direct naar inhoud van Artikel 4 Wonen
Plan: Aadorp Kerkhofsweg
Status: geconsolideerde versie
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0141.BP00087-0601

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen met de daarbij bijhorende bouwwerken, andere bouwwerken, tuinen en andere bijbehorende voorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Hoofdgebouwen

Op gronden met de bestemming “Wonen” mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming met dien verstande dat:

  • a. de hoofdgebouwen, uitsluitend grondgebonden woningen, binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;
  • b. per bouwvlak één grondgebonden woning is toegestaan;
  • c. de afstand aan weerszijden van niet aaneen gebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt tenminste 3 m, tenzij door de bebouwingsgrens anders is bepaald;
  • d. de goothoogte mag niet meer dan 3,5 meter bedragen;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer dan 8 meter bedragen;
  • f. de dakhelling bedraagt minimaal 30° en maximaal 45°.

4.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3.30 m;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak bedraagt ten hoogste:
    • 1. 50 m²;
    • 2. 75 m² voor percelen groter dan 500m²;
    • 3. 100 m² voor percelen groter dan 1000 m²;

Met dien verstande dat:

      • tenminste 50 % van het buiten het bouwvlak gelegen bouwperceel onbebouwd en onoverdekt blijft;
      • de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken die op dat gedeelte van het bouwperceel zijn of worden gebouwd, waar het hoofdgebouw nog volgens het bepaalde in artikel 4.2.1 lid a als hoofdgebouw vergroot kan worden, niet wordt gerekend tot de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken.

4.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van andere-bouwwerken bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de hoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen te stellen ten aanzien van het uitoefenen van aan huis verbonden (bedrijfs)activiteiten indien dit noodzakelijk is:

  • a. ter voorkoming van een onevenredige verkeers- en parkeeroverlast; onder onevenredig wordt in ieder geval verstaan dat er in de (verwachte) situatie, gedurende het uitoefenen van het beroep aan huis met méér dan één auto/voertuig een (vrijwel) permanente aanspraak wordt gemaakt op de openbare parkeerruimte in de omgeving;
  • b. ter waarborging van de ruimtelijke en functionele structuur ter plaatse;
  • c. ter voorkoming van het plaatsen van een reclamebord/naambord groter dan 0,3 m².

4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 4.1 voor een wijziging in het gebruik van de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van een aan huis verbonden beroep (met uitzondering van een kindercentrum), mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de woonfunctie behouden blijft;
    • 2. het ondergeschikte medegebruik van de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen dient beperkt te blijven tot een ruimte (of ruimten) met een maximum totale bruto-vloeroppervlakte van 25% van de brutovloeroppervlakte van de woning en de daarbij behorende – al dan niet aangebouwde bijgebouwen, met een maximum van 50 m²;
    • 3. het ondergeschikte medegebruik van de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen mag niet bestaan uit detailhandel (met uitzondering van kapsalons) en/of horeca en/of een seks- en/of pornobedrijf en/of prostitutiebedrijf; ;
    • 4. er dient een directe relatie te bestaan tussen het aan huis verbonden (en uit te oefenen) beroep en de (hoofd)bewoner(s) van de woning;
    • 5. de uitoefening van het aan huis verbonden beroep mag (naar verwachting) geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren of afbreuk doen aan de beleving van de woonomgeving;
    • 6. de uitoefening van het aan huis verbonden beroep mag er niet toe leiden dat er (naar verwachting) een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte ontstaat. Onder onevenredig wordt in elk geval verstaan dat er in de (verwachte) situatie, gedurende het uitoefenen van het beroep aan huis, met méér dan 1 auto/voertuig een (vrijwel) permanente aanspraak wordt gedaan op de openbare parkeerruimte in de omgeving.
  • b. lid 4.2.1 onder f en toestaan dat de dakhelling ten hoogste 60° bedraagt;
  • c. lid 4.2.2 onder a en toestaan dat een kap op de aan-/uitbouwen en bijgebouwen wordt geplaatst, mits de aan-/uitbouwen en bijgebouwen ondergeschikt blijven aan het hoofdgebouw met dien verstande dat;
      • de nok van de aan-/uitbouw tenminste 1 m. onder de nok van het hoofdgebouw blijft;
      • een goothoogte van maximaal 4,50 m is toegestaan, mits de goothoogte van de aan-/uitbouw niet hoger is dan de goothoogte van het hoofdgebouw;
      • de bouwhoogte van het bijgebouw een maximum hoogte krijgt van 6 m.
  • d. lid 4.2.2 onder c en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van alle bijgebouwen buiten het bouwvlak met ten hoogste 25 m² wordt vergroot, met dien verstande dat tenminste 50 % van het buiten het bouwvlak gelegen bouwperceel onbebouwd en onoverdekt blijft;
    • 1. van het bepaalde in lid 4.2.3 voor de verhoging van andere bouwwerken tot 3 m.

4.4.2 Voorwaarden

Afwijken bij een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.4.1 wordt is slechts mogelijk indien:

  • a. de bebouwingskarakteristiek van de straat en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • b. geen blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in het bestemmingsplan beschreven en te beschermen stedenbouwkundige structuur en/of de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied;
  • c. geen verkeersonveilige situaties ontstaan.