Plannaam: Waterrijk_Almelo_fase1
IMRO-idn: NL.IMRO.0141.BP00030-0601
Type Plan: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan
Status: Onherroepelijk

Artikel 13 Wonen

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen in de vorm van grondgebonden woningen;

 

met de daarbij behorende:

  1. bijbehorende bouwwerken;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  3. tuinen en erven;

  4. opritten en parkeervoorzieningen;

  5. waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

13.2 Bouwregels

 

13.2.1 Woningen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak mag één hoofdgebouw worden gebouwd;

  2. de inhoud van de woning bedraagt maximaal 750 m3;

  3. in afwijking van het bepaalde onder b mag ter plaatste van de aanduiding"maximum volume (m3)" de inhoud van de woning maximaal 1350 m3 bedragen

  4. de goothoogte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal 6 meter;

  5. de bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal 11 meter;

  6. bijbehorende bouwwerken bij woningen voldoen aan de volgende kenmerken:

    1. de gezamelijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken per woning mag niet meer dan 100 m2 bedragen;

    2. in afwijking van het bepaalde onde f.1 mag ter plaatse van de aanduiding "maximum bebouwd oppervlakte (2)" de oppervlakte aan bijgebehorende bouwwerken maximaal 160 m2 bedragen;

    3. de goothoogte mag niet meer dan 3,5 meter bedragen;

    4. de bouwhoogte mag niet meer dan 5 meter bedragen;

 

13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 meter bedragen. tenzij:

    1. gebouwd wordt op een afstand van meer dan 1 meter achter de naar de weg toegekeerde gevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan;

    2. gebouwd wordt op een afstand van meer dan 1 meter van de weg of het openbaar groen;

dan mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen maximaal 2 meter bedragen.

  1. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen.

 

13.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. artikel 13, lid 2, sub 1, onder c en toestaan dat de goothoogte van een hoofdgebouw wordt vergroot met niet meer dan 1 meter;

  2. artikel 13, lid 2, sub 1, onder d en toestaan de de bouwhoogte van een hoofdgebouw wordt vergroot met niet meer dan 1 meter;

  3. artikel 13, lid 2, sub 1, onder e.2 en toestaan dat de goothoogte van bijbehorende bouwwerken wordt vergroot met niet meer dan 1 meter;

  4. artikel 13 lid 2, sub 1, onder e.3 en toestaan dat de goothoogte van bijbehorende bouwwerken wordt vergroot met niet meer dan 1 meter;

  5. de in dit lid genoemde afwijkingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aanpassing plaatsvindt van:

    1. het stedenbouwkundig beeld;

    2. de verkeerssituatie;

    3. de parkeergelegenheid;

    4. de sociale veiligheid;

    5. de milieusituatie

    6. de groenstructuur;

    7. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.

 

13.4 Specifieke gebruiksregels

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in elk geval verstaan het gebruik van de voor "Wonen" bestemde gronden voor het zelfstandig bewonen van vrijstaande bijbehorende bouwwerken.

 

13.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

13.5.1 Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

    1. artikel 13.1, onder a voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf dat uit het oogpunt van de relatie tot de omgeving op één lijn te stellen is met een aan huis verbonden beroep;

    2. artikel 13.1, onder a voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep dat niet met de woonfunctie in overeenstemming is.

 

13.5.2 Toetsingscriteria

De in artikel 13, lid 5, sub 1 genoemde afwijkingen worden slechts verleend, mits:

    1. het aan huis verbonden beroep of bedrijf uitsluitend wordt uitgeoefend door een bewoner van de woning het betreffende perceel;

    2. het ondergeschikte medegebruik van de woning en/of bijbehorende bouwwerken niet bestaat uit detailhandel (met uitzondering van kapsalons) en/of horeca en/of kinderopvang en/of prostitutie;

    3. er een directe relatie bestaat tussen het aan huis verbonden (en uit te oefenen) beroep of bedrijf en de (hoofd)bewoner(s) van de woning;

    4. de uitoefening van het aan huis verbonden beroep of bedrijf geen ernstige hinder voor het woonmilieu oplevert of afbreuk doet aan de beleving van de woonomgeving;

    5. de uitoefening van het aan huis verbonden beroep of bedrijf er niet toe leidt dat er een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte ontstaat. Onder onevenredig wordt in elk geval verstaan dat er in de (verwachte) situatie, gedurende het uitoefenen van het beroep aan huis, met méér dan 1 auto/voertuig een (vrijwel) permanente aanspraak wordt gedaan op de openbare parkeerruimte in de omgeving;

    6. de bebouwingskarakteristiek van de straat niet onevenredig worden aangetast;

    7. er geen blijvende onevenredige afbreuk worden gedaan aan de stedenbouwkundige structuur en/of de ruimtelijke kwaliteit van het gebied;

    8. er geen verkeersonveilige situaties ontstaan;

    9. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen niet worden beperkt.