Plannaam: Sportpark Almelo
IMRO-idn: NL.IMRO.0141.00135-BP31
Type Plan: bestemmingsplan
Status: vastgesteld

Toelichting

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

1.2 De bij het plan behorende stukken

1.3 Ligging van het plangebied

1.4 Huidige planologische situatie

1.5 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 De huidige situatie

2.1 Functionele structuur

Hoofdstuk 3 Planuitgangspunten

3.1 Algemeen

3.2 Haalbaarheidsstudie

3.3 Programma van eisen

3.4 Massastudie

3.5 Verkeer

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Rijksbeleid

4.2 Provinciaal beleid

4.3 Gemeentelijk beleid

Hoofdstuk 5 Milieu-aspecten

5.1 Vormvrije mer-beoordeling

5.2 Bedrijven en andere activiteiten

5.3 Externe veiligheid

5.4 Luchtkwaliteit

5.5 Geluid

5.6 Bodemkwaliteit

5.7 Natuur

5.8 Archeologie

Hoofdstuk 6 Waterparagraaf

6.1 Vigerend beleid

6.1.1 Europees beleid

6.1.2 Rijksbeleid

6.1.3 Provinciaal beleid

6.1.4 Beleid waterschap Vechtstromen

6.1.5 Waterbeleid gemeente

6.2 Uitgangspunten

Hoofdstuk 7 Juridisch bestuurlijke aspecten

7.1 Inleiding

7.2 Juridische systematiek

7.3 Beschrijving per bestemming

Hoofdstuk 8 Economische uitvoerbaarheid

Hoofdstuk 9 Procedure

 

Hoofdstuk 1 Inleiding

 

1.1 Aanleiding

 

Dit bestemmingsplan voorziet in de nieuwbouw van het zwembad en de sporthal op het Sportpark Almelo aan de Sluiskade Noordzijde 126 in Almelo.

 

Het huidige zwembad voldoet niet meer aan de huidige eisen, waardoor het bestaande zwembad vernieuwd dient te worden. Er zijn diverse onderzoeken gedaan naar mogelijkheden voor verbouw en nieuwbouw. De uiteindelijke massastudie is gemaakt op basis van het programma van eisen voor het nieuwe zwembad.

 

Door een andere situering van het Sportpark past deze niet binnen de kaders van het geldende bestemmingsplan. Het onderhavige bestemmingsplan is opgesteld om de gewenste ruimtelijke ontwikkeling mogelijk te maken.

 

1.2 De bij het plan behorende stukken

 

Het bestemmingsplan 'Sportpark Almelo', met identificatienummer NL.IMRO.0141.00135-BP31 bestaat, naast deze toelichting, uit de volgende stukken:

 

De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende plan en kunnen enkel in samenhang met elkaar 'gelezen' worden. Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden aangegeven. In de regels zijn bepalingen en voorwaarden opgenomen die noodzakelijk worden geacht voor een juiste ontwikkeling en beheer van het plangebied.

 

De toelichting is niet juridisch bindend, maar is niettemin een belangrijk document bij het bestemmingsplan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het plan ten grondslag liggen en doet verslag van het onderzoek dat aan het bestemmingsplan vooraf is gegaan. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

 

 

1.3 Ligging van het plangebied

 

Het Sportpark Almelo ligt ten noordoosten van het centrum van Almelo aan de Sluiskade Noordzijde 126 en maakt onderdeel uit van de wijk Sluitersveld.

 

 [image]

Afbeelding: Ligging plangebied

 

[image]Afbeelding: Begrenzing plangebied

 

1.4 Huidige planologische situatie

 

Tot de inwerkingtreding van het bestemmingsplan 'Sportpark Almelo' geldt binnen het plangebied (deels) de volgende plannen:

 

Voor de gehele gemeente Almelo is op 23 maart 2020 het bestemmingsplan 'Parapluherziening Wonen' vastgesteld. In dit parapluplan is voor de functie wonen het verbod op woningsplitsen en kamerverhuur voor de gehele gemeente Almelo opgenomen. Deze regeling is als een paraplu over de geldende bestemmingsplannen gelegd. Met de beoogde ontwikkeling worden geen woningen mogelijk gemaakt, deze regeling is dan ook niet relevant voor dit bestemmingsplan.

 

Voor de gehele gemeente Almelo is op 5 juni 2018 het bestemmingsplan 'Parapluherziening parkeren' vastgesteld. In dit bestemmingsplan is de parkeerregeling voor de gemeente Almelo opgenomen, waarin wordt verwezen naar het huidige parkeerbeleid. Uitgangspunt is dat elke ontwikkeling zelf moet zin in voldoende parkeergelegenheid.

 

Dit bestemmingsplan is door de raad vastgesteld op 26 maart 2013. Het plangebied is hierin voorzien in twee bestemmingen: Sport en Maatschappelijk-3. Voor de percelen is in beide bestemmingen een bouwvlak opgenomen, waarbij een maximum bouwhoogte van 12 meter geldt en een bebouwingspercentage van 90 % is opgenomen. Zie de uitsnede hieronder:

 

 [image]

Uitsnede verbeelding

 

Het bestaande zwembad, tennishal en sportschool is gelegen binnen de bestemming Sport. Het naastgelegen schoolgebouw van Erasmus is gelegen binnen de bestemming Maatschappelijk-3.

 

Gronden met de bestemming Sport zijn bestemd voor sport en horeca categorie 7, met daarbij alle bijbehorende voorzieningen voor verkeer, waterhuishouding, verhardingen en groen.

 

Gronden met de bestemming Maatschappelijk-3 zijn bestemd voor onderwijs en horeca categorie 7, met daarbij alle bijbehorende voorzieningen voor verkeer, waterhuishouding, verhardingen en groen.

 

1.5 Leeswijzer

 

De plantoelichting geeft een toelichting op het bestemmingsplan, maar maakt geen deel uit van het bestemmingsplan. De plantoelichting bevat achtereenvolgens de volgende hoofdstukken:

 

Hoofdstuk 1 Inleiding

 

Hoofdstuk 2 De huidige situatie

 

Hoofdstuk 3 Planuitgangspunten

 

Hoofdstuk 4 Beleidskader

 

Hoofdstuk 5 Milieu-aspecten

 

Hoofdstuk 6 Waterparagraaf

 

Hoofdstuk 6 Planuitgangspunten

 

Hoofdstuk 7 Juridisch bestuurlijke aspecten

 

Hoofdstuk 8 Economische uitvoerbaarheid

 

Hoofdstuk 9 Vooroverleg, inspraak en zienswijzen

 

In hoofdstuk 1 wordt ingegaan op de onderdelen waaruit dit bestemmingsplan bestaat, de ligging en begrenzing van het plangebied en de huidige bestemmingsplannen die nu gelden. Hieruit blijkt het kader waarbinnen dit bestemmingsplan is opgesteld.

In het tweede hoofdstuk wordt de huidige situatie van het gebied beschreven (functionele, stedenbouwkundige en verkeerstructuur). Dit wordt aangevuld met het beleid dat, voor zover van toepassing, voor (onder andere) [naam wijk] al is opgesteld (hoofdstuk 3). In hoofdstuk 4 wordt de milieusituatie, inclusief het aspect fysieke veiligheid, besproken. Hoofstuk 5 bevat de waterparagraaf.

In hoofdstuk 6 worden algemene uitgangspunten voor het bestemmingsplan beschreven. In hoofdstuk 7 staat hoe deze uitgangspunten zijn vertaald in de juridisch bindende plantekst en verbeelding.

In hoofdstuk 8 staat de financiële verantwoording van het plan en hoofdstuk 9 geeft de wijze van en resultaten omtrent de inspraak.

Hoofdstuk 2 De huidige situatie

 

2.1 Functionele structuur

 

Het sportpark Almelo is gelegen aan de Sluiskade Noordzijde 126 in Almelo. Het zwembad maakt onderdeel uit van het huidige sportpark, dat verder bestaat uit onder meer een sporthal (incl. tennishal) buitenbaden, een speelweide en een beachvolleybalveld. Achter het complex bevindt zich de accommodatie en speelvelden van korfbalclub AKC. Ook is er een VO-school in de directe omgeving. Aan de andere zijde van het kanaal bevindt zich een ijsbaan.

 

Het sportpark is opgericht in 1919 en bestond alleen uit een buitenbad, zie hiervoor onderstaande foto.

 

 [image]

Foto 1919

 

Het huidige zwembad is in 1964 gebouwd en in 1997 gerenoveerd. De entree is in 2014 vernieuwd. De exploitatie van het gehele sportpark, waaronder het zwembad, is in handen van het Sportbedrijf Almelo. Het huidige zwembad (en sporthal), voldoet aan de invulling van haar maatschappelijke functie.

 

Het bestaande zwembad bestaat uit twee bouwlagen en twee kelders. De entree bevindt zich op de begane grond en geeft toegang tot het zwemgedeelte met drie zwembaden, een stoomcabine en de ondersteunende ruimten. De entree voorziet in toegang naar de 1e verdieping waar een kantine met aangrenzende zaal zijn gesitueerd. In 2014 is de entree op de begane grond vernieuwd. De entree is voorzien van een ontmoetingsplek. In het sportcomplex zijn diverse verenigingen aanwezig en hebben hiervoor ruimtes in gebruik, zoals de zwem- en waterpolovereniging op de begane grond.

 

Zowel de begane grond als de 1e verdieping van het bestaande zwembad is verbonden met de aangrenzende sporthallen. Het sportpark telt verder twee buitenbaden, een grote zonweide en een beachvolleybal veld.

 [image]

Huidige sportpark (foto 2019)

 

 

 [image]

Bestaande functies in het plangebied

 

 

 

  [image]

Luchtfoto huidige situatie

 

Bouwkundig en installatie-technisch verkeert het sportpark in een verouderde toestand en is zij aan het einde van haar economische levensduur. Het gebouw gebruikt veel energie. Het zwembad is onderhouden om het functioneel gebruik te kunnen waarborgen maar de huidige technische staat (restlevensduur) en het energiegebruik vragen om een andere richting te bepalen met het zwembad. Daarbij dient aandacht te worden besteed aan de toekomstige maatschappelijke vraag, het verbeteren van de ontmoetingsfunctie en het vergroten van de vertiermogelijkheden.

 [image]

 

 [image]

Binnenzijde zwembad Buitenbad

 

 

 [image][image]

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Binnenbad Kleedruimtes

 [image]

 

Parkeerterrein

 

 

Hoofdstuk 3 Planuitgangspunten

 

In dit hoofdstuk komen de uitgangspunten die ten grondslag aan het bestemmingsplan liggen, aan de orde.

 

3.1 Algemeen

 

Het huidige zwembad aan het kanaal Almelo-Nordhorn is in 1964 gebouwd en in 1997 gerenoveerd. Het zwembad is verouderd én is zowel bouwtechnisch als installatietechnisch niet meer in de allerbeste conditie. Daarbij wordt er (te veel) energie gebruikt. De leeftijd van het zwembad, het doel van de gemeente om invulling te geven aan duurzaamheid en de wens om ‘meer vertier’ te bieden vragen om een vernieuwing van zowel het huidige zwembad als de huidige sporthal.

 

Er wordt uitgegaan van sloop van de bestaande opstallen. Vernieuwbouw van het huidige sportcomplex is kostentechnisch vergelijkbaar met nieuwbouw. Daarnaast wordt bij nieuwbouw in het beheer en onderhoud jaarlijks substantieel bespaard, dat is een groot bijkomend voordeel en daarom is er gekozen voor volledige nieuwbouw van zowel het zwembad als de sporthal. Het nieuwe sportcomplex kan met huidige technieken, duurzamer en toekomstbestendiger worden vormgegeven. Het krijgt een effectievere ruimtelijk-functionele opzet en is flexibeler in (toekomstig) gebruik. Het doel is om een attractief zwembad (meer vertier) en sporthal te creëren dat inzetbaar is voor een breed publiek en diverse doelgroepen en verenigingen.

 

De locatie ligt ingeklemd tussen de bestaande woonwijk, de huidige school (Erasmus), de korfbalvelden en de Van Rechter Limpurgsingel. De toekomstige ruimtebeslag zal grofweg hetzelfde zijn als het huidige, ook de ligweide en de buitenbaden blijven op nagenoeg dezelfde plek. Er is een locatiestudie naar mogelijkheden elders, uiteindelijk is gekozen om op de huidige plek het nieuwe sportcomplex te realiseren.

 

Door de clustering van het vmbo-onderwijs elders in de stad wordt de onderwijslocatie in het plangebied (praktijklokalen Erasmus) afgestoten. Hierdoor onstaat ruimte voor een andere indeling van de locatie, waaronder de sloop van de huidige tennishal. Ook zullen de sportaccomodaties aan de noordzijde, zoals de korfbalverenigingen, mogelijk anders worden gesitueerd door samenvoeging/verplaatsing. Aan de oost- en noordkant ontstaat daarmee op termijn ook een inbreidingslocatie, maar maakt geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan. Onderhavig bestemmingsplan is dan ook leidend leidend voor de naastgelegen inbreidingslocatie.

 

De  ruimtelijk inpassing van het sportpark wordt evenwichtig gedaan; hierbij valt ook te denken verkeerstechnische en logistieke aspecten in het bestaande stedelijke weefsel. De nieuwbouw is opnieuw ontsloten vanaf de kanaalzijde. Dat is de zuidkant en in deze richting krijgt het nieuwe complex een prominente gevel en entree. Voor de entree krijgt het auto- en fiets-parkeren een plek. Verder zal het terrein worden voorzien van een toekomstbestendige, klimaat robuuste inrichting.

 

De huidige sporthal en het zwembad kent diverse gebruikers. In het sportpark Almelo kunnen alle sporten opnieuw worden gefaciliteerd. De huidige tennishal werd al lange tijd niet meer gebruikt en komt niet als zelfstandige functie terug in de sporthal.

 

In de avonden en in de weekenden wordt door diverse sportverenigingen en incidenteel ook andere organisaties gebruik gemaakt van de huidige sporthal. De verwachting is dat in de toekomst het gebruik door deze en andere verenigingen minimaal gelijk blijft. Door de modernisering van het complex zal er wellicht een toename van het gebruik plaats vinden. Overdag wordt de sporthal voornamelijk gebruikt door het onderwijs (basisscholen en middelbare scholen).

 

Voor de uitvoering van het sportpark zijn geen tijdelijke voorzieningen benodigd. Het bestaande zwembad kan in gebruik blijven totdat het nieuwe zwembad is gerealiseerd. Op de locatie van het huidige zwembad zullen in de nieuwe situatie parkeerplaatsen worden gerealiseerd.

 

Aan de hand van het programma van eisen (met daarbij de massastudie) wordt onderhavige ruimtelijke ontwikkeling vormgegeven. Op basis hiervan wordt het project voor het nieuwe sportpark aanbesteed.

 

In de volgende paragrafen wordt dit nader uiteengezet.

 

3.2 Haalbaarheidsstudie

 

In 2018 werd aan de hand van het meerjarenonderhoudsprogramma duidelijk dat in de komende jaren een investering nodig was van in totaal 2,2 mln euro voor het Sportpark. Dit onder meer vanwege einde levensduur van de zwembadinstallaties (luchtbehandeling, filterinstallatie, verwarmingsketels), die al 23 jaar oud waren (nu 27 jaar), alsmede de betonrot onder het huidige bad. Deze investering in nieuwe installaties is een belangrijke reden geweest om in 2019 te onderzoeken of nieuwbouw wellicht verstandiger is.

 

Aan de hand van bovenstaande is een haalbaarheidsonderzoek uitgevoerd naar een toekomstbestendig en bij de doelgroepen (op basis van de maatschappelijke vraag) passend zwembad in Almelo.

 

Haalbaarheidsonderzoek Zwembad Almelo

Door Hevo B.V is in 2019 het haalbaarheidsonderzoek opgeleverd, waarin diverse scenario's zijn beoordeeld om te komen tot een zwembad, wat voldoet aan de huidige eisen. Dit onderzoek is als bijlage 1 toegevoegd.

 

Dit haalbaarheidsonderzoek is uitgevoerd aan de hand van een multicriteria-analyse. In deze analyse staat de match tussen de ruimtelijke en functionele vraag naar huisvesting enerzijds en de opties (het aanbod) anderzijds centraal. Uit deze ‘match’ komen scenario’s voort die in meer of mindere mate haalbaar zijn c.q. hoger of lager scoren op de gestelde criteria.

 

In de multicriteria-analyse is ingegaan op onder meer de volgende aspecten:

 

Naast het doel om uiteindelijk tot een besluit te komen over renovatie of nieuwbouw van het zwembad, is er in het proces aandacht besteed aan:

 

Hierin zijn de volgende uitgangspunten meegenomen:

 

De gemeente Almelo is eigenaar van het zwembad en het Sportbedrijf Almelo is exploitant van het zwembad.

 

Met in achtnemning van bovenstaande is het haalbaarheidsonderzoek opgesteld aan de hand van 4 scenario's:

  1. Renovatie huidig zwembad (en toevoegen extra recreatief element);

  2. Nieuwbouw van het zwembad op de huidige locatie

  3. Nieuwbouw bij het IISPA-terrein

  4. Nieuwbouw tussen Almelo en Wierden

 

Uit het haalbaarheidsonderzoek is het volgende gebleken.

 

 

Alles afwegende heeft nieuwbouw op de locatie Het Sportpark de voorkeur. De Gemeenteraad heeft vervolgens in 2019 besloten om over de te gaan op nieuwbouw op de huidige locatie van het Sportpark. Vervolgens is het Programma van Eisen opgesteld.

 

3.3 Programma van eisen

 

In november 2019 heeft de gemeenteraad een krediet beschikbaar gesteld voor de uitwerking van de definitiefase van het project nieuw zwembad Sportpark. Het belangrijkste onderdeel in deze fase is het Programma van Eisen (PvE). Het PvE is door de gemeente samen met het Sportbedrijf Almelo en in overleg met gebruikers van het zwembad opgesteld en bevat onder meer de functionele en technische eisen van het nieuw te bouwen zwembad. Het definieert ook de faciliteiten die in het zwembad zullen worden aangeboden aan het publiek.

 

In het sportpark wordt ook de bestaande sporthal geintegreerd door de gedeelde technische, ruimtelijke en functionele verwevenheid. Er is onderzoek gedaan naar de inpassingsmogelijkheden, mede omdat de bestaande hal aan groot onderhoud en verduurzaming toe is. Overigens is de tennishal al jaren in onbruik en hoeft deze niet terug te komen. Conclusie is dat het wenselijk is de sporthal mee te nemen in de nieuwbouw plannen. De kosten zijn vergelijkbaar met die van renovatie. Daarnaast bleek uit een stedenbouwkundige inpassingsstudie dat de combinatie van een nieuw zwembad met de bestaande hal zeer ongelukkig inpasbaar was. Gevolg hiervan zijn onder meer overruimtes, onlogische routes, en indelingen alsmede een moeilijker te exploiteren zwembad/hal.

 

Uitgangspunt bij het in het PvE formuleren van de functionaliteiten van het nieuwe zwembad, is de haalbaarheidsstudie geweest die bureau Hevo samen met het Sportbedrijf Almelo en de gemeente in 2019 heeft uitgevoerd naar de diverse varianten die toen in beeld waren. Daarbij is uitgesproken dat de hoofdfunctie van het bad een doelgroepen bad zou blijven, met een toevoeging van recreatieve elementen in het binnenbad om ook na de zwemles en het eventuele schoolzwemmen mensen (recreatief) aan het zwemmen te houden. Daarboven moet het nieuwe zwembad uitblinken in duurzaamheid en ook kunnen voorzien in de toekomstige zwemvraag van de vergrijzende bevolking, waarbinnen een trend van individualisatie geconstateerd wordt. Als toevoeging wordt een hoge binnenglijbaan toegevoegd.

 

In mei 2021 heeft de raad ingestemd met het programma van eisen voor het Sportpark voor het zwembad en de sporthal. Het PVE door Straman (19 februari 2021) is als bijlage 2 toegevoegd.

 

In het PvE voor het nieuwe sportcomplex zijn (op hoofdlijnen) de volgende functies opgenomen:

 

In de ruimtestaat zijn alle vereiste ruimtes en de benodigde oppervlakken aangegeven. De ruimtestaat is funcioneel compleet en bevat meer als alleen het PvE, zoals voor technische ruimtes en badomlopen/kelders. Dit is mede afhankelijk van het ontwerp en de te kiezen installaties in een later stadium. Hieronder is de ruimtestaat opgenomen voor zowel het zwembad en de sporthal. Het zwembad neemt ongeveer 3.500m2 in beslag en de sporthal neemt ongeveer 2.400m2 in beslag.

 

 

 

 [image]

Ruimtestaat zwembad

 [image]

Ruimtestaat sporthal

 

3.4 Massastudie

 

Om te toetsen hoe het PvE ruimtelijk gerealiseerd kan worden is een massastudie opgesteld, zie hiervoor bijlage 3. Hierin is rekening gehouden met de directe omgeving, waaronder de bestaande woningen. Dit heeft geleid tot de volgende inrichtingsmogelijkheid van het terrein.

 

 

 

 

[image][image] 

Bestaande situatie en massastudie, gezien vanuit het zuiden[image]

 

 [image]

Bestaande situatie en massastudie, gezien vanuit het noorden

 

De massastudie vormt de basis voor de ruimtelijke inpassing in het bestemmingsplan. Het bouwvlak op de verbeelding volgt de contouren van de massastudie. In onderstaande figuur is het bouwvlak opgenomen, met daarin de contouren van de bestaande bebouwing. Hierin is zichtbaar dat de ruimtelijke opzet op hoofdlijnen vergelijkbaar is met de huidige situatie. De bebouwing is gesitueerd aan de oostzijde van het plangebied. De ligweide en de buitenbaden worden opnieuw aan de westzijde gesitueerd.

 

De bebouwingsmogelijkheden aan de zuidzijde (grenzend aan de Sluiskade Noordzijde) worden weggenomen, om plaats te maken voor het parkeren. Hierdoor ontstaat een ruimere opzet bij de entree, waardoor het parkeren optimaal kan worden gefaciliteerd. Door de andere situering van de hoofdgebouwen en het parkeren op het sportpark is het bouwvlak aangepast. Er is sprake van minder bebouwingsmogelijkheden aan de zuidzijde, mede door de sloop van de bestaande tennishal en het niet meer terugkomen hiervan als zelfstandige functie, alsmede een optimale benutting van het nieuwe sportpark. De bebouwingsmogelijkheden aan de zuidzijde worden deels ingewisseld door aan de westzijde het bouwvlak te verruimen. Netto is er sprake van een verkleining van het bouwvlak, waardoor er sprake is van minder bebouwingsmogelijkheden. Zie hiervoor ook de onderstaande figuur.

 

 

 [image]

Bouwvlak onderhavig bestemmingsplan tov de huidige bebouwing

 

In het geldende bestemmingsplan is een maximale bouwhoogte opgenomen van 12 meter. In het onderhavige bestemmingsplan is wederom een maximale bouwhoogte opgenomen om alle voorzieningen onder te kunnen brengen (meerdere bouwlagen).

 

De massastudie en het Programma van Eisen vormen daarbij ook de basis voor de aanbestedingsprocedure voor de verdere uitwerking van het sportpark.

 

3.5 Verkeer

 

Parkeren

Aan de hand van de parkeerkencijfers van het CROW is de parkeerbehoefte van het toekomstige zwembad en de nieuwe sporthal bepaald. Conform het parkeerbeleid van de gemeente Almelo is daarbij uitgegaan van de maximale parkeerkencijfers uit de meest actuele publicatie over parkeren van het CROW (publicatie 381: ‘Toekomstbestendig parkeren, van parkeerkencijfers naar parkeernormen’ van december 2018). Almelo wordt beschouwd als zijnde matig stedelijk en het zwembad en de sporthal zijn gelegen buiten het centrum en haar schil (rest bebouwde kom).

 

Het aantal benodigde parkeerplaatsen voor het zwembad is 169 en voor de sporthal 42. Het maatgevende moment is een warme zomerse zaterdagmiddag. Omdat de sporthal in de maanden juli en augustus niet of nauwelijks gebruikt wordt is het aantal maatgevende momenten relatief beperkt. Uit oogpunt van verantwoord ruimtegebruik wordt afgezien van de aanleg van de berekende parkeerplaatsen zowel voor het zwembad als voor de sporthal. In plaats daarvan zullen alleen de berekende parkeerplaatsen voor het zwembad worden aangelegd. In het geval zich een maatgevend moment voordoet is er aan de zuidzijde van het kanaal Almelo-Nordhorn voldoende parkeergelegenheid (bij de ijsbaan/volkstuinen en in de parkeergarage aan de Winkelsteeg) voorhanden om het tekort van 42 parkeerplaatsen op te vangen. Middels een brug voor fietsers en voetgangers ter hoogte van het zwembad kan het kanaal worden overgestoken.

 

Andere argumenten om niet het totaal van 211 parkeerplaatsen aan te leggen zijn het animocijfer en de in omvang teruggebrachte omvang van het buitenbad. Het gebruik van het zwembad in Almelo is lager dan dat van vergelijkbare zwembaden in de omgeving en het landelijk gemiddelde. Dat gebruik wordt uitgedrukt in animocijfers en geeft zicht op het gemiddeld aantal zwembadbezoeken per jaar per inwoner van het verzorgingsgebied. Het animocijfer voor recreatief zwemmen, zwemlessen, groepszwemmen en verhuur is voor Almelo 2,0 terwijl dat voor Raalte 3,2, Markelo 3,6, Emmen 3,7 en Hengelo 5,6 is. Het landelijk gemiddelde ligt tussen 3,2 en 4,4. De animocijfers voor met name de zwemlessen en groepslessen zijn op dit moment verhoudingsgewijs laag. Inmiddels is een verbeterplan opgesteld en in werking gesteld om de cijfers voor deze onderdelen op te krikken. De te verwachte groei van het aantal bezoekers heeft dan ook met name betrekking op de zwemlessen en het groepszwemmen. Deze categorieën zijn minder bepalend voor de maximale parkeerbehoefte dan de categorie recreatief zwemmen.

 

Op dit moment is er op piekdagen sprake van plusminus 2.000 bezoekers. Omdat de aantal vierkante meters bassin van het recreatieve bad wordt teruggebracht is het sportbedrijf voornemens om de bezoekersaantallen te maximeren tot 1.500 als de omstandigheden daarom vragen. Daarmee kan naar verwachting de overlast binnen de perken worden gehouden. Dat maakt dat de parkeerbehoefte op piekdagen naar verwachting lager zal zijn dan in de huidige situatie.

 

Ten behoeve van het zwembad en de sporthal zullen er plusminus 169 parkeerplaatsen worden aangelegd. Voor elektrisch laden zal een aantal daarvan worden voorzien van laadpalen. Ten behoeve van doelgroepenvervoer zal er tevens een aantal parkeerplaatsen voor taxi’s worden aangelegd in de nabijheid van de ingang van het zwembad en de sporthal.

 

Fietsparkeren

Ook de omvang van het fietsparkeren is bepaald aan de hand van de meest actuele kencijfers van het CROW (zoals is weergegeven in eerder genoemde publicatie 381). Ingeschat is dat het fietsgebruik in Almelo redelijk gemiddeld is. Dat betekent dat in de berekening van het aantal fietsparkeerplaatsen het gemiddelde parkeerkencijfer is gebruikt. Het benodigd aantal fietsparkeerplaatsen voor het zwembad en de sporthal bedraagt dan respectievelijk 318 en 37. Omdat het ruimtebeslag van het fietsparkeren relatief beperkt is, is besloten om het huidige aantal van 400 fietsparkeerplaatsen te handhaven om zo de vraag naar fietsparkeerplaatsen op maatgevende momenten ruimschoots te kunnen faciliteren. Daarnaast zullen er ook stallingsvoorzieningen voor bromfietsen/scooters worden gerealiseerd.

De fietsparkeerplaatsen zullen in de nabijheid van de ingang van het zwembad worden gesitueerd. Om diefstal zoveel mogelijk te beperken zullen de fietsparkeerplaatsen worden voorzien van een aanbindmogelijkheid. Tevens zullen voorzieningen worden getroffen voor het opladen van accu’s.

 

Verkeersgeneratie (autoverkeer)

Net als de kencijfers voor het (fiets)parkeren zijn de kencijfers voor de verkeersgeneratie afkomstig uit de meeste actuele CROW-publicatie 381. De kencijfers voor verkeersgeneratie zijn gerelateerd aan die voor het parkeren. Dat houdt in dat voor de berekening van de verkeersgeneratie ook de maximale kencijfers zijn gehanteerd.

 

De verkeersgeneratie voor het zwembad en de sporthal bedraagt respectievelijk 333 en 146 ritten per etmaal. Opgeteld zijn dat zo’n 480 ritten per etmaal waarin zich het maatgevende moment voordoet. Zoals gezegd is de frequentie hiervan relatief beperkt. Omdat er verhoudingsgewijs minder parkeerplaatsen in de directe omgeving van het zwembad worden aangelegd zal het aantal ritten ten noorden van het kanaal naar verwachting licht afnemen. Vanwege de argumenten die in parkeerparagraaf zijn aangegeven zal de piekbelasting naar verwachting sowieso kleiner zijn dan in huidige situatie. Daarentegen zal het aantal ritten ten behoeve van de zwemlessen en de groepslessen groter worden.

 

Door een betere spreiding van (een toename van) het aantal ritten ruimtelijk en in de tijd gezien, zal de verkeerssituatie ten opzichte van de huidige situatie naar verwachting verbeteren.

 

Bereikbaarheid

De locatie ligt in het stedelijk bebouwd gebied en is bereikbaar met de auto, fiets en het ov.

 

 

Hoofdstuk 4 Beleidskader

 

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van het voor het plangebied relevante vigerende ruimtelijke beleidskader.

 

4.1 Rijksbeleid

 

4.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

 

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.

 

Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen0 en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren.

 

Opgaven

Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:

  1. ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie;

  2. de economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden;

  3. steden en regio's sterker en leefbaarder maken;

  4. een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

 

Realiseren opgaven

In de NOVI is een tweetal instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren:

  1. De Omgevingsagenda.
    Voor Oost-Nederland wordt een omgevingsagenda opgesteld. In de Omgevingsagenda agenderen het Rijk en regio de gezamenlijke vraagstukken en de gewenste aanpak daarvan. De Omgevingsagenda biedt een basis voor uitvoeringsafspraken en inzet van programma's en projectbesluiten van Rijk en regio.

  2. De NOVI-gebieden.
    Een NOVI-gebied is een instrument waarbij Rijk en regio meerdere jaren verbonden zijn aan de gezamenlijke uitwerking van de verschillende opgaven in het ruimtelijke domein. Vaak wordt voortgebouwd op bestaande samenwerkingstrajecten. Denk aan een Regio Deal en een verstedelijkingsstrategie.

 

Conclusie

Gelet op de te realiseren opgaven uit de NOVI kan de conclusie worden getrokken dat de voorgenomen ontwikkeling geen Rijksbelangen raakt als opgenomen in de NOVI.

 

4.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

 

De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt dat voor onder meer ruimtelijke plannen die nieuwe stedelijke functies mogelijk maken, de treden van deze ladder doorlopen moeten worden. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden.

 

Onderhavige ontwikkeling wordt niet gezien als nieuwe stedelijke ontwikkeling zoals beschreven in het Bro. Het gaat om de realisatie van een sportpark (sporthal en zwembad) op dezelfde locatie als het huidige sportpark. Onderhavige ontwikkeling vindt plaats in het stedelijk gebied van Almelo, daarnaast is de functie op basis van het huidige bestemmingsplan reeds toegestaan en is er sprake van een afname van het bruto-vloeroppervlak ten opzichte van de huidige situatie. Een Laddertoets is niet noodzakelijk.

 

4.2 Provinciaal beleid

 

4.2.1 Omgevingsvisie en -verordening Overijssel

 

De Omgevingsvisie Overijssel betreft een integrale visie. De drie grote thema's van de Omgevingsvisie zijn duurzaamheid, sociale kwaliteit en ruimtelijke kwaliteit. Deze thema's zijn in de Omgevingsverordening in definities verankerd. De definitie van duurzaamheid luidt: 'duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte van de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien'. Duurzaamheid vraagt om een integrale aanpak en evenwichtige afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele belangen. De definitie van ruimtelijke kwaliteit luidt: 'datgene wat ruimte geschikt maakt en houdt wat voor mens, plant en dier belangrijk is'. Ruimtelijke kwaliteit is een optelsom van de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van de ruimte. De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door, naast bescherming, vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. Het thema sociale kwaliteit gaat over het welzijn of 'goed voelen' van de mens. Zaken die daarbij een belangrijke rol spelen zijn gezondheid, vitaliteit, arbeidsparticipatie, sociale uitsluiting en armoede. Binnen het thema sociale kwaliteit zijn vier categorieën van menselijke behoeften die samenhangen met de inrichting of vormgeving van onze leefomgeving: de behoefte aan geborgenheid en veiligheid, de behoefte aan contact en communicatie, de behoefte aan informatie en variatie en tenslotte de behoefte aan duidelijkheid en herkenning. De provincie heeft een hoofdambitie, zorgen voor een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met daarbij een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. Dit is uitgewerkt in 9 centrale beleidsambities in 3 categorieën, namelijk welzijn, welvaart en natuur.

 

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (geconsolideerd vanaf 2017)

 

Om de opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities van de provincie waar te maken bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie verschillende niveaus (zie onderstaande afbeelding). Aan de hand van deze drie niveaus kan worden bepaald of er een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is. De volgende niveaus komen aan de orde:

  1. generieke beleidskeuzes;

  2. ontwikkelingsperspectieven;

  3. gebiedskenmerken.

 

 

 [image]

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

 

1. Generieke beleidskeuzes

Het gaat hier om algemene keuzes die bepalen of ontwikkelingen nodig, dan wel mogelijk zijn. Voor onder andere voorzieningen in het stedelijk gebied hanteert de provincie de SER-ladder. Dit betekent dat voor ontwikkelingen eerst bestaande bebouwing of herstructurering (optimaal) wordt benut, voordat er uitbreiding plaatsvindt. Het nieuwe sportpark wordt gerealiseerd op de locatie van het huidige sportpark, waardoor aan dit principe wordt voldaan.

 

2. Ontwikkelingsperspectieven

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene en stedelijke omgeving. Met deze perspectieven wordt de ruimtelijke ontwikkelingsvisie van de provincie vormgegeven. Het beleid hiervoor is vastgelegd in artikel 2.1.5 van de Omgevingsverordening. In dit artikel is bepaald dat gemotiveerd moet worden dat een voorziene ontwikkeling past binnen de vastgestelde ontwikkelingsperspectieven.

 

Voor het perceel geldt het ontwikkelingsperspectief 'Woon- en werklocaties binnen de stedelijke netwerken' wat zich richt op herstructurering en transformatie om het gebied vitaal en aantrekkelijk te houden en de diversiteit aan milieus te versterken. Juist de maatschappelijke functie van een sportpark draagt hieraan bij.

 

[image] 

 

 

 

 

[image] 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3. Gebiedskenmerken

De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door, naast bescherming, vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. Hierbij zijn de gebiedskenmerken van provinciaal belang het uitgangspunt. Hierna wordt een korte samenvatting gegeven van de in het plangebied voorkomende gebiedskenmerken volgens de lagenbenadering:

 

- Natuurlijke laag (Dekzandvlakte en ruggen)

Het plangebied is gelegen in de natuurlijke laag 'Dekzandvlakte en ruggen'. De ambitie bij ontwikkelingen is om de hoogteverschillen en het watersysteem beter zichtbaar en beleefbaar te maken. De (strekkings-)richting van het landschap is hierbij uitgangspunt.

 

- Stedelijke laag (Woonwijken 1955-nu)

Het plangebied is met betrekking tot de stedelijke laag aangewezen als 'Woonwijken 1955 - nu'. De kernmerken van deze woonwijken zijn planmatig opgezette uitbreidingswijken op basis van een collectief idee en grotere bouwstromen. De functies (wonen, werken, voorzieningencentra) zijn uiteengelegd en de wijken zijn opgedeeld in buurten met een homogeen bebouwingskarakter. Een belangrijkste opgave voor deze wijken is herstructurering. Nieuwe bebouwing dient zich te voegen naar de aard, maat en het karakter van het grotere geheel. Kwaliteit van de buitenruimte en parkeervoorzieningen vraagt bijzondere aandacht.

 

- Laag van de beleving

Niet van toepassing

 

Thematische beleidskeuzes

Binnen de thematische beleidskeuze 'Woonomgeving' is het plangebied gelegen binnen 'Bestaande woonmilieus binnen de stedelijke netwerken'. Netwerkstad Twente bestaat uit Enschede, Hengelo, Almelo, Borne en Oldenzaal. Het beleid binnen de stedelijke netwerken is met name gericht op concentratie van de (boven)regionale woningbehoefte en daarbij behorende (woon)voorzieningen. Hieronder vallen ook sportaccomodaties.

 

Conclusie beoogde ontwikkeling

De beoogde ontwikkelingen passen goed in het ontwikkelingsperspectief 'Woon- en werklocaties binnen de stedelijke netwerken' aangezien sprake is van herontwikkeling van een eerder bebouwde terreinen. De herontwikkelingen vormen geen belemmering voor overige functies in de omgeving. Het stedenbouwkundig ontwerp wordt afgestemd op de bestaande omgeving. Het plan is in overeenstemming met het provinciaal beleid

 

4.3 Gemeentelijk beleid

 

4.3.1 Omgevingsvisie Almelo

 

Omgevingsvisie voor de ideale gemeente Almelo 2020-2040

De omgevingsvisie Almelo is op 29 september 2020 door de gemeenteraad van Almelo vastgesteld. De Omgevingsvisie is een richtinggevend koersdocument binnen de nieuwe Omgevingswet die vanaf 2022 inwerking zal treden. De Omgevingsvisie geldt voor het hele grondgebied van de gemeente Almelo. In de omgevingsvisie wordt gewerkt met overkoepelende thema's namelijk:

 

Omdat het grondgebied van de gemeente Almelo erg verschillend is, wordt in de omgevingsvisie gewerkt met vier gebieden:

 

Het plangebied 'Sportpark Almelo' ligt in het gebied wijken & dorpen. De gemeente wil wijken creëren met gemengde woonmilieus waar genoeg aanbod is voor elke doelgroep met daarbij de bijbehorende voorzieningen.

 
De wijken & dorpen

 

Prettig wonen begint natuurlijk met een passende woning. Met de kans om woonwensen te vervullen, doordat er voldoende keuze is. Daarom willen we wijken creëren met gemengde woonmilieus, waar genoeg aanbod is voor elke doelgroep. Wij zijn van mening dat dorpen en wijken een belangrijke functie hebben. Dorpen en wijken moeten een fijne woonomgeving bieden. Ieder dorp en wijk heeft haar eigen sfeer, eigen voorzieningen en unieke sociale samenhang.

 

Binnen het thema Wijken & dorpen spelen drie subthema's:

Bewoners hoeven idealiter hun wijk of dorp niet uit voor hun dagelijkse boodschappen en behoeften. In elk van deze leefgemeenschappen zijn en blijven de voorzieningen zo dichtbij mogelijk. De inwoners en de ondernemers versterken elkaar hierin.

 

Veel wijken zijn rustig op doordeweekse dagen, wanneer de bewoners naar hun school of werk zijn vertrokken. Daarom wil de gemeente stimuleren op het werken in of dichtbij huis. Ideaal voor zzp’ers en startups, die (nog) geen grote werkruimte nodig hebben. Of die elkaar juist graag opzoeken en een leegstaand pand in de wijk omvormen tot verzamelgebouw.

 

Zoals heel Nederland maakt ook de gemeente Almelo de woningen voor 2050 aardgasvrij. Deze wijken worden gerealiseerd in samenwerking met de bewoners. Zoals het plaatsen van zonnepanelen, installeren van een warmtepomp of isoleren van vloer, muren, ramen en dak. Maar ook het vergroenen van daken en ‘ontstenen’ van de tuin, want elke vergroening draagt bij aan de gezamenlijke klimaatbestendigheid en biodiversiteit.

 

De ontwikkeling van een nieuw Sportpark past binnen de thema's en ambities die in de omgevingsvisie voor Wijken & Dorpen zijn vastgelegd. Het is een algemene basisvoorziening voor de gehele gemeente. Het sportpark wordt op de huidige locatie gerealiseerd en is goed bereikbaar. Op basis van het Programma van Eisen worden eisen gesteld die bijdragen aan een energienetraal en duurzaam sportpark, zoals BENG-eisen en worden mogelijkheden onderzocht om restwarmte in te zetten energie voor huishoudens.

 

4.3.2 Uitvoeringsagenda Stadsontwikkeling

 

Uitvoeringsagenda Stadsontwikkeling 2021

De gemeenteraad heeft in 2020 de Omgevingsvisie vastgesteld als richtinggevend perspectief voor de leefomgeving. De ambities in de Omgevingsvisie hebben impact op de ruimtelijke koers. Met de Omgevingsvisie als basis heeft Almelo behoefte aan een gerichte uitvoeringsagenda voor stadsontwikkeling. De agenda geeft houvast en kader voor de ontwikkeling van wijken, gebieden en locaties. Het college heeft op 13 juli 2021 de uitvoeringsagenda Stadsontwikkeling vastgesteld en heeft hierin besloten om een aantal gebieden te benoemen als prioritaire ontwikkelopgaven voor de komende jaren. Een aantal gebiedsontwikkelingen is reeds in gang gezet, zoals de Binnenstad en Nieuwstraatkwartier, en wordt de komende jaren gecontinueerd. Met de toevoeging van de Spoorzone wordt het gebied rondom de binnenstad versterkt. De wijken Kerkelanden en Ossenkoppelerhoek zijn aangemerkt als prioritaire herstructureringswijken. Ook ziet het college de uitbreiding van bedrijventerreinen en een grote woningbouwlocatie als prioritaire opgaven. De gemeente wil de ontwikkeling van deze gebieden samen met partners oppakken zodat Almelo haar krachtige positie behoudt als centrumgemeente in Noordwest Twente.

 

De aantrekkelijkheid van Almelo als stad om te leven wordt medebepaald door de voorzieningen. Om mensen te binden is een sterk voorzieningenpakket ontontbeerlijk. De binnenstad van Almelo en de spoorzone zijn daarin heel belangrijk. Almelo heeft in de basis haar voorzieningen op orde. De uitdaging voor Almelo is om de voorzieningen nog beter voor de stad te laten renderen. De bekendheid van voorzieningen kan nog worden vergroot vanuit de centrumfunctie die Almelo heeft in de regio. Bijvoorbeeld door te investeren in de toeristisch-recreatieve voorzieningen. Om de stad nog aantrekkelijker te maken om te komen wonen, werken en recreeren kan het waardevol om in te zetten op nieuwe of venieuwen van bij de stad passende (basis)voorzieningen. Het sportpark Almelo (nieuwbouw zwembad) is bij uitstek een voorbeeld van een dergelijke voorziening.

 

In het coalitieakkoord Almelo 2022-2026 is wordt dit nogmaals bevestigd en wordt de ambitie uitgesproken om voor eind 2026 het nieuwe sportpark gereed te hebben.

 

4.3.3 Woonvisie

 

Woonvisie Almelo 2020

De woonvisie van de gemeente Almelo gaat over wonen in Almelo en de vele onderwerpen die daarmee samenhangen, zoals demografische ontwikkelingen, de bevolkingssamenstelling, de zorgvraag omtrent wonen, de kwaliteit van de woningvoorraad en verduurzaming. Met de visie wordt 15 jaar vooruit gekeken. Op basis van de prognose, historische en huidige woonsituatie zijn de belangrijkste ambities bepaald.

 

Almelo wil een sterke centrumgemeente zijn en blijven, met een regiofunctie voor Noordwest-Twente. Om dat op woongebied te realiseren zijn drie grote ambities geformuleerd. De gemeente streeft naar:

  1. Een flexibele woningvoorraad.

  1. Een evenwichtige en gevarieerde woningvoorraad.

  1. Een toekomstbestendige en duurzame woningvoorraad.

 

De woningvoorraad kan tot 2035 nog met ruim 1.600 woningen groeien en die groei zal vooral bestaan uit koopwoningen. In dit segment is er meer vraag naar eengezinswoningen dan naar meergezinswoningen (nietgrondgebonden/appartementen). In de huursector is het de opgave om meergezinswoningen toe te voegen. Per saldo neemt het sociale huursegment in omvang af.

 

Kwaliteitsverbetering en differentiatie van de woningvoorraad bereiken we in belangrijke mate middels herstructurering van de woningvoorraad. We brengen zo het aandeel koop- en huurwoningen meer in evenwicht in de wijken.

 

Het (vernieuwen van het) sportpark draagt bij een de ambities van de woonvisie. Hiermee wordt ingezet op een versterking van de bijbehorende voorzieningen, zoals winkelcentra en sportvoorzieningen, wat hoort bij de behoeftes van onze inwoners.

 

4.3.4 Duurzaamheid

 

Op 17 maart 2020 heeft de raad de Duurzame Energieladder Almelo vastgesteld. Dit als onderdeel van de Regionale Energie Strategie (RES). Uitganspunt hierbij is duurzame energieopwekking in Almelo ten behoeve van een klimaatneutrale stad in 2050.

 

Binnen het programma Duurzaamheid werken wij aan een toekomst zonder fossiele energie. Daarvoor is schone, duurzame energie nodig in plaats van vervuilende fossiele energie. Wij werken daarin al geruime tijd samen met de andere Twentse gemeenten. Het doel van de Duurzame Energieladder is om initiatiefnemers van duurzame energieprojecten duidelijkheid te geven over de visie van de gemeente op (grootschalige) duurzame energieopwekking en om kaders te bieden voor concrete initiatieven voor zonne- en windenergie.

 

In dit geval zijn wij zelf initiatiefnemer, waardoor wij ook een voorbeeldfunctie zijn voor andere projecten. Onze ambities op het vlak van duurzaamheid zijn dan ook hoog en reiken verder dan de nieuwe wettelijke eisen (BENG norm: Bijna Energie Neutrale Gebouwen) die per 1 januari 2021 van kracht zijn. Het zwembad moet in staat zijn om de komende 40 jaar te worden gebruikt. Een gasloos (all-electric) en energieneutraal zwembad past bij deze ambitie.

 

Het principe van een energieneutraal gebouw is dat het evenveel energie opwekt als nodig is om het gebouw comfortabel te laten zijn. Een goede orientatie (denk aan gevelopeningen/puien/overstekken) en zeer hoogwaardige isolatie en luchtdichtheid van het gebouw is daarbij van belang om de energievraag in de winter te beperken en koeling in de zomer te voorkomen of sterk te beperken. Comfort, goede ventilatie en een gezond binnenklimaat zijn hierbij belangrijke factoren. Voor het opwekken van energie wordt gebruik gemaakt van in ieder geval de hernieuwbare energiebron zon. Maximale energiezuinigheid is bij een zwembad absolute voorwaarde. Daarbij dient niet alleen het gebouw op zichzelf in ogenschouw te worden genomen, maar met name ook de procesenergie. Dat is de energie benodigd om het water te verwarmen, de waterbehandeling, douchewater enzovoorts. Bij een zwembad is dit aandeel groter dan het aandeel gebouwgebonden energie, en hier is dus ook veel winst te halen.

 

In concrete zin vertalen wij duurzaamheid voor het nieuwe zwembad in minimaal het volgende verplichte zaken, als onderdeel van het Programma van Eisen (PvE):

 

Het nieuwe Sportpark wordt gasloos en dus verdwijnen ook alle leidingen daarvoor. Omdat het complex energieneutraal wordt, ligt het niet voor de hand om voor te sorteren op energiebronnen zoals waterstof (waarbij de bestaande gasleidingen gebruikt kunnen worden). Bij eventuele vervanging van installaties op termijn, zou hier indien opportuun, wel op ingehaakt kunnen worden.

 

Vanuit Cogas is samen met een aantal partners een initiatief opgezet om restwarmte in te zetten als warmtebron voor afnemers in Almelo. Binnen dit initiatief is zwembad ‘Het Sportpark’ al geïdentificeerd als mogelijke warmteafnemer. In het vervolgstadium zal een verder contact uit moeten wijzen of aansluiting ook daadwerkelijk gerealiseerd kan worden binnen het tijdsbestek van voorbereiding en realisatie van de nieuwbouw.

 

4.3.5 Sportbeleid

 

In 2020 hebben wij de 'Visie op sport en bewegen Almelo-2020' vastgesteld.

 

Kernpunten van deze visie zijn:

 

Het Sportbedrijf Almelo voert het lokale sportbeleid uit, beheert verschillende plekken om te sporten in de stad, organiseert activiteiten en is supporter van alle Almelose sportverenigingen.

 

Ten aanzien van het Sportpark Almelo geldt het volgende:

 

'Sport is van groot belang. Sport verbindt en verbroedert. Het bevordert participatie en sociale cohesie en draagt bij aan een actieve en gezonde leefstijl. Wie sport voelt zich gezonder en fitter. Bovendien verlaagt het de kans op gezondheidsproblemen. Bij kinderen draagt het bij aan sociale en cognitieve ontwikkelingen en vergroot het bovendien het zelfvertrouwen. We stimuleren daarom deelname aan sport door het faciliteren van verenigingen en initiatieven. Verenigingen die met elkaar (gaan) samenwerken of samen gebruik maken van sportaccommodaties worden extra ondersteund. Het belang van het project Actief Betrokken Club wordt onderkend en in Almelo de komende jaren gestimuleerd. Er blijft een zwembad in Almelo, waarbij we onderzoek doen naar de meest duurzame en voordelige keuze. Ook sport moet betaalbaar, bereikbaar en laagdrempelig zijn voor alle inwoners.’

Sport bevordert participatie en sociale cohesie en draagt bij aan een actieve en gezonde leefstijl. Ook richting de toekomst wil de gemeente deelname aan sport stimuleren door sport betaalbaar, bereikbaar en laagdrempelig te maken voor alle inwoners: zowel jong als oud. Het doelgroepenbad in Almelo dient in de toekomst te kunnen blijven inspelen op deze maatschappelijke vraag vanuit de gemeente en dit stelt eisen en wensen aan de zwemvoorzieningen voor de doelgroep.

 

In het haalbaarheidsonderzoek (zie paragraaf 3.2) worden de bestaande voorzieningen als uitgangspunt voor de nieuwbouw gebruikt, met als aanvulling een binnen glijbaan in geval van de nieuwbouwvarianten.

 

Toetsing van het plan aan het gemeentelijk beleid

Het plan is in overeenstemming met het gemeentelijk beleid

 

 

 

Hoofdstuk 5 Milieu-aspecten

 

 

5.1 Vormvrije mer-beoordeling

 

Beleid en Normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader

van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn.

Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het

bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen,

na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de

omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze

omstandigheden betreffen:

 

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een

stedelijk ontwikkelingsproject mer-beoordelingsplichtig is indien (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage

onderdeel D11.2);

 

De beoogde ontwikkeling is gelijk aan de planologisch toegestane ontwikkeling en wijkt slechts af voor wat betreft de situering van het bouwvlak (het gebouw wordt anders gesitueerd). Er is geen sprake van nieuwe activiteiten of een toename aan bedrijfsvloeroppervlakte. Dit betekent dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' niet noodzakelijk is.

 

 [image][image]

Bestaande inrichting Beoogde inrichting (massastudie)

 

5.2 Bedrijven en andere activiteiten

 

Om een leefbare woonomgeving te waarborgen worden de ruimtelijk relevante milieu-invloeden van

bedrijfsmatige activiteiten, in relatie tot de omgeving, beschreven. Vanuit deze doelstelling ligt in de

woongebieden het accent op wonen en worden bedrijfsmatige activiteiten geweerd of ontmoedigd.

Andersom ligt het accent in gebieden waar bedrijvigheid is toegestaan op activiteiten en wordt wonen

niet direct toegestaan. Functiemenging van detailhandel en wonen, kan gewenst zijn voor zover deze

niet leidt tot een onleefbare situatie en deze bedrijvigheid direct is gerelateerd aan de woonomgeving

(bv. buurtsuper, schoolgebouw).

 

5.2.1 Wijze van beoordelen

De invloed van de in dit plan toegestane activiteiten en de mogelijke potentiële milieubelasting van deze activiteiten zijn beoordeeld. Planologische zijn de activiteiten reeds toegestaan. Hierbij zijn de milieuvergunningen en daaruit voortkomende rechten, de normstellingen uit AMvB’s en de VNG-brochure “Bedrijven en milieuzonering” (versie 2009) als leidraad gehanteerd. Vervolgens is gekeken naar de milieuhygiënische effecten van deze bedrijvigheid op het plan. De bevindingen staan in de volgende paragrafen.

 

5.2.2 Externe zonering

De publicatie “Bedrijven en milieuzonering” van de VNG is gebruikt bij de zonering rond bedrijven. De

publicatie deelt bedrijven onder in categorieën op basis van de ingeschatte milieubelasting. Per

milieucategorie gelden richtafstanden tot de woonwijken.

 

Een zwembad is te volgens deze VNG lijst te beschouwen als een categorie 4.1 inrichting waarbij een richtafstand van 200 meter tot gevoelige bebouwing geldt.

 

Nu er in het geldende bestemmingsplan al een planologische toestemming is voor deze activiteit is het vooral van belang om te onderzoeken of de planwijziging (draaien van het hoofdgebouw ) aanvaardbaar is in relatie tot de omgeving. Overige activiteiten zoals het buitenzwembad en de zonneweide zijn plantechnisch al toegestaan. In het kader van de gebouwwijziging is het vooral relevant om de uitstraling van het gebouw en de technische installaties te beoordelen evenals de vervoersbewegingen die anders zijn gesitueerd.

 

 

5.3 Externe veiligheid

 

5.3.1 Algemeen

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden

gekeken, namelijk naar omliggende bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid maar ook naar de activiteiten in het plangebied zelf ten opzichte van haar omgeving. Daarnaast dient te worden gekeken naar het vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

 

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten

het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon

dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag

gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt

weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans

per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een

ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde.

 

Gemeentelijk beleid

Bij het opstellen van de externe veiligheidsparagraaf is uitgegaan van de huidige wet- en regelgeving

op het gebied van externe veiligheid. Door de gemeente Almelo is in maart 2014 het externe

veiligheidsbeleid 2015-2018 vastgesteld. Dit beleid is op 19 november 2019 verlengd tot en met 2021.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen wordt rekening gehouden met de uitgangspunten uit dit veiligheidsbeleid.

 

5.3.2 Risicobronnen in de omgeving

Binnen het plangebied bevinden zich geen risicobronnen. Daar waar zwembaden in het verleden gebruik maakten van waterbehandelingstechieken waarbij (een beperkte hoeveelheid) chloor werd opgeslagen zijn tegenwoordig andere technieken voorhanden.

 

Uit het risico register gevaarlijke stoffen blijkt dat er in de directe omgeving van dit plangebied geen risico bedrijven zijn gelegen welke met hun invloedsgebied reiken tot dit plangebied.

Evenzo zijn er geen spoorverbindingen, doorgaande routes of vaarwegen met risico contouren die tot in het plangebied reiken.

 

 [image]

Risicovolle inrichtingen in de omgeving van het plangebied

 

5.4 Luchtkwaliteit

 

Toetsingskader luchtkwaliteit

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in deruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de

laatstgenoemde stoffen zijn in onderstaande tabel weergegeven.

 

 [image]

 

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in

betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

 

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst.

Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

 

Door Adviesbureau de Haan is berekend of het initiatief is te beschouwen als een project zijnde “niet in betekenende mate” Uit haar rapportage d.d.16 januari 2023 nr. AH.2022.1043.02.N001 (zie hiervoor bijlage 9) blijkt dat er sprake is van “niet in betekenende mate. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.

 

 

Ook uit onze NSL-monitoringstool 2019 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort blijkt dat in de direct omgeving van dit plangebied De gemeten waarden ruimschoots onder de grenswaarden liggen. Er is sprake van een aanvaardbaar omgeving. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkelingen.

 

Hierdoor is er ter plaatse van het plangebied sprake van een aanvaardbaar verblijfsklimaat.

 

 

5.5 Geluid

 

Zoals vermeld in de paragraaf Bedrijven en Milieuzoneringen is de activiteit planologisch toegestaan. Om aan te tonen dat de installaties voldoen aan de te stellen geluidseisen is door het Adviesbureau De Haan een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Zie hiervoor bijlage 4, d.d. 16 januari 2023 nr.: AH.2022.1043.00.R00.

 

Uit dit akoestisch onderzoek blijkt dat voor de installaties kan worden voldaan aan de te stellen geluidseisen. Er treedt geen verslechtering op ten opzichte van de huidige situatie.

 

Stemgeluid buiten is binnen de Wet Milieubeheer vrijgesteld van normering. In het kader van deze ruimtelijke afweging hebben wij deze wel beschouwd. Ruimtelijk is er sprake van een bestaande situatie waarvoor planologisch toestemming is gegeven.

In de dagperiode is sprake van een overschrijding van de voorkeursnorm van het langtijdgemiddelde bij de woningen gelegen aan de Sluiskade Noordzijde 120-124 en Kogellaan 5-7. De overschrijding is 1 tot 3 dB(A). De overschrijdingen worden veroorzaakt door het stemgeluid van de volwassenen en kinderen bij de zwembaden en ligweide.

Bronmaatregelen zijn niet mogelijk aangezien het stemgeluid betreft. Enkel in de dagperiode kan er sprake van een overschrijding. De genoemde bezoekersaantallen zullen alleen in de zomermaanden aanwezig zijn. Daarmee is er op jaarbasis sprake van een beperkte overschrijding van de voorkeursnorm. Aangezien de overschrijding beperkt is, de ruimtelijke toestemming voor deze activiteit reeds lange tijd is verleend en mede gezien het heersende achtergrond niveau ten gevolge van het wegverkeer achten wij deze beperkte overschrijding aanvaardbaar.

 

 

5.6 Bodemkwaliteit

 

Door onderzoeksbureau Ortageo is voor het plangebied een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd, conform NEN 5740 en NEN 5707. Zie hiervoor bijlage 5. Hieruit blijkt dat het gebied geschikt is voor de gewenste planontwikkeling.

 

 

5.7 Natuur

 

5.7.1 Gebiedsbescherming

 

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden Wierdense Veld en het Engbersdijkveen liggen op ruime afstand van dit plangebied (5-10 km).

 

Gezien de aard en omvang van de ontwikkeling en de afstand tot natuurgebieden kunnen ook verstoring en verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten.

 

Stikstofdepositie

Om te berekenen hoe hoog de stikstofdepositie op Natura 2000-gebied zal zijn als gevolg van de ontwikkeling, is met AERIUS een berekening uitgevoerd. Deze berekening is bijgevoegd als bijlage 6 in de toelichting van het bestemmingsplan. Uit de resultaten van de berekening blijkt dat er geen sprake is van een significante bijdrage op de voor verzuring gevoelige aangew3ezen gebieden. Dit voor zowel de realisatiefase als voor de gebruiksfase. Gesteld kan worden dat negatieve effecten in de vorm van vermesting en verzuring niet aan de orde zijn .

 

 

5.7.2 Soortenbescherming

 

De aanwezigheid van beschermde planten- en diersoorten vormt een te onderzoeken aspect, omdat met de sloop van bestaande bebouwing mogelijk, via de Wet natuurbescherming, beschermde soorten bedreigd kunnen worden. Op basis hiervan is in september 2021 een quickscan flora en fauna uitgevoerd door Eelerwoude. Deze is als bijlage 7 toegevoegd in de toelichting van het bestemmingsplan. Uit het verkennende natuuronderzoek blijkt dat de bebouwing in het projectgebied potentieel geschikt is als verblijfplaats voor soorten waarvoor geen provinciale vrijstelling geldt. Het betreffen de volgende soorten en/of soortgroepen:

 

Door Eelerwoude is in 2022 een aanvullend ecologisch onderzoek uitgevoerd. Deze is als bijlage 8 toegevoegd. Uit het verrichte onderzoek naar de genoemde soorten is gebleken dat er geen beschermde functies voor deze soorten aanwezig is op de onderzoekslocatie. Er kan gesteld worden dat er geen aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn en dat er geen sprake is van een overtreding op de Wet natuurbescherming omtrent deze soorten.

 

Vanuit de eisen van het natuurbeleid NNN is het plan uitvoerbaar. Ook vanuit de Wet natuurbescherming is het plan uitvoerbaar met betrekking tot de onderdelen gebiedsbescherming en houtopstanden. Dit geldt echter niet voor het onderdeel soortenbescherming. Nader onderzoek naar diverse soorten of soortgroepen is noodzakelijk. Daarnaast dient tijdens de werkzaamheden rekening gehouden te worden met het broedseizoen van vogels en wordt geadviseerd de beplantingsstrook in het westen van het plangebied voor zover mogelijk te sparen. Dit scheelt namelijk veel aanvullend onderzoek en eventuele ontheffingen.

 

Wel dient rekening te worden gehouden met de algemene zorgplicht.

 

Negatieve effecten kunnen hiermee vanuit soortenbescherming uitgesloten worden.

 

5.8 Archeologie

 

Archeologie

Op grond van de Erfgoedwet, het Besluit op de Ruimtelijke Ordening (artikel 3.6.1 lid 1) en het beleid van de gemeente Almelo dient er in ruimtelijke plannen rekening gehouden te worden met archeologische en cultuurhistorische waarden. In de toelichting van een bestemmingsplan dient een beschrijving opgenomen te worden van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden in de grond of te verwachten monumenten rekening is gehouden. Gemeenten zullen een inventarisatie moeten (laten) maken van alle cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied, dus niet alleen van archeologische waarden. Daarnaast moeten ze aangeven welke conclusies ze daaraan verbinden en op welke wijze ze deze waarden borgen in het bestemmingsplan. In deze paragraaf wordt ingegaan op de in het plangebied aanwezige archeologische en cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplangebied.

 

De Erfgoedwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'. Het deel van de Erfgoedwet dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze (naar verwachting) in 2021 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

 

Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering.

 

Voor de betreffende locatie geldt dat het een binnenstedelijke locatie betreft waar de grond meerdere malen fors is verstoord en is voorzien van een lage archeologische verwachtingswaarde. Ons gemeentelijk beleid geeft aan dat het voor initiatieven van beperkte omvang niet noodzakelijk is om archeologisch onderzoek te doen. Om voorafgaande redenen is er geen noodzaak voor nader archeologisch onderzoek.

 

 [image]

 

 [image]

 

Cultuurhistorie

Vanaf 1 januari 2012 is het verplicht om in ruimtelijke plannen rekening te houden met cultuurhistorische waarden. Om een stabiele en meer structurele basis te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening, is per 1 januari 2012 aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegevoegd dat gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen niet alleen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden onder de grond (archeologische waarden), maar ook met waarden boven de grond. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten maken van de cultuurhistorie in een bestemmingsplangebied, en daar conclusies aan moeten verbinden die in het bestemmingsplan verankerd worden.

 

In het plangebied zijn geen waardevolle cultuurhistorische objecten en monumenten aanwezig. Negatieve effecten op gemeentelijke monumenten of andere cultuurhistorische waarden zijn niet aan de orde. Geconcludeerd kan worden dat de archeologische en cultuurhistorische waarden devaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg staan.

Hoofdstuk 6 Waterparagraaf

 

 

6.1 Vigerend beleid

 

6.1.1 Europees beleid

De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden en is bedoeld om in alle Europese wateren de waterkwaliteit chemisch en ecologisch verder te verbeteren. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren (waaronder estuaria worden verstaan), kustwateren en grondwater. Streefdatum voor het bereiken van gewenste waterkwaliteit is 2015. Eventueel kan er, mits goed onderbouwd, uitstel (derogatie) verleend worden tot uiteindelijk 2027. Voor het uitwerken van de doelstellingen worden er op (deel)stroomgebied plannen opgesteld. In deze (deel)stroomgebiedbeheersplannen staan de ambities en maatregelen beschreven voor de verschillende (deel)stroomgebieden. Met name de ecologische ambities worden op het niveau van de deelstroomgebieden bepaald.

 

6.1.2 Rijksbeleid

 

Het Rijksbeleid op het gebied van het waterbeheer is vastgelegd in het Nationaal Water Programma 2022- 2027 (vastgesteld 18 maart 2022). Dit document geeft een overzicht van de ontwikkelingen binnen het waterdomein en legt nieuw ontwikkeld beleid vast. Het belangrijkste uitgangspunt is het werken aan schoon, veilig en voldoende water dat klimaatadaptief en toekomstbestendig is. Ook is er aandacht voor de raakvlakken van water met andere sectoren. De doorwerking van de beleidsambities/uitgangspunten naar lagere overheden is geregeld in het Bestuursakkoord Water (2011) en de Waterwet (2009). In relatie tot de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) wordt de doorwerking geregeld in de Omgevingswet.

 

 

6.1.3 Provinciaal beleid

 

De provincie houdt toezicht op de waterschappen en is verantwoordelijk voor veilig drinkwater. Ook zorgt zij voor het overleg en de plannen voor waterbeheer in de regio.

 

In de Omgevingsverordening (2017) wordt ruim aandacht besteed aan de wateraspecten. De ambities voor water zijn:

 

6.1.4 Beleid waterschap Vechtstromen

Het Waterschap Vechtstromen heeft de beleidskaders van rijk en provincie nader uitgewerkt in een Watervisie en een waterbeheerprogramma.

 

De belangrijkste ruimtelijk relevante thema's zijn waterveiligheid, klimaatbestendigheid omgeving en ruimte voor waterberging. Daarnaast is de Keur van Waterschap Vechtstromen een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.

Het waterbeheerprogramma 2022-2027 is op 15 december 2021 vastgesteld. Het waterbeheerprogramma gaat in op alle aspecten van het watersysteembeheer (met uitzondering van het rioleringsbeheer en de drinkwaterzorg).

 

Het waterbeheerprogramma volgt inhoudelijk op de Watervisie 2050, die op 14 april 2021 is vastgesteld. Het waterbeheerprogramma beschrijft welke maatregelen Vechtstromen wil nemen in de planperiode 2022-2027 om te werken aan de ambities uit de Watervisie. Daarbij kan gaan om zowel nieuw beleid als staand beleid en maatregelen. Voor het nieuwe beleid, dat nog niet is vastgesteld door dagelijks en/of algemeen bestuur en waarbij het participatieproces nog niet voltooid is, heeft het waterbeheerprogramma een agenderende functie.

 

6.1.5 Waterbeleid gemeente

 

6.1.5.1 Almelose Klimaatadaptatie Strategie (AKAS)

Sinds 2018 het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie van kracht. Hierin hebben Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten met elkaar afgesproken dat ons land van af 2050 klimaatrobuust en waterbestendig is ingericht. De verschillende overheden werken hiervoor met elkaar samen in zogenaamde werkregio’s. Voor de gemeente Almelo is dit Twents waternet (TWN).

Het Deltaprogramma werkt volgens een aantal stappen:

 

De stappen zijn vertaald in 7 ambities:

  1. Kwetsbaarheden in beeld brengen

  2. Risicodialoog voeren en strategie opstellen

  3. Uitvoeringsagenda opstellen

  4. Meekoppelkansen benutten

  5. Stimuleren en faciliteren

  6. Reguleren en borgen

  7. Handelen bij calamiteiten

 

In het AKAS zijn de ambities gekoppeld aan de klimaattrends en zoveel mogelijk uitgewerkt in kwalitatieve en getalsmatige uitgangspunten voor nieuwbouw, openbare ruimte en privaat terrein. Het AKAS beperkt zich tot de klimaattrends wateroverlast (inclusief overstromen van beken en kanalen), hitte en droogte.

 

Wateroverlast:

Uitgangspunt bij wateroverlast is dat bij extreme regenval hoofd- en gebiedsontsluitingswegen toegankelijk voor hulpdiensten blijven. Ter voorkoming van overlast bij extreme regenval zijn uitgangspunten voor te nemen maatregelen opgesteld.

 

Hitte en droogte

Ten aanzien van hitte en droogte heeft de gemeente de ambitie uitgesproken dat de hitte impact in 2050 niet erger is dan in 2020 en droogte niet mag leiden tot onomkeerbare schade aan openbaar groen en natuur.

 

 

6.1.5.2 Programma Water en Riolering –De verbindende kracht van water (2022-2026).

Met de invoering van de Omgevingswet vervalt de verplichting van het opstellen van een (verbreed) Gemeentelijk RioleringsPlan(vGRP). In plaats daarvan kunnen gemeenten een (vrijwillig) Programma opstellen. Met dit Programma Water en Riolering sorteren we voor op komst van de Omgevingswet. In het Programma Water en Riolering –De verbindende kracht van water (2022-2026) worden de ambities en doelstellingen zoals verwoord in de Almelose Omgevingsvisie en de Klimaatadaptatiestrategie(AKAS) uitgewerkt tot maatregelen.

Met het programma wordt voorgesorteerd op een meer integrale aanpak en maken we gerichter keuzes om nog doelmatiger en efficiënter te kunnen werken. Hiermee houden we ons watersysteem ondanks extra kosten en de uitdagingen die klimaatverandering met zich meebrengt haalbaar en betaalbaar.Met ons watersysteem streven we daarom naar het integreren van de vier waterstromen:

Deze watertaken corresponderen met de drie zorgplichten van de gemeente. Oppervlaktewater zien we als integraal onderdeel van het stedelijk water. De gemeentelijke zorgplichten voor afvalwater, hemelwater en grondwater zijn momenteel opgenomen in de Wet Milieubeheer en de Waterwet. Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet is dit opgenomen in artikel 2.16 Ow (lid1a).

De maatregelen voor de komende planperiode zijn bepaald door de huidige situatie te toetsen aan de normen die volgen uit de doelstellingen. Maatregelen betreffen onderzoeks-, borgings-en fysieke maatregelen en zijn gericht op het meer datagedreven, gebiedsgericht en samen met de stad inrichten, onderhouden en vervangen van het watersysteem. Datagedreven, gebiedsgericht en samen met de stad vormen dan ook de drie pijlers van onze werkwijze.

 

6.2 Uitgangspunten

 

6.2.1 Algemeen

Zoals in voorgaande paragrafen uiteen is gezet, wordt in het moderne waterbeheer (waterbeheer 21e

eeuw) gestreefd naar duurzame, veerkrachtige watersystemen met minimale risico's op wateroverlast of watertekorten. Belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).

 

Bij de besluitvorming dient gemotiveerd te worden op welke manier rekening is gehouden met dit wateradvies. De initiatiefnemer verantwoordt de ruimtelijke keuzen ten aanzien van water in de waterparagraaf, als onderdeel van het ruimtelijk plan.

 

6.2.2 Huidige situatie

 

Oppervlaktewater:

Direct ten zuiden van het plangebied ligt het kanaal Almelo-Nordhorn. Deze is in beheer bij het waterschap Vechtstromen.

 

Door het waterschap Vechtstromen is aangegeven dat de watergangen naar verwachting in goed hydraulisch contact staan met het grondwatersysteem en deze dus beïnvloeden.

 

Grondwater:

In de periode 2010 t/m 2015 zijn er onderzoeken uitgevoerd naar de huidige grondwaterstanden in Almelo. Tijdens deze onderzoeken zijn grondwateraandachtsgebieden vastgesteld waar mogelijk (te) hoge grondwaterstanden optreden. Op basis van aanvullend onderzoek is er onderzocht of er ook daadwerkelijk sprake is van te hoge grondwaterstanden. Het plangebied valt niet binnen een grondwateraandachtsgebied en er zijn qua grondwater geen problemen te verwachten.

 

De gemeente Almelo beschikt over een grondwatermeetnet welke bestaat uit peilbuizen verspreid over Almelo, Aadorp en Bornerbroek. Het doel van het meetnet is om informatie over de stijghoogten en de stromingsrichting van het grondwater te verkrijgen. Daarnaast worden de gegevens gebruikt voor onderzoeken naar de oorzaken van wateroverlast. De peilbuizen zijn sinds 1996 circa tweemaal per maand handmatig bemeten en worden vanaf eind 2010 met een datalogger automatisch uitgelezen. De data vanaf 2010 is te zien op de website https://grondwater.webscada.nl/twentswaternet/. Direct ten westen van het plangebied ligt een peilbuis.

 

Afval en hemelwater:

De riolering in het stedelijk gebied van de gemeente Almelo bestaat globaal uit drie types rioolstelsels, te weten een gemengd stelsel, een gescheiden stelsel en een verbeterd gescheiden stelsel. Bij een gescheiden stelsel ligt er een ondergronds of bovengronds hemelwatersysteem.

 

In het plangebied ligt een gemengd stelsel. Het vuile water uit het gebied wordt onder vrijverval afgevoerd naar de RWZI Vissedijk.

 

Het hydraulisch functioneren van het rioolstelsel is getoetst met bui 8 uit de Leidraad Riolering. Bui 8 is een theoretische regenbui die gemiddeld eenmaal per 2 jaar voorkomt en een intensiteit heeft van circa 20 mm in een uur tijd. Uitgangspunt is dat bij bui 8 maximaal een half uur water op straat mag optreden. In 2020 is het rioolstelsel hydraulisch doorgerekend. In het plangebied komen bij bui 8 theoretisch geen water op straat locaties voor.

 

6.2.3 Toekomstige situatie

 

Streefbeeld:

In stedelijk gebied is het veilig wonen en werken, de kans op overstromingen is bijzonder klein. Bij grootschalige nieuwbouw en bij vitale functies in risicovolle gebieden zijn inrichtingsmaatregelen getroffen om schade, slachtoffers of maatschappelijke ontwrichting zo veel mogelijk te voorkomen. Wateroverlast komt nu eenmaal af en toe voor, maar is teruggebracht tot een maatschappelijk geaccepteerd niveau. Grondwateroverlast komt vrijwel nergens meer voor.

 

Burgers zijn zich bewust van hun verantwoordelijkheden en van de gevolgen van eigen handelen op het watersysteem. Ze nemen hun eigen verantwoordelijkheid voor het (tijdelijk) bergen van regenwater dat op hun perceel valt. De bebouwde omgeving is in hoge mate zelfvoorzienend, waar mogelijk worden zomerse tekorten aangevuld met in de winter gevulde zoetwaterbuffers.

 

Water, cultuurhistorie en groen leveren een duidelijke bijdrage aan de kwaliteit van de leefomgeving en bepalen mede de culturele identiteit van de stad. Bewoners hebben toegang tot voldoende en aantrekkelijk oppervlaktewater waarop veilig gerecreëerd kan worden. Stadswater brengt verkoeling tijdens warme zomers.

 

Het zelfreinigend vermogen van zowel het watersysteem als het bodem- en grondwatersysteem is groot. Het gezuiverde effluent van rioolwaterzuiveringen wordt veelal benut als een continue waterbron met waardevolle gebruiksfuncties in plaats van het zonder bestemming te lozen.

 

Er zijn innovatieve oplossingen gevonden voor deze wateropgaven in stedelijk gebied. Gemeenten en waterschappen werken hierbij nauw samen met onder meer projectontwikkelaars, woningbouwcorporaties, bouwers, banken en burgers.

 

Klimaat Actieve Stad

Als Klimaat Actieve Stad Stedenband Twente, kortweg KAS, hebben de gemeenten Almelo, Enschede en Hengelo, waterschap Vechtstromen en provincie Overijssel de krachten gebundeld. De rode draden uit de ‘Klimaatagenda: weerbaar, welvarend en groen’ zijn als uitgangspunten genomen:

 

Mitigatie: maatregelen die bijdragen aan de beperking van de klimaatverandering;

Juist in de stad liggen er veel kansen om bij te dragen aan beperking van de klimaatverandering. Met al haar stromen van mensen, energie, voedsel en producten werkt ze mee aan de uitstoot van broeikasgassen. Ze heeft daarom een belangrijke taak in het vinden van slimme oplossingen voor transport, consumptie, verwarming en koeling. Dat vraagt naast andere gebouwen en installaties ook om een andere inrichting van de stad. Watergerichte maatregelen wijzen de weg: afkoppeling van hemelwater reduceert het energiegebruik van rioolwaterzuiverings- installaties, koudewinning is een adequaat (en lucratief!) alternatief voor airconditioning, terwijl groene daken en bomen garant staan voor natuurlijke koeling en opname van CO2.

 

Adaptie: maatregelen om de gevolgen van de klimaatverandering te beperken;

Intussen is de klimaatverandering al volop gaande. De cruciale vraag is hoe we hiermee nu al omgaan. Dat is klimaatadaptatie: datgene wat we nu kunnen doen om de gevolgen van de klimaatverandering op te vangen. Door bijvoorbeeld te inventariseren waar de effecten van extreme neerslag, hitte en droogte het grootst zijn en wie dan het kwetsbaarst zijn. Met die kennis kunnen we vanaf vandaag de risico’s van waterschade en hittestress beperken. Door meer groen aan te brengen in onze wijken, meer ruimte te maken voor (de opvang van) water in de stad en het aantal verharde vierkante meters terug te brengen.

 

Ruimtelijke kwaliteit: het streven om de omgeving duurzamer en (be)leefbaarder te maken;

Het stedelijk gebied is een optelsom van vele uiteenlopende functies. De woonomgeving heeft invloed op factoren die het welzijn van de bewoners bepalen, zoals volksgezondheid en de mogelijkheden voor recreatie en sociale contacten. Bij de ruimtelijke kwaliteit gaat het erom de juiste functies de juiste fysieke plek te geven, met de juiste vormgeving en inpassing. Als groen daar ligt waar het mensen aantrekt, komen ze naar buiten en ontmoeten ze andere mensen. Ze ervaren de leefomgeving als prettig en voelen zich gezonder. Zichtbaar water, aansprekende gebouwen en herinrichting hebben een overeenkomstig effect. Verbetering van de ruimtelijke kwaliteit gaat dan gelijk op met de versterking van de sociale en duurzame kwaliteiten van de stad.

 

De wateropgave: meer ruimte voor water maken.

Het Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen hebben de gezamenlijke ambitie om het Nederland van 2050 klimaatbestendig en waterrobuust in te richten. Bij de (verdere) inrichting van ons land is het daarom van belang water en ruimte te verbinden. Maatregelen in het waterbeheer worden gekoppeld aan ruimtelijke ontwikkelingen en vice versa. Scope, programmering en financiering van de ruimtelijke plannen sluiten zo goed mogelijk op elkaar aan of, beter nog, versterken elkaar.

 

Stedelijk afvalwater:

De gemeentelijke taak voor stedelijk afvalwater is het zorgdragen voor de inzameling en het transport van afvalwater. De in het vGRP gekozen ambitie van huidige koers sluit aan bij het vervullen van de wettelijke taken zoals omschreven in Artikel 10.33 Wet Milieubeheer. De accenten richting ambitieus zitten in:

 

Voor het plangebied gelden voor afvalwater de volgende opgaven:

  1. Het schone hemelwater van daken en parkeerterrein scheiden van afvalwater.

  2. Voor de nieuwbouw wordt alleen een aansluiting voor vuilwater op de riolering aangelegd. Hiervoor kan de huidige aansluiting op de riolering worden gebruikt.

  3. De hoeveelheid afvalwater van het nieuwe zwembad blijft gelijk of daalt ten opzichte van de huidige situatie. Bij de keuze van installaties wordt aandacht geschonken aan drinkwaterbesparing

  4. Voor de grotere afvalwaterlozingen in verband met spoelen of ledigen van baden, wordt een protocol opgesteld en afgestemd met de gemeente.

 

Hemelwater:

De gemeentelijke taak voor afvloeiend hemelwater is het doelmatig inzamelen en verwerken van hemelwater. De in het vGRP gekozen ambitie van huidige koers sluit aan bij het vervullen van de wettelijke taken zoals omschreven in Artikel 3.5 Waterwet. De accenten richting ambitieus zitten in:

 

Voor het plangebied zijn voor hemelwater de volgende punten relevant:

  1. De toekomstige waterhuishouding moet een duurzaam karakter krijgen door schone en vuile waterstromen gescheiden te houden. Voor de afhandeling van hemelwater moet worden aangesloten bij de voorkeursvolgorde hergebruik, infiltreren, retenderen/afvoer naar oppervlaktewater of retenderen/afvoeren naar riolering.

  2. Het hemelwater dat valt op het verhard oppervlak (daken en (terrein)verharding) mag niet worden aangesloten op de riolering.

  3. Hemelwater dat valt op dakoppervlakken is kwalitatief schoon genoeg om rechtstreeks op oppervlaktewater afgevoerd te worden. Kwantitatief is dat niet altijd toegestaan. Regenwater afkomstig van pleinen en verhardingen waar evenementen en dergelijk op worden georganiseerd zijn niet geschikt om rechtstreeks af te koppelen op oppervlaktewater. De waterafvoer van deze verhardingen moet eerst worden behandeld of op het gemengde stelsel gehandhaafd blijven.

  4. Door de aanleg van groene daken in het bebouwde gebied kan de waterafvoer worden vertraagd en kan wateroverlast mogelijk worden voorkomen. Dit is tevens een middel om hittestress in de (binnen)stad te reduceren.

  5. Het is belangrijk dat bij toekomstige ontwikkelingen wateroverlast wordt voorkomen. Bij het ontwerp en de inrichting van nieuwe ontwikkelingen moet daarom rekening worden gehouden met de mogelijkheid om in noodgevallen (bij extreme buien) de straat en de overige openbare ruimte te benutten als tijdelijke berging. Hiervoor moet de infrastructuur waterbewust en klimaatbestendig worden ingericht. Hierbij kan worden gedacht aan niet te lage vloerpeilen, het toepassen van trottoirbanden langs de wegen en het afvoeren van alle dakoppervlak naar de voorzijde van het perceel.

 

De opgaves voor hemelwater worden als volgt ingevuld:

  1. Voor het plangebied wordt een waterhuishoudingsplan opgesteld dat ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de gemeente

  2. Het regenwater van daken wordt (zo mogelijk) hergebruikt voor toiletspoeling etc.

  3. Het dak wordt, zo mogelijk, voorzien van een groen dak om water vast te houden, bij te dragen aan biodiversiteit, fijnstof op te vangen en warmte te reduceren. De minimale wateropvang op het dak is 15 liter per m².

  4. Voor al het verhard oppervlak in het plangebied, alle verharding en dak, wordt een bovengrondse waterberging aangelegd in de vorm van een wadi of zaksloot met een inhoud van 20 mm.

  5. Om water zoveel mogelijk lokaal te infiltreren moet de wadi minimaal 20 mm per dag kunnen infiltreren ten opzicht van het aangesloten oppervlak.

  6. Voor buien die groter zijn dan 20 mm (eens per twee jaar) wordt water tijdelijk op het terrein geborgen.

  7. Het terrein wordt zodanig ingericht dat bij een waterhoeveelheid van 70 mm (bui T=100 jaar) het water geen schade veroorzaakt en niet van het terrein overstroomt naar naburige terreinen

  8. Hemelwater van verhardingen stroomt (zoveel mogelijk) bovengronds naar de wadi(s)

  9. Hemelwater van de daken wordt bovengronds afgevoerd naar de wadi(s)

  10. Het vloerpeil van het pand ligt minimaal 0,30 m boven het straatpeil.

 

Grondwater:

De gemeentelijke taak voor grondwater is een inspanningsverplichting om structureel nadelige gevolgen van grondwaterstanden in openbaar gebied zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. De in het vGRP gekozen ambitie van huidige koers sluit aan bij het vervullen van de wettelijke taken zoals omschreven in Artikel 3.6 Waterwet. De huidig ingezette koers wordt gevolgd waarbij voor het uitvoeren van grondwatermaatregelen kritisch wordt afgewogen of normgerichte maatregelen daadwerkelijk uitgevoerd moeten worden.

 

Relevante doelstellingen zijn:

 

Voor het plangebied zijn voor grondwater de volgende kansen, knelpunten en opgaven relevant:

 

De opgaves voor grondwater worden als volgt ingevuld:

 

Oppervlaktewater:

Er is geen wettelijk taak voor de gemeente betreffende het oppervlaktewater. Oppervlaktewater is echter voor Almelo een belangrijk onderdeel van het watersysteem en zodoende ook gezien als een integraal onderdeel van het stedelijk water. De in het vGRP gekozen ambitie van huidige koers met incidenteel een tandje minder komt in hoofdzaak op het volgende neer:

 

Voor het plangebied zijn voor oppervlaktewater de volgende kansen, knelpunten en opgaven relevant:

  1. In verband met de overdracht van stedelijk water naar het waterschap Vechtstromen moet nieuw stedelijk water ook voldoen aan de eisen van het waterschap.

  2. Bij de toe te passen bouwmaterialen uitgaan van afwatering op oppervlaktewater. Dit i.v.m. uitloogbaarheid en daardoor waterverontreiniging.

  3. Het aanleggen van nieuw oppervlaktewater kan gevolgen hebben voor de grondwaterstanden direct langs dat nieuwe water. Zowel positief als negatief.

  4. Water, groen en spelen kunnen prima gecombineerd worden. Hiervoor moeten dan wel de juiste keuzes qua materiaal en beplanting worden gemaakt.

 

De opgaves voor oppervlaktewater worden als volgt ingevuld:

 

6.2.4 Conclusie

 

Met inachtneming van bovenstaand advies heeft de ontwikkeling geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

 

 

 

Hoofdstuk 7 Juridisch bestuurlijke aspecten

 

In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de planregels. Zo wordt een toelichting gegeven op het juridische systeem en op alle afzonderlijke bestemmingen.

 

7.1 Inleiding

 

Het bestemmingsplan 'Sportpark Almelo' bestaat uit een verbeelding (plankaart), planregels en deze plantoelichting. De verbeelding en planregels vormen tezamen het juridische deel van het bestemmingsplan. Deze vormen het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van gronden en bebouwing. In de regels worden de mogelijkheden in artikelen vastgelegd. Op de verbeelding worden de bestemmingen, bouw- en gebruiksmogelijkheden aangeduid. Het bestemmingsplan is opgesteld in aansluiting op het vigerende bestemmingsplan 'Centrum' en de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012.

In dit hoofdstuk zal de juridische systematiek van het bestemmingsplan worden toegelicht. Ook wordt een beschrijving per artikel en een toelichting op de algemene bepalingen en de overgangs- en slotbepalingen gegeven.

 

7.2 Juridische systematiek

 

Dit bestemmingsplan maakt de realisatie van een sportpark (zwembad en sporthal) mogelijk op de op de gronden van het huidige zwembad (met onderwijs). De bouwmogelijkheden zijn afgestemd op het beoogde ontwerp en Programma van Eisen voor het Sportpark Almelo.

 

De regels bestaan uit vier hoofdstukken waarop in de volgende paragrafen wordt ingegaan:

  1. Inleidende regels;

  2. Bestemmingsregels;

  3. Algemene regels;

  4. Overgangs- en slotregels.

 

7.3 Beschrijving per bestemming

 

Inleidende regels

Begrippen

In het eerste artikel zijn de noodzakelijke begripsbepalingen opgenomen die worden gebruikt in de regels. het bevat definities om misverstanden te voorkomen.

Wijze van meten

Het tweede artikel regelt hoe er gemeten moet worden.

 

Bestemmingsregels

Sport

De bestemming Sport is bedoeld voor sportvoorzieningen (Sportpark Almelo) en ondergeschikte horeca (categorie 7). De hoofdbebouwing mag enkel opgericht worden binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken. In de regels en verbeelding zijn bepalingen opgenomen omtrent de hoogten voor zowel de hoofdbebouwing als de bijbehorende bouwwerken. Ook zijn bepalingen opgenomen voor de maximaal toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken.

Waarde - Archeologische verwachting middelhoog

Er zijn in het gebied een aantal gebieden welke zijn aangemerkt met de waarde- archeologische verwachting. Om verstoring en vernietiging van deze waarden te voorkomen is deze dubbelbestemming opgenomen. Er zijn in de bestemming een aantal afwijkings- en uitzonderingsmogelijkheden geformuleerd. Dit maakt, behoudens uitzonderlijke gevallen, het normale gebruik van de grond mogelijk.

 

Algemene regels

Anti-dubbeltelregel

Door middel van dit artikel wordt voorkomen dat grond, die betrokken is geweest bij het toestaan van ene bouwplan, bij de beoordeling van een later bouwplan wederom betrokken is.

Algemene gebruiksregels

Hierin is specifiek vermeld welk gebruik als strijdig wordt gezien.

Algemene afwijkingsregels

In dit artikel is een aantal regels opgenomen om het mogelijk te maken dat het plan op ondergeschikte punten wordt aangepast. Kleine afwijkingen van de in de regels opgenomen, dan wel op de verbeelding aangegeven maten kunnen volgens dit artikel mogelijk worden gemaakt met een binnenplanse omgevingsvergunning.

 

Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht

Het overgangsrecht bevat een regeling voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het inwerking treden van het plan, maar dat strijdig is met de regels van dit bestemmingsplan. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd. De redactie van het artikel is wettelijk vastgelegd en overeenkomstig opgenomen.

Slotregel

In de slotregel wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan aangehaald kan worden (titel van het bestemmingsplan). De redactie van het artikel is wettelijk vastgelegd en overeenkomstig opgenomen.

 

 

Hoofdstuk 8 Economische uitvoerbaarheid

 

Met de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten, indien sprake is van bouwplannen zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. Hierbij valt te denken aan kosten voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor het bestemmingsplan. Daarnaast hebben gemeenten sturingsmogelijkheden, omdat in het geval van grondexploitatie door derden diverse eisen en regels gesteld kunnen worden.

 

Met een derde kan een exploitatieovereenkomst worden gesloten, waarin het kostenverhaal is geregeld en waarin tevens bepalingen kunnen worden opgenomen ten aanzien van planschades.

 

De gronden in het plangebied van het bestemmingsplan Sportpark Almelo zijn in gemeentelijk eigendom. Voor alle kosten van de ontwikkeling heeft de gemeenteraad op 26 mei 2021 een krediet vastgesteld voor de realisatie van het nieuwe Sportpark Almelo ter hoogte van 21.066.000,- euro, conform het Programma van Eisen. De jaarlijkse kapitaallasten worden gedekt uit de vrij te vallen stelpost onderhuisvesting, vrij te vallen exploitatiekosten oud zwembad en vrij te vallen kosten groot onderhoud. Voor het overige worden de kosten gedekt uit de algemene middelen.

 

Gelet op het bovenstaande kan worden gesteld dat de economische uitvoerbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan voldoende is aangetoond.

 

 

 

Hoofdstuk 9 Procedure

 

Op basis van het concept-ontwerp bestemmingsplan is het wettelijk vooroverleg, zoals vastgelegd in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening,met de provincie en Waterschap gevoerd. De ontvangen adviezen in het kader van het vooroverleg zijn verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan.

 

Op donderdag 15 december 2022 heeft een inloopavond voor de omgeving plaatsgevonden.

Het ontwerpbestemmingsplan 'Sportpark Almelo' heeft gedurende zes weken ter inzage gelegen.