direct naar inhoud van 4.4 Bodemkwaliteit
Plan: Noordbroek 15
Status: geconsolideerde versie
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0141.BP00084-0601

4.4 Bodemkwaliteit

4.4.1 Algemeen

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient een bodemonderzoek te worden verricht.

Door Sigma Bouw & Milieu is door middel van een verkennend bodemonderzoek de bodem in het plangebied onderzocht. Het onderzoek is opgenomen in Bijlage 1 van deze toelichting

4.4.2 Hypothese

Volgens de onderzoeksnorm NEN 5740 dient, m.b.t. de aanwezigheid van eventuele bodemverontreiniging, vooraf een onderzoekshypothese te worden opgesteld. De hypothese kan worden opgesteld op basis van bekende (historische) gegevens. Uit de betrokken informatie kan blijken dat de onderzoekslocatie, vooraf als "verdacht" of "onverdacht" wordt aangemerkt. Op basis van de historische informatie uit het vooronderzoek blijkt dat zich op betreffende onderzoekslocatie geen potentieel verdachte deellocaties bevinden.

De onderzoekslocatie wordt in eerste aanleg als milieukundig "onverdacht" aangemerkt. Op basis van deze hypothese is het bodemonderzoek op de locatie uitgevoerd conform de bijbehorende onderzoeksstrategie, volgens NEN 5740, strategie voor onverdachte locaties.

4.4.3 Grond

Bovengrond

Bovengrondmengmonster X01 bevat een verhoogd gehalte koper, kwik en zink (zware metalen) en polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK) t.o.v. de streefwaarde.
De licht verhoogd aangetoonde gehalten koper, kwik en zink (zware metalen) eb polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK) in het bovengrondmengmonster X01 geven geen aanleiding tot het instellen van een nader onderzoek.

Ondergrond

Ondergrondmengmonster X02 bevat geen van de onderzochte componenten verhoogd t.o.v. de streefwaarde.

4.4.4 Grondwater

Het grondwater ter plaatse van peilbuis 1 bevat een verhoogd gehalte chroom (zware metalen) t.o.v. de streefwaarde.
Het licht verhoogd aangetoonde gehalte chroom (zware metalen) in het grondwater t.p.v. peilbuis 1 geeft geen aanleiding tot het instellen van een nader onderzoek.

4.4.5 Toetsing Hypothese

Op basis van de vooraf gestelde hypothese is de onderzoekslocaties in eerste aanleg als milieukundig onverdacht aangemerkt.

De bovengrond alsmede het grondwater ter plaatse van de onderzoekslocatie bevat plaatselijk lichte verontreinigingen t.o.v. de streefwaarde. De plaatselijk lichte verontreinigingen zijn in relatief geringe mate aangetoond en geven geen aanleiding tot het instellen van een nader onderzoek.

De onderzoeksresultaten stemmen derhalve formeel niet geheel overeen met de gestelde hypothese.
De vooraf gehanteerde hypothese is gezien de doelstelling van het onderzoek alsmede de onderzoeksresultaten, echter voldoende om conclusies te verbinden omtrent de bodemkwaliteit t.p.v. de onderzoekslocatie.

4.4.6 Conclusie

Op basis van de onderzoeksresultaten zijn er uit milieuhygiënische overwegingen in relatie tot de bodemkwaliteit, ons inziens, geen belemmeringen ten aanzien van de beoogde gebruiksmogelijkheden van de onderzoekslocatie.