Plannaam: Waterrijk_Almelo_fase1
IMRO-idn: NL.IMRO.0141.BP00030-0601
Type Plan: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan
Status: Onherroepelijk

Artikel 5 Gemengd

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Gemengd" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen in de vorm van (etage)woningen, niet zijnde vrijstaande woningen en twee-onder-één kappers, en bijzondere woongebouwen;

  2. maatschappelijke voorzieningen;

  3. bovengronds parkeren als ook parkeren (half) onder maaiveld in maximaal 1 laag;

  4. groenvoorzieningen;

  5. uitsluitend een houtwal, ter plaatse van de aanduiding "houtwal";

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. straten en paden;

  2. speelvoorzieningen en de hierbij passende openbare verblijfsvoorzieningen;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  4. openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

  1. bijbehorende bouwwerken;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

 

met dien verstande dat:

  1. het aantal woningen maximaal 50 bedraagt;

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van (etage)woningen en maatschappelijke voorzieningen gelden de volgende bepalingen:

  1. het hoofdgebouw wordt minimaal 5 meter uit de perceelsgrenzen gebouwd;

  2. de goothoogte van een hoofdgebouw bedraagt minimaal 4,5 meter en maximaal 12 meter;

  3. de bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal 14 meter;

  4. de dakhelling van het hoofdgebouw bedraagt minimaal 15 graden en maximaal 60 graden;

 

5.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij etagewoningen gelden de volgende bepalingen;

  1. de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 1 meter;

  2. per woning is één bijbehorend bouwwerk toegestaan met een maximaal oppervlakte van 12 m2;

  3. per maatschappelijke voorziening is één bijbehorend bouwwerk toegetaan met een maximaal oppervlakte van 25 m2;

  4. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal 3,5 meter;

  5. de bouwhoogte van een bijgehorend bouwwerk bedraagt maximaal 5 meter;

  6. de bijbehorende bouwwerken dienen achter het hoofdgebouw te zijn gelegen.

 

5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

    1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 meter bedragen, tenzij:

      1. gebouwd wordt op een afstand van meer dan 1 meter achter de naar de weg toegekeerde gevel;

      2. gebouwd wordt op een afstand van meer dan 1 meter van de weg of het openbaar groen;

dan mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen maximaal 2 meter bedragen.

    1. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen.

    2. kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van verlichting mogen niet meer dan 10 meter bedragen.

 

 

 

 

 

5.2.4 Openbare nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:

    1. de inhoud van een gebouw mag niet meer dan 50 m3 bedragen;

    2. het gebouw mag uit niet meer dan één bouwlaag bestaan;

    3. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 meter bedragen.

 

5.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. artikel 5, lid 2, sub 1 onder a en artikel 5, lid 2, sub 2 onder a indien gebouwd wordt via de constructie van mandeligheid van de ongebouwde ruimte, waarbij tevens een gemeenschappelijke ruimte van maximaal 12 m2 per deelnemende woning is toegestaan met een goothoogte van maximaal 3,5 meter en een bouwhoogte van 5 meter;

  2. artikel 5, lid 2, sub 1, onder b en toestaan dat de goothoogte van een hoofdgebouw wordt vergroot tot maximaal de bouwhoogte;

  3. artikel 5, lid 2, sub 1, onder c en toestaan de de bouwhoogte van een hoofdgebouw wordt vergroot met niet meer dan 1 meter;

  4. artikel 5, lid 2, sub 1, onder d en toestaan dat de dakhelling wordt verminderd tot minimaal 0 graden;

  5. artikel 5, lid 2, sub 2, onder a en toestaan dat de afstand tot de perceelsgrenzen wordt verminderd tot maximaal op deze grens;

  6. artikel 5, lid 2, sub 2, onder b en toestaan dat de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken per woning wordt vergroot tot maximaal 25 m2.

  7. artikel 5, lid 2, sub 2, onder c en toestaan dat de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per maatschappelijke voorziening wordt vergroot tot 35 m2;

  8. artikel 5, lid 2, sub 2, onder d en toestaan dat de goothoogte van bijbehorende bouwwerken wordt vergroot met niet meer dan 1 meter.

  9. artikel 5, lid 2, sub 2, onder e en toestaan dat de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken wordt vergroot met niet meer dan 1 meter;

  10. artikel 5, lid 2, sub 4 onder a en b en toestaan dat de inhoud van een openbare nutsvoorziening wordt vergroot tot maximaal 150 m3 en de bouwhoogte wordt verhoogt tot maximaal 5 meter indien deze uitbreiding noodzakelijk is in verband met een combinatie van verschillende nutsvoorzieningen;

  11. de in dit lid genoemde afwijking kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aanpassing plaatsvindt van:

    1. het stedenbouwkundig beeld;

    2. de verkeerssituatie;

    3. de parkeergelegenheid;

    4. de sociale veiligheid;

    5. de milieusituatie

    6. de groenstructuur;

    7. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.

 

5.4 Specifieke gebruiksregels

    1. Voor de in lid 1 genoemde functies gelden de volgende parkeernormen:

 

Type

Categorie

parkeernorm

Appartementen

goedkoop

1,7

 

 

 

Appartementen

middelduur

1,9

 

 

 

Appartementen

duur

2,1

 

 

 

Zorgvoorziening (per behandelkamer)

n.v.t.

2

Kantoor (per 100 m2 bvo)

n.v.t.

2,5

 

 

    1. Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in elk geval verstaan het gebruik van de voor "Wonen" bestemde gronden voor het zelfstandig bewonen van vrijstaande bijbehorende bouwwerken.

 

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

5.5.1 Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

    1. artikel 5.1, onder a voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf dat uit het oogpunt van de relatie tot de omgeving op één lijn te stellen is met een aan huis verbonden beroep;

    2. artikel 5.1, onder a voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep dat niet met de woonfunctie in overeenstemming is;

    3. artikel 5, lid 4, sub a indien uit onderzoek blijkt dat op andere wijze wordt voorzien in de parkeerbehoefte.

 

5.5.2 Toetsingscriteria

De in artikel 5, lid 5, sub 1, onder a en b genoemde afwijkingen worden slechts verleend, mits:

    1. het aan huis verbonden beroep of bedrijf uitsluitend wordt uitgeoefend door een bewoner van de woning het betreffende perceel;

    2. het ondergeschikte medegebruik van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken niet bestaat uit detailhandel (met uitzondering van kapsalons) en/of horeca en/of kinderopvang en/of prostitutie;

    3. er een directe relatie bestaat tussen het aan huis verbonden (en uit te oefenen) beroep of bedrijf en de (hoofd)bewoner(s) van de woning;

    4. de uitoefening van het aan huis verbonden beroep of bedrijf geen ernstige hinder voor het woonmilieu oplevert of afbreuk doet aan de beleving van de woonomgeving;

    5. de uitoefening van het aan huis verbonden beroep of bedrijf er niet toe leidt dat er een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte ontstaat. Onder onevenredig wordt in elk geval verstaan dat er in de (verwachte) situatie, gedurende het uitoefenen van het beroep aan huis, met méér dan 1 auto/voertuig een (vrijwel) permanente aanspraaak wordt gedaan op de openbare parkeerruimte in de omgeving;

    6. de bebouwingskarakteristiek van de straat en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

    7. er geen blijvende onevenredige afbreuk worden gedaan aan de stedenbouwkundige structuur en/of de ruimtelijke kwaliteit van het gebied;

    8. er geen verkeersonveilige situaties ontstaan;

    9. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen niet worden beperkt.