Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Workerlanden 1
Status: onherroepelijk
Plan identificatie: NL.IMRO.0141.BP00079-0601

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

 
De op de plankaart voor "Wonen (W)" aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen met de daarbij behorende bijgebouwen en andere bouwwerken ten behoeve van de bestemming, tuinen, infiltratie, berging en afvoer van hemelwater en andere bijbehorende voorzieningen.

4.2 Bouwregels

 
  1. Op gronden met de bestemming "Wonen (W)" mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming met dien verstande dat:
    1. de hoofdgebouwen binnen de op de plankaart aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;
    2. per bouwvlak één vrijstaande wooneenheid is toegestaan;
    3. de dakhelling minimaal 25º dient te bedragen;
    4. de goot- en/of bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte” is aangegeven; 
  1. Voor het bouwen van aan- /uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
    1. De bouwhoogte bedraagt maximaal 3,50 m1;
    2. Voor aan-/uitbouwen bij niet aaneen gebouwde woningen geldt dat de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 m1 bedraagt; met dien verstande dat aan één zijde een strook van minimaal 3 m1 vrij dient te blijven van vergunningplichtige bouwwerken.
    3. De gezamenlijke oppervlakte van alle aan-/uitbouwen en bijgebouwen buiten het bouwvlak bedraagt maximaal 75 m², met dien verstande dat:
      1. minimaal 50 % van het buiten het bouwvlak gelegen bouwperceel onbebouwd en onoverdekt blijft;
      2. de oppervlakte van de aan-/uitbouwen en bijgebouwen die op dat gedeelte van het bouwperceel zijn of worden gebouwd, waar het hoofdgebouw nog volgens het bepaalde onder 4.2 lid A, sublid 1 van dit artikel als hoofdgebouw vergroot kan worden, niet wordt gerekend tot de gezamenlijke oppervlakte aan aan- /uitbouwen en bijgebouwen.
    4. aan-, uit- en bijgebouwen alleen mogen worden opgericht achter de denkbeeldige lijn in het verlengde van de naar de weg toegekeerde voor- en/of zijgevel(s);
    5. de afstand van de voorgevel van een aan-, uit- of bijgebouw tot de voorgevel van het hoofdgebouw en/of het verlengde hiervan bedraagt minimaal 3 m1. 
  1. voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
    1. de hoogte van andere-bouwwerken bedraagt maximaal 2 m1;
    2. de hoogte van erfafscheidingen voor (het verlengde van) een naar een weg gekeerde gevel bedraagt maximaal 1 m1;
    3. de hoogte van overige erfafscheidingen bedraagt maximaal 2 m1.

4.3 Nadere eisen

 
  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van bouwwerken alsmede de inrichting van de gronden voor wat betreft de aanleg en omvang van parkeer- en groenvoorzieningen en de aanleg en profilering van wegen indien dit noodzakelijk is:
    1. ter waarborging van de ruimtelijke en functionele structuur ter plaatse;
    2. voor een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing;
    3. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken; onder onevenredig wordt in ieder geval verstaan dat de aangrenzende gronden en bouwwerken niet meer gebruikt kunnen worden dan waarvoor deze bedoeld zijn;
    4. ter waarborging van de verkeersveiligheid, de brandveiligheid en een adequate brand- en rampenbestrijding. 
  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van het uitoefenen van aan huis verbonden (bedrijfs)activiteiten, zoals omschreven in lid a. van dit artikel, indien dit noodzakelijk is:
    1. ter voorkoming van een onevenredige verkeers- en parkeeroverlast; onder onevenredig wordt in ieder geval verstaan dat er in de (verwachte) situatie, gedurende het uitoefenen van het beroep aan huis met méér dan één auto/voertuig een (vrijwel) permanente aanspraak wordt gemaakt op de openbare parkeerruimte in de omgeving;
    2. ter waarborging van de ruimtelijke en functionele structuur ter plaatse;
    3. ter voorkoming van het plaatsen van een reclamebord/naambord groter dan 0,3 m².

4.4 Afwijken van de bouwregels

 
  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 ontheffing te verlenen van het bepaalde in 4.2:
    1. onder 4.2 b onder 1 en kunnen toestaan dat een kap op de aan-/uitbouwen en bijgebouwen wordt geplaatst, mits de aan-/uitbouwen en bijgebouwen ondergeschikt blijven aan het hoofdgebouw met dien verstande dat:
      1. de nok van de aan-/uitbouw minimaal 1 m1 onder de nok van het hoofdgebouw blijft;
      2. de bouwhoogte maximaal 6,50 m mag bedragen.
    2. onder 4.2 b onder 2 voor vermindering van de voorgeschreven afstand tot de zijdelingse perceelsgrens tot 0 m;
    3. onder 4.2 c onder 3 kunnen toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van alle bijgebouwen buiten het bouwvlak met maximaal 25 m² wordt vergroot, met dien verstande dat minimaal 50 % van het buiten het bouwvlak gelegen bouwperceel onbebouwd en onoverdekt blijft;
    4. onder 4.2 b onder 5 voor de vermindering van de voorgeschreven afstand tot de voorgevel tot 0 m1.
    5. onder 4.3 c onder 1 tot verhoging van andere bouwwerken tot 3 m1. 
  1. Ontheffing als bedoeld in lid 1 wordt slechts verleend, indien:
    1. de bebouwingskarakteristiek van de straat en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
    2. geen blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige structuur en/of de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied;
    3. geen verkeersonveilige situaties ontstaan.

4.5 Specifieke gebruiksregels

 
Het zelfstandig bewonen van vrijstaande gebouwen – geen hoofdgebouwen zijnde – wordt in elk geval strijdig met de bestemming geacht.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

 
  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van het bepaalde in artikel 9, ontheffing te verlenen voor een wijziging in het gebruik van de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van een aan huis verbonden beroep (met uitzondering van een kindercentrum), mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    1. de woonfunctie behouden blijft;
    2. het ondergeschikte van de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen dient beperkt te blijven tot een ruimte (of ruimten) met een maximum totale bruto-vloeroppervlakte van 25 % van de bruto-vloeroppervlakte van de woning en de daarbij behorende – al dan niet aangebouwde bijgebouwen, met een maximum van 50 m²;
    3. het ondergeschikte medegebruik van de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen mag niet bestaan uit detailhandel (met uitzondering van kapsalons) en/of horeca en/of prostitutie;
    4. er dient een directe relatie te bestaan tussen het aan huis verbonden (en uit te oefenen) beroep en de (hoofd)bewoner(s) van de woning;
    5. de uitoefening van het aan huis verbonden beroep mag (naar verwachting) geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren of afbreuk doen aan de beleving van de woonomgeving;
    6. de uitoefening van het aan huis verbonden beroep mag er niet toe leiden dat er (naar verwachting) een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte ontstaat. Onder onevenredig wordt in elk geval verstaan dat er in de (verwachte) situatie, gedurende het uitoefenen van het beroep aan huis, met méér dan 1 auto/voertuig een (vrijwel) permanente aanspraak wordt gedaan op de openbare parkeerruimte in de omgeving.  
  1. Ontheffing, zoals bedoeld in lid a wordt slechts verleend indien:
    1. de bebouwingskarakteristiek van de straat en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
    2. geen blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige structuur en/of de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied;
    3. geen verkeersonveilige situaties ontstaan.