direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijf
Plan: Woongebied Indië Deel 1
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0141.BP00051-0402

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die voorkomen in milieucategorie A, zoals vermeld in de bij deze regels behorende bijlage I, Staat van Bedrijfsactiviteiten, met inbegrip van ondergeschikte horeca en ondergeschikte detailhandel;
  • b. bergingen en andere nevenruimten;
  • c. aan de hoofdfunctie ondergeschikte nuts- en vergelijkbare voorzieningen, verkeers- en groenvoorzieningen, tuinen, erven, openbare ruimte en terreinen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. voorzieningen ten behoeve van afvoer, (tijdelijke) berging en infiltratie van hemelwater.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen zijn alleen toegestaan binnen de in het bestemmingsplan aangegeven bouwvlakken;
  • b. minimum afstand tot zijdelingse terreingrens: 3 meter;
  • c. minimum tot achterste perceelsgrens: 3 meter;
  • d. maximum bouwhoogte: zoals met de aanduiding “maximale bouwhoogte” staat aangeduid.
3.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. maximum bouwhoogte terreinafscheidingen: 2 meter;
  • b. maximum bouwhoogte overige: 6 meter.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van hetgeen bepaald in artikel 14 van deze regels, bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van bouwwerken alsmede de inrichting van de gronden voor wat betreft de aanleg en omvang van parkeer- en groenvoorzieningen en de aanleg en profilering van wegen indien dit noodzakelijk is:

  • a. ter waarborging van de ruimtelijke en functionele structuur ter plaatse;
  • b. voor een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing;
  • c. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • d. ter waarborging van de verkeersveiligheid, de brandveiligheid en een adequate brand- en rampenbestrijding;
  • e. in verband met de gewenste parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang op eigen terrein;
  • f. in verband met handhaving van de voorgeschreven parkeernormen.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Parkeren

Voor parkeren geldt een parkeernorm van 1,7 parkeerplaatsen per 100 m² bvo op eigen terrein;

3.5 Afwijking van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder c van de Wet ruimtelijke ordening, om in afwijking van het bepaalde in lid 3.4.1 een omgevingsvergunning te verlenen, met dien verstande dat van de aangegeven parkeernormen dan wel de verplichting om de parkeerplaatsen op eigen terrein te realiseren afgeweken mag worden indien uit onderzoek blijkt dat op andere wijze wordt voorzien in de parkeerbehoefte.