direct naar inhoud van 4.6 Bodemkwaliteit
Plan: Eiveko
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0141.BP00028-0402

4.6 Bodemkwaliteit

Voordat een bestemmingsplan wordt vastgesteld moet aangetoond zijn dat de bodem en het grondwater geschikt zijn voor het beoogde gebruik.

Door Fugro Milieu Consult B.V. is op 18 september 2000 een verkennend en aanvullend milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd. De conclusies en aanbevelingen zijn, dat:

  • de grond ter plaatse van het pompeiland licht tot sterk verontreinigd is met minerale basis en een eventuele grondwaterverontreiniging miniem van omvang is;
  • ter plaatse van het vulpunt de grond licht tot sterk verontreinigd is met minerale basis;
  • nabij de opslag van afgewerkte olie en de smeerput geen verontreinigingen met minerale olie geconstateerd zijn;
  • op de overige (onverdachte) terreindelen alleen PAK en minerale olie in licht verhoogde concentraties worden aangetroffen. De oorzaak van de zeer lichte overschrijdingen van de streefwaarde voor minerale olie is niet bekend;
  • geconcludeerd kan worden dat de totale hoeveelheid sterk verontreinigde grond kleiner is dan 25 m3. Op grond van de Wet Bodembescherming is er geen sprake van een ernstig geval van bodemverontreiniging. Aanbevolen wordt bij het verwijderen van de tank, de verontreinigde grond te ontgraven;
  • de hypothese verdacht voor de locatie waar de tankinstallatie is gelegen is bevestigd. Bij de opslag voor afgewerkte olie en de smeerput zijn geen verontreinigingen aangetroffen. Voor deze locaties geldt dat de hypothese verdacht wordt verworpen;
  • de hypothese onverdacht voor de overige terreindelen dient te worden genuanceerd;
  • indien bij eventuele graafwerkzaamheden op onverdachte terreindelen grond vrijkomt, deze gezien de gemeten overschrijdingen van de streefwaarde voor PAK en minerale olie niet zonder meer kan worden hergebruikt. Hergebruik onder restricties is wel mogelijk en dient te worden overlegd met het bevoegd gezag.

Het onderzoeksrapport is als Bijlage 4 Verkennend bodemonderzoek bijgevoegd.

Vervolgens heeft UDM midden B.V. op 23 februari 2006 een verkennend milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd. De conclusies en aanbevelingen zijn, dat:

  • de locatie op basis van het vooronderzoek als onverdacht wordt aangemerkt, daar de verontreiniging met minerale olie reeds is gesaneerd en ter plaatse van de verdachte deellocaties in het verleden geen verontreiniging is aangetoond. De te volgen onderzoeksstrategie is conform ONV B1 uit de NEN5740. Er is enkel uitpandig geboord;
  • in de ondergrond ter plaatse van de voormalige sanering een zwakke benzinegeur waargenomen is. In de bovengrond langs de westgrens van de onderzoekslocatie is een zwakke tot matige bijmenging met puin, baksteen en kolen aangetroffen;
  • tijdens het vooronderzoek geen aanwijzingen naar voren zijn gekomen dat de locatie verdacht is voor een bodemverontreiniging met asbest. Aangezien tijdens het veldwerk tevens zintuiglijk geen asbestverdacht materiaal in de bodem is waargenomen, is geen verkennend asbestonderzoek conform de NEN 5707 verricht;
  • in de zintuigelijk schone bovengrond op de onderzoekslocatie plaatselijk de gehalten zink en PAK licht verhoogd zijn (> S-waarde). In de puin-, baksteen- en kolenhoudende bovengrond langs de westgrens van de locatie zijn de gehalten aan cadmium, koper, zink en PAK licht verhoogd (> S-waarde). In de ondergrond op de locatie is géén van de geanalyseerde parameters verhoogd ten opzichte van de streefwaarde. In de ondergrond ter plaatse van de voormalige sanering, waaraan zintuiglijk een zwakke benzinegeur is waargenomen, zijn geen verhoogde gehalten aan minerale olie of aromaten aangetoond;
  • in het grondwater ter plaatse van de voormalige sanering de concentraties aan chroom en xylenen marginaal verhoogd zijn (> S-waarde). De overige parameters en alle geanalyseerde parameters bij de overige peilbuizen zijn niet verhoogd ten opzichte van de streefwaarde;.
  • op basis van de onderzoeksresultaten kan worden geconcludeerd dat er ten aanzien van de milieuhygiënische kwaliteit geen belemmeringen zijn voor de voorgenomen transactie;
  • schone en licht verontreinigde grond in principe op de locatie mag worden hergebruikt. Voor hergebruik buiten de locatie gelden de regels van het Bouwstoffenbesluit. Indien op de onderzoekslocatie grond vrijkomt wordt aanbevolen om de mogelijkheid tot hergebruik en de eventuele eisen voor aanvullend onderzoek met het bevoegd gezag te overleggen.

Het onderzoeksrapport is als Bijlage 5 Aanvullend bodemonderzoek bijgevoegd.

In overleg met het bevoegd gezag zal een nader (aanvullend) bodemonderzoek voor vaststelling van het bestemmingsplan worden uitgevoerd om aan te tonen, dat er geen milieuhygiënische belemmeringen aanwezig zijn voor realisatie van het plan en de daarvoor benodigde bestemmingsplanherziening. Bij dit onderzoek zal aandacht worden besteed aan de kwaliteit van de bodem onder de bestaande bedrijfspanden, de aan-/afwezigheid van asbest, de kwaliteit van het asfalt en het grondwater nabij de tanksanering.