direct naar inhoud van 4.8 Veiligheid
Plan: Noordbroek 15
Status: geconsolideerde versie
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0141.BP00084-0601

4.8 Veiligheid

4.8.1 Externe veiligheid

Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. De aanwezigheid of het nieuw vestigen van dergelijke activiteiten kunnen beperkingen opleggen aan de omgeving, doordat veiligheidsafstanden tussen risicovolle activiteiten en kwetsbare objecten, zoals woningen, nodig zijn. Aan de andere kant is het rijksbeleid er op gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed op elkaar worden afgestemd.

Landelijke wet- en regelgeving en gemeentelijk beleid, neergelegd in de nota Extern Veiligheidsbeleid "Verantwoord evenwicht" zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 3 juli 2007, geeft het kader waarbinnen de afwegingen plaats dienen te vinden. In de nota is vastgelegd dat voor woongebieden een zo groot mogelijke veiligheid wordt nagestreefd. In woongebieden worden geen nieuwe risicobronnen toegelaten.

Er moet worden voldaan aan strikte risicogrenzen. Die beperkingen moeten in milieuvergunningen en bestemmingsplannen zijn vastgelegd. Een en ander brengt met zich mee dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen.

Het plan is getoetst aan de wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Bij de toetsing zijn de volgende regelingen betrokken:

  • de beleidsrichtlijn opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik;
  • het besluit Besluit Risico's Zware Ongevallen 1999 (BRZO), inclusief het Register Risicosituatie Gevaarlijke Stoffen (RRGS);
  • het ‘Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen’ (BEVI), de ‘Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen’ (REVI) voor bedrijven die gevaarlijke stoffen op-overslaan en/of be-/verwerken, oktober 2004/2007 en het Vuurwerkbesluit;
  • de Wet vervoer gevaarlijk stoffen (Wvgs) en de ‘circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen’ (cRNVGS) voor transportroutes van gevaarlijke stoffen over de weg, water en het spoor, augustus 2004;
  • de verruimde reikwijdte Wet milieubeheer / Regulering vervoer gevaarlijke stoffen per spoor;
  • de ‘circulaire Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen’ uit 1984 en de circulaire K1K2K3 brandbare vloeistoffen. Vanwege de veroudering van deze documenten is voorts het voorstel ‘Bestuurlijke afspraken risicoafstanden aardgastransportleidingen’ van 1 juli 2005 en het Programmaplan Buisleidingen van januari 2007 bij de beoordeling betrokken.

De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (artikel 1 van het BEVI). Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, bejaardentehuizen en kinderopvang en dagverblijven. Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kleine kantoren, winkels, horeca en parkeerterreinen.

Er wordt bij externe veiligheid onderscheid gemaakt in plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6). Dit is de kans dat een denkbeeldig persoon, die zich een jaar lang permanent op de betreffende plek bevindt (de plek waarvoor het risico is uitgerekend), dodelijk verongelukt door een ongeval. Deze kans mag niet groter zijn dan eens in de miljoen jaar. Elke ruimtelijke ontwikkeling wordt getoetst aan het plaatsgebonden risico van 10-6 als grenswaarde.

Het groepsrisico geeft de kans aan dat in één keer een groep mensen die zich in de omgeving van een risicosituatie bevindt, dodelijk door een ongeval wordt getroffen. Groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij groepsrisico is het dan ook niet een contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Welke kans nog acceptabel geacht wordt, is afhankelijk van de omvang van de ramp. Een ongeval met 100 doden leidt tot meer ontwrichting, leed en emoties, dan een ongeval met 10 dodelijke slachtoffers. Aan de kans op een ramp met 100 doden wordt dan ook een grens gesteld, die een factor honderd lager ligt dan voor een ramp met 10 doden. In het Bevi (stb. 250, 2004) wordt verder een verantwoordingsplicht (door de overheid) voor het groepsrisico rond inrichtingen wettelijk geregeld (art. 13). De verantwoording houdt in dat wordt aangegeven of risico's acceptabel zijn.

4.8.1.1 Situatie in het plangebied

Aan hand van de Risicokaart Overijssel is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de risicokaart Overijssel staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de risicokaart dertien soorten rampen weergegeven. In de volgende afbeelding is een uitsnede van de risicokaart weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.BP00084-0601_0017.png"

Figuur 4.2. Uitsnede risicokaart Overijssel (Bron: Provincie Overijssel)

Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied:

  • zich niet bevindt binnen de risicocontour van Bevi- en Brzo-inrichtingen danwel andere inrichtingen die vallen onder het Vuurwerkbesluit (plaatsgebonden risico);
  • zich niet bevindt in een gebied waarbinnen een verantwoording van het groepsrisico nodig is;
  • niet is gelegen binnen de veiligheidsafstanden van het vervoer gevaarlijke stoffen;
  • niet is gelegen binnen de veiligheidsafstanden van buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

4.8.1.2 Vuurwerkbesluit

Op 1 maart 2002 is het Vuurwerkbesluit in werking getreden. Het besluit maakt onder meer onderscheid tussen consumenten- en professioneel vuurwerk, hanteert strikte veiligheidsafstanden voor vuurwerkbedrijven in relatie tot de bebouwde omgeving en stelt scherpe eisen aan de opslag van vuurwerk.

Bij de vaststelling van bestemmingsplannen moeten de strikte veiligheidsafstanden in acht worden genomen. Het begrip veiligheidsafstand wordt gebuikt om de risicozone bij vuurwerk aan te duiden.

Voor bedrijven waar meer dan 10.000 kilogram consumentenvuurwerk mag worden opgeslagen, geldt een afstand van ten minste 20 meter ten opzichte tot kwetsbare objecten op voorwaarde dat het vuurwerk in transportverpakking is opgeslagen. Onder deze condities geldt een maximum per bewaarplaats van 50.000 kilogram. Voor inrichtingen met een opslag van minder dan 10.000 kilogram consumentenvuurwerk geldt een afstand van ten minste 8 meter tot kwetsbare objecten.

Voor bedrijven met professioneel vuurwerk, al dan niet in combinatie met consumentenvuurwerk, geldt een afstand van 400 meter ten opzichte van kwetsbare objecten indien tot en met 750 kg netto explosieve massa wordt opgeslagen en een afstand van 800 meter indien meer dan 750 kg en maximaal 6000 kilogram netto explosieve massa wordt opgeslagen.

De voorziening van RUBRO B.V. valt onder de werking van het Vuurwerkbesluit. RUBRO B.V. slaat aan de Noordbroek 15 uitsluitend consumentenvuurwerk op. Het bedrijf mag, conform de milieuvergunning maximaal 49.999 kilogram consumentenvuurwerk opslaan. Voor consumentenvuurwerk geldt dat de afstand tussen de bewaarplek van inrichtingen met meer dan 10.000 kilogram consumentenvuurwerk en de dichtstbijzijnde woning of andere kwetsbare objecten minimaal 20 meter moet zijn. Deze veiligheidsafstand van 20 meter hangt samen met het feit of het een bewaarplaats of een bufferbewaarplaats betreft en de grootte van de deuropening. In het voorliggende geval betreft het enkel een bewaarplaats waar verpakt consumentenvuurwerk wordt opgeslagen. Dit vuurwerk wordt niet uit de transportverpakking genomen of onverpakt bewaard.. De deuropening is kleiner dan 4 m². Derhalve dient, zoals blijkt uit Bijlage 3 van het Vuurwerkbesluit, in voorwaartse richting een veiligheidsafstand van 20 meter aangehouden te worden. Op de verbeelding is deze veiligheidsafstand weergegeven. In de regels is geregeld dat binnen deze veiligheidszone geen kwetsbare objecten mogen worden opgericht.

Op het bedrijventerrein Noordbroek bevinden zich geen woningen of andere kwetsbare objecten. De dichtstbijzijnde woningen en/of kwetsbare objecten vallen ver buiten de gestelde veiligheidsafstand zoals deze in acht genomen moet worden bij de voorziening van RUBRO B.V. De beperkte uitbreiding van de voorziening heeft geen invloed op de veiligheidsafstand van 20 meter. Deze blijft gehandhaafd en hier wordt ruimschoots aan voldaan.

Een en ander brengt met zich mee dat het project in overeenstemming is met wet- en regelgeving terzake van externe veiligheid.

4.8.2 Fysieke veiligheid

Het aspect fysieke veiligheid beoogt het beschermen van mens, dier en milieu tegen (de gevolgen van) ongevallen en rampen. Ondanks de gerealiseerde veiligheidsmaatregelen en -voorzieningen blijft er een restrisico waarbinnen incidenten plaats kunnen vinden.

Bij nieuwe of bij het actualiseren van bestaande bestemmingsplannen toetst de afdeling Veiligheid & Hulpverlening van de gemeente Almelo de fysieke veiligheidsaspecten van de ruimtelijke ontwikkeling aan landelijke, regionale en gemeentelijke richtlijnen en/of regelgeving.

De handleiding Bluswatervoorziening en bereikbaarheid van de Nederlandse Vereniging van Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR) van september 2003 geldt daarbij als uitgangspunt. Dit betreft de volgende onderdelen:

  • 1. bereikbaarheid;
  • 2. opkomsttijd;
  • 3. bluswatervoorziening;
  • 4. zelfredzaamheid;
  • 5. sirenedekking;
  • 6. samenhang veiligheidsketen.

4.8.2.1 Situatie in het plangebied

Bij het plangebied ligt een blusleiding met een diameter van 110pvc. Deze levert in theorie 60m3/per uur. Omdat het een doodlopende leiding is, is de vraag of de leiding in praktijk ook 60m3/per uur levert. Hiervoor zijn capaciteitsmetingen nodig. Verder ligt er op het eigen terrein van het naastgelegen pand een geboorde put.

Binnen 40 meter afstand van de brandweertoegang ligt een brandkraan. Op het moment dat de brandweertoegangen verplaatsen dient rekening te worden gehouden met een extra brandkraan.

Het plangebied ligt niet binnen het dekkingsgebied van een sirene. Verder ligt het plangebied aan het einde van een doodlopende weg. Bij wegopbrekingen zou dit consequenties kunnen hebben voor de bereikbaarheid.  

Uit gegevens van de Hulpverleningsdienst Regio Twente blijkt dat de brandweer in theorie binnen 10 minuten ter plaatse kan zijn.