnen het dekkingsgebied van sirenes. Na 2020 worden nieuwe communicatiemiddelen ingezet (o.a. NL-Alert). Alarmering van de personen binnen het plangebied bij een calamiteit vormt geen probleem.

5.12 Verkeer en parkeren

5.12.1 Conserverende deel

Dit bestemmingsplan voorziet uitsluitend in een actueel juridisch-planologisch kader voor de bestaande (planologische) situatie in het plangebied. In dit plan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die nog niet vervat zijn in een onherroepelijk bestemmingsplan of waarvoor anderszins een planologische procedure is afgerond of een vergunning is verleend. De in het plan opgenomen afwijkingsbevoegdheden en wijzigingsbevoegdheden zullen niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeer- of parkeersituatie.

Vaststelling van dit bestemmingsplan leidt dan ook niet tot een verslechtering van de verkeer- of parkeersituatie in het plangebied.

5.12.2 Ontwikkelingen

In het kader van verkeer en parkeren zijn uitsluitend het aanleggen van het extra kruispunt N374 en De Veste 3e fase van belang. In het geval van de percelen Azelosestraat 111 en Twickelerblokweg 12 is van een toename van verkeersbewegingen of parkeerbehoefte geen sprake. Bij het perceel Prins Bernhardlaan 65 is sprake van een zodanige kleinschalige ontwikkeling dat van een onevenredige toename van verkeer of parkeerbehoefte geen sprake is.


Kruispunt N374

Met het aanleggen van het kruispunt krijgt de nieuwbouwwijk Bornsche Maten een volwaardige aansluiting op het hoofdwegennet. Hiermee wordt de bereikbaarheid van de wijk aanmerkelijk verbeterd. Voor een nadere toelichting op deze ontwikkeling wordt verwezen naar subparagraaf 3.2.1.


De Veste 3e fase

Op dit moment is het programma van De Veste 3e fase (voorzieningen) nog niet exact bekend. Dit heeft met name te maken met het feit of er schoollokalen worden gerealiseerd en zoja in welk aantal. Voor De Veste (incl. bestaande functies) is de parkeerbehoefte van drie scenario's doorgerekend. Hierna worden de scenario's genoemd en wordt verwezen naar de onderbouwingen welke opgenomen zijn in de bijlagen bij deze toelichting.

  • Parkeerberekening met in totaal 17 lokalen incl. bestaande school(Bijlage 15);
  • Parkeerberekening met in totaal 27 lokalen incl. bestaande school (Bijlage 16);
  • Parkeerberekening met in totaal 37 lokalen incl. bestaande school (Bijlage 17).

Uit deze parkeerberekeningen blijkt dat in alle gevallen in de parkeerbehoefte kan worden voorzien.

5.12.3 Conclusie

De aspecten verkeer en parkeren vormen geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

5.13 Belemmeringen/leidingen

In het plangebied zijn leidingen en een hoogspanningsverbinding gelegen. Daarnaast dient rekening te worden gehouden met de invliegfunnels van vliegbasis Twente en het radarverstoringsgebied.

Leidingen

Zoals reeds beschreven in paragraaf 5.10 bevinden zich binnen het plangebied een defensieleiding en een aardgasleiding. Bovenstaande leidingen zijn, net als in de vorige bestemmingsplannen, opgenomen op de verbeelding. De belemmeringenstrook bedraagt bij deze leiding 4 meter aan weerszijden. Deze belemmeringenstrook is opgenomen op de verbeelding. Hierbinnen mag geen nieuwe bebouwing worden opgericht.

380 KV hoogspanningsverbinding

In het zuidelijk deel van het plangebied bevindt zich een 380 KV hoogspanningsverbinding. Het tracé van de hoogspanningsverbinding, evenals de zakelijke rechtstrook, is vastgelegd op de verbeelding en in de regels. De belemmeringenstrook bedraagt bij deze verbinding 36 meter aan weerszijden. Deze belemmeringenstrook is opgenomen op de verbeelding. Hierbinnen mag geen nieuwe bebouwing worden opgericht.

Invliegfunnels vliegbasis Twente

De vliegbasis Twente heeft een viertal invliegfunnels. Eén van de invliegfunnels is gelegen boven het plangebied. Het plangebied is gelegen binnen de buitenste ring van de invliegtunnel.

De invliegfunnel stelt eisen aan de maximale bouwhoogte. Binnen de buitenste ring van de invliegfunnel geldt een maximum bouwhoogte van 180 meter. De maximale bouwhoogte binnen het plangebied wordt beperkt tot een hoogte aanzienlijk lager dan 180 meter. Derhalve zijn in het bestemmingsplan geen beperkingen opgenomen ten aanzien van de hoogte in relatie tot de invliegfunnels.


Radarverstoringsgebied

Binnen het plangebied bevindt zich een radarverstoringsgebied. De in het bestemmingsplan mogelijk gemaakte bouwhoogten blijven ruim onder de bouwhoogten die een verstoring zouden kunnen opleveren. Daarom is in het bestemmingsplan geen specifieke “vrijwaringszone - radar” opgenomen.

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

6.1 Inleiding

De in deze toelichting beschreven planopzet is juridisch-planologisch vertaald in een bestemmingsregeling, die (digitaal) bindend is voor overheid en burgers. Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en regels en is voorzien van een toelichting. De regels en verbeelding vormen het juridisch bindende deel, terwijl de toelichting geen juridische binding heeft, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van de opgenomen bestemmingen.

De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De verbeelding heeft een rol voor toepassing van de regels, alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen.

6.2 Opbouw van de regels

In deze paragraaf wordt de systematiek van de regels en de wijze waarop de regels gehanteerd dienen te worden, uiteengezet.

De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen. Voor de systematiek is aangesloten op de SVBP2012.

Navolgend wordt de systematiek, opbouw en indeling van de regels kort toegelicht.

6.2.1 Inleidende regels

Begrippen

In deze bepaling zijn omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.

Bedrijfsvloeroppervlak (bvo).

Bij het bepalen van het bedrijfsvloeroppervlak (bvo) gaat het om ruimten die voor het publiek toegankelijk zijn alsmede ruimten die alleen voor personeel te bereiken is. Het bedrijfsvloeroppervlak betreft het oppervlak dat ligt binnen de uitwendige scheidingsconstructie, dus exclusief balkons, buitenmuren en scheidingswanden. Technische ruimten zijn ruimten waarin zich de technische apparaten bevinden die nodig zijn om onder andere het gebouw te verwarmen of te koelen en die alleen bereikbaar hoeven te zijn voor monteurs die onderhoud plegen aan de desbetreffende apparaten.

Wijze van meten:

Om op een eenduidige manier afstanden, oppervlakten en inhoud van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding (plankaart) geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.

6.2.2 Bestemmingsregels

In het tweede hoofdstuk komen bestemmingen aan de orde.

De opbouw van de bestemmingen ziet er als volgt uit:

  • bestemmingsomschrijving: de omschrijving van de doeleinden. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies.
  • bouwregels: in de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld. Waar en met welke maatvoering mag worden gebouwd, wordt hier vastgelegd. Indien mogelijk wordt verwezen naar bouwvlakken en aanduidingen op de verbeelding (plankaart);
  • nadere eisen: in deze bepaling wordt een opsomming gegeven van de regels waaraan burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen stellen. Alleen daar waar het wenselijk is om bij de vergunningverlening sturend te kunnen optreden, heeft de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen toegevoegde waarde. De bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen dient objectief begrensd te zijn en duidelijke criteria te bevatten;
  • Afwijken van de bouwregels (indien van toepassing): in deze regel is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels in het plan;
  • Specifieke gebruiksregels (indien van toepassing): in dit onderdeel is aangegeven welke vormen van gebruik in ieder geval zijn toegestaan dan wel strijdig zijn met de bestemming. Daarbij zijn niet alle mogelijke toegestane en strijdige gebruiksvormen genoemd, maar alleen die functies, waarvan het niet op voorhand duidelijk is. Het gaat hierbij in feite om een aanvulling/verduidelijking op de in de bestemmingsomschrijving genoemde functies;
  • Afwijken van de gebruiksregels (indien van toepassing): in dit onderdeel is aangegeven dat met een omgevingsvergunning afgeweken kan worden ten behoeve van functies, die inherent zijn aan de in de bestemmingsomschrijving opgenomen functies. Via deze afwijkingsmogelijkheid kunnen geen 'nieuwe' functies worden toegestaan. Met andere woorden: de afwijkingsregeling kan worden opgenomen voor kleinere, planologisch minder ingrijpende, onderwerpen. Functiewijzigingen en grotere, ingrijpende ruimtelijke ingrepen worden geregeld via een wijzigingsbevoegdheid.
6.2.3 Algemene regels
  • Anti-dubbeltelbepaling: deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld;
  • Algemene bouwregels: deze bepaling bevat algemene regels omtrent bouwhoogtes en ondergronds bouwen;
  • Algemene aanduidingsregels: dit artikel bevat bepalingen ten aanzien van de op de verbeelding opgenomen geluidszones en veiligheidszones;
  • Algemene gebruiksregels: In dit artikel zijn algemene regels met betrekking tot het gebruik van de gronden en opstallen in het plangebied opgenomen. Hierin is aangegeven welke functies in ieder geval in strijd zijn met het bestemmingsplan.
  • Algemene afwijkingsregels: in deze bepaling is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om ontheffing te verlenen van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven;
  • Algemene wijzigingsregels: in deze bepaling is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven het plan te wijzigen. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden met een algemene strekking. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven;
  • Algemene procedureregels: in deze bepaling staat aangegeven welke procedure dient te worden gevolgd bij de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen en het toepassen van een afwijkings- en een wijzigingsbevoegdheid.
  • Overige regels: in dit artikel zijn onder meer voorwaarden opgenomen ten aanzien van de aspecten parkeren en laden en lossen.
6.2.4 Overgangs- en slotregels
  • Overgangsrecht: bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een bouwvergunning is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een bouwvergunning kan worden verleend. burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingsbevoegdheid; Het overgangsrecht is opgenomen zoals opgenomen in artikel 3.2.1 Bro;
  • Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan mag eveneens worden voortgezet;
  • Slotregel: deze bepaling geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.

6.3 Bestemmingen

Het plan kent in totaal tien bestemmingen, waarvan vier dubbelbestemmingen. Deze worden hierna kort toegelicht. Een dubbelbestemming geldt naast de regeling die is verbonden aan de overige bestemmingen ter plekke, aan beide moet worden getoetst.

Behalve bestemmingen en dubbelbestemmingen zijn binnen het bestemmingsplan aanduidingen te onderscheiden. Aanduidingen bevatten meer specifieke voorwaarden die gesteld worden aan het gebruik of het bouwen en gelden voor een specifiek gebied of pand binnen het bestemmingsplangebied. Een aanduiding kan gelden voor een gebied waarbinnen meerdere bestemmingen aanwezig zijn. Een voorbeeld van een aanduiding is de aanduiding "horeca", dat soms gebruikt wordt om aan te geven dat binnen een specifiek pand horeca is toegestaan.

Agrarisch

De gronden met de bestemming 'Agrarisch' zijn bestemd voor agrarische bedrijfsvoering en recreatief medegebruik. Op de gronden met de bestemming 'Agrarisch' mogen uitsluitend andere bouwwerken ten behoeve van agrarische doeleinden worden gebouwd.

Agrarisch met waarden

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor een duurzame agrarische bedrijfsuitoefening, extensieve recreatie en hobbymatig agrarisch gebruik. Daarnaast zijn voorzieningen van algemeen nut, perceelsontsluitingswegen, op- en afritten en paden toegestaan.

De landschappelijke waarden, zoals hoogteverschillen, beplantingselementen en eventueel aanwezige bijzondere waterhuishoudkundige situatie zijn beschermd via een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden.
Bedrijf

De bestemming 'Bedrijf' is toegekend aan de binnen het plangebied aanwezige bedrijven die zich temidden van een woonwijk bevinden en een relatief beperkte milieubelasting kennen. Binnen deze bestemming zijn enkel bedrijven toegestaan die direct naast of onmiddellijk boven woonbebouwing toelaatbaar zijn.

Bedrijventerrein

De bestemming 'Bedrijventerrein' voorziet in de realisatie van bedrijfsbebouwing. Binnen het plangebied is een bedrijfszonering aangebracht, op grond van milieucategorieën. Binnen de bestemming worden rechtstreeks bedrijven passend binnen de daarvoor aangebracht zonering (milieucategorieën 1 tot en met 4.2) toegestaan, evenals opslag en distributie voor internetverkoop en productiegebonden detailhandel, waarvan maximaal 10% van het bedrijfsvloeroppervlak (bvo) met een maximum van 150 m² hiervoor in gebruik mag zijn. Bedrijfswoningen zijn mogelijk gemaakt door middel van een aanduiding op de kaart.

Door de zonering wordt in het noorden van het plangebied een woonwerkzone gerealiseerd, waar sprake is van kleinschalige lichtere bedrijvigheid (categorie 1 en 2) met bedrijfswoningen. In deze zone is reeds kleinschalige bedrijvigheid met bedrijfswoningen aanwezig, dit wordt gecontinueerd. Op de overige delen van het terrein zijn bedrijfswoningen niet toegestaan. Daar is binnen de bestemming dan ook bedrijvigheid met zwaardere milieucategorieën (1 – 4) met een maximale hinderafstand van 300 meter mogelijk. Om voldoende flexibiliteit te bieden is hierbinnen zo min mogelijk zonering aangebracht. Binnen de bestemming ‘Bedrijventerrein’ zijn aanduidingen opgenomen voor de toegestane milieucategorieën en bouwhoogtes.

Bos

De bestemming 'Bos' is toegekend aan de (grotere) aaneengesloten percelen met bosschages die, vanwege hun ligging en verschijningsvorm, niet aangemerkt kunnen worden als regulier openbaar groen. Gronden met deze bestemming zijn bedoeld voor bos/bebossing, groenvoorzieningen, het behoud en de ontwikkeling van natuurwaarden en landschapswaarden en water en waterhuishoudkundige voorzieningen. Eén en ander met de daarbij behorende paden en wegen.

Centrum - 1

Het kernwinkelgebied is bestemd als 'Centrum - 1'. Binnen deze bestemming zijn detailhandel op de begane grond, horeca tot en met categorie 1a op de begane grond, en wonen op de verdieping direct toegestaan. Dienstverlening is alleen ter plaatse van de aanduiding toegestaan. Dit om te voorkomen dat zich in het winkelfront buiten kantoortijden gesloten panden bevinden, die de levendigheid van het centrum aantasten. Er bestaan echter ook vormen van dienstverlening, die goed passen binnen het winkelaanbod en daarmee mogelijk wel gewenst zijn. Hiervoor is in dit bestemmingsplan een afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Hiermee worden dienstverlenende bedrijven, die qua ruimtelijke uitstraling en publieksgericht karakter vergelijkbaar zijn met winkels, wel mogelijk gemaakt.

In deze bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waarmee nog niet gerealiseerde bouwtitels van woningen ingetrokken kunnen worden. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar de uitleg verderop in deze paragraaf.

Centrum - 2

Het overig centrumgebied is bestemd als 'Centrum - 2'. Omdat dit gebied de schil vormt rondom het kernwinkelgebied, zijn binnen deze bestemming detailhandel, kantoren en dienstverlening toegestaan op de begane grond en wonen op de verdieping. Omdat conform het Masterplan horeca geconcentreerd moet worden binnen het kernwinkelgebied, is horeca binnen deze bestemming uitgesloten.

In deze bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waarmee nog niet gerealiseerde bouwtitels van woningen ingetrokken kunnen worden. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar de uitleg verderop in deze paragraaf.

Cultuur en Ontspanning

Binnen de bestemming 'Cultuur en ontspanning' zijn (overdekte) speelvoorzieningen, ondergeschikte horeca en horeca van de categorie 1b. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' toegestaan. Daarnaast zijn binnen deze bestemming tevens speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water- en waterhuishoudkundige voorzieningen, voorzieningen van algemeen nut, wandel- en fietspaden, verhardingen en groenvoorzieningen en tuinen toegestaan.

Detailhandel

Gronden met de bestemming 'Detailhandel' zijn onder meer bedoeld voor detailhandel (uitsluitend op de begane grondlaag), horeca van de categorie 1a ter plaatse van de aanduiding 'horeca' en de woonfunctie, mits deze aanwezig is ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan en niet strijdig was met het voorheen geldende bestemmingsplan. Tot slot zijn binnen deze bestemming ook groenvoorzieningen en tuinen, water- en waterhuishoudkundige voorzieningen, parkeervoorzieningen, wandel- en fietspaden, verhardingen en speelvoorzieningen toegestaan.

Dienstverlening

De bestemming 'Dienstverlening' wordt toegekend aan alle dienstverlenende functies. Dit zijn functies die gericht zijn op dienstverlening gericht op het publiek, dus waarbij een baliefunctie aanwezig is en sprake is van rechtstreeks contact met het publiek. Geen kantoorfuncties. Te denken valt aan kapsalon, schoonheidsspecialiste, makelaar en rechtswinkel.

Gemengd - 1

De bestemming 'Gemengd - 1' is toegekend aan de percelen percelen waar verschillende activiteiten zijn toegestaan, zoals dienstverlening, bedrijven, maatschappelijk en wonen. Deze bestemming is met name toegekend aan percelen gelegen aan de aanloopstraten en onderdeel uitmakend van Oud Borne. Bedrijfsactiviteiten zijn alleen toegestaan als deze beperkte hinder is voor omliggende objecten. Tevens zijn nadere aanduidingen opgenomen ten behoeve van specifieke functies, bijvoorbeeld een nutsbedrijf, horeca, detailhandel en maatschappelijk.

In deze bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waarmee nog niet gerealiseerde bouwtitels van woningen ingetrokken kunnen worden. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar de uitleg verderop in deze paragraaf.

Gemengd - 2

De bestemming 'Gemengd - 2' is van toepassing op enkele percelen onderdeel uitmakend van Oud Borne, De Veste 3e fase (gedeeltelijk), de percelen Akker 7, Stationsstraat 7 en 9 en een perceel aan de Dorsmolen. Het is toegestaan om hier te wonen. Verder is afhankelijk van de locatie onder meer dienstverlening, detailhandel, maatschappelijke voorzieningen, kantoren, horeca en lichte bedrijvigheid toegestaan.

In deze bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waarmee nog niet gerealiseerde bouwtitels van woningen ingetrokken kunnen worden. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar de uitleg verderop in deze paragraaf.

Gemengd - 3

Overige gronden met een verscheidendheid aan functies hebben de bestemming 'Gemengd - 3' gekregen. Deze bestemming zijn afhankelijk van de locatie onder meer bedoeld voor dienstverlening, kantoren, maatschappelijke dienstverlening, sportvoorzieningen, detailhandel en horeca.

Een en ander met de daarbij behorende ondergeschikte groenvoorzieningen, water- en waterhuishoudkundige voorzieningen, speelvoorzieningen, fietsenstallingen en verhardingen.
Groen

Het aanwezige beeldbepalend-, structureel- en begeleidend groen is in dit bestemmingsplan bestemd als 'Groen'. Binnen deze bestemming zijn naast groenvoorzieningen onder andere wandel- en fietspaden, speeltoestellen, straatmeubilair en kunstwerken, waterpartijen en watergangen en voorzieningen van algemeen nut toegestaan.

Horeca

Gronden waar enkel sprake is van de uitoefening van een horecavoorziening zijn in dit plan bestemd als 'Horeca'. Middels aanduidingen op de verbeelding is aangegeven welke horecacategorieën toegestaan zijn.
Kantoor

Bestemd voor zakelijke dienstverleningsverleningsfuncties, waarbij geen sprake is van een baliefunctie met rechtstreeks contact met publiek.
Maatschappelijk

De binnen het plangebied aanwezige maatschappelijke voorzieningen en bestemmingen die de uitoefening van een maatschappelijke functie toestaan zijn ook als zodanig bestemd. De bestemming 'Maatschappelijk' is onder andere bedoeld voor het verlenen van diensten, op het gebied van openbaar bestuur, openbare , religie, onderwijs, lichamelijke en/of geestelijke volksgezondheid, verenigingsleven en opvoeding. Eén en ander met de daarbij behorende ondergeschikte horeca, tuinen en erven, speelvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
Maatschappelijk - Voorlopig

Deze bestemming is toegekend aan de gronden die tijdelijk gebruik worden ten behoeve van een onderwijsinstelling. Deze bestemming staat noodlokalen en bijbehorende voorzieningen (o.a. schoolplein) toe. De termijn waarvoor de voorlopige bestemming geldt bedraagt ten hoogste 4 jaar, gerekend vanaf de dag van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan. De voor 'Maatschappelijk - Voorlopig' aangewezen gronden zijn na het verstrijken van de termijn bestemd voor 'Wonen - Eschwonen en De Maten (A)'.

Recreatie

De bestemming 'Recreatie' voorziet in de realisatie van de in het inrichtingsplan Voormalige vuilstort Steenbakkersweg voorgestelde inrichting met een natuurspeelterrein, hondenuitlaatgebied, groen en huisvesting van de Carnavalsverenigingen en Postduivenvereniging.

Sport

Sportpark 'Wooldrik', het zwembad en de tennis- en squashhal zijn bestemd als 'Sport'. Deze bestemming is onder meer bedoeld voor sport, sportactiviteiten, sportvelden en sportverenigingen. Eén en ander zoals hiervoor genoemd met daarbij behorende ondergeschikte horeca, verhardingen, wegen, langzaamverkeersroutes en parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, groenvoorzieningen en overige bij de bestemming behorende voorzieningen.

Tuin

De bestemming 'Tuin' is toegekend aan de voortuinen (en zijtuinen in geval van hoekpercelen) behorende bij de in het plangebied voorkomende woningen. Deze gronden zijn bedoeld voor de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

Verkeer

De doorgaande verkeersroutes, niet zijnde de buurtontsluitingsroutes, die een belangrijke ontsluitingsfunctie hebben voor een (deel van de) wijk of (een deel van) de kern Borne zijn bestemd als 'Verkeer'. Gronden met deze bestemming zijn onder meer bedoeld voor wegen met hoofdzakelijk een verkeersfunctie, groenvoorzieningen, waaronder bermen, parkeervoorzieningen, verhardingen en water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Verkeer - Railverkeer

De bestemming ‘Verkeer - Railverkeer’ regelt de bestemming van de gronden die in eigendom zijn van ProRail. Gebouwen mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd. Daarnaast zijn bijbehorende voorzieningen zoals fietsenstallingen toegestaan.

Verkeer - Verblijfsgebied

De bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' is toegekend aan de wegen met als functie verblijf alsmede ter ontsluiting van de aanliggende of nabijgelegen gronden. Daarnaast zijn binnen deze bestemming onder andere groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden, kunstwerken en water- en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan.
Water

De bestemming ‘Water' heeft betrekking op primaire watergangen en –partijen. De overige watergangen zijn van secundair belang en worden geregeld binnen verkeers- en groenbestemmingen. Dit geldt ook voor wadi’s en retentiegebieden oppervlaktewater.

Wonen

De woningen binnen het plangebied zijn bestemd als 'Wonen'. Binnen deze bestemming zijn de aanduidingen 'vrijstaand', 'twee-aaneen', 'gestapeld' en 'aaneen' opgenomen. Ter plaatse zijn alleen de aangeduide type woningen toegestaan. Binnen de bestemming Wonen mogen hoofdgebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht. Per type woning is bepaald wat de minimale breedte is van de bouwpercelen. Door middel van het envelop-principe is bepaald wat de toegestane dakhelling van de woningen is. Bijgebouwen mogen in en buiten het bouwvlak worden gebouwd, het maximale oppervlakte aan bijgebouwen is afhankelijk van de perceelsomvang. De afstand van bijgebouwen tot de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten minste 1 meter.

Binnen de bestemming Wonen is een beroep aan huis rechtstreeks toegestaan. De werkzaamheden mogen plaatsvinden binnen de woning en bijbehorende bouwwerken, mits de oppervlakte hiervan niet meer bedraagt dan 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bouwwerken met een maximum van 45 m2.

Wonen - Landgoed Wildiek

Het Landgoed Wildiek kent een specifieke planregeling. Deze planregeling wijkt aanzienlijk af van de overige woonbestemmingen uit dit plan. Voor dit gebied heeft dit te maken met het stedenbouwkundig beeld dat hier wordt nagestreefd. Ter waarborging van het stedenbouwkundig beeld is ervoor gekozen de woonbestemming uit het uitwerkingsplan voor Landgoed Wildiek qua bouwregels zoveel mogelijk over te nemen in dit bestemmingsplan.

Wonen - Eschwonen en De Maten (A)

Aan de woonbuurten Eschwonen en De Maten is een aparte woonbestemming toegekend, waarbij de systematiek zoals opgenomen in het geldende bestemmingsplan is overgenomen. Dit vanwege het feit dat in deze gebieden meer vrijheid wordt geboden, maar wel de van belangzijnde stedenbouwkundige eisen zijn vastgelegd. In de regels zijn onder meer bepalingen opgenomen ten aanzien van de rooilijnen, de goothoogte, breedte- en dieptematen en afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen.

Woongebied

De Vossenbeekzone is, conform het geldend uitwerkingsplan, bestemd als 'Woongebied'. Ook het Beekbalkon, gelegen in de oksel van de Bornsebeek en de Rondweg, en een strook langs de Rondweg zijn bestemd als 'Woongebied'. Voor deze bestemming is gekozen omdat deze gebieden nog niet zijn ingevuld met woningbouw en hiervoor momenteel nog geen concreet bouwplan voorhanden is.

Deze bestemming is, evenals de overige binnen het plangebied voorkomende woonbestemmingen, bedoeld voor het wonen met daaronder begrepen beroep-aan-huis. Eén en ander met de daarbij behorende tuinen en erven, parkeervoorzieningen, water- en waterhuishoudkundige voorzieningen, groen- en speelvoorzieningen, wegen en paden en verkeers- en verblijfdoeleinden.

Qua bouwregels is onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen, bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde en carports en overkappingen.

Waarde - Archeologie Hoog

Deze dubbelbestemming betreft alle terreinen van hoge archeologische verwachtingswaarde. Voor elke ingreep groter dan 2.500 m2 of dieper dan 40 cm is in princip een vergunning noodzakelijk.
Waarde - Archeologie Middel

Deze dubbelbestemming betreft alle terreinen van middelhoge archeologische verwachtingswaarde. Voor elke ingreep groter dan 5.000 m2 of dieper dan 40 cm is in principe een vergunning noodzakelijk.
Waarde - Archeologie Zeer hoog

Deze dubbelbestemming betreft alle terreinen van zeer hoge archeologische verwachtingswaarde. Voor elke ingreep groter dan 100 m2 of dieper dan 40 cm is in principe een vergunning noodzakelijk.
Waarde - Beschermd dorpsgezicht

Gebruik

Allereerst is vastgelegd, dat alle maatregelen ten aanzien van het gebruik van bestaande bebouwing en gronden, alsmede ten aanzien van toekomstige bebouwing en gronden en opstallen, primair gericht dient te zijn op het behoud en de versterking van de ruimtelijke (inclusief verkeers- en groenstructuur) en functionele karakteristiek van Oud Borne.

Van het beschermde dorpsgezicht wordt zowel de ruimtelijke als de functionele karakteristiek beschreven en wordt aangeduid hoe het gemeentebestuur denkt deze karakteristieken te beschermen en indien nodig te versterken.

Bouwen

Allereerst zijn enkele bouwregels opgenomen met betrekking tot materiaalgebruik en indeling van de vanaf de openbare weg zichtbare gevels en gevelindelingen van alle gebouwen, die liggen binnen het beschermd dorpsgezicht. De vanaf de openbare weg zichtbare gevels of gevelonderdelen dienen in 'eigentijdse' materialen te worden uitgevoerd. Voor reeds bestaande gebouwen dient gebruik gemaakt te worden van materialen, die ook gebruikt werden ten tijde van de bouw (merendeel gebakken stenen). In geval van nieuwbouw mogen huidige gangbare materialen gebruikt worden. Deze dienen wel te passen in het beeld van het beschermde dorpsgezicht, zoals beschreven in deze dubbelbestemming.

Het bevoegd gezag mag hiervan afwijken, indien daardoor de bijzondere karakteristiek van de bebouwing in het beschermde dorpsgezicht, zoals beschreven in deze dubbelbestemming niet onevenredig wordt aangetast in verhouding tot de mate waarin andere belangen door het verlenen van de vergunning worden gediend.

Ook is een nadere eisen regeling opgenomen ten aanzien van gevelindeling, kleurstelling, materiaalgebruik, plaats en afmetingen van gebouwen en de wijze van afdekking. Burgemeester en Wethouders mogen nadere eisen stellen indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van onevenredige aantasting van de bijzondere karakteristieken van de bebouwing in het beschermde dorpsgezicht, zoals beschreven in deze dubbelbestemming.

Leiding

In het plangebied liggen diverse leidingen (hoogspanningsverbinding, gastransportleiding, ondergrondse buisleiding en enkele watertransportleidingen) waarvoor beperkingen gelden. Deze leidingen zijn op de kaart met ‘Leiding’ opgenomen als dubbelbestemming. Deze dubbelbestemmingen Leiding - Gas, Leiding - Leidingstrook, Leiding - Hoogspanningsverbinding, Leiding - Riool en Leiding - Water vallen onder de primaire bestemming, om de belangen van de leidingen te beschermen. De reguliere bestemming is daarbij de secundaire bestemming, waarvoor bouwwerken wel mogelijk blijven, mits advies bij de leidingbeheerder wordt ingewonnen. Tevens is binnen deze bestemming een vergunningstelsel opgenomen voor aanlegactiviteiten.

Wijzigingsbevoegdheid plancapaciteit woningbouwprogrammering

De gemeente Borne wil de komende jaren toewerken naar een toekomstbestendig woningbouwprogramma, dat past binnen de afspraken die in het kader van de regionale woonprogrammering zijn gemaakt.

Deze afspraken zijn vastgelegd in de Bestuursovereenkomst Woonafspraken Twente (d.d. 29-01-2016). Deze afspraken gelden voor de periode vanaf 01-01-2016 tot en met 21-12-2020. Ten aanzien van de programmering wordt een doorkijk gegeven tot 2025. In 2018 vindt een evaluatie plaats, waarbij de aanpak en resultaten tegen het licht worden gehouden. Onderdeel van de bestuursovereenkomst is de Regionale Woon Programmering, kortweg RWP. In de RWP hebben de deelnemende partijen de plancapaciteit en behoefte vastgelegd evenals een aanpak om te komen tot een evenwichtige woningbouwprogrammering binnen de regio. In het kader van de bestuursovereenkomst is vastgelegd dat gemeenten iedere twee jaar bezien hoe de balans tussen vraag en aanbod (programmeringsstrategie) tot stand komt. In het hierboven genoemde RWP hebben alle Twentse gemeenten, op basis van een eerste verkenning, de harde plancapaciteit in beeld gebracht, welke is afgezet tegen de behoefteraming (Primos 2013). Hierdoor is een kwantitatief beeld ontstaan van de mate van overprogrammering. Volgens deze verkenning is er in Borne sprake van een overprogrammering van 230% ten opzichte van de geprognotiseerde behoefte. Dit percentage is zo hoog omdat tevens de uit te werken plannen worden meegerekend in de harde plancapaciteit.

Aangezien de Bornsche Maten een bijzondere positie heeft binnen de netwerkstad, is afgesproken dat Borne op jaarbasis 100 woningen mag toevoegen en dat de Bornsche Maten mag doorontwikkelen tot een wijk van 2.300 woningen. Deze uitleglocatie is daarom buiten dit kwalitatieve afwegingskader gehouden. Dat betekent dat niet overal meer ongelimiteerd kan worden gebouwd en maar dat het programma in balans moet worden gebracht met de actuele (te verwachten) vraag; herprogrammeren. Naast het ontwikkelen van woningbouw in de Bornsche Maten wil de gemeente ook kunnen blijven bouwen op locaties die bijvoorbeeld erg geschikt zijn voor een bepaalde doelgroep, of op plekken waar we in het bestaand stedelijk gebied leegstand willen tegengaan of gaten willen opvullen. Dat betekent dat de gemeente plannen en initiatieven beoordeeld op hun toegevoegde waarde en op basis daarvan keuzes maken. Om zowel de kwaliteit van het bestaand stedelijk gebied (bsg) te borgen als de woningbouwontwikkeling in de Bornsche Maten te stimuleren, is het voor de gemeente Borne van groot belang te zoeken naar een goede balans tussen bouwen in het bsg en bouwen op uitleglocaties.

Om nieuwe plannen in ontwikkeling te kunnen nemen (zachte plannen hard maken), dient de gemeente aan te geven hoe zij daarmee om gaat en welke harde plannen daadwerkelijk zacht worden gemaakt. Voor de Bornsche Maten is in dit verband al aangegeven dat de vierde fase ( 400 woningen), welke als reservelocatie is opgenomen in de Structuurvisie Borne 2030, niet meer in de woningbouwprogrammering wordt opgenomen. Daarnaast wordt, ten behoeve van het terugbrengen van de aanwezige overcapaciteit, op basis van de gemaakte inventarisatie van de harde plancapaciteit, keuzes gemaakt met betrekking tot het al dan niet of beperkt tot ontwikkeling brengen van locaties. Voor de aanwezige harde plancapaciteit die de gemeente Borne binnen het plangebied van onderhavig bestemmingsplan wil intrekken is een wijzigingsbevoegdheid binnen de bestemmingen Centrum - 1, Centrum - 2, Gemengd - 1 en Gemengd - 2 opgenomen. Het doel van deze wijzigingsbevoegdheid is om voorzienbaarheid te creëren door de plancapaciteit in harde plannen terug te brengen met een minimaal risico op schade. De wijzigingsbevoegdheid is zodanig concreet beschreven dat een redelijk denkend en handelend eigenaar, koper of anderszins belanghebbende daaruit de conclusie kan trekken dat de wijzigingsbevoegdheid voor hem gevolgen kan hebben. Deze belanghebbenden hebben gedurende een bepaalde termijn de mogelijkheid de woonbestemming alsnog te realiseren. Laten zij deze termijn ongebruikt voorbij gaan dan aanvaarden zij het risico dat de woonbestemmingen (bouwtitels) komen te vervallen en bestaat er geen grond voor tegemoetkoming in schade.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk.

De kosten voor het opstellen van het bestemmingsplan en de met de procedure gemoeide kosten komen voor rekening van de gemeente. Voorliggend bestemmingsplan biedt de planologische kaders om enkele nieuwe ontwikkelingen (zie par. 3.2) te realiseren. In geval van niet-gemeentelijke ontwikkelingen is waar nodig een overeenkomst met de betreffende initiatiefnemer gesloten, waarmee het kostenverhaal en het verhalen van eventuele planschade is geregeld. Daarnaast biedt het bestemmingsplan diverse mogelijkheden om met een omgevingsvergunning af te wijken van het bestemmingsplan of het bestemmingsplan te wijzigen. Hierbij zal per geval worden bezien of de kosten op een initiatiefnemer van een plan worden verhaald op basis van de gemeentelijke legesverordening of door het sluiten van een overeenkomst. Tevens zal, indien noodzakelijk, een planschadeovereenkomst worden gesloten met een initiatiefnemer van een plan. Op vorenstaande wijze is het verhaal van de kosten voor de gemeente anderszins verzekerd, zodat geen exploitatieplan hoeft te worden vastgesteld.

Bij vaststelling van dit bestemmingsplan door de gemeenteraad zal tevens het besluit worden genomen dat, voor die gevallen waar op basis van artikel 6.12 Wro juncto artikel 6.2.1 Bro een exploitatieplan verplicht is, geen exploitatieplan wordt vastgesteld, omdat de kosten anderszins verzekerd zijn.

Hoofdstuk 8 Overleg en inspraak

8.1 Inleiding

De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties, waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Pas daarna wordt de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan opgestart (artikel 3.8 Wro).

8.2 Inspraak

Een bestuursorgaan kan zelf besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. Voor het bestemmingsplan 'Algemene herziening Borne' zal geen inspraak in de vorm van een voorontwerpbestemmingsplan worden verleend.

8.3 Vooroverleg

8.3.1 Het Rijk

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.

8.3.2 Provincie Overijssel

Het bestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg naar de provincie toegezonden.

8.3.3 Waterschap Vechtstromen

Het bestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg naar het waterschap toegezonden.

8.3.4 Gemeente Hengelo

Het bestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg naar de gemeente toegezonden.

8.4 Vaststellingsprocedure

De vaststellingsprocedure van het bestemmingsplan zal plaatsvinden volgens de artikelen 3.7 t/m 3.9 van de Wet ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan wordt in dit kader ter visie gelegd gedurende een periode van zes weken. Gedurende deze periode kan een ieder zijn of haar zienswijzen kenbaar maken tegen het plan. Het plan zal daarna, al dan niet gewijzigd, ter vaststelling worden aangeboden aan de gemeenteraad.