Plannaam: Waterrijk_Almelo_fase1
IMRO-idn: NL.IMRO.0141.BP00030-0601
Type Plan: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan
Status: Onherroepelijk

Artikel 15 Woongebied - 2

 

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Woongebied -2 " aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen in de vorm van grondgebonden woningen en gestapelde woningen;

  2. bovengrondsparkeren als ook parkeren (half) onder maaiveld in maximaal 1 laag;

  3. wegen, straten en paden;

  4. groenvoorzieningen;

  5. speelvoorzieningen en de hierbij passende openbare verblijfsvoorzieningen;

  6. water, waterhuishoudkundige voorzieningen, waterbergingen en waterlopen;

 

met de daarbij behorende;

  1. bijbehorende bouwwerken;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  3. openbare nutsvoorzieningen;

  4. bruggen;

 

met dien verstande dat:

  1. het aantal woningen maximaal 135 woningen bedraagt;

  2. geen gestapelde woningen zijn toegestaan binnen het bestemmingsvlak waar op de verbeelding de bouwaanduiding "bijgebouwen" is opgenomen;

  3. geen hoofdgebouwen zijn toegestaan daar waar dat als zodanig op de verbeelding is aangegeven met bouwaanduiding "bijgebouwen ;

  4. hoofdgebouwen binnen het bestemmingsvlak met de bouwaanduiding "bijgebouw" uitsluitend zijn toegestaan indien voorzien wordt in een geluidsbeschermende werking binnen de bouwaanduiding "bijgebouwen", conform het besluit waarin de Hogere grenswaarde is vastgelegd;

 

15.2 Bouwregels

 

15.2.1 Grondgebonden woningen

 

15.2.1.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van grondgebonden woningen gelden de volgende bepalingen:

  1. per bouwperceel is 1 hoofdgebouw toegestaan, onder voorwaarde dat voor het bestemmingvlak met de met de aanduiding "bijgebouwen" geldt dat eerst aangetoond dient te zijn dat aan de bepalingen onder artikel 15, lid 1, onder m,n en o wordt voldaan;

  2. het hoofdgebouw wordt minimaal 3 meter en maximaal 5 meter uit de voorste perceelsgrens gebouwd;

  3. de diepte van een vrijstaande woning bedraagt maximaal 15 meter en voor de overige woningen maximaal 10 meter;

  4. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan:

    1. voor vrijstaande woningen aan beide zijden 3 meter;

    2. voor halfvrijstaande en geschakelde woningen aan één zijde 3 meter;

    3. voor aaneengesloten woningen aan één zijde van de hoekwoningen 1,5 meter;

  5. de afstand van een hoofdgebouw tot de achterste perceelsgrens mag niet minder dan 5 meter bedragen, tenzij het perceel grenst aan de openbare ruimte;

  6. de goothoogte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal 6 meter;

  7. de bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal 11 meter;

  8. de dakhelling van hoofdgebouw bedraagt minimaal 15 graden en maximaal 60 graden;

  9. tenminste één dakvlak dient gericht te zijn op het zuid-zuidwesten of zuid-zuidoosten;

 

15.2.1.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

    1. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 3,5 meter bedragen;

    2. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 5 meter bedragen;

    3. voor vrijstaande woningen geldt dat aan één zijde van de woning een strook van minimaal 3 meter tot een zijdelingse perceelsgrens vrij blijft van vergunningsplichtige bouwwerken;

    4. bijbehorende bouwwerken worden minstens 3 meter achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw gebouwd, met uitzondering van aangebouwde bijbehorende bouwwerken met een diepte van maximaal 1,5 meter en een maximaal oppervlakte van 9 m2.

    5. de gezamelijke oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan:

    6. bij een perceelsgrootte van 200 m2: maximaal 75 m2;

    7. bij een perceelsgrootte van 200 tot 500 m2: maximaal 125 m2;

    8. bij een perceelsgrootte van meer dan 500 m2: maximaal 150m2;

 

15.2.1.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

    1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 meter bedragen, tenzij:

      1. gebouwd wordt op een afstand van meer dan 1 meter achter de naar de weg toegekeerde gevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan;

      2. gebouwd wordt op een afstand van meer dan 1 meter van de weg of het openbaar groen;

dan mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen maximaal 2 meter bedragen.

    1. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen.

    2. kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van verlichting mogen niet meer dan 10 meter bedragen.

 

15.2.2 Gestapelde woningen

 

15.2.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van gestapelde woningen gelden de volgende bepalingen:

      1. de bouwhoogte van gestapelde woningen mag niet meer dan 14 meter bedragen;

      2. de goothoogte van gestapelde woningen dient minimaal 5,8 meter en maximaal 12 meter te bedragen;

      3. de onderlinge afstand tussen gestapelde woningen mag niet minder dan 30 meter bedragen;

      4. de afstand tussen gestapelde woningen en grondgebonden woningen mag niet minder dan 20 meter bedragen.

 

15.2.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij gestapelde woningbouw gelden de volgende bepalingen:

  1. per woning is één bijbehorende bouwwerk toegestaan met een maximaal oppervlakte van 12 m2;

  2. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 meter;

  3. de bouwhoogte van bijbehorende bedraagt maximaal 5 meter.

 

15.2.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

    1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 meter bedragen. tenzij:

      1. gebouwd wordt op een afstand van meer dan 1 meter achter de naar de weg toegekeerde gevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan;

      2. gebouwd wordt op een afstand van meer dan 1 meter van de weg of het openbaar groen;

dan mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen maximaal 2 meter bedragen.

    1. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen.

    2. kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van verlichting mogen niet meer dan 10 meter bedragen.

 

15.2.3 Openbare nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:

      1. de inhoud van een gebouw mag niet meer dan 50 m3 bedragen;

      2. het gebouw mag uit niet meer dan één bouwlaag bestaan;

      3. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 meter bedragen.

 

 

 

 

15.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

      1. artikel 15, lid 2, sub 1, onder 1b, 1e en lid 2, sub 1 onder 2.c indien woningen gebouwd worden via de constructie van mandeligheid van de onbebouwde ruimte, waarbij tevens een gemeenschappelijke ruimte van maximaal 10 m2 per deelnemende woning is toegestaan met een goothoogte van maximaal 3,5 meter en een bouwhoogte van 6 meter;

      2. artikel 15, lid 2, sub 1, onder 1.b en toestaan dat de voorgeschreven afstand tot de voorste bebouwingsgrens wordt verminderd tot maximaal op deze grens;

      3. artikel 15, lid 2, sub 1, onder 1.d en toestaan dat de voorgeschreven afstand tot de zijdelingse terreingrens wordt verminderd tot op de perceelsgrens, mits het bouwperceel aan die zijde grenst aan openbaar gebied;

      4. artikel 15, lid 2, sub 1, onder 1.f en toestaan dat de goothoogte van een hoofdgebouw wordt vergroot met niet meer dan 1 meter;

      5. artikel 15, lid 2, sub 1, onder 1.g en toestaan de de bouwhoogte van een hoofdgebouw wordt vergroot met niet meer dan 1 meter;

      6. artikel 15, lid 2, sub 1, onder 2.a en toestaan dat de goothoogte van bijbehorende bouwwerken wordt vergroot met niet meer dan 1 meter.

      7. artikel 15, lid 2, sub 1, onder 2.b en toestaan dat de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken wordt vergroot met niet meer dan 1 meter;

      8. artikel 15, lid 2, sub 1, onder 2.d voor het verkleinen van de afstand van aangebouwde bijbehorende bouwwerken tot (het verlengde van) de voorgevel van de woning, onder voorwaarde dat het aangebouwde bijbehorend bouwwerk in architectonisch opzicht onderdeel uitmaakt van het bijbehorende hoofdgebouw;

      9. artikel 15, lid 2, sub 2, onder 1.c en 1.d en toestaan dat de afstand wordt verkleind tot maximaal 8 meter;

      10. artikel 15, lid 2, sub 2 onder 2.a voor het vergroten van de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken per woning tot maximaal 15 m2;

      11. artikel 15, lid 2, sub 3, onder a en c en toestaan dat de inhoud van een openbare nutsvoorziening wordt vergroot tot maximaal 150 m3 en een bouwhoogte van maximaal 5 meter indien deze uitbreiding noodzakelijk is in verband met een combinatie van verschillende nutsvoorzieningen;

      12. de in dit lid genoemde afwijkingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aanpassing plaatsvindt van:

        1. het stedenbouwkundig beeld;

        2. de verkeerssituatie;

        3. de parkeergelegenheid;

        4. de sociale veiligheid;

        5. de milieusituatie

        6. de groenstructuur;

        7. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.

 

15.4 Specifieke gebruiksregels

    1. Voor de in lid 1 genoemde woningen gelden de volgende parkeernormen;

 

Type

Categorie

parkeernorm

Appartementen

goedkoop

1,7

Rij

goedkoop

1,7

Appartementen

middelduur

1,9

Herenhuizen

middelduur

1,9

Geschakeld

middelduur

1,9

Appartementen

duur

2,1

2 kap los

duur

2,1

Vrijstaand

duur

2,1

 

    1. Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in elk geval verstaan het gebruik van de voor "Wonen" bestemde gronden voor het zelfstandig bewonen van vrijstaande bijgebouwen.

 

 

 

15.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

15.5.1 Ontheffingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

    1. artikel 15.1, onder a voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf dat uit het oogpunt van de relatie tot de omgeving op één lijn te stellen is met een aan huis verbonden beroep;

    2. artikel 15.1, onder a voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep dat niet met de woonfunctie in overeenstemming is;

    3. artikel 15, lid 4, sub a indien uit onderzoek blijkt dat op andere wijze wordt voorzien in de parkeerbehoefte.

 

15.5.2 Toetsingscriteria

De in artikel 15, lid 5, sub 1, onder a en b genoemde afwijkingen worden slechts verleend, mits:

    1. het aan huis verbonden beroep of bedrijf uitsluitend wordt uitgeoefend door een bewoner van de woning het betreffende perceel;

    2. het ondergeschikte medegebruik van de woning en/of bijbehorende bouwwerken niet bestaat uit detailhandel (met uitzondering van kapsalons) en/of horeca en/of kinderopvang en/of prostitutie;

    3. er een directe relatie bestaat tussen het aan huis verbonden (en uit te oefenen) beroep of bedrijf en de (hoofd)bewoner(s) van de woning;

    4. de uitoefening van het aan huis verbonden beroep of bedrijf geen ernstige hinder voor het woonmilieu oplevert of afbreuk doet aan de beleving van de woonomgeving;

    5. de uitoefening van het aan huis verbonden beroep of bedrijf er niet toe leidt dat er een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte ontstaat. Onder onevenredig wordt in elk geval verstaan dat er in de (verwachte) situatie, gedurende het uitoefenen van het beroep aan huis, met méér dan 1 auto/voertuig een (vrijwel) permanente aanspraaak wordt gedaan op de openbare parkeerruimte in de omgeving;

    6. de bebouwingskarakteristiek van de straat en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

    7. er geen blijvende onevenredige afbreuk worden gedaan aan de stedenbouwkundige structuur en/of de ruimtelijke kwaliteit van het gebied;

    8. er geen verkeersonveilige situaties ontstaan;

    9. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen niet worden beperkt.