Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Muldersweg
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0141.BP00109-0401

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. grondgebonden agrarisch gebruik;
  2. teeltondersteunende voorzieningen;
  3. het behoud en de versterking van aanwezige landschapswaarden;
  4. groenvoorzieningen;
  5. verkeersvoorzieningen ten behoeve van het bestemmingsverkeer;
  6. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, verhardingen en groenvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen en buiten het bouwvlak is maximaal 3 meter;
  2. de bouwhoogte van boogkassen ten behoeve van teeltondersteunende voorzieningen is maximaal 1,20 meter.
 
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 3, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
  
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het kappen en/of rooien van bomen en houtgewas en het verwijderen van diepwortelende beplanting;
  2. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte van de aan te brengen verharding 100 m2 of meer bedraagt;
  3. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  4. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  5. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  6. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik.
 
3.5.2 Uitzondering op het verbod
Het in artikel 3 lid 5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. het normale onderhoud betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan.
De in artikel 3 lid 5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de gronden.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van hetgeen bepaald is in artikel 5 de gronden ter plaatse van de 'wro-zone - wijzigingsgebied' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', met dien verstande dat:
    1. de voorkeursgrenswaarden voor geluidgevoelige functies zoals genoemd in de Wet geluidhinder, zoals deze luidde op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerpplan in acht worden genomen;
    2. voor de vaststelling van het bestemmingsplan hogere grenswaarden op grond van de Wet geluidhinder is vastgesteld;
    3. wordt voldaan aan de woningbouwprogrammering van de gemeente Almelo;
    4. niet meer dan twee vrijstaande woningen worden gebouwd.
  2. Burgemeester en wethouders wijzigen het plan zoals bedoeld in lid 1 slechts indien:
    1. de ruimtelijke en functionele structuur ter plaatse wordt gewaarborgd;
    2. er sprake is van een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing;
    3. een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken wordt voorkomen; onder onevenredig wordt in ieder geval verstaan dat de aangrenzende gronden en bouwwerken niet meer gebruikt kunnen worden waarvoor deze bedoeld zijn;
    4. de verkeersveiligheid, de brandveiligheid en een adequate brand- en rampenbestrijding worden gewaarborgd.