Plannaam: Noord Turfkade
IMRO-idn: NL.IMRO.0141.BP00043-0601
Type Plan: ex art. 10 WRO beheer/ontwikkeling
Status: Onherroepelijk

Regels

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

 

1.1 plan:

het bestemmingsplan Noord Turfkade van de gemeente Almelo;

 

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0141.BP00043-0402 daarbij behorende regels en bijlagen;

 

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

1.5 aangebouwd bijbehorend bouwwerk:

een aan een hoofdgebouw gebouwd bouwwerk, dat architectonisch/bouwkundig ondergeschikt is aan het hoofdgebouw (aan- en uitbouw);

 

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

 

1.7 bebouwingspercentage:

een op de kaart of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel binnen het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

 

1.8 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke;

 

1.9 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slecht bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

 

1.10 beperkt kwetsbaar object:

een object zoals gedefinieerd in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen van 27 mei 2004, staatsblad 2004, nr 250.

 

1.11 Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen:

Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen zoals deze luidde op 27 mei 2004, staatsblad 2004, nr. 250.

 

1.12 bestaande situatie (bebouwing en gebruik):

bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerpplan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;

het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;

 

 

 

1.13 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

 

1.14 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

1.15 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd, of ander bouwwerk, met een dak;

 

1.16 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

 

1.17 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

 

1.18 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder;

 

1.19 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

1.20 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

 

1.21 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwzijnde zijn toegelaten;

 

1.22 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

 

1.23 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

 

1.24 dansschool:

een bedrijf dat gericht is op het tegen betaling geven van danslessen;

 

1.25 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 

1.26 dienstverlening:

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

 

1.27 fitness:

een bedrijf dat tegen betaling het gebruik van fitness-toestellen toestaat om het lichaam te trainen, alsmede het geven van lessen in individueel of groepsverband op deze toestellen;

 

1.28 fysiotherapie:

een medisch bedrijf dat gericht is op het verhelpen van bewegings- en houdingsproblemen door middel van lichaamsoefeningen en massage;

 

1.29 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

1.30 geluidsdominante inrichting:

een inrichting conform bijlage 2;

 

1.31 geprojecteerd kwetsbaar object:

een nog niet aanwezig kwetsbaar object dat op grond van het onderhavige bestemmingsplan is toegestaan;

 

1.32 grenswaarde:

de grenswaarde als bedoeld in artikel 5.1 derde lid van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen ten aanzien van het niveau van het plaatsgebondenrisico;

 

1.33 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht;

 

1.34 horeca

een bedrijf dat geheel of gedeeltelijk is gericht op het bieden van logies (hotel en dergelijke), het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse (restaurant, bistro, eethuis en dergelijke), het ter plaatse verstrekken van dranken (café, bar en dergelijke) en het houden van feesten en partijen, al dan niet voor het algemeen publiek toegankelijk (partycentra, discotheek, dancing en dergelijke).

 

1.35 houtsingel:

een zelfstandig liggend lijnvormig landschapselement bestaande uit beplanting van (streekeigen) bomen en struiken;

 

1.36 kantoor:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden;

 

1.37 kwetsbaar object:

een object zoals gedefinieerd in het Besluit Externe Veiligheid van 27 mei 2004, staatsblad 2004, nr. 250.

 

1.38 open opslag:

de opslag van afval, gerede en ongerede goederen of onderdelen hiervan, zoals puin, grind, vaten, kisten, containers, bouwmaterialen, werktuigen, machines en dergelijke op de onbebouwde gronden, met uitzondering van voertuigen bestemd voor de verkoop voor zover de verkoop hiervan op grond van het bestemmingsplan of een verleende ontheffing toegestaan is.

 

1.39 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan het productieproces;

 

1.40 restaurant:

een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

 

1.41 richtwaarde:

de richtwaarde zoals bedoeld ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen van 27 mei 2004, staatsblad 2004, nr. 250;

 

1.42 risicovolle inrichting:

een inrichting bij welke, ingevolge artikel 2 van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen van 27 mei 2004, staatsblad 2004, nr. 250, dan wel inrichtingen waarde van 10 -6 contour de perceelsgrens overschrijdt.

 

1.43 veiligheidszone:

de zone welke niet mag worden overschreden door de grenswaarde of richtwaarde voor het plaatsgebonden risico c.q. door een plaatsgebonden risico-afstand welke geldt voor aanwezige of te vestigen risicobedrijven.

 

1.44 verbeelding:

de weergave van de inhoud van een bestemmingsplan (onder tek.nr. NL.IMRO.0141.BP00043-0402) conform het gestelde in de Regeling Standaarden Ruimtelijke Ordening 2008. Onder het begrip 'verbeelding' wordt zowel de analoge wijze als de digitale wijze verstaan;

 

1.45 vloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken op de begane grond;

 

1.46 vrijstaand bijbehorend bouwwerk:

een vrijstaand gebouw dat architectonisch/bouwkundig ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en ten dienste staat van dat hoofdgebouw (bijgebouw);

 

1.47 woonwagen:

voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

 

1.48 zakelijke dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten en/of het leggen van contacten of het uitvoeren van commerciële handelingen, uitgezonderd detailhandel.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

 

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

 

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

 

2.5 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;

 

2.6 peil:

  1. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;

  2. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Bedrijf - 3.2

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

  1. De voor 'Bedrijf - 3.2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

    1. bedrijven zoals genoemd in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 1) onder de categorieën 1 tot en met 3.2;

    2. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': een restaurant op de begane grond met een maximale bedrijfsvloeroppervlakte van 300 m2;

    3. ter plaatse van de aanduiding 'gezondheidszorg': een praktijk fysiotherapie en fitness op de eerste verdieping met een gezamenlijke maximale bedrijfsvloeroppervlakte van 770 m2;

    4. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': een bedrijfswoning;

    5. ter plaatse van de aanduiding 'gronddepot': een gronddepot;

    6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - koffiebranderij': een koffiebranderij;

    7. ter plaatse van de aanduiding 'waterzuiveringsinstallatie': een rioolwaterzuiveringsinstallatie in de milieucategorie 4.1;

    8. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - rubber en kunststofbedrijf': een rubber en kunststofbedrijf;

    9. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - constructiewerkplaats': een constructiewerkplaats in open lucht, p.o. < 2.000 m2;

    10. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': een kantoor;

    11. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kinderopvang': een faciliteit voor kinderopvang ten behoeve van het ten tijde van de vaststelling van dit plan aanwezige bedrijf;

    12. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg': de verkoop en opslag van motorbrandstoffen inclusief lpg;

    13. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg': de verkoop en opslag van motorbrandstoffen exclusief lpg;

 

met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, bouwwerken ten behoeve van voorzieningen van openbaar nut, groenvoorzieningen, interne ontsluitingswegen, verhardingen, parkeervoorzieningen, infiltratie, berging en afvoer van hemelwater en andere bijbehorende voorzieningen.

 

Met dien verstande dat:

    1. de voorgeschreven afstanden zoals genoemd in de bij deze voorschriften behorende Bijlage I, Staat van Bedrijfsactiviteiten, in acht worden genomen;

    2. risicovolle inrichtingen, zoals bedoeld in het "Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen", slechts zijn toegestaan op percelen welke op de plankaart zijn voorzien van de aanduiding 'risicovolle inrichting' (ri) voorzover de toepasselijke grenswaarden of richtwaarden voor het risico en de risicoafstanden, de rond met deze aanduiding aangegeven percelen gelegen gebiedsaanduiding 'veiligheidszone-lpg', niet worden overschreden;

    3. overige risicovolle inrichtingen die niet zijn genoemd in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen de plaatsgebonden 10-6 veiligheidszone van de eigen perceelsgrenzen niet overschrijden;

    4. zelfstandige kantoren mogen, indien het bebouwingspercentage dit toelaat, per bouwperceel een maximum vloeroppervlakte hebben van 1500 m2 waarbij de vestiging van een kantoor niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en milieutechnische ruimte van de aangrenzende gronden.

 

  1. Van het bepaalde in 3.1.1 zijn uitgezonderd:

    1. bedrijven welke voorkomen in de bij deze regels behorende Bijlage 2, Staat van
      geluidsdominante inrichtingen;

 

    1. detailhandelsbedrijven, met uitzondering van activiteiten waarvan op grond van artikel 3.6
      onder 1a. en 1b. en 1c. vergunning voor is verleend en detailhandel zoals deze die bestaat op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan en welke middels een vergunning is toegestaan;

    2. horecabedrijven, met uitzondering van het in lid 3.1.1.b genoemde gebruik.

    3. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen, met uitzondering van:

    4. de verkoop en opslag van motorbrandstoffen inclusief lpg ter plaatse van de aanduiding
      'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';

    5. de verkoop en opslag van motorbrandstoffen exclusief lpg ter plaatse van de
      aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg'.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;

  2. het bebouwingspercentage mag de waarde van de ter plaatse op de verbeelding opgenomen aanduiding 'maximaal bebouwingspercentage ' niet overschrijden;

  3. de bouwhoogte mag de waarde van de ter plaatse op de verbeelding opgenomen aanduiding 'maximale bouwhoogte in meters' niet overschrijden;

  4. In afwijking van het gestelde onder b. en c. geldt voor woningen met de aanduiding 'bedrijfswoning' een maximale inhoud van 550 m3 inclusief bijbehorende bouwwerken;

  5. de afstand van de gebouwen tot de perceelsgrens bedraagt ten minste 3 meter;

 

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. Voor zover de bouwwerken zijn gelegen binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak, bedraagt de bouwhoogte maximaal de toegestane bouwhoogte van bedrijfsgebouwen ter plaatse;

  2. Voor zover de bouwwerken zijn gelegen buiten de op de verbeelding opgenomen bouwvlak, bedraagt de bouwhoogte maximaal 2 meter, met uitzondering van vlaggen en reclamemasten en verlichtingsarmaturen, waarvan de hoogte maximaal 8 meter mag bedragen;

  3. In afwijking van het bepaalde onder b. bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'gronddepot' de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde maximaal 3 meter.

 

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing en bouwpercelen, aan de inrichting van gronden voor wat betreft de aanleg en omvang van parkeer- en groenvoorzieningen en de aanleg en profilering van wegen ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de verkeersveiligheid;

  3. de milieusituatie;

  4. de sociale veiligheid;

  5. het beschermen van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  6. de gewenste parkeer-, laad- en losmogelijkheden van voldoende omvang op eigen terrein.

 

3.4 Afwijken van de bouwregels

  1. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1:

    1. onder a. tot de oprichting van bebouwing buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;

    2. onder c. en een bouwhoogte toestaan tot maximaal 20 meter, alleen voor bouwpercelen waar op grond van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder c. een maximale bouwhoogte van 12 meter is toegestaan.

    3. onder d. ten behoeve van een vermindering van de voorgeschreven afstand tot de perceelsgrenzen, mits hier uit oogpunt van brandbeheersing en brandbestrijding geen bezwaar bestaat;

    4. onder b. en een bebouwingspercentage toestaan tot 85% van het bouwperceel.

 

  1. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder b. tot de oprichting van andere bouwwerken, buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak tot een bouwhoogte van 3 meter;

  2. Een omgevingsvergunning zoals bedoeld onder 1 en 2 wordt slechts verleend indien:

    1. de afwijking noodzakelijk is uit oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en een efficient gebruik van het bouwperceel of de bouwpercelen.

    2. op het bouwperceel parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang aanwezig is;

    3. de verkeersveiligheid, brandveiligheid en een adequate brand- en rampenbestrijdig gewaarborgd is;

    4. het verlenen van een omgevingsvergunning uit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;

    5. er geen onevenredige aantasting plaats vindt van:

      1. de functionele en ruimtelijke structuur;

      2. het straat- en bebouwingsbeeld;

      3. de verkeersveiligheid;

      4. de sociale veiligheid;

      5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

3.5 Specifieke gebruiksregels

 

  1. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

    1. het opslaan van onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan en het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens, voor zover dit geen onderdeel uitmaakt van de bedrijfsactiviteiten;

    2. het opslaan of opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen op de onbebouwde gronden, voor zover dit geen onderdeel uitmaakt van de bedrijfsactiviteiten;

 

  1. Het is niet toegestaan de gronden welke op de verbeelding zijn aangeduid met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - open opslag uitgesloten' te gebruiken voor open opslag, met uitzondering van open opslag die noodzakelijk is in het kader van de bedrijfsvoering van een gronddepot ter plaatse van de aanduiding 'gronddepot'.

 

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

  1. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.5 ten behoeve van:

    1. detailhandel in auto's, boten, caravans, grove bouwmaterialen en landbouwwerktuigen mits daardoor geen onevenredige verstoring plaatsvindt van de structuur van het plaatselijke en/of regionale distributieapparaat of een reeds bestaande verstoring wordt vergroot en in voldoende mate verzekerd is dat geen onevenredige verkeers- en/of parkeeroverlast zal optreden voor de omgeving;

    2. detailhandel in andere volumineuze artikelen zoals keukens, badkamers, sanitair et cetera, mits daardoor geen onevenredige verstoring plaatsvindt van de structuur van het plaatselijke en/of regionale distributieapparaat of een reeds bestaande verstoring wordt vergroot en in voldoende mate verzekerd is dat geen onevenredige verkeers- en/of parkeeroverlast zal optreden voor de omgeving;

    3. detailhandel in ter plaatse vervaardigde goederen als ondergeschikte nevenacitiviteit;

    4. bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1 tot en met 3.2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage I), met uitzondering van bedrijven die zijn opgenomen in bijlage 2, Staat van geluidsdominante inrichtingen;

    5. de vestiging van een bedrijf/bedrijvigheid behorende tot de naast hoger gelegen categorie als toegestaan volgens de verbeelding welke naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd de categorieën 1 tot en met 3.2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage I) ;

    6. de vestiging c.q. uitoefening van een risicovolle inrichting, zoals bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, met dien verstande dat de toepasselijke grenswaarden en richtwaarden voor het risico en de risicoafstanden ten aanzien van (geprojecteerde) kwetsbare objecten in acht worden genomen.

 

  1. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

 

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat:

    1. de aanduiding 'horeca' wordt verwijderd;

    2. de aanduiding 'gezondheidszorg' wordt verwijderd;

    3. de aanduiding 'bedrijfswoning' wordt verwijderd;

    4. de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - koffiebranderij' wordt verwijderd;

    5. de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - rubber en kunststofbedrijf' wordt verwijderd;

    6. de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - constructiewerkplaats' wordt verwijderd;

    7. de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kinderopvang' wordt verwijderd;

    8. de aanduiding 'kantoor' wordt verwijderd;

    9. de aanduiding 'waterzuiveringsinstallatie' wordt verwijderd;

    10. de aanduiding 'gronddepot' wordt verwijderd;

    11. de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' wordt verwijderd;

    12. de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' wordt verwijderd.

 

  1. Burgemeester en wethouders wijzigen het plan zoals genoemd onder 1 slechts indien van de
    mogelijkheden welke gegeven zijn door de aanduiding op het betreffende perceel geen gebruik
    meer wordt gemaakt.

 

Artikel 4 Bedrijf - 4.1

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

  1. De voor 'Bedrijf - 4.1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

    1. bedrijven zoals genoemd in de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage I) onder de categorieën 1 tot en met 4.1;

    2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': een bedrijfswoning;

    3. ter plaatse van de aanduiding 'sport': een fitnesscentrum op de eerste verdieping met een maximale bedrijfsvloeroppervlakte van 835 m2;

    4. ter plaatse van de aanduiding 'dansschool': een dansschool op de eerste verdieping met een maximale bedrijfsvloeroppervlakte van 650 m2;

 

met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, bouwwerken ten behoeve van voorzieningen van openbaar nut, groenvoorzieningen, interne ontsluitingswegen, verharding, parkeervoorzieningen, infiltratie, berging en afvoer van hemelwater en andere bijbehorende voorzieningen.

 

Met dien verstande dat:

      1. de voorgeschreven afstanden zoals genoemd in de bij deze regels behorende Bijlage I, Staat van Bedrijfsactiviteiten, in acht worden genomen;

      2. risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan;

      3. risicovolle inrichtingen die niet zijn genoemd in het "Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen" de plaatsgebonden 10-6 veiligheidszone van de eigen perceelsgrenzen niet overschrijden;

      4. zelfstandige kantoren mogen, indien het bebouwingspercentage dit toelaat, per bouwperceel een maximum vloeroppervlakte hebben van 1500 m2, waarbij de vestiging van een kantoor niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en milieutechnische ruimte van de aangrenzende gronden.

 

  1. Van het bepaalde onder 4.1.1 zijn uitgezonderd:

    1. bedrijven welke voorkomen in de bij deze voorschriften behorende Bijlage 2, Staat van geluidsdominante inrichtingen;

    2. detailhandelsbedrijven, met uitzondering van activiteiten waarvan op grond van artikel 4.6
      onder 1a. en 1b. en 1c. vergunning voor is verleend en detailhandel zoals deze die bestaat op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan en welke middels een vergunning is toegestaan

    3. horecabedrijven;

    4. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;

  2. het bebouwingspercentage mag de waarde van de ter plaatse op de verbeelding opgenomen aanduiding 'maximaal bebouwingspercentage ' niet overschrijden;

  3. de bouwhoogte mag de waarde van de ter plaatse op de plankaart opgenomen aanduiding 'maximale bouwhoogte in meters' dan wel de aanduiding 'minimale en maximale bouwhoogte in meters' niet overschrijden;

  4. de afstand van de gebouwen tot de perceelsgrens bedraagt ten minste 3 meter;

  5. in afwijking van het gestelde onder c. en d. geldt voor woningen met de aanduiding 'bedrijfswoning' een maximale inhoud van 550 m3 inclusief bijbehorende bouwwerken.

 

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. Voor zover de bouwwerken zijn gelegen binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak, bedraagt de bouwhoogte maximaal de toegestane bouwhoogte van bedrijfsgebouwen ter plaatse;

  2. Voor zover de bouwwerken zijn gelegen buiten de op de plankaart opgenomen bouwvlak, bedraagt de bouwhoogte maximaal 2 meter, met uitzondering van vlaggen en reclamemasten en verlichtingsarmaturen, waarvan de hoogte maximaal 8 meter mag bedragen;

 

 

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing en bouwpercelen, aan de inrichting van gronden voor wat betreft de aanleg en omvang van parkeer- en groenvoorzieningen en de aanleg en profilering van wegen ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de verkeersveiligheid;

  3. de milieusituatie;

  4. de sociale veiligheid;

  5. het beschermen van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  6. de gewenste parkeer-, laad- en losmogelijkheden van voldoende omvang op eigen terrein.

 

4.4 Afwijken van de bouwregels

  1. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1:

    1. onder a. tot de oprichting van bebouwing buiten het op de plankaart aangegeven bouwvlak;

    2. onder c. en een bouwhoogte toestaan tot maximaal 20 meter alleen voor bouwpercelen waar op grond van het bepaalde in artikel 4.2.1 onder c. een maximale bouwhoogte van 12 meter is toegestaan.

    3. onder e. ten behoeve van een vermindering van de voorgeschreven afstand tot de perceelsgrenzen;

    4. onder b. en een bebouwingspercentage toestaan tot 85% van het bouwperceel.

 

  1. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 onder b. tot de oprichting van andere bouwwerken, buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak tot maximaal 3 meter.

 

  1. Een omgevingsvergunning zoals bedoeld onder 1 en 2 wordt slechts verleend indien:

    1. de afwijking noodzakelijk is uit oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en een efficient gebruik van het bouwperceel of de bouwpercelen.

    2. op het bouwperceel parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang aanwezig is;

    3. de verkeersveiligheid, brandveiligheid en een adequate brand- en rampenbestrijdig gewaarborgd is;

    4. het verlenen van ontheffing uit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;

    5. er geen onevenredige aantasting plaats vindt van:

      1. de functionele en ruimtelijke structuur;

      2. het straat- en bebouwingsbeeld;

      3. de verkeersveiligheid;

      4. de sociale veiligheid;

      5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

4.5 Specifieke gebruiksregels

  1. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

    1. het opslaan van onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan en het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens, voor zover dit geen onderdeel uitmaakt van de bedrijfsactiviteiten;

    2. het opslaan of opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen op de onbebouwde gronden, voor zover dit geen onderdeel uitmaakt van de bedrijfsactiviteiten;

 

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'dansschool' is de uitoefening van horeca en het gebruik ten behoeve van feesten en partijen anders dan die voortvloeien uit de activiteiten van de dansschool niet toegestaan.

  2. Het is niet toegestaan de gronden welke op de verbeelding zijn aangeduid met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf uitgesloten- open opslag uitgesloten' te gebruiken voor open opslag.

 

 

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

  1. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.5 ten behoeve van:

    1. detailhandel in auto's, boten, caravans, grove bouwmaterialen en landbouwwerktuigen mits daardoor geen onevenredige verstoring plaatsvindt van de structuur van het plaatselijke en/of regionale distributieapparaat of een reeds bestaande verstoring wordt vergroot en in voldoende mate verzekerd is dat geen onevenredige verkeers- en/of parkeeroverlast zal optreden voor de omgeving;

    2. detailhandel in andere volumineuze artikelen zoals keukens, badkamers, sanitair et cetera, mits daardoor geen onevenredige verstoring plaatsvindt van de structuur van het plaatselijke en/of regionale distributieapparaat of een reeds bestaande verstoring wordt vergroot en in voldoende mate verzekerd is dat geen onevenredige verkeers- en/of parkeeroverlast zal optreden voor de omgeving;

    3. detailhandel in ter plaatse vervaardigde goederen als ondergeschikte nevenacitiviteit;

    4. bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd de categorieën 1 tot en met 4.1 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage I), met uitzondering van bedrijven die zijn opgenomen in bijlage 2, Staat van geluidsdominante inrichtingen;

    5. de vestiging van een bedrijf/bedrijvigheid behorende tot de naast hoger gelegen categorie als toegestaan volgens de verbeelding welke naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd de categorieën 1 tot en met 4.1 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage I);

    6. de vestiging c.q. uitoefening van een risicovolle inrichting, zoals bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, met dien verstande dat de toepasselijke grenswaarden en richtwaarden voor het risico en de risicoafstanden ten aanzien van (geprojecteerde) kwetsbare objecten in acht worden genomen.

 

  1. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken het bepaalde in lid 4.5 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

 

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat:

    1. de aanduiding 'bedrijfswoning' wordt verwijderd;

    2. de aanduiding 'sport' wordt verwijderd;

    3. de aanduiding 'dansschool' wordt verwijderd.

 

  1. Burgemeester en Wethouders wijzigen het plan zoals genoemd onder 1 slechts indien van de
    mogelijkheden welke gegeven zijn door de aanduiding op het betreffende perceel geen gebruik
    meer wordt gemaakt.

Artikel 5 Groen

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;

  2. waterlopen en bijbehorende voorzieningen;

  3. fiets en / of voetpaden;

  4. sportvoorzieningen, speelvoorzieningen en hierbij passende, openbare verblijfsvoorzieningen;

  5. aan de hoofdfunctie ondergeschikte verkeersvoorzieningen;

  6. abri's, telefooncellen, straatmeubilair, nutsvoorzieningen en dergelijke;

 

met de bijbehorende verhardingen en watergangen.

 

5.2 Bouwregels

Binnen de bestemming mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van deze bestemming met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 6 meter bedragen;

  2. kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mogen maximaal 10 meter hoog zijn.

 

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bouwwerken, ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;

  2. de verkeersveiligheid;

  3. de milieusituatie;

  4. de sociale veiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

5.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden ten behoeve van:

  1. het parkeren van voertuigen;

  2. het opslaan van onklare voer- en vaartuigen of onderdelen hiervan;

  3. het opslaan of opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afval stoffen;

  4. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

 

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' afwijken van het bepaalde in lid 5.1 en een ontsluitingsweg toestaan ten behoeve van een bedrijfsbestemming.

 

 

 

Artikel 6 Tuin

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuin met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, groenvoorzieningen, tuinafscheidingen, infiltratie, berging en afvoer van hemelwater en overige bijbehorende voorzieningen.

 

6.2 Bouwregels

Binnen de bestemming mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken geen gebouw zijnde ten dienste van deze bestemming met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 1 meter bedraagt.

 

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bouwwerken, ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;

  2. de verkeersveiligheid;

  3. de milieusituatie;

  4. de sociale veiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

6.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden ten behoeve van:

  1. het parkeren van voertuigen;

  2. het opslaan van onklare voer- en vaartuigen of onderdelen hiervan;

  3. het opslaan of opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;

  4. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

 

Artikel 7 Verkeer

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen, straten en paden;

  2. voet- en rijwielpaden;

  3. groenvoorzieningen, bermen en watergangen;

  4. de bescherming en instandhouding van houtsingels ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel';

  5. nutsvoorzieningen;

  6. fietsenstallingen, abri's, telefooncellen, straatmeubilair en dergelijke.

 

7.2 Bouwregels

Binnen de bestemming mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van deze bestemming met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 6 meter bedragen;

  2. kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mogen maximaal 10 meter hoog zijn.

 

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bouwwerken alsmede de inrichting van gronden voor wat betreft de aanleg en omvang van parkeer- en groenvoorzieningen en de aanleg en profilering van wegen, ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;

  2. de verkeersveiligheid;

  3. de milieusituatie;

  4. de sociale veiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

7.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden ten behoeve van het opslaan of opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afval stoffen.

 

Voor ingrepen of wijzigingen in gronden ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel' dient overleg gepleegd te worden met de beheerder/eigenaar van deze gronden/houtopstanden.”

Artikel 8 Water

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. waterlopen ten dienste van de waterhuishouding;

  2. oever- en onderhoudsstroken;

  3. retentievoorzieningen;

  4. bruggen, sluizen, kademuren, dijken en waterbouwkundige werken;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven': een jachthaven met bijbehorende bebouwing;

 

met de daarbij behorende groenvoorzieningen en verhardingen.

 

 

8.2 Bouwregels

  1. Binnen de bestemming mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming met inachtneming van de volgende bepalingen:

    1. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 meter bedragen;

    2. kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van bewegwijzering en verlichting mogen maximaal 10 meter hoog zijn.

 

  1. In afwijking van het bepaalde onder 1. mogen ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven' gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

    1. de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing mag maximaal 20 m2 bedragen;

    2. de hoogte van de bebouwing mag maximaal 3 meter bedragen.

 

8.3 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden ten behoeve van:

  1. het parkeren van voertuigen;

  2. het opslaan van onklare voer- en vaartuigen of onderdelen hiervan;

  3. het opslaan of opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afval stoffen;

  4. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

 

Artikel 9 Wonen

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

  1. De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

    1. woonwagens

    2. bedrijven zoals genoemd in de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage I) onder de categorieën 1 en 2;

 

met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, bouwwerken ten behoeve van voorzieningen van openbaar nut, groenvoorzieningen, interne ontsluitingswegen, verharding, infiltratie, berging en afvoer van hemelwater en andere bijbehorende voorzieningen.

 

  1. Van het bepaalde onder 9.1.1 zijn uitgezonderd:

    1. detailhandelsbedrijven;

    2. horecabedrijven;

    3. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen.

 

9.2 Bouwregels

  1. Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd.

 

  1. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

    1. hoofdgebouwen mogen alleen gebouwd worden binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;

    2. er zijn maximaal 8 woonwagens toegestaan;

    3. de aan te houden afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 1 meter;

    4. de goothoogte bedraagt maximaal 4 meter;

    5. de bouwhoogte bedraagt maximaal 6 meter;

 

  1. Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

    1. het percentage van de gronden buiten het bouwvlak dat mag worden bebouwd bedraagt maximaal 40%;

    2. de bouwhoogte bedraagt maximaal 4 meter;

    3. een vrijstaand bijbehorend bouwwerk is achter de woonwagen gelegen.

 

  1. Binnen de bestemming mogen bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt.

 

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing en bouwpercelen, aan de inrichting van gronden voor wat betreft de aanleg en omvang van parkeer- en groenvoorzieningen en de aanleg en profilering van wegen ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de verkeersveiligheid;

  3. de milieusituatie;

  4. de sociale veiligheid;

  5. het beschermen van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  6. de gewenste parkeer-, laad- en losmogelijkheden van voldoende omvang op eigen terrein.

 

9.4 Specifieke gebruiksregels

  1. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

    1. het opslaan van onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan en het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens, voor zover dit geen onderdeel uitmaakt van de bedrijfsactiviteiten;

    2. het opslaan of opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen op de onbebouwde gronden, voor zover dit geen onderdeel uitmaakt van de bedrijfsactiviteiten;

 

  1. Het is niet toegestaan de gronden welke op de verbeelding zijn aangeduid met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf uitgesloten- open opslag' te gebruiken voor open opslag.

 

9.5 Afwijken van de gebruiksregels

  1. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.4 ten behoeve van:

    1. detailhandel in ter plaatse vervaardigde goederen als ondergeschikte nevenacitiviteit;

    2. bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd de categorieën 1 en 2 tot van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage I);

 

Artikel 10 Bedrijf - Uit te werken

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

  1. De voor 'Bedrijf - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijven zoals genoemd in de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1) onder de categorieën 1 tot en met 4.1, met de daarbij behorende gebouwen, andere bouwwerken, bouwwerken ten behoeve van voorzieningen van openbaar nut, groenvoorzieningen, interne ontsluitingswegen, verharding, parkeervoorzieningen, infiltratie, berging en afvoer van hemelwater en andere bijbehorende voorzieningen. Het bepaalde in lid 10.2.3 onder a. is eveneens van toepassing.

 

Met dien verstande dat:

 

    1. de voorgeschreven afstanden zoals genoemd in de bij deze voorschriften behorende Bijlage I, Staat van Bedrijfsactiviteiten, in acht worden genomen;

    2. risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan;

    3. risicovolle inrichtingen die niet zijn genoemd in het "Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen" de plaatsgebonden 10-6 veiligheidszone van de eigen perceelsgrenzen niet overschrijden.

 

  1. Van het bepaalde onder 1 zijn uitgezonderd:

    1. bedrijven welke voorkomen in de bij deze voorschriften behorende Bijlage 2, Staat van geluidsdominante inrichtingen;

    2. horecabedrijven en detailhandel;

    3. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen.

 

10.2 Uitwerkingsregels

 

10.2.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zullen het plan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet op de ruimtelijke ordening, uitwerken voor de in lid 10.1 bedoelde gronden, waarbij de onderstaande regels in acht dienen te worden genomen.

 

10.2.2 Ten aanzien van bouwen

Ten aanzien van het bouwen gelden de volgende regels:

  1. binnen de gronden wordt één of meerdere bouwvlakken aangegeven waarbinnen de gebouwen mogen worden gebouwd;

  2. het bebouwingspercentage van alle gronden binnen de bestemming bedraagt maximaal 75%;

  3. de minimale bouwhoogte voor gebouwen bedraagt 7 meter;

  4. de maximale bouwhoogte voor gebouwen bedraagt 9 meter;

  5. in afwijking van het bepaalde onder c. wordt voor een niet ondergeschikt deel van de gronden een minimale bouwhoogte van 15 meter vastgesteld;

  6. in afwijking van het bepaalde onder d. kan bij de uitwerking, bij rechte of middels een opgenomen afwijkingsbevoegdheid, voor maximaal 40% van het bouwvlak een maximale bouwhoogte van 22 meter worden vastgesteld;

  7. de maximale bouwhoogte voor bouwwerken geen gebouw zijnde is 2 meter;

  8. in afwijking van het bepaalde onder g. kan voor bouwwerken geen gebouw zijnde een hogere bouwhoogte worden vastgesteld wanneer deze zich binnen de vastgestelde bouwvlakken gelegen zijn;

  9. in afwijking van het bepaalde onder g. kan in de uitwerking een afwijkingsmogelijkheid worden opgenomen voor een maximale bouwhoogte van 3 meter;

  10. in afwijking van het bepaalde onder g. bedraagt de bouwhoogte van vlaggen, reclamemasten en verlichtingsarmaturen maximaal 8 meter;

 

10.2.3 Ten aanzien van gebruik

Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:

  1. Het is niet toegestaan de gronden te gebruiken in strijd met het onder 10.2.1 bedoelde uitwerkingsplan;

  2. Bij de uitwerking wordt een plan opgesteld dat één of meerdere categorieën van de in lid 10.1 genoemde bedrijvencatagorieën toestaat, danwel een specifiek gebruik passend binnen de genoemde bedrijvencategorieën;

  3. Het is niet toegestaan de gronden te gebruiken voor open opslag;

  4. In de uitwerking kunnen bepalingen opgenomen worden voor een afwijkingsbevoegdheid van het bepaalde in lid 10.1 ten behoeve van bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving, gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd de categorieën 1 tot en met 4.1 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van bedrijven die zijn opgenomen in bijlage 2, Staat van geluidsdominante inrichtingen;

 

10.2.4 Flexibiliteit

In de uitwerking kan met maximaal 20% worden afgeweken van de genoemde afmetingen en waarden in lid 10.2.2.

 

10.2.5 Ten aanzien van nadere eisen

In de uitwerking kan bepaald worden dat burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing en bouwpercelen, aan de inrichting van gronden voor wat betreft de aanleg en omvang van parkeer- en groenvoorzieningen en de aanleg en profilering van wegen ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de verkeersveiligheid;

  3. de milieusituatie;

  4. de sociale veiligheid;

  5. het beschermen van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  6. de gewenste parkeer-, laad- en losmogelijkheden van voldoende omvang op eigen terrein.

 

10.3 Bouwregels

Op de in lid 10.1 bedoelde gronden mag uitsluitend gebouwd worden overeenkomstig een door burgemeester en wethouders vastgesteld uitwerkingsplan zoals bedoeld in 10.2.1.

 

Artikel 11 Leiding - Gas

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van gasleidingen, met dien verstande dat een gasleiding alleen is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas'.

 

11.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemmingen) mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

 

11.2.1 Gebouwen

Er mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

11.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

 

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

 

a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter.

 

11.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2 voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van de overige op de verbeelding voor deze gronden aangewezen bestemmingen, met inachtneming van de betreffende regels van dit plan, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder van de betreffende leiding.

 

11.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

 

11.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. Het is verboden op de tot Leiding - Gas bestemde grond, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren, die de veiligheid kunnen schaden of de continuïteit van de energievoorziening in gevaar kunnen brengen:

    1. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en het bebossen en aanplanten van gronden;

    2. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of op enige andere wijze ingraven c.q. indrijven van voorwerpen;

    3. het ontginnen, ontgronden, verlagen, afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem;

    4. het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;

    5. het aanleggen van wegen, paden en parkeergelegenheden, dan wel het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;

    6. het leggen van drainageleidingen;

    7. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

    8. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.

 

  1. Het onder 11.5.1 vervatte verbod geldt niet voor de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:

    1. welke betreffen het normale onderhoud en beheer van de gasleiding;

    2. die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn.

 

  1. De werken en werkzaamheden als bedoeld onder 11.5.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de gasleidingen en/of energievoorziening ontstaat of kan ontstaan.

  2. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld onder 11.5.1 wordt het advies ingewonnen van de leiding beheerder / directeur van het energiebedrijf;

 

11.6 Wijzigingsbevoegdheid

  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in de zin dat bestemmings 'Leiding - Gas' gedeeltelijk of geheel wordt verwijderd;

  2. Burgemeester en wethouders wijzigen het plan zoals genoemd onder a. alleen indien de gronden niet meer worden gebruikt ten behoeve van een gasleiding.

 

 

Artikel 12 Leiding - Riool

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van rioolleidingen, met dien verstande dat de rioolleidingen alleen zijn toegestaan op gronden binnen een straal van 4 meter vanaf de aanduiding 'hartlijn leiding - riool'.

 

12.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemmingen) mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

 

12.2.1 Gebouwen

Er mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

12.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

 

    1. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter.

 

12.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.2 voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van de overige op de plankaart voor deze gronden aangewezen bestemmingen, met inachtneming van de betreffende regels van dit plan, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder van de betreffende leiding.

 

12.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

 

12.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. Het is verboden op de tot Leiding - Riool bestemde grond, zonder of in afwijking van een
    omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders, de volgende werken, geen bouwwerken
    zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren, die de veiligheid kunnen
    schaden:

    1. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

    2. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;

    3. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen;

    4. het aanbrengen van diepgewortelde beplanting en of bomen;

    5. het vellen of rooien van houtgewas.

 

  1. Het onder 1 vervatte verbod geldt niet voor de werken, geen bouwwerken zijnde, of
    werkzaamheden:

    1. welke betreffen het normale onderhoud en beheer van de rioolleiding;

    2. die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn.

 

  1. De werken en werkzaamheden als bedoeld onder 1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de rioolleidingen ontstaat of kan ontstaan.

  2. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld onder 1 wordt het advies ingewonnen van de leiding beheerder.

 

12.6 Wijzigingsbevoegdheid

  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in de zin dat bestemmings 'Leiding - Riool' gedeeltelijk of geheel wordt verwijderd;

  2. Burgemeester en wethouders wijzigen het plan zoals genoemd onder a. alleen indien de gronden niet meer worden gebruikt ten behoeve van een rioolleidingen.

 

Artikel 13 Waarde - Waardevolle bomen

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Waardevolle bomen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van waardevolle bomen.

 

13.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, opgericht worden.

 

13.3 Afwijken van de bouwregels

  1. Burgemeester en wethouders kunnen middels omgevingvergunning afwijken van het gestelde in lid 13.2 indien wordt aangetoond dat door het bouwen van de gronden de conditie, levensverwachting, groeiplaats en (beeld)kwaliteit van de boom of bomen niet worden aangetast;

  2. Burgemeester en wethouders kunnen tevens bij omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 13.2 indien geoordeeld is dat de boom of bomen niet meer als waardevol is/zijn aan te merken. Aan het verlenen van de omgevingsvergunning van de kap van de boom of bomen met daaraan gekoppeld een herplantplicht worden verbonden;

  3. Ten behoeve van het verlenen van een omgevingsvergunning kunnen burgemeester en wethouders een bomen-effect-rapportage verlangen, waaruit blijkt dat de bouw geen onevenredige gevolgen heeft voor de levensvatbaarheid en de ruimtelijke of ecologische betekenis van de boom;

  4. Burgemeester en wethouders kunnen bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van:

    1. de situering van bouwwerken;

    2. de afmetingen van bouwwerken;

    3. de aard van de verhardingen;

    4. de fundering van bouwwerken;

    5. de bescherming van de boom of bomen tijdens de bouwfase;

    6. het onderhoud van de bomen na de bouwfase.

 

 

13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. Het is verboden op de tot 'Waarde - Waardevolle bomen' bestemde grond, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:

    1. het aanbrengen van boven- en communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

    2. het leggen van drainagebuizen;

    3. het aanlegen en verharden van wegen, paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

    4. het verlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van de bodem en/of gronden;

    5. het wijzigen van de grondwaterstand door bevloeiing, (bron)bemaling, drainage of andere wijze;

    6. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze van indrijven van voorwerpen in de grond.

 

  1. Het onder 13.4.1 gestelde verbod is niet van toepassing op:

    1. normale onderhouds- en beheerswerkzaamheden, gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied;

    2. werken en/of werkzaamheden, die op het tijdstip waarop het bestemmingsplan onherroepelijk van kracht is, in uitvoering zijn, mits het verrichten van deze handelingen niet de door of ernstige beschadiging of ontsiering van de boom tot (kunnen) hebben.

 

  1. De werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 13.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken en werkzaamheden of de direct of indirect hieruit voortvloeiende gevolgen, geen onevenredige aantasting van de conditie, levensverwachting, groeiplaats en (beeld)kwaliteit van de boom of bomen plaatsvindt danwel dat er ter plaatse of elders voldoende maatregelen worden getroffen, bijvoorbeeld herplant, om de genoemde aantasting(en) te compenseren.

  2. Ten behoeve van het verlenen van de aanlegvergunning kunnen burgemeester en wethouders een bomen-effect-rapportage verlangen, waaruit blijkt dat de bouw geen onevenredige gevolgen heeft voor de levensvatbaarheid en de ruimtelijke of ecologische betekenis van de boom;

 

  1. Burgemeester en wethouders kunnen bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van:

    1. de situering van bouwwerken;

    2. de afmetingen van bouwwerken;

    3. de aard van de verhardingen;

    4. de fundering van bouwwerken;

    5. de bescherming van de boom of bomen tijdens de bouwfase;

    6. het onderhoud van de bomen na de bouwfase.

 

13.5 Wijzigingsbevoegdheid

  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in de zin dat bestemmings 'Waarde - waardevolle bomen' gedeeltelijk of geheel wordt verwijderd;

  1. Burgemeester en wethouders wijzigen het plan zoals genoemd onder 1 alleen indien aangetoond is de boom of bomen vanwege conditie, levensverwachting, groeiplaats, (beeld)kwaliteit niet meer waardevol zijn danwel dat er elders voldoende maatregelen, bijvoorbeeld herplant, worden getroffen om het verlies aan waardevolle bomen te compenseren.

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

Artikel 14 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 15 Algemene bouwregels

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;

  2. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;

  3. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;

  4. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;

  5. de ruimte tussen bouwwerken.

 

Artikel 16 Algemene aanduidingsregels

 

16.1 Geluidzone - industrie

  1. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van een inrichting als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder.

 

  1. Binnen de onder de 1. genoemde zone mag geen nieuwe geluidsgevoelige functie worden gerealiseerd.

 

16.2 Veiligheidszone - lpg

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg 10-5' zijn (beperkt) kwetsbare objecten niet toegestaan.

 

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg 10-6' zijn kwetsbare objecten niet toegestaan.

 

  1. Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in de zin dat:

    1. de aanduiding 'veiligheidszone - lpg 10-5' wordt verkleind of verwijderd;

    2. de aanduiding 'veiligheidszone - lpg 10-6' wordt verkleind of verwijderd;

 

  1. Burgemeester en wethouders wijzigen het plan zoals genoemd onder 3 slechts indien van de mogelijkheden welke gegeven zijn door de aanduiding op het betreffende perceel geen gebruik meer wordt gemaakt.

 

16.3 Veiligheidszone - bevi

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi 10-5' zijn (beperkt) kwetsbare objecten niet toegestaan.

 

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi 10-6' zijn kwetsbare objecten niet toegestaan.

 

  1. Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in de zin dat:

    1. de aanduiding 'veiligheidszone - bevi 10-5' wordt verkleind of verwijderd;

    2. de aanduiding 'veiligheidszone - bevi 10-6' wordt verkleind of verwijderd;

 

  1. Burgemeester en wethouders wijzigen het plan zoals genoemd onder 3 slechts indien van de mogelijkheden welke gegeven zijn door de aanduiding op het betreffende perceel geen gebruik meer wordt gemaakt.

 

16.4 Wro-zone - wijzigingsgebied

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in de zin dat de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied' gewijzigd worden in de bestemming 'Bedrijven - Uit te werken'.

 

Artikel 17 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij omgevingsvergunning afwijken van:

  1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;

  2. de bestemmingsbepalingen voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;

  3. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;

  4. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten voor gemeenschappelijk gebruik, wordt vergroot tot niet meer dan 40 meter;

  5. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:

  6. de oppervlakte van de vergroting ondergeschikt is;de hoogte niet meer dan 1,5 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt.

  7. de bestemmingsbepalingen voor het oprichten van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals wachthuisjes, telefooncellen en naar aard en omvang daaraan gelijk te stellen bouwwerken, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen, voor zover deze bouwwerken geen grotere (goot)hoogte dan 3,5 meter hebben en geen grotere inhoud dan 60 m3;

  8. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van ondergeschikte punten met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen in het terrein en aan het beloop van de bepaalde gegevenheden, met dien verstande dat de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;

 

Artikel 18 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bestemmingsgrenzen te wijzigingen indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt noodzakelijk is en voor zover zulks het belang van een goede ruimtelijke ordening van het plan niet schaadt en zodanig dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken niet met meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.

 

Artikel 19 Algemene procedureregels

Bij het stellen van nadere eisen die onderdeel uitmaken van de regels van dit bestemmingsplan worden de navolgende procedureregels in acht genomen:

  1. het ontwerp-besluit ligt gedurende twee weken ter inzage;

  2. burgemeester en wethouders geven tevoren kennis van de terinzagelegging in een of meer dag- of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze;

  3. de kennisgeving houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het schriftelijk kenbaar maken van zienswijzen bij burgemeester en wethouders tegen het ontwerpbesluit, gedurende de hiervoor onder a. genoemde termijn;

  4. indien tegen het ontwerp-besluit zienswijzen zijn kenbaar gemaakt, wordt het besluit met redenen omkleed;

  5. burgemeester en wethouders delen aan hen die hun zienswijze hebben kenbaar gemaakt de beslissing daaromtrent mede.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 20 Overgangsrecht

 

20.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

 

20.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van lid 20.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 20.1 met maximaal 10%.

 

20.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 20.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

20.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

 

20.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 20.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

 

20.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 20.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

 

20.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 20.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

Artikel 21 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Noord Turfkade.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bijlagen bij de regels

 

1 Staat van Bedrijfsactiviteiten

2 Staat van geluidsdominante inrichtingen