Plannaam: Waterrijk_Almelo_fase1
IMRO-idn: NL.IMRO.0141.BP00030-0601
Type Plan: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan
Status: Onherroepelijk

Artikel 1 Begripsbepaling

 

1.1 plan:

Het bestemmingsplan "Waterrijk_Almelo_fase 1" van de gemeente Almelo.

 

1.2 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0141.BP00030-0401 met bijbehorende regels.

 

1.3 aan huis verbonden beroep:

een dienstverlenend beroep dat op kleine schaal in op bij een woning wordt uitgeoefend door een bewoner van die woning, waarvan de activiteiten in hoofdzaak:

  1. niet publieksaantrekkend zijn;

  2. de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt;

  3. een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

1.6 aaneengesloten woning

een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen.

 

1.7 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van telen van gewassen en/of het houden van dieren.

 

1.8 agrarisch hulpbedrijf:

een bedrijf dat gericht is op het verlenen van diensten ten behoeve van de uitoefening van een agrarisch bedrijf, zoals een landbouwmechanisatiebedrijf, landbouwconstructiebedrijf, loonwerkbedrijf alsmede een kwekerij.

 

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

1.10 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat noodzakelijk is voor de uitoefening van ter plaatse toegestane (bedrijfs)activiteiten, hieronder wordt geen bedrijfswoning toegestaan.

 

1.11 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw op een terrein, slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is.

 

1.12 bestaande situatie (bebouwing en gebruik):

bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerpplan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning.

 

het gebruik van gronden en opstallen aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.

 

 

1.13 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

 

1.14 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming.

 

1.15 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd, of ander bouwwerk met dak.

 

1.16 bijzonder woongebouw:

Een gebouwencomplex, gebouw of deel van een gebouw, dat volgens de bouw of verbouw blijvend is bestemd voor permanente bewoning door een institutioneel huishouden.

 

1.17 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

 

1.18 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

 

1.19 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijke omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw of zolder.

 

1.20 bouwperceel:

een aaneengeloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

1.21 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

 

1.22 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde bebouwing is toegestaan.

 

1.23 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

1.24 collectief woongebouw:

woongebouw met collectieve uitstraling, niet zijnde losse bebouwing zoals vrijstaande woningen en twee-onder-één kappers

 

1.25 combi-gebouw

een gebouw bestaande uit meerdere woningen, waarbij een deel van het gebouw bestaat uit een onderdeel of onderdelen die zelfstandig gebruikt kunnen worden voor andere doeleinden.

 

1.26 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

 

1.27 dakvlak:

de schuin oplopende voor- en/of achterzijde van een dakopbouw en bij het ontbreken daarvan iedere andere bovenbeëindiging van een gebouw.

 

1.28 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- en bedrijfsactiviteit.

 

1.29 etagewoning:

een woning welke onderdeel uitmaakt van een collectief woongebouw dan wel een combi-gebouw.

 

1.30 extensieve (dag)recreatie:

recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, paardrijden, fietsen etc.

 

1.31 geschakelde woning

een woning waarbij de muren van aangebouwde bijgehorende bouwwerken (gedeeltelijk) aan (aangebouwde bijbehorende bouwwerken van) andere woningen grenzen. Ook wanneer de woningen elke een afzonderlijke dakconstructie hebben, vallen deze onder de definitie van geschakelde woning.

 

1.32 gestapelde woning:

een woning welke onderdeel uitmaakt van een woongebouw.

 

1.33 gebouw:

elke bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

1.34 groenblijvend:

planten die het hele jaar door hun bladeren behouden.

 

1.35 halfvrijstaande woning

Een halfvrijstaande woning is een eengezinswoning waarvan het hoofdgebouw is verbonden met het hoofdgebouw van één andere gelijksoortige en gelijkvormige woning (niet zijnde een tussenwoning). Ook wanneer de woningen elk een afzonderlijke dakconstructie hebben, vallen deze onder de definitie van de halfvrijstaande woning.

 

1.36 hoekwoning:

een eengezinswoning die ligt op het eind of het begin van een reeks woningen (aaneengesloten woningen).

 

1.37 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmeting of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht.

 

1.38 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken in de volgende te onderscheiden categorieën:

horecacategorie 1: fastfoodzaken (afhaalrestaurant, cafetaria, snackbars e.d.);

horecacategorie 2: discotheken, nachtzaken, sociëteiten en zaalverhuurbedrijven e.d.;

horecacategorie 3: cafés;

horecacategorie 4: restaurants, koffiehuizen, ijssalons, tearoom e.d.;

horecacategorie 5: alle ondergeschikte horeca (maximaal 40% van de omzet).

 

1.39 houtwal:

afscheiding bestaande uit struiken en rijen bomen als ook laan- en wegbeplanting.

 

1.40 hoveniersbedrijf:

bedrijf gericht op tuinontwerp, tuinaanleg en tuinonderhoud, alsmede kwekerij en ondergeschikt grondverzet.

 

1.41 institutioneel huishouden:

Eén of meer personen die samen een woonruimte bewonen en daar bedrijfsmatig worden voorzien in dagelijkse levensbehoeften. Ook de huisvesting vindt bedrijfsmatig plaats.

 

1.42 intensieve veehouderij:

agrarisch bedrijf of een deel daarvan met ten minste 250 m2 bedrijfsvloeroppervlak dat wordt gebruikt voor veehouderij volgens de Wet milieubeheer en waar geen melkrundvee, schapen, paarden, of dieren "biologisch" en waar geen dieren worden gehouden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer.

 

1.43 inwoning:

twee of meer huishoudens die één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van één of meer voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoud en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk zijn.

 

1.42 kas:

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend voor het kweken van vruchten, bloemen of planten.

 

1.44 kas:

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend voor het kweken van vruchten, bloemen of planten.

 

1.45 maaiveld

grensvlak tussen de ondergrond en de lucht.

 

1.46 maatschappelijke voorziening:

educatieve, sociaal-medische , sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, als ook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

 

1.47 mandeligheid

mandeligheid ontstaat, wanneer een onroerende zaak gemeenschappelijk eigendom is van eigenaars van twee of meer erven en door hen tot gemeenschappelijk nut van die erven wordt bestemd bij een tussen hen opgemaakte notariële akte.

 

1.48 mantelzorg:

het bieden van zorg in een woning aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoud en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 

1.49 nok:

het snijpunt van twee hellende vlakken.

 

1.50 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer en waarvan de bovenkant minder dan 1,2 meter boven peil is gelegen.

 

1.51 openbare nutsvoorziening:

een bouwwerk dat ten dienste staat van het openbaar energie- en watertransport dan wel telecommunicatie.

 

1.52 openbare ruimte:

de stedenlijke ruimte welke vrij toegankelijk is, niet zijnde wegen en bermen.

 

1.53 overkapping:

een bouwwerk dat wordt afgedekt met een dakconstructie welke geen zelfstandig wanden bezit. Een overkapping kan aan een woning vastzitten of lostaan.

 

1.54 seksinrichting:

een voor publliek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, sexuele handelingen worden verricht, of vertoning van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een sexautomatenhal, een sextheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

 

1.55 tuincentrum:

een terrein voor detailhandel in tuinplanten en kamerplanten met daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals snijbloemen, droogbloemen, kunstofplanten, plantenbakken, potten en vazen, alsmede detailhandel in artikelen voor de inrichting en het onderhoud van particuliere tuinen, zoals tuinmeststoffen, tuingereedschap, bouwmaterialen voor de tuin, tuinhuisjes, serres, hobbyschuurtjes, tuinmeubelen en tuinverlichting.

 

1.56 voorgevel:

de naar de weg toegekeerde gevel.

 

1.57 woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor het huisvesten van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten.