Plannaam: Dethmershoek
IMRO-idn: NL.IMRO.0141.00124-BP31
Type Plan: bestemmingsplan
Status: vastgesteld

Toelichting

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

1.2 Ligging van het plangebied

1.3 De bij het plan behorende stukken

1.4 Huidige planologische situatie

1.5 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 Uitgangspunten en planbeschrijving

2.1 Bestaande situatie

2.2 Planbeschrijving nieuwe situatie

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.2 Provinciaal beleid

3.3 Gemeentelijkbeleid

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

4.1 Vormvrije mer- beroordeling

4.2 Verkeer en parkeren

4.3 Stikstof depositie

4.4 Bedrijven en andere activiteiten

4.5 Flora en Fauna

4.6 Fysieke Veiligheid

4.7 Externe veiligheid

4.8 Luchtkwaliteit

4.9 Geluid

4.10 Bodemkwaliteit

4.11 Archeologie en cultuurhistorie

Hoofdstuk 5 Waterparagraaf

5.1 Vigerend beleid

5.1.1 Waterbeleid gemeente

5.1.2 Beleid Waterschap Vechtstromen

5.1.3 Provinciaal beleid

5.1.4 Rijksbeleid

5.1.5 Europees beleid

5.2 Waterbeheer en watertoets

5.3 Watertoets Dethmershoek

5.4 Conclusie

Hoofdstuk 6 Juridisch bestuurlijke aspecten

6.1 Inleiding

6.2 Juridische systematiek

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Hoofdstuk 8 Participatie, Vooroverleg en Zienswijze

8.1 Participatie

8.2 Vooroverleg

8.3 Zienswijze

 

Hoofdstuk 1 Inleiding

 

1.1 Aanleiding

Door projectontwikkelaar Roelofs en Haase is een plan ontwikkeld in de wijk Sluitersveld, deel Rumerslanden. Het plan voorziet in de bouw van 32 grondgebonden woningen en de herinrichting van de openbare ruimte, met wegen, parkeerplaatsen en groen. Het te ontwikkelen gebied is gelegen tussen de Chiel Dethmersstraat, Abraham Steenhagenstraat, de beek de Markgraven en de Henk Hoftenstraat, afbeelding 1.1. Het voorliggende inbreidingsplan voorziet in de herontwikkeling van het gebied en sluit aan bij de reeds ingezette herontwikkeling van het Sluiterveld.

 

 [image]

Afbeelding 1.1: Weergave herontwikkelingsgebied Dethmershoek.

 

Het doel van het voorliggende inbreidingsplan bestemmingsplan "Dethmershoek” is om te voorzien in een planologisch toetsingskader voor de voorgenomen woningbouw en bij behorende voorzieningen en de herinrichting van het gebied mogelijk te maken.

 

1.2 Ligging van het plangebied

De locatie Dethmershoek is gelegen in de wijk Sluitersveld, deel Rumerslanden. De wijk ligt in het noordoosten van de stad Almelo en is grotendeels ingesloten door stedelijk gebied.

Het plangebied is gelegen tussen de Chiel Dethmerstraat, Abraham Steenhagenstraat, de beek de Markgraven en de Henk Hoftenstraat.

 [image]

Afbeelding1.2: Ligging plangebied.

 

1.3 De bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan "Dethmershoek" bestaat uit de volgende stukken:

  1. regels;

  2. verbeelding;

  3. bijlagen bij de toelichting;

  4. bijlagen bij de regels.

 

1.3.1 Overzicht uitgevoerde onderzoeken

Ter voorbereiding van het bestemmingsplan Dethmershoek zijn diverse onderzoeken verricht en adviezen gegeven. Daarnaast is er informatie gebruikt uit onderzoeken en adviezen die in het kader van andere procedures zijn uitgevoerd. De conclusies uit de onderzoeken en adviezen zijn verwerkt in hoofdstuk 4 en 5 van de toelichting.

 

Voor het bestemmingsplan zijn de volgende onderzoeken en adviezen gebruikt:

  1. Aanmeldnotitie- Vormvrije m.e.r.-beoordeling Chiel Dethmerstraat Almelo, NL21-648800269-7020, Sweco;

  2. Verkeerskundigonderzoek- inbreidingsplan Chiel Detmerstraat te Almelo, onderdeel Verkeer, nr. 378910 BP Chiel Dethmerstraat Almelo, Sweco bestaande uit twee delen een tekstdeel (a) en een gegevensdeel (b);

  3. AERIUS-berekening bestemmingsplan Chiel Dethmerstraat, NL21-648800269-7173, Sweco;

  4. Memo flora & fauna bestemmingsplan ‘Chiel Dethmerstraat, Almelo’,P02273;

  5. Rapportage aanvullend soortenonderzoek Wet natuurbescherming, P02273

  6. VTA en verplantbaarheidsonderzoek Klaas Tabakstraat Almelo

  7. Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai,NL21-648800269-6884,Sweco

  8. Waterhuishoudkundig plan, bestaande uit twee delen een tekstdeel (a) en een kaartdeel (b);

 

  1. Verkennend bodemonderzoek NEN 5740 en NEN 5707 Chiel Dethmersstraat in Almelo, Ortageo Noordoost B.V, 215185/R01;

  2. Beoordeling van bodemonderzoek, Z2021-ODT-022632;

  3. Archeologie, Archeologisch rapport, 2006/ 13, Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek, Oranjewoud;

  4. Beoordeling archeologisch onderzoek.

  5. Zienswijze reactienota

 

 

1.4 Huidige planologische situatie

Ter plaatse van het plangebied gelden, tot het van rechtskracht worden van het onderhavige bestemmingsplan, de volgende bestemmingsplannen:

 

Sluitrrsveld

vastgesteld 26 maart 2013

Parapluherziening Parkeren

vastgesteld 5 juli 2018

Parapluherziening Wonen

vastgesteld 23 maart 2020

Parapluherziening algemene afwijkingen

vastgesteld 20 december 2022

 

 

Op basis van het bestemmingsplan Sluitersveld gelden ter plaatse van het herontwikkelingsgebied de volgende bestemmingen:

 

Maatschappelijk- 3

Groen

Verkeer

 

 [image]

1.3 UItsnede bestemmingsplan Sluitersveld

 

Op basis van de geldende bestemmingen in het herontwikkelgebied kunnen de gewenste 32 woningen niet gerealiseerd worden. De bestemming Maatschappelijk- 3 is bedoeld voor onderwijs, horeca van categorie 7, kinderopvang ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk – kinderopvang, verkeersvoorzieningen ten behoeve van het bestemmingsverkeer, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, verhardingen en groenvoorzieningen. De bestemming Groen is bedoeld voor groenvoorzieningen, tuinen, fiets- en/of voetpaden, waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen, sportvoorzieningen, speelvoorzieningen en hierbij passende openbare verblijfsvoorzieningen, mobiele verkooppunten, nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, bouwwerken ten behoeve van voorzieningen van openbaar nut, een evenemententerrein op de percelen welke voorzien zijn van de aanduiding 'evenemententerrein', verkeersvoorzieningen ten behoeve van het bestemmingsverkeer met uitzondering van parkeren, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water eveneens met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, verhardingen.

De bestemming Verkeer is bedoeld voor het bestemmingsverkeer en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding. Aanpassing van deze bestemmingen is noodzakelijk.

 

De geldende bestemming Verkeer zal grotendeels intact blijven echter doordat de grenzen van de bebouwing en het groen anders komen te liggen is ook de nieuwe ontwikkeling niet passend binnen de geldende bestemming Verkeer. Ook de huidige bestemming Groen maakt wonen niet mogelijk.

Het bestemmingsplan Sluitersveld voorziet niet in een wijzigings- of uitwerkingsmogelijkheid voor dit gebied. Om voorgenomen ontwikkeling mogelijk te maken is daarom een bestemmingsplanherziening noodzakelijk. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de gewenste juridisch planologische kader om het voornemen mogelijk te kunnen maken.

 

1.5 Leeswijzer

De plantoelichting geeft een toelichting op het bestemmingsplan, maar maakt geen deel uit van het bestemmingsplan. De plantoelichting bevat 8 hoofdstukken.

 

In Hoofdstuk 1 Inleiding wordt ingegaan op de onderdelen waaruit dit bestemmingsplan bestaat, de ligging en begrenzing van het plangebied en de huidige bestemmingsplannen die nu gelden. Hieruit blijkt het kader waarbinnen dit bestemmingsplan is opgesteld.

Hoofdstuk 2 Uitgangspunten en planbeschrijving geeft de huidige situatie van het gebied beschreven (functionele, stedenbouwkundige en verkeerstructuur) en de uitgangspunten van de nieuwe ontwikkeling.

Dit wordt aangevuld met het in Hoofdstuk 3 Beleidskader. Hierin wordt het beleid dat van toepassing is voor de ontwikkeling beschreven.

In Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten wordt de milieusituatie zoals geluid en omgevingsaspecten zoals fysieke veiligheid, besproken.

Hoofdstuk 5 Waterparagraaf

Hoofdstuk 6 Juridisch bestuurlijke aspecten is een toelichting op de regels en verbeelding gegeven.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid gaat in op de financiële verantwoording van het plan en Hoofdstuk 8 Participatie, Vooroverleg en Zienswijze geeft de wijze van en resultaten omtrent de participatie, inspraak en zienswijzen weer.

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 2 Uitgangspunten en planbeschrijving

 

2.1 Bestaande situatie

Het plangebied is gelegen binnen een stedelijk gebied dat geleidelijk is gegroeid vanaf het begin van de jaren ‘30 van de 20e eeuw. Vanaf die periode zijn ook de eerste planmatig aangelegde arbeiderswijken ontstaan en rond de jaren ’70 is het plangebied grotendeels dichtbebouwd. Het plangebied ligt in een woonbuurt met rijenwoningen uit de jaren vijftig en een woonbuurt uit de jaren tachtig met twee-onder-een-kap woningen.

Aan de oostkant van het plangebied stroomt de beek met de Markgraven met beekbegeleidend groen.

De Ootmarsumsestraat, net buiten het plangebied aan de noordwestzijde, is een oude invalsweg van

Almelo met karakteristieke lintbebouwing en winkels.

 

De functie wonen is binnen de wijk het meest voorkomende gebruik.

Vanwege de ouderdom en kwaliteit van de woningen binnen de wijk is een groot deel van de wijk geherstructureerd. De herontwikkelde locaties zijn bebouwd met zowel grondgebonden als gestapelde woningen. Daarnaast is de Ootmarsumsestraat opnieuw ingericht, heeft de basisschool een nieuw onderkomen gekregen en ook het winkelcentrum is volledig vernieuwd. Hiermee heeft de wijk veel voorzieningen waar de bewoners gebruik van kunnen maken.

 

Het plangebied is gelegen tussen de Chiel Dethmerstraat, Abraham Steenhagenstraat, de beek de Markgraven en de Henk Hoftenstraat. Het gebied ligt braak en is deels begroeid met spontaan opgekomen groen. In het verleden was het terrein een plantsoen met een grasveld en de voormalige locatie van een basisschool, een gymzaal en een Armeense kerk. Deze gebouwen zijn allen inmiddels gesloopt en het terrein ligt er nu wat ontheemd bij.

Het plantsoen met de drie monumentale eiken maken onderdeel uit van het plangebied Zowel voor de beleving van het gebied als voor de infiltratie van water en als onderdeel van de groene structuur binnen de wijk.

 

Op dit moment wordt een deel van het oude schoolplein aan Henk Hoftenstraat gebruikt voor parkeren. Dit terrein is daar niet voor ingericht en bedoeld. Wel geeft het parkeren op de plek een behoefte aan van de buurt. Deze behoefte wordt meegenomen in de nieuwe situatie.

 

 

2.2 Planbeschrijving nieuwe situatie

 

2.2.1 Algemeen

De herontwikkeling van dit gebied kent een lange looptijd. Al in 2007 zijn plannen gemaakt voor het ontwikkelen van dit terrein ter versterking van de wijk en voor het zorgen van een gevarieerd woonmilieu. Hiervoor is zelfs in 2007 een ruimtelijke procedure doorlopen echter het plan is niet ten uitvoer gebracht en sindsdien ligt het terrein braak. Na ruim 12 jaar is de herontwikkeling weer opnieuw opgepakt en is voorliggend plan ontwikkeld.

 

Het plan Dethmershoek voorziet in de ontwikkeling van 32 grondgebonden woningen en de herinrichting van de openbare ruimte, met wegen, parkeerplaatsen en groen. De woningen zijn voorzien van een ruime voortuin en eigen parkeerplek. Bezoekers parkeren wordt gerealiseerd in de openbare ruimte.

 

Het stedenbouwkundigplan bestaat uit een bouwblok welke de Chiel Dethmerstraat, Derk Smoeslaan/Abraham Steenhagen volgt en verlengt. De woningen zijn met de voorzijde georiënteerd op de weg. De voorgevelrooilijn van de woningen volgen de weg. Aan de achterzijde liggen de tuinen tegen elkaar.

 

Dethmershoek grenst aan een stuk groen dat deel uitmaakt van de groenstructuur van het

Sluitersveld /Rumerslanden. De drie monumentale eiken blijven behouden en de groene ruimte rondom de bomen wordt opnieuw ingericht.

Het gebied zal een parkachtige uitstraling krijgen, waar de ligging aan de beek voelbaar zal zijn. Het gebied krijgt een functie voor spelen, verblijven en wandelen. Daarnaast zal het groen een functie gaan vervullen in de waterretentie van de hemelwaterafvoer van de wijk.

 

 

 [image]

Afbeelding 2.1: Globale opzet Dethemershoek

 

2.2.2 Architectuur

In de ruimtelijk opzet van de bebouwing is er veel ruimte, groen en variatie te vinden. De woningen hebben een robuuste architectuur; de onderlinge variatie in gevelindelingen, kleur, kapvorm geven de woningen een eigentijds karakter.

De woningen zijn energiezuinig en beschikken over een ruime tuin. Door de ruime opzet en het vele groen, landt het plan zacht en sfeervol in zijn directe omgeving.

 

2.2.3 Inrichting openbare ruimte

Bij de realisatie van het bouwplan wordt het spontaan opgekomen groen in het plangebied verwijderd. Tevens wordt een 8- tal bomen gekapt die behoren tot de monumentale en bijzondere bomenlijst (5 elzen) en de structurele houtopstand (2 berken en 1 eik). Voor de te kappen bomen geldt een herplantplicht van 8 bomen (4 lindes, 2 iepen (resistent tegen iepenziekte) en 2 elzen in de

maat 20-25). Deze worden in het plangebied teruggeplaatst. De monumentale eiken blijven in het plangebied staan en worden niet gekapt. Rondom de bomen wordt het groen opnieuw ingericht en de bestaande wadi- verruimd.

Verder wordt het plangebied ingericht met groenblijvende beplanting geschikt voor de huismus, zoals de meidoorn, berberis, hulst, vuurdoorn, vlierbes of lijsterbes.

 

In het plangebied is behoefte aan een speelmogelijkheid. Speelaanleidingen zijn inrichtingselementen die op een eenvoudige manier de mogelijkheid bieden een straat, wijk, schoolplein of speelplek helpen inrichten en aankleden. Speelaanleidingen zijn geen grote bouwwerken, maar juist de kleinere elementen die een speelveld net dat beetje extra geven. Denk bijvoorbeeld aan natuurlijke rotsblokken, of een grote boomstam. Binnen het plangebied wordt gekeken op welke wijze een speelaanleiding kan worden toegevoegd.

 

2.2.4 Verkeer en parkeren

De ontwikkeling van de dertig twee-onder-een-kap woningen en twee vrijstaande woningen is een herontwikkeling van bestaand stedelijk gebied. De Dethmershoek wordt ontsloten vanaf de Ootmarsumsestraat via de Bevrijdingslaan en de Henk Hoftenstraat of de Chiel Dethmerstraat waarbij de Chiel Dethmerstraat ter hoogte van de nummers 8 tot en met 48 doodlopend blijft.

Bij alle woningen wordt het mogelijk om op eigen terrein te parkeren. Bij 21 woningen is voorzien in 2 parkeerplaatsen op eigen terrein en bij 11 woningen wordt uitgegaan van 1 parkeerplek per woning.

In de woonstraten wordt bezoekers parkeren en overig parkeren gerealiseerd ( 38 parkeerplaatsen) voornamelijk via langsparkeren.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven.

 

 

3.1 Rijksbeleid

 

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo kunnen in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes worden gemaakt.

Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld.

 

In wat voor Nederland willen we graag leven in 2050

Als alle wensen naast elkaar worden gelegd, ontstaat het volgende beeld. Het kabinet wil een land:

 

Nationale belangen

Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit zijn de 'nationale belangen'. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem-verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de medeoverheden.

 

De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.

 

Keuzes

De belangrijkste keuzes zijn:

 

3.1.1.1 Toetsing van initiatief aan de NOVI

De NOVI laat zich niet specifiek uit over kleinschalige ontwikkelingen. Volorliggend plan betreft een ontwikkeling waarbij geen nationale belangen in het geding zijn en er is geen sprake van enige belemmering met betrekking tot de prioriteiten zoals verwoord in de NOVI.

 

Geconcludeerd wordt dat de NOVI geen belemmering vormt voor de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling.

3.1.2 Barro

Voor de doorwerking van de rijksbelangen in plannen van andere overheden, is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) opgesteld. Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden en bevat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. In het gebied gelden geen rechtstreeks doorwerkende belangen.

 

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

 

3.1.3.1 Algemeen

Zorgvuldig ruimtegebruik is het uitgangspunt van de (rijks)overheid. Om dit principe te borgen is de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6). Hieruit volgt dat alle ruimtelijke besluiten die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken, aandacht moeten besteden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. Voor binnenstedelijke projecten moet de behoefte in de relevante regio worden beschreven. Voor stedelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied moet ook worden gemotiveerd waarom deze niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd.

 

Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Uit de handreiking ladder voor duurzame verstedelijking (bron: Infomil) en jurisprudentie blijkt dat een ontwikkeling van minder dan 12 woningen of kleiner dan 500 m2 bvo niet wordt gezien als stedelijke ontwikkeling.

Om een ontwikkeling adequaat te kunnen toetsen aan de ladder is het noodzakelijk inzicht te geven in de begrippen 'bestaand stedelijk gebied' en 'stedelijke ontwikkeling'.

 

In de Bro zijn in artikel 1.1.1 definities opgenomen voor:

bestaand stedelijk gebied:

"Bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.

 

stedelijke ontwikkeling:

"ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen."

 

Wanneer sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, moet de toelichting van het bestemmingsplan een beschrijving van de behoefte aan de woningen die mogelijk worden gemaakt bevatten. De behoefte moet worden bepaald binnen het ruimtelijk verzorgingsgebied van de woningbouwontwikkeling. De aard en omvang van de ontwikkeling zijn leidend voor het schaalniveau waarop de ruimtebehoefte moet worden afgewogen.

Ligt een plangebied in bestaand stedelijk gebied en voorziet de stedelijke ontwikkeling in een behoefte dan wordt voldaan aan de Ladder.

Uit Afdelingsjurisprudentie blijkt dat de vraag wanneer sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in grote mate casuïstisch wordt beantwoord. Zo heeft de Afdeling uitgemaakt dat de bouw van 11 woningen niet als stedelijke ontwikkeling wordt gezien.

 

3.1.3.2 Toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking

Het voorliggende bestemmingsplan voorziet per saldo in het toevoegen van 32 grondgebonden woningen. Gelet op het vorenstaande wordt gesteld dat er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling en toetsing aan de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' is vereist.

 

De woningen worden gerealiseerd binnen een bestaand stedelijk gebied en voorzien in de

behoefte aan woningen voor gezinnen binnen Almelo. Door de herontwikkeling van bestaand stedelijke gebied is sprake van zorgvuldig gebruik van de ruimte.

Het vezorgingsgebied voor de te bouwen woningen ligt in Almelo. Tevens zorgen de woningen voor een kwaliteitslag in de wijk en bieden de woningen de mogelijkheid voor een wooncarriere voor mensen in de wijk die nu binnen de bestaande woningvoorraad in de wijk "scheefwonen"

 

 
Behoefte

Uit de laatste behoefteprognose van de gemeente Almelo blijkt dat er tot 2035 een woningbehoefte van 1.600 woningen is (zie pargraaf 3.3.3). Met de ontwikkeling wordt een bijdrage geleverd aan de woningbehoefte in de gemeente Almelo.

Bovendien sluit de herstructuering van het plangebied aan op deop de uitgangspunten van de Woonvisie Almelo 2020-2030, omdat hiermee wordt bijgedragen aan een vitale en aantrekkelijke (binnen)stad, het vebreden en vernieuwen van het bestaande woonaanbod en de vraag naar (grondgebonden) eengezinswoningen. Tevens dragen de woningen bij aan een evenwichtig en gevarieerde woningvoorraad binnen de wijk.

 

Geconcludeerd wordt dat de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling in overeenstemming is met de 'Ladder voor duurzame verstedelijking'.

 

3.2 Provinciaal beleid

Het provinciaal beleid is verwoord in tal van plannen. Het belangrijkste plan betreft de Omgevingsvisie Overijssel, welke is verankerd in de Omgevingsverordening.

 

3.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

De Omgevingsvisie Overijssel is dé provinciale visie voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. In 2017 is de Omgevingsvisie en –verordening vastgesteld, deze zijn beide in 2018 geactualiseerd. Duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit zijn de leidende principes of 'rode draden' bij alle initiatieven in de fysieke leefomgeving van de provincie Overijssel.

 

3.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.

 

Op basis van de verordening zijn de onderdelen vastgelegd in titel 2.1, Sturen op ruimtelijke kwaliteit Sturen op ruimtelijke kwaliteit, duurzaamheid en sociale kwaliteit en titel 2.2 Woningbouw voor dit gebied van toepassing. Waarbij voor dit plan met name artikel Artikel 2.1.2: Principe van concentratie,

2.1.3 Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik, artikel 2.1.5 Ruimtelijke kwaliteit en, artikel 2.2.2 Realisatie nieuwe woningen van belang zijn.

 

Artikel 2.1.2: Principe van concentratie

Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in woningbouw, aanleg van bedrijventerreinen voor lokaal gewortelde bedrijvigheid en het realiseren van stedelijke voorzieningen, met bijbehorende infrastructuur en groenvoorzieningen om te voldoen aan de lokale behoefte en de behoefte van bijzondere doelgroepen.

 

In afwijking van het voorafgaande kunnen bestemmingsplannen ook voorzien in een bovenregionale behoefte voor zover deze bestemmingsplannen gebieden betreffen die onderdeel uitmaken van stedelijke netwerken.

 

Toetsing van het initiatief aan artikel 2.1.2 van de Omgevingsverordening Overijssel:

 

In voorliggend geval gaat het om het bouwen van woningen voor de lokale behoefte. De woningen maken onderdeel uit van de totale kwaliteitsverbetering van de wijk Sluitersveld. Groot deel van deze herstructuering heeft al plaatsgevonden.

 

Artikel 2.1.3: Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik

Om met name het onderscheid tussen de bebouwde stads- en dorpsomgeving en de onbebouwde Groene Omgeving scherp te houden, wordt sterker gestuurd op het principe ‘inbreiding gaat voor uitbreiding'. Door middel van de principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik wordt de verplichting opgelegd om voor stedelijke functies eerst de mogelijkheden te benutten binnen gebieden die al een stedelijke functie hebben, voordat een claim mag worden gelegd op gebieden die nu nog een groene functie hebben. Voor de Groene Omgeving geldt een variant op de principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik die erop gericht is om eerst zoveel mogelijk bestaande erven en bebouwing te gebruiken voordat meegewerkt mag worden aan nieuw ruimtebeslag op de Groene Omgeving.

 

Met de principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik geeft Overijssel een nadere invulling van de Ladder voor duurzame verstedelijking zoals door het Rijk is opgenomen in artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening. De tweede trede van de Ladder voor duurzame verstedelijking houdt in dat gemotiveerd moet worden of voor een stedelijke ontwikkeling die voorziet in een actuele regionale behoefte al dan niet ruimte gevonden kan worden binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins. Waar het Rijk in de Ladder voor duurzame verstedelijking de vereiste onderbouwing beperkt tot stedelijke functies die voorzien in een actuele regionale behoefte, dient op grond van de principes voor zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik voor elk claim die gelegd wordt op de Groene Omgeving nagegaan te worden of daarvoor niet het bestaand bebouwd gebied c.q. bestaande erven en bebouwing in de Groene Omgeving benut kan worden.

 

Toetsing van het initiatief aan artikel 2.1.3 van de Omgevingsverordening Overijssel:

 

Dit bestemmingsplan voorziet in de herstructurering van een binnenstedelijk gebied. Een voormalige scholen locatie, met gymzaal wordt getransformeerd naar 32 grondgebonden woningen. Met deze inbreiding wordt voldaan aan zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik van gronden in het bestaande stedelijke gebieden. Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met artikel 2.1.3.

 

Artikel 2.1.5: Ruimtelijke kwaliteit

In de toelichting op bestemmingsplannen wordt onderbouwd dat de nieuwe ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit conform de geldende gebiedskenmerken. Hierbij moet inzichtelijk gemaakt worden op welke wijze toepassing is gegeven aan het Uitvoeringsmodel (OF-, WAAR- en HOE-benadering) die in de Omgevingsvisie Overijssel is neergelegd. Ook dient gemotiveerd te worden dat de nieuwe ontwikkeling past binnen het ontwikkelingsperspectief die in de Omgevingsvisie Overijssel voor het gebied is neergelegd.

 

Toetsing van het initiatief aan artikel 2.1.5 van de Omgevingsverordening Overijssel:

 

Met voorgenomen ontwikkeling wordt bijgedragen aan de ruimtelijke kwaliteit van het binnenstedelijk gebied van de gemeente Almelo. De geruime tijd braak liggende binnenstedelijk locatie, wordt bebouwd met grondgebonden woningen. Deze woningen worden zorgvuldig worden ingepast zodat het in overeenstemming is met de kenmerken van de directe omgeving, zie hiervoor paragraaf 2.2. In de onderstaande subparagrafen is nader toegelicht op welke wijze toepassing is gegeven aan de vierlagenbenadering en het ontwikkelingsperspectief uit de Omgevingsvisie Overijssel. Hier wordt geconcludeerd dat voorgenomen ontwikkeling bijdraagt aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit conform de geldende gebiedskenmerken.

 

Artikel 2.1.9: Sociale kwaliteit

In de toelichting op bestemmingsplannen die voorzien in nieuwe ontwikkelingen waarbij provinciale belangen in geding zijn, wordt aangegeven op welke wijze bewoners en gebruikers betrokken zijn bij de ontwikkeling van de plannen.

 

Toetsing van het initiatief aan artikel 2.1.9 van de Omgevingsverordening Overijssel:

 

Bewoners en gebruikers worden regelmatig geïnformeerd door de ontwikkelaar. Daarnaast zal het ontwerp bestemmingsplan gedurende 6 weken ter inzage worden gelegd. Een ieder wordt dan in de gelegenheid gesteld om het plan te lezen en eventueel ook een zienswijze in te dienen.

 

Artikel 2.2: Woningbouw

Bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wabo, voorzien uitsluitend in de mogelijkheid tot het realiseren van nieuwe woningen als de behoefte daaraan is aangetoond door middel van actueel onderzoek woningbouw. Hierbij wordt in maximaal 80% van de behoefte aan nieuwe woningen zoals vastgesteld in het kader van actueel onderzoek woningbouw, voorzien. In bestemmingsplannen van gemeenten waarvoor woonafspraken van toepassing zijn, mag in een hoger percentage dan 80% worden voorzien, met een maximum van 100% van de behoefte zoals vastgesteld in het kader van de woonafspraken.

 

De behoefte aan nieuwe woningen wordt in ieder geval geacht te zijn aangetoond als realisatie daarvan past binnen de geldende woonafspraken zoals die zijn gemaakt tussen gemeente en provincie op basis van regionale afstemming.

 

Wanneer de realisatie van nieuwe woningen niet past binnen geldende woonafspraken of wanneer er voor de gemeente geen woonafspraken gelden, dan moet de behoefte aan nieuwe woningen aangetoond worden door middel van actueel onderzoek woningbouw waarop de instemming is verkregen van zowel de gemeenten in de regio als Gedeputeerde Staten. Het onderzoek wordt eens in de 2 jaar geactualiseerd. Momenteel is deze actualisatie nog gaande.

 

Toetsing van het initiatief aan artikel 2.2 van de Omgevingsverordening Overijssel:

 

Het bestemmingsplan voorziet met name in de realisatie van woningen. De in dit bestemmingsplan voorziene woonprogramma is opgenomen binnen de programmering.

 

 

3.2.3 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Om de opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities van de provincie waar te maken bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie verschillende niveaus (zie onderstaande afbeelding). Aan de hand van deze drie niveaus kan worden bepaald of er een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is. De volgende niveaus komen aan de orde:

Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.

 

 

 

 [image]

Figuur 3.1 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (bron: Omgevingsvisie Overijssel 2017)

 

3.2.3.1 Of- generieke beleidskeuzes

Het gaat hier om algemene keuzes die bepalen of ontwikkelingen nodig, dan wel mogelijk zijn. Voor onder andere voorzieningen in het stedelijk gebied hanteert de provincie de SER-ladder. Dit betekent dat voor ontwikkelingen eerst bestaande bebouwing of herstructurering wordt benut, voordat er uitbreiding plaatsvindt. Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven

Voor dit perceel geldt dat sprake is van een herontwikkeling van binnenstedelijkhgebied. De herontwikkeling richt zicht op het toevoegen van toekomsbestendige woningen. Waarbij de woningen een ander soort woning is dan reeds in de wijk aanwezig, waardoor een meer gedifferentieerd woning aanbod in dewijk ontstaat.

3.2.3.2 Waar - ontwikkelingsperspectieven

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene en stedelijke omgeving. Met deze perspectieven wordt de ruimtelijke ontwikkelingsvisie van de provincie vormgegeven.

van de Omgevingsverordening. In dit artikel is bepaald dat gemotiveerd moet worden dat een voorziene ontwikkeling past binnen de vastgestelde ontwikkelingsperspectieven.

 

Voor het perceel geldt het ontwikkelingsperspectief 'Woon- en werklocaties binnen de stedelijke netwerken' wat zich richt op herstructurering en transformatie om het gebied vitaal en aantrekkelijk te houden en de diversiteit aan milieus te versterken.

 [image]

 

3.2.3.3 Hoe - gebiedskenmerken

De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door, naast bescherming, vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. Hierbij zijn de gebiedskenmerken van provinciaal belang het uitgangspunt. Hierna wordt een korte samenvatting gegeven van de in het plangebied voorkomende gebiedskenmerken volgens de lagenbenadering:

 
Natuurlijke laag (Dekzandvlakte en ruggen)
Het plangebied is gelegen in de natuurlijke laag 'Dekzandvlakte en ruggen'. De ambitie bij ontwikkelingen is om de hoogteverschillen en het watersysteem beter zichtbaar en beleefbaar te maken. De (strekkings-)richting van het landschap is hierbij uitgangspunt.

 

Stedelijke laag (Woonwijken 1955 - nu)

De stedelijke laag wordt gekenmerkt als “woonwijk 1955- nu”, planmatig opgezette uitbreidingswijken

op basis van een collectief idee en grotere bouwstromen. De wederopbouwwijken worden bijvoorbeeld vaak gekenmerkt door een repeterende stempelstructuur in de bouwblokken, de ruime opzet van de groene ruimte en aandacht voor details zoals deuromlijstingen pergola’s boven de entrees, siermetselwerk e.d. De kwaliteit van de oorspronkelijke woningen voldoen vaak niet meer aan hedendaagse kwaliteitseisen.

Herstructurering van de naoorlogse wijken is daarom een belangrijke opgave voor vitale steden. De wijken van na de oorlog behouden hierbij hun eigen karakter. Ook al neemt bij herstructurering het

bebouwd oppervlak in de wijken door meer grondgebonden woningen toe, er

blijft collectieve ruimte tussen de bouwblokken. Markante gebouwen zoals leegkomende kerken en winkelstrips worden waar mogelijk behouden door ze een nieuwe functie te geven. In de wijken van

de jaren ’70 en ’80 (woonerven) vereisen de kwaliteit van de buitenruimte en de

parkeeroplossingen bijzondere aandacht.

 

Als herstructurering, inbreiding en toevoeging van bebouwing plaatsvinden in de naoorlogse woonwijken, dan moet de nieuwe bebouwing zich voegen in de aard, maat en het karakter van het grotere geheel (patroon van o.a. wooneenheden en parken), maar is als onderdeel wel zelfstandig herkenbaar. De groenstructuur moet onderdeel uit maken van het wijkontwerp.

 

3.2.4 Toetsing van het initiatief aan uitgangspunten visie en verordening

Indien het concrete initiatief wordt getoetst aan het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld:

 

De beoogde plannen zijn in overeenstemming met de regels uit de verordening. Het plan wordt gerealiseerd binnen bestaand stedelijk gebied op de plek van een voormalig schoolgebouw. Het stedenbouwkundig ontwerp is afgestemd op de bestaande omgeving en ook het groen in de openbare ruimte wordt mee ontworpen. De herontwikkeling zal zich gaan voegen in de stempel van de wijk. Voor de ladderonderbouwing wordt verwezen naar paragraaf 3.1.3.2

Geconcludeerd wordt dat voorliggende ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.

 

3.2.5 Regionaal beleid

Regionale Woonvisie Twente 2015 - 2025

De regionale woonvisie geeft de gezamenlijke uitgangspunten van provincie, gemeenten en corporaties weer: woonafspraken en woonkeuzes op lokaal niveau zijn hiermee in lijn. In 2015 is deze visie vertaald in concrete Woonafspraken tussen provincie en gemeenten, op het niveau van functionerende woningmarkten.De provincie Overijssel heeft met gemeenten nieuwe afspraken vastgelegd over wonen voor de periode 2016-2020 (hierna: woonafspraken). De woonafspraken helpen om te zorgen voor gerichte en wederzijdse inzet van provincie en gemeenten ten aanzien van de woningmarkt. De overeenkomst zijn op 29 januari 2016 door de provincie en gemeenten in Twente ondertekend.

 

De kern van de visie bestaat uit de verwachting dat Twente vanaf circa 2015 niet verder zal groeien qua inwoners, en vanaf circa 2035 ook niet meer qua huishoudens. Dus 'wonen' gebeurt in de toekomst vooral in de woningen, steden, dorpen en buitengebieden die er nu al zijn. Daarom richt de visie zich op het bestaande bebouwde gebied. Naast sloop en vervangende nieuwbouw vindt renovatie plaats om bestaand vastgoed weer toekomstgeschikt te maken.

 

De netto uitbreidingsopgave in Twente is dus een fractie van de kwalitatieve opgave in de bestaande woningvoorraad. Dit leidt tot de volgende speerpunten van beleid.

 

 

 

In het Regionaal Woning Programmering Twente (geactualiseerde versie april 2017) zijn afspraken vastgelegd waarin gemeenten in Twente zich moeten houden. Zo zijn vraag en aanbod voor de regio in kaart gebracht op basis van dezelfde uitgangspunten en afspraken gemaakt over programmering en afstemming van woonplannen.

 

Afgesproken is dat gemeenten woningbouwplannen binnen stedelijk gebied waarbij tenminste 25 woningen worden gerealiseerd, afstemmen met gemeenten in de regio. Er is sprake van regionale afstemming indien de gemeenten de mogelijkheid geboden is om mee te denken over het woonplan. Bij het vastleggen van de woonafspraken is geconstateerd dat de woningmarkten in Twente overwegend lokaal zijn.

 

In de gemeente Almelo is sprake van een kwantitatieve actuele behoefte van 1.765 - 2.090 woningen voor de periode 2017 t/m 2026. Hiertoe is, door de vraag op basis van actuele huishoudensprognose te confronteren met het aanbod in harde plannen (directe bouwtitels, uitwerkingsplichten en wijzigingsbevoegdheden), sprake van het onderstaande:

 

 

3.2.5.1 Toetsing aan woonbeleid

Het plan voorziet in het toevoegen van 32 woningen. Deze woningen waren reeds enige jaren al geprogrammeerd voor deze binnenstedelijke (her)ontwikkelinglocatie.

Daarmee wordt voorzien in een deel van de vraag naar nieuwe woningen in Almelo.

 

 

3.3 Gemeentelijkbeleid

 

3.3.1 Omgevingsvisie Mijn Almelo Onze Omgeving

De 'Omgevingsvisie Mijn Almelo Onze Omgeving' is op 29 september 2020 door de gemeenteraad van de gemeente Almelo vastgesteld. In de Omgevingsvisie staat hoe de omgeving binnen de gemeente Almelo zich tot nu toe heeft gevormd en wat de visie is voor de toekomst.

 

Voor de Omgevingsvisie is de gemeente Almelo verdeeld in vier gebieden: het buitengebied, de bedrijventerreinen, de wijken & dorpen en de binnenstad. Daarnaast zijn er onderwerpen die voor alle gebieden hetzelfde zijn, die los van de gebiedsindeling, in algemeenheid zijn beschreven.

Het plangebied ligt binnen een wooonwijk van Almelo, waardoor de visie voor het de wijken en dorpen het meest relevant is.

 

Almelo wil een sterke centrumgemeente zijn en blijven, met een regionale functie voor Noordwest-Twente. Om dat op woongebied te realiseren, heeft de gemeente drie grote ambities geformuleerd. We streven naar een woningvoorraad die: Flexibel, Evenwichtig & gevarieerd en Toekomstbestendig & duurzaam is.

 

De gemeente wil wijken creëren met gemengde woonmilieus waar genoeg aanbod is voor elke doelgroep. De bestaande woonvoorraad heeft releatief veel sociale woningbouw en koopwoningen in het hoge(re) segment. Dit wordt meer in balans gebracht door bij herstructurering op woningen in het middensegment in te zetten. Verder wil de gemeente de bestaande woningvoorraad zo slim mogelijk benutten en daarmee aansluiten op de ontwikkeling van de bevolking. Dat betekent onder meer:

de benodigde verscheidenheid aanbrengen door herstructureren van panden en gebieden;

de (minimale hoeveelheid) nieuwbouw ontwikkelen in bestaande wijken (inbreiding, geen uitbreiding).

 

De voorgenomen ontwikkeling resulteert in een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en is passend binnen de functionele structuur van de omgeving. Dit vertaalt zich in het herontwikkelen van een terrein waar in het verleden een schoolgebouw en een gymzaal stonden en het herontwikkelen van de groene omgeving.

 

3.3.2 beoordeling aan visie

De beoogde woningen worden een aanvulling op het bestaande woningen aanbod passend binnen de wijk. De doelgroepen die bediend kunnen worden zijn bijvoorbeeld doorstromers, gezinnen en senioren. De voorgenomen ontwikkeling zal zeker bijdragen aan het maken van een wooncarriere binnen de wijk, waardoor bestaande starterswoningen vrijkomen.

 

 

3.3.3 Woonvisie

De woonvisie Almelo 2020- 2030 gaat over wonen in Almelo en de vele onderwerpen die daarmee samenhangen, zoals demografische ontwikkelingen, de bevolkingssamenstelling, de zorgvraag omtrent wonen, de kwaliteit van de woningvoorraad en verduurzaming. Met de visie wordt 15 jaar vooruit gekeken. Op basis van de prognose, historische en huidige woonsituatie zijn de belangrijkse ambities bepaald. Almelo wil een sterke centrumgemeente zijn en blijven, met een regiofunctie voor Noordwest-Twente.

 

Om dat op woongebied te realiseren zijn drie grote ambities geformuleerd. De gemeente streeft naar:

  1. Een flexibele woningvoorraad waarbij:

    1. de verwachte groei van de gemeente mogelijk wordt gemaakt en we alvast voorbereid zijn op de (op termijn) te verwachten krimp.

    2. onderscheidende nieuwbouw wordt gerealiseerd en we een aantrekkelijke vestigingsplaats zijn voor jongeren en jonge gezinnen.

    3. we inbreiding verkiezen boven uitbreiding.

    4. we een vitale, aantrekkelijke binnenstad creëren.

    5. de kernen Aadorp en Bornerbroek de ruimte krijgen om aan de vraag naar nieuwbouw tegemoet te komen.

  2. Een evenwichtige en gevarieerde woningvoorraad zodat:

    1. Het aandeel koop- en huurwoningen meer in evenwicht is, en de sociale woningbouw beter over onze (en omliggende) gemeente(n) verdelen.

    2. De woonvoorzieningen voor kwetsbare groepen beter over onze (en omliggende) gemeenten wordt verdeeld.

  3. Een toekomstbestendige en duurzame woningvoorraad waardoor:

    1. (oudere) inwoners een fijne woonomgeving krijgen/behouden, in nabijheid van anderen en met voorzieningen binnen bereik.

    2. bestaande en nieuwe woningen levensloopgeschikt maken.

    3. betaalbare en duurzame energievoorziening bereikbaar worden voor iedereen en bestaande woningen voor 2050 aardgasvrij worden gemaakt.

 

De woningvoorraad kan tot 2035 nog met ruim 1.600 woningen groeien en die groei zal vooral bestaan uit koopwoningen (figuur 3.1). In dit segment is er meer vraag naar eengezinswoningen dan naar meergezinswoningen (nietgrondgebonden/appartementen).In de huursector is het de opgave om meergezinswoningen toe te voegen. Per saldo neemt het sociale huursegment in omvang af.

 

 

 [image]

Tabel 3. 1: ontwikkeling Woning behoefte ALmelo naar eigendom en Woningtype ( woonvisie 2020-2030)

 

3.3.3.1 Conclusie

De gemeente Almelo richt zich op een flexibele, evenwichtige, gevarieerde, toekomstbestendige en duurzame woningvoorraad. De beoogde ontwikkeling sluit aan op deze beleidslijnen uit de woonvisie. Met de ontwikkeling is sprake van transformatie op een binnenstedelijke locatie. Dat past bij de keuze voor inbreiding boven uitbreiding. Verder voorziet de ontwikkeling in de realisatie van een verbreding van het woning aanbod in de wijk, waardoor binnen de wijk voor zien kan worden in een de gediferentieerde woonbehoefte.

 

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

 

4.1 Vormvrije mer- beroordeling

 

Dit bestemmingsplan maakt de realisatie van de woonwijk mogelijk en valt onder de omschrijving van stedelijk ontwikkelingsproject in categorie D 11.2 van de bijlage bij het Besluit m.e.r..De ontwikkeling blijft onder de drempelwaarden van het Besluit m.e.r.. Om die reden is een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd, Aanmeldnotitie- Vormvrije m.e.r.-beoordeling Chiel Dethmersstraat Almelo, NL21-648800269-7020, Sweco, bijlage 1.

 

In deze vormvrije m.e.r.-beoordeling zijn de milieueffecten als gevolg van het woningbouwproject Chiel Dethmersstraat beschreven. Gelet op het inzicht in de potentiële effecten en de mate en omvang waarin deze zich voordoen, zijn er geen significante nadelige gevolgen voor het milieu te verwachten. Op grond van deze uitkomsten heeft bevoegd gezag besloten om in het kader van de besluitvorming over het bestemmingsplan te besluiten dat geen m.e.r.- procedure zal worden doorlopen.

 

 

4.2 Verkeer en parkeren

 

4.2.1 Autobewegingen

 

Ten behoeve van het plan is een verkeerskundigonderzoek uitgevoerd ( verkeerskundigonderzoek- inbreidingsplan Chiel Detmerstraat te Almelo, onderdeel Verkeer, nr. 378910 BP Chiel Dethmerstraat Almelo, Sweco), bijlage 2a en 2b. In dit onderzoek is het verkeerskundige effect van de herontwikkeling van bestaand stedelijk gebied, door realisatie van 30 twee-onder-een-kap woningen en 2 vrijstaande woningen beoordeeld.

 

Gemiddeld genereert een twee-onder-een-kap koopwoning, afhankelijk van de mate van verstedelijking en bereikbaarheid van de voorzieningen en de aantrekkelijkheid van het gebruik van OV en fiets, 7,4 tot 8,2 autoritten per werkdag (bron: CROW Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie, 2018). Voor vrijstaande woningen varieert dit tussen 7,8 en

8,6 autoritten per werkdag. Daar we uitgaan van de maximale parkeerkencijfers horen daar om de maximale waarden van de verkeersgeneratie bij zijnde 8,2 autoritten per werkdag voor een twee-onder-één-kapwoning en 8,6 autoritten per werkdag voor een vrijstaande woning.

 

Voor het plan is uitgegaan van en gerekend met de maximale waarden, zodat de worst-case situatie in beeld wordt gebracht. De invulling van het plangebied leidt hierdoor in totaal tot circa 275 autobewegingen (afgerond op 25-tallen). Dit extra verkeer verdeelt zich over de

Ootmarsumsestraat in zowel zuidelijke als noordelijke richting, waardoor het verkeer hier per saldo met 2 tot 3% toeneemt. Deze verschillen zijn klein en worden nagenoeg onmerkbaar binnen het huidige verkeerssysteem geabsorbeerd.

Voor de bestaande woonstraten (30 km/h-straten) waarlangs het plangebied is gelegen, te weten: Chiel Dethmersstraat, Abraham Steenhagenstraat en Derk Smoeslaan. De meeste toename wordt verwacht op het weggedeelte van de Chiel Dethmerstraat tussen de Oostmarsumsestraat en Abraham Steenhagenstraat, is sprake van een extra belasting, namelijk van circa 300mvt/etm naar circa 500 mvt/etm.

Gelet op de inrichting van de weg is een intensiteit van circa 500 mvt/etm voor deze woonstraat een acceptabele intensiteit, zowel ten aanzien van de verkeersveiligheid als de leefbaarheid. Op de overige omliggende woonstraten worden intensiteiten verwacht van 300 mvt/etm of lager. Het extra autoverkeer van de invulling van het plangebied kan op de bestaande

infrastructuur veilig en vlot worden afgewikkeld.

 

4.2.2 Parkeren

Almelo is een matig stedelijk gebied als het gaat om parkeren. De ontwikkeling gaat uit van 2,5 parkeerplaats voor een twee-onder-één-kapwoning en 2,6 parkeerplaats voor een vrijstaande woning. In het totaal bedraagt de parkeerbehoefte 81 parkeerplaatsen.

Op basis daarvan heeft iedere woning in ieder geval een parkeerplaats op eigen terrein. De 2 vrijstaande woningen en 20 twee- ondereen kap woningen hebben een brede oprit met garage op eigen terrein. Deze ruimte telt in de parkeerbalans meetelt als 1,8 parkeerplaatsen. De overige 10 twee- ondereen kap woningen zijn voorzien van een lange oprit met garage op eigen terrein. Deze ruimte telt in de parkeerbalans mee als 1,3 parkeerplaatsen. In het totaal is er parkeergelegenheid voor 52 auto’s op eigen terrein. Ten behoeve van bezoekers- en overig parkeren worden 31 parkeerplaatsen aangelegd in het openbaar gebied. Door de aanleg van parkeervoorzieningen op eigen terrein en in het nieuw her in te richten openbaargebied voldoet het plan aan de parkeerbehoefte

 

4.2.3 Conclusie

De inbreiding van 32 woningen op de locatie Chiel Dethmerstraat levert voor de verkeerssituatie geen knelpunten op. Er is voldoende ruimte binnen het huidige wegsysteem om het extra verkeer op

te vangen zonder nadelige effecten op de verkeersveiligheid en -afwikkeling. Daarnaast is de locatie gunstig gelegen ten opzichte van voorzieningen (winkel, school, etc.) en de bereikbaarheid per OV. Dit biedt kansen voor optimaal gebruik van duurzame modaliteiten als fiets en OV. Tevens wordt in he plan voorzien in voldoende parkeerplaatsen.

 

 

4.3 Stikstof depositie

 

Voor het bestemmingsplan Chiel Dethmerstraat zijn de effecten op de stikstofdepositie in stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden berekend. In bijlage 3 is de volledige AERIUS-berekening bestemmingsplan Chiel Dethmerstraat, NL21-648800269-7173, Sweco opgenomen.

 

Voor wegverkeer rekent AERIUS Calculator tot maximaal 5 km van de bron. Er ligt geen Natura 2000-gebieden binnen 5 km van het plangebied, dus AERIUS Calculator geeft in deze situatie per definitie geen resultaten boven de 0,00 mol/ha/jaar bij een berekening op natuurgebieden. Om te checken of er daadwerkelijk geen depositietoename optreedt, is een berekening met eigen rekenpunten uitgevoerd conform de handreiking van BIJ124. Voor de berekeningen is gebruik gemaakt van AERIUS Calculator 2020. Het resultaatbestand van AERIUS Calculator is opgenomen in de bijlage van de AERIUS-berekening bestemmingsplan Chiel Dethmerstraat, NL21-648800269-7173.

In Tabel 4-1 zijn de resultaten van de berekeningen samengevat.

 [image]

 

4.3.1 Conclusie

Aan de hand van de berekening worden de volgende conclusies getrokken:

 

4.4 Bedrijven en andere activiteiten

 

Vanuit milieuhygiënisch oogpunt vergt de bedrijvigheid in het plangebied een goede afstemming met de andere, in de omgeving aanwezige functies. Ten behoeve van dit bestemmingsplan is in het plangebied een inventarisatie geweest van de aanwezige bedrijven en nagedacht over de bedrijfsactiviteiten die toelaatbaar zijn in het plangebied.

 

4.4.1 Aanwezige bedrijven in de directe omgeving

In de beoogde situatie worden maximaal 32 woningen gerealiseerd. Hiermee worden milieugevoelige functies opgericht en moet worden getoetst aan de richtafstanden zoals vermeld in de VNG-brochure.

 

Het plangebied is gelegen in een woonwijk, grenzend aan gemengd gebied. Direct grenzend aan het plangebied staan voornamelijk woningen, en groen.

Op korte afstand is een ontsluitingsweg met daaraan een mix van woningen, detailhandels bedrijven en overige bedrijven gelegen. De bedrijven in dit gemengde gebied zijn voornamelijk milieucategorie 1 en 2 bedrijven. De grootste afstand die hiervoor geldt is 30 m. Hieraan wordt voldaan mede omdat tussen de nieuwe ontwikkeling en het gemengde gebied nog een rij bestaande woningen staan, waar de bedrijven rekenning mee moeten houden. De nieuwe woningen hebben daardoor geen effect op de bestaande bedrijvigheid.

 

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van het plangebied sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat in de omgeving geen bedrijven of instellingen aanwezig zijn die door de (her)onwikkeling in hun bedrijfsvoering worden beperkt.

 

4.5 Flora en Fauna

 

In het kader van soortenbescherming is in mei 2021 een veldbezoek aan het plangebied verricht. De opzet van dit veldbezoek is in de bijlage van deze memo opgenomen ( bijlage 4. Naar aanleiding van dit veldbezoek aan de Chiel Dethmersstraat te Almelo kon niet worden uitgesloten dat de volgende beschermde soorten voorkomen in het plangebied:

Bij een ruimtelijke ingreep, zoals de hier voorgenomen realisatie van 32 grondgebonden woningen is aanvullend soortenonderzoek naar deze soorten verplicht.

 

Nader ondezoek

In het aanvullende onderzoek, bijlage 5, zijn sporen aangetroffen van kleine marterachtigen in de sporenbuizen. Het betreft de wezel. De aanwezigheid van rust- en/of nestplaatsen binnen het projectgebied is daardoor aannemelijk. De huidige voorgenomen ontwikkeling resulteert in een verlies van leef-, foerageergebied en mogelijk ook rust- en/of nestplaatsen. Er is sprake van een negatief effect op de aanwezige kleine marterachtigen.

 

 

4.5.1 Passende maatregel

Het projectgebied is (onderdeel van) een leefgebied voor diverse zangvogels. Het is aannemelijk dat zangvogels de bosschages in het projectgebied als broedlocatie gebruiken. Een nader onderzoek is niet noodzakelijk, onder voorwaarde dat er buiten het broedseizoen om wordt gewerkt. Of onder voorwaarde dat eventuele nesten in de bosschages tijdens het broedseizoen niet worden verstoord. Het broedseizoen loopt globaal van 15 maart tot 15 juli, afhankelijk van de weersomstandigheden. Eerdere en latere broedgevallen zijn ook beschermd conform de Wet natuurbescherming. Mocht er binnen het broedseizoen werkzaamheden gepland staan dan moet het gebied maximaal drie dagen vóór aanvang van de werkzaamheden door een ecoloog worden vrijgegeven middels een broedvogelinspectie. Tijdens de werkzaamheden wordt aangeraden mitigerende maatregelen te treffen om het gebied broedvrij te houden.

 

Een ontheffing op de Wet natuurbescherming is voor uitvoering van de werkzaamheden benodigd voor steen-marter, egel en wezel.

Gelet op de waarnemingen wordt in overleg worden getreden met de Omgevingsdienst Twente om te bepalen of en, zo ja, welke passende maatregelen genomen kunnen worden om de betreffende soort te beschermen.

Verder wordt in de regels van de bestemming Wonen een voorwaardelijke verplichting opgenomen dat, voordat tot bouw van de woningen over kan worden gedaan is het nodig dat de onderzoeken zijn afgerond en uitsluitend conform de voorwaarden van de ontheffing gebouwd mag worden.

 

In verband met de bouw van de woningen zijn een aantal bomen gekapt. Voorafgaande aan de kap heeft een onderzoek naar verplantbaarheid en de kwaliteit van de bomen plaatsgevonden ( bijlage 6). Op basis daarvan is geadviseerd over de te kappen bomen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

4.5.1.1 Conclusie

Vanuit het oogpunt van natuurbescherming is de ontwikkeling realiseerbaar aangezien de soorten (zoals uit het veldbezoek mogelijk aanwezig blijken te zijn) middels mitigerende maatregelen en een eventuele ontheffing met activiteitenplan voldoende beschermd kunnen worden. Tevens zal in de verdere planuitwerking aandacht gegeven worden aan natuurinclusief ontwerpen zodat er nieuw waardevol leefgebied ontstaat waarbij de ontwikkeling geen negatief effect heeft op de aanwezige soorten. Aangezien het eventueel aantreffen van beschermde soorten ‘oplosbaar’ is door middel van toepassing van mitigerende maatregelen en natuurinclusief ontwerp in de planvormingsfase, zijn er vanuit ecologisch oogpunt geen belemmeringen voor de haalbaarheid van het bestemmingsplan.

 

Geconcludeerd wordt dat het aspect flora en fauna de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg staat.

 

 

4.6 Fysieke Veiligheid

 

4.6.1 Algemeen

Het aspect fysieke veiligheid beoogt het beschermen van mens, dier en milieu tegen (de gevolgen van) ongevallen en rampen. Om de effecten van een incident zoveel mogelijk te beperken, is het belangrijk dat hulpverleningsdiensten op kunnen treden en dat burgers zich in veiligheid kunnen brengen. Het bestemmingsplan is op fysieke veiligheidsaspecten getoetst aan landelijke, regionale en gemeentelijke richtlijnen en/of regelgeving. Dit betreft de onderdelen:

 

De hoofdtaken van de brandweer zijn onderverdeeld in schakels uit de veiligheidsketen. De schakels zijn:

Pro-actie; de schakel pro-actie gaat onder andere over de bluswatervoorziening, de bereikbaarheid en de sirenedekking.

Preventie; voor het aspect preventie geldt dat rekening moet worden gehouden met de bestaande wet- en regelgeving.

Preparatie; voor hulpdienstrelevante objecten is het wenselijk om deze op te nemen in de planvorming van de brandweer, zoals een bereikbaarheidskaart of een aanvalsplan.

Repressie; vanuit de repressieve dienst wordt ter plaatse bepaald hoe er wordt ingezet.

Nazorg; de taak nazorg heeft geen consequenties voor de ruimtelijke ordening.

 

Ondanks de gerealiseerde veiligheidsmaatregelen en -voorzieningen blijft er een restrisico waarbinnen incidenten plaats kunnen vinden.

 

4.6.2 Bereikbaarheid

Het plan is getoetst aan de handreiking “bluswatervoorzieningen en bereikbaarheid”, een uitgave door Brandweer Nederland. Deze handreiking sluit aan bij het programma “Duurzaam Veilig” en het vervolgprogramma “Door met duurzaam veilig” (SWOV 1992 en 2005).

Hierbij wordt beoordeeld of:

 

4.6.2.1 Bereikbaarheid plangebied

De wegen zijn beoordeeld als erftoegangswegen (paragraaf 4.3 van de handreiking). De minimale berijdbare breedte van deze wegen moet 4,50 meter zijn. De wegbreedte van het plangebied bedraagt 5 meter en voldoet daarmee.

Het parkeren aan de Chiel Dethmersstraat, Abraham Steenhagenstraat en het bestaande deel van de Henk Höftenstraat, vindt buiten de rijbaan plaats. Daarmee hebben hulpdienstvoertuigen voldoende ruimte hebben om de overige verkeersdeelnemers te passeren en deze voldoende ruimte hebben om uit te wijken. Aan het doodlopende deel zal het parken op de rijbaan plaatsvinden. Ter voorkoming dat hierdoor hinder ontstaat voor hulpdiensten wordt langs het groen met grasbetonklinkers de rijbaan verbreed en daarmee is de passeerruimte hier eveneens gewaarborgd.

  

De doodlopende straat in het plangebied mag conform de handreiking een maximale lengte hebben van 80 meter. De weg bedraagt ca. 90 meter. Dit is 10 meter meer dan in de handreiking wordt geadviseerd. Gelet op de situering van de woningen aan deze weg nabij water, de breedte van de weg en de aanwezigheid van een keerplek aan het einde van de straat wordt deze iets langer lengte van de weg verantwoord geacht en heeft naar verwachting geen effect op de brandbestrijdbaarheid. Ook de bestaande Chiel Dethmersstraat is langer dan 80 meter. Vanuit de brandweer Twente wordt geadviseerd om enkele ‘kleine’ fysieke maatregelen treffen (zoals verlagen trottoirband) ten behoeve van een hulpdienst route tussen de Ootmarsumsestraat en de Chiel Dethmersstraat.

Hoewel de te treffen maatregel buiten het plangebied ligt zal gehoor worden gegeven aan het advies van de brandweer. De huidige trottoirband aan de Ootmarsumsestraat zal vervangen gaan worden voor een RWS- band ( trottoirband met schuine rand) ten behoeve van een hulpdienst route.

 

4.6.3 Opkomsttijd

 

4.6.3.1 Opkomsttijd algemeen

De opkomsttijd is de optelsom van de verwerkingstijd van de melding, de uitruktijd en de aanrijdtijd. De uitruktijd is daarbij de tijd tussen het alarmeren van de brandweer door de meldkamer en het tijdstip dat het voertuig de kazerne verlaat. De aanrijdtijd is de tijd die het eerste voertuig nodig heeft om van de kazerne naar het plaats incident te gaan. De opkomsttijd van de brandweer wordt als een belangrijk kwaliteitskenmerk van de brandweer beschouwd.

 

In het Besluit Veiligheidsregio's (BVR) zijn de opkomsttijden voor de brandweer vastgelegd en staan in onderstaande tabel beschreven.

Normtijd

Gebruiksfunctie

5 minuten

Winkel met gesloten constructie (tijdens openingsuren), wonen boven winkel, cel

6 minuten

Portiekwoningen/portiekflats, woning verminderd zelfredzamen

8 minuten

Overige woningen, winkels, gezondheidszorg, onderwijs, kinderdagverblijf, logies

10 minuten

Kantoor, (lichte)industrie, sport, overige ruimtes voor bijeenkomsten, overige gebruiksfuncties

 

Daarnaast is het ‘Dekkingsplan Brandweer Twente’, dat onderdeel uitmaakt van het beleidsplan, vastgesteld.

 

4.6.3.2 Opkomsttijd plangebied

Voor woningen voor verminderde zelfredzamen geldt een opkomsttijd van 8 minuten. Uit berekeningen blijkt dat de brandweer in theorie binnen deze norm ter plaatse kan zijn.

 

4.6.4 Bluswatervoorziening

 

4.6.4.1 Bluswatervoorziening algemeen

Voor een optimale bluswatervoorziening wordt onderscheid gemaakt in primaire, secundaire en tertiaire bluswatervoorzieningen. Dit is van belang omdat de eisen voor de afstand, de capaciteit en de bereikbaarheid verschillend zijn. De basiskenmerken van deze drie modellen zijn:

 

Boven- of ondergrondse brandkranen die geplaatst zijn op het drinkwaterleidingnet.

 

De secundaire bluswatervoorziening is in principe aanvullend op een primaire bluswatervoorziening. Een secundaire bluswatervoorziening kan bestaan uit geboorde putten, bluswaterriolen, vijvers e.d. of ondergrondse reservoirs. Hiervoor geldt een afstand van maximaal 320 meter tot het object. Daarnaast moet het brandweervoertuig het water tot maximaal 8 meter kunnen bereiken.

 

Bij de noodzakelijke inzet van grotere hoeveelheden water of gedurende langere tijd zijn de primaire en secundaire voorzieningen niet voldoende. Water wordt dan onttrokken uit bijvoorbeeld kanalen. Hiervoor geldt een afstand van maximaal 2500 meter tot het object. Daarnaast moet het brandweervoertuig het water tot maximaal 50 meter kunnen bereiken.

 

4.6.4.2 Bluswatervoorziening plangebied

Voor de primaire bluswatervoorziening geldt dat de voordeur van de woning tot op 40 meter bereikbaar moet zijn voor een brandweervoertuig. Vanaf de opstelplek moet binnen maximaal 100 meter een brandkraan liggen.

 

In de nabijheid van het plangebied zijn meerder brandkranen aanwezig. Aan de Chiel Detmersstraat zijn ter hoogte van nummer 8 en 24 een brandkraan te vinden. Tevens staan ter hoogte van de Henk Höftenstraat nummer 24 en de Abraham Steenhagenstraat nummer 28 een brandkraan (afbeelding 4.6-1).

 

Gelet op de aanwezige brandkranen zijn de nieuwe woningen bereikbaar met de primaire bluswatervoorziening.

 

 [image]

Afbeelding 4.6 -1 Brandkranen in de omgeving (rode stippen)

 

4.6.5 Zelfredzaamheid

Voor de bestrijdbaarheid van een incident zijn onder andere de bereikbaarheid voor hulpdiensten, opkomsttijd en bluswatervoorziening van belang. Daarnaast speelt de zelfredzaamheid van burgers een rol.

 

Zelfredzaamheid is het zichzelf kunnen onttrekken aan een dreigend gevaar, zonder daadwerkelijke hulp van hulpverleningsdiensten. De mogelijkheden voor zelfredzaamheid bestaan hoofdzakelijk uit schuilen en vluchten. Het zelfredzame vermogen van personen in de buurt van een risicovolle bron is een belangrijke voorwaarde om grote effecten bij een incident te voorkomen. De ruimtelijke inrichting van het gebied kan op verschillende manieren inspelen op de zelfredzaamheid.

 

4.6.5.1 Conclusie zelfredzaamheid

De toekomstige bewoners van de nieuwe woningen worden in beginsel aangemerkt als zelfredzaam. De omgeving van het plangebied biedt voldoende mogelijkheden om uit te wijken in geval van calamiteiten.

 

4.6.6 Waarschuwings- en alarmeringssysteem

De sirene is een hulpmiddel van de overheid om mensen te kunnen waarschuwen voor acute gevaren. Dit systeem zal in de komende jaren verdwijnen. Daarna zullen de aanwezige personen in bedreigd gebied worden gewaarschuwd middels NL-Alert. Dit is bijvoorbeeld het geval als er gevaarlijke stoffen vrijkomen bij een brand of ongeval. In het bericht wordt tevens het handelingsperspectief vermeld, zodat de personen die in het bedreigde gebied bevinden weten hoe te handeling.

 

In het plangebied is momenteel een sirene aanwezig. Deze sirene blijft voorlopig nog op de bestaande plek staan, mede in afwachting op het NL- Alert systeem. Mocht de ontwikkeling van het plan sneller gaan dan de uitfasering van de sirene, zal binnnen het plangebied een nieuwe plek voor de sirene worden gezocht, dit is nodig omdat de sirene anders in een tuin van een te bouwen woning komt te staan.

 

 

4.7 Externe veiligheid

 

4.7.1 Algemeen

Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden voldaan aan strikte risicogrenzen. Een en ander brengt met zich mee dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:

 

Voor vervoer gevaarlijke stoffen geldt de 'Wet Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen' (Wet Basisnet). Dat vervoer gaat over water, spoor, wegen of door de lucht. De regels van het Basisnet voor ruimtelijke ordening zijn vastgesteld in:

 

Het transporteren van stoffen per buisleiding is geregeld in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

 

Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden en het groepsrisico.

 

4.7.2 Risicobronnen in het plangebied

Aan hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeve. In afbeelding 4.7- 1 is een uitsnede van de Risicokaart met betrekking tot het plangebied en de omgeving weergegeven.

 

 

 

 

 

 [image]

Afbeelding 4.7- 1: uitsnede risicokaart ( Bron: Risicokaart)

 

Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied:

 

4.7.3 Risicobronnen in de omgeving

In de omgeving van het plangebied op circa 280 meter bevindt zich een benzine station met een LPG vulpunt. Het LPG- vulpunt heeft een risico- contour van 35 meter. Het plangebied valt daarmee buiten het groepsrisico- aandachtsgebied.

 

4.8 Luchtkwaliteit

Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese Unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit.

 

In de Wet luchtkwaliteit staan ondermeer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende Besluiten en Regelingen:

 

4.8.1 Besluit en Regeling niet bekende mate bijdragen

Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM) staat bouwprojecten toe wanneer de bijdrage aan de luchtkwaliteit van het desbetreffende project niet in betekenende mate is. Het begrip “niet in betekenende mate” is gedefinieerd als 3% van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Het gaat hierbij uitsluitend om stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Toetsing aan andere luchtverontreinigende stoffen uit de Wet luchtkwaliteit vindt niet plaats.

 

In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Enkele voorbeelden zijn:

 

 

Als een ruimtelijke ontwikkeling niet genoemd staat in de Regeling NIBM kan deze nog steeds niet in betekenende mate bijdragen. De bijdrage aan NO2 en PM10 moet dan minder zijn dan 3% van de grenswaarden.

 

4.8.2 Besluit gevoelige bestemmingen

Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen/ klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen.

 

De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerszijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet luchtkwaliteit nodig.

 

4.8.3 Conclusie

Gelet op de aard en omvang van dit project, in verhouding tot categorieën van gevallen zoals beschreven in paragraaf 4.8.1 kan worden gesteld dat voorliggend project 'niet in betekenende mate bijdraagt' aan de luchtverontreiniging.

 

Tot slot wordt geconcludeerd dat de ontwikkeling niet wordt aangemerkt als een gevoelige bestemming in het kader van het 'Besluit gevoelige bestemmingen'.

 

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

 

4.9 Geluid

 

4.9.1 Algemeen

De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan of het nemen van een omgevingsvergunning indien het plan een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt. Het akoestisch onderzoek moet uitwijzen of de wettelijke voorkeurswaarde bij geluidgevoelige objecten wordt overschreden en zo ja, welke maatregelen nodig zijn om aan de voorkeurswaarde te voldoen.

 

4.9.1.1 Wegverkeerslawaai

De Wet geluidhinder stelt dat alle wegen zoneplichtig zijn, met uitzondering van woonerven en wegen die zijn opgenomen in een 30 km-zone. Iedere zoneplichtige weg heeft volgens artikel 74 Wet geluidhinder (Wgh), afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van de weg in stedelijk of buitenstedelijk gebied, een onderzoekzone. De zonebreedte wordt gerekend vanaf de kant van de weg, waarbij op- en afritten worden meegerekend.

 

Wettelijke geluidszones van wegen:

Aantal rijstroken

Stedelijk gebied

Buitenstedelijk gebied

1 of 2 rijstroken

200 m

250 m

3 of 4 rijstroken

350 m

400 m

5 of meer rijstroken

350 m

600 m

 

Volgens de huidige wetgeving geldt geen zone voor wegen met een maximumsnelheid van 30 km/uur.

Hierdoor is het geluid van deze wegen uitgesloten van de verplichte toetsing aan de wettelijke grenswaarden. In het kader van een goede ruimtelijke ordening worden deze

wegen wel in beschouwing genomen.

 

In opdracht van Gemeente Almelo heeft Sweco Nederland B.V. een akoestisch onderzoek

uitgevoerd ten behoeve van voorgenomen ontwikkeling, bijlage 7, is het volledige onderzoek. Het plangebied ligt binnen de wettelijke geluidszone van de Ootmarsumsestraat en de N394. Het plan is

tevens gelegen in de nabijheid van de Chiel Dethmersstraat, Abraham Steenhagenstraat

en de Bevrijdingslaan. De geluidsbelasting op de gevels van de geplande woningen van

wegverkeer zijn in dit rapport inzichtelijk gemaakt.

 

De intensiteiten op de Laak, Henk Höftenstraat, Derk Smoeslaan en de Klaas Tabakstraat

zijn erg laag, daarom zijn deze wegen van ondergeschikt belang en niet verder onderzocht.

 

De geluidsbelasting ten gevolge van verkeer over de N349 leidt niet tot een overschrijding

van de hoogst toelaatbare geluidsbelasting van 48 dB. De hoogst berekende waarde is 42

dB. Deze waarde is inclusief correctie art. 3.4 uit het RMG 2012. Hierom is geen aanvullend

onderzoek nodig voor deze weg.

 

De geluidsbelasting ten gevolge van verkeer over de Ootmarsumsestraat veroorzaakt geen

overschrijding van de hoogste toelaatbare geluidsbelasting van 48 dB. De hoogst

berekende waarde is 45 dB. Deze waarde is inclusief correctie art. 3.4 uit het RMG 2012.

Om deze reden is geen aanvullend onderzoek nodig voor deze weg.

 

De geluidsbelasting op de gevels van de geplande woningen door het verkeer over de 30

km/uur wegen bedraagt ten hoogste 44 dB inclusief aftrek conform artikel 3.4 uit het RMG

2012. De optredende geluidsbelasting blijft daarmee ruim onder de ten hoogste toelaatbare

waarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder.

 

4.9.1.2 Railverkeerslawaai

Railverkeerslawaai wordt in dit geval buiten beschouwing gelaten, omdat er in de nabijheid van het plangebied geen spoorlijn is gelegen.

 

4.9.1.3 Industrielawaai

Het plangebied ligt niet binnen of nabij een geluidszone van een gezoneerd bedrijventerrein, als bedoeld in de Wet geluidhinder. Wat betreft de invloed van individuele bedrijven op de nieuwe woning wordt verwezen naar paragraaf 4.4.

 

4.9.2 Conclusie geluid

De Wet geluidhinder vormt geen belemmering voor de uitvoering van het voorgenomen plan.

De geluidsbelasting ter plaatse van de nieuw te ontwikkelen woningen binnen het

plangebied voldoet aan de normen uit de Wet Geluidhinder. Aanvullende maatregelen aan

de bron, in de overdracht of aan de gevel van de woningen is niet nodig. Ook een aanvraag

van een besluit tot het vaststellen van hogere waarden is niet nodig.

 

4.10 Bodemkwaliteit

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient een bodemonderzoek te worden verricht.

 

Ortageo Noordoost B.V. heeft ter plaatse een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Een samenvatting van de resultaten en de conclusies uit dit onderzoek is in het volgende subparagraaf opgenomen. Voor een nadere toelichting op de resultaten wordt verwezen naar het complete bodemonderzoek en de beoordeling van het onderzoek, opgenomen in Bijlage 9 en 10 van deze toelichting.

 

4.10.1 Algemeen

Naar aanleiding van de resultaten van het verkennend milieukundig bodemonderzoek worden de volgende conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan. Op basis van de vooraf gestelde hypothese is de onderzoekslocatie in eerste aanleg als milieuhygiënisch verdacht aangemerkt.

 

Op basis van de resultaten van de chemische analyses kan het volgende

worden geconcludeerd:

 

Als grond van de locatie vrijkomt, moet er rekening mee worden gehouden dat deze niet zonder meer elders toepasbaar is. Op hergebruik van grond is het Besluit bodemkwaliteit van toepassing. De toepassing van grond elders moet worden gemeld via het ‘meldpunt bodemkwaliteit’. In het kader van kostenefficiëntie wordt geadviseerd om vrijkomende grond zoveel mogelijk binnen de onderzoekslocatie te hergebruiken.

 

 

4.10.1.1 Beoordeling plangebied

Hoewel in het grondwater sprake is van een overschrijding van de tussenwaarde met nikkel en de troebelheid van het bemonsterde grondwater hoger was dan 10 NTU, wordt gezien de aard van de verontreiniging niet verwacht dat de analyse in relevante mate verstoord is door de aanwezigheid van vaste deeltjes in het grondwatermonster. Nikkel (en barium) worden in Almelo vaker verhoogd aangetoond, ook in matig verhoogde concentraties. Een herbemonstering van het grondwater wordt niet zinvol geacht.

De aangetoonde milieuhygiënische bodemkwaliteit levert geen belemmeringen op voor de voorgenomen bouwactiviteiten.

 

Hoewel geen asbestverdachte materialen zijn aangetroffen, dient er rekening mee te worden gehouden dat dergelijke materialen heterogeen verspreid en/of lokaal aanwezig kunnen zijn in de bodem. Geadviseerd wordt om bij toekomstige (graaf)werkzaamheden hiermee rekening te houden en hierop alert te zijn. Eventueel visueel waarneembaar asbestverdacht materiaal dient voorafgaande aan en tijdens de werkzaamheden conform de vigerende richtlijnen en protocollen op een verantwoorde wijze te worden verwijderd en afgevoerd. Indien tijdens de graafwerkzaamheden het vermoeden ontstaat dat (lokaal) sprake is van een bodemverontreiniging met asbest dienen aanvullende (veiligheids)maatregelen te worden genomen om de graafwerkzaamheden te kunnen voortzetten.

 

4.10.1.2 Conclusie bodem

Uit milieukundig oogpunt is er geen bezwaar tegen de voorgenomen nieuwbouwplannen, aangezien de vastgestelde verontreinigingen geen risico's voor de volksgezondheid opleveren.

Er is geen aanleiding om de aanwezigheid van een sterke bodemverontreiniging te vermoeden.

Voor de uitvoerbaarheid van het plan vormt de milieuhygiënische bodemkwaliteit geen belemmeringen.

 

4.11 Archeologie en cultuurhistorie

 

4.11.1 Archeologie

Initiatiefnemers hebben op basis van de Erfgoedwet een archeologische zorgplicht bij projecten waarbij de bodem wordt verstoord. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.

 

4.11.1.1 Beoordeling plangebied

In 2006 is reeds voor het te ontwikkelen gebied een bureauonderzoek en een inventariserend archeologisch veldonderzoek uitgevoerd, door Oranjewoud, bijlage 11, op basis hiervan blijkt dat de gronden van de locatie door de bouw in de jaren 50 en de latere sloop volledig verstoord is en nader onderzoek niet nodig is. Deze conclusie is bevestigd door de provinciaal archeoloog, bijlage 12.

Tevens zijn uit het veldonderzoek geen aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van archeologische resten en is vervolg onderzoek eveneens niet noodzakelijk.

 

4.11.2 Cultuurhistorie

Onder cultuurhistorische waarden worden alle structuren, elementen en gebieden verstaan die cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. Vaak is er een sterke relatie tussen aardkundige aspecten en cultuurhistorische aspecten.

 

In de Bro is sinds 1 januari 2012 (artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a) opgenomen dat een ruimtelijk plan “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” dient te bevatten.

 

4.11.2.1 Beoordeling plangebied

De naam Sluitersveld is afgeleid van een gebied met woeste gronden, overwegend heidegebied dat in het zuidwestelijke en westelijke deel van het plangebied lag. In de 19e eeuw lijkt een groot deel van dit gebied echter al grotendeels ontgonnen. Het centrale deel van het plangebied ligt aan weerszijden van de Ootmarsumsestraat, een veel oudere uitvalsweg vanuit de oude kern van Almelo. In de 19e eeuw heeft zicht dit gebied ontwikkeld tot een soort buurtschap met nog steeds een overwegend agrarisch karakter maar langs de Ootmarsumsestraat is dan ook al diverse bebouwing aanwezig van allerlei bewoners en gebruikers die zich op ambachten en handel richtten. Aan het einde van de 19e eeuw is dan langs de straat een lintbebouwing ontstaan en is er de stoomweverij van Hertog Hedeman ontstaan. Het plangebied is een na oorlogse uitbreidingslocatie en bestond daarvoor uit landbouwgrond. De bebouwing van destijds is ook al weer gesloopt.

 

Van de historisch-geografische structuur is alleen rudimentair nog het 19e eeuwse beeld te

herkennen. Het gaat dan om de oude Ootmarsumsestraat en enkele zijwegen zoals de huidige

Baniersweg en de Kerkhofsweg. Voor het overige is door ontwikkelingen in met name de late 20e

eeuw weinig meer terug te aan oude kenmerken herkenbaar. Het oude cultuurlandschap in het

zuidoostelijke deel is volledig verdwenen.

 

Binnen het plangebied zijn geen monumentale objecten aanwezig. Ook aangrenzende gebouwen

hebben geen bijzondere monumentale kenmerken. Vanwege de afwezigheid van specifieke cultuurhistorische waarden zijn er geen specifieke aanbevelingen in verband met eventuele toekomstige ontwikkelingen.

 

4.11.3 Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat er geen archeologisch onderzoek benodigd is en er geen sprake is van negatieve effecten op de cultuurhistorische waarden.

 

Hoofdstuk 5 Waterparagraaf

 

5.1 Vigerend beleid

 

 

5.1.1 Waterbeleid gemeente

 

5.1.1.1 Almelose Klimaatadaptatie Strategie (AKAS)

Sinds 2018 het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie van kracht. Hierin hebben Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten met elkaar afgesproken dat ons land van af 2050 klimaatrobuust en waterbestendig is ingericht. De verschillende overheden werken hiervoor met elkaar samen in zogenaamde werkregio’s. Voor de gemeente Almelo is dit Twents waternet (TWN).

Het Deltaprogramma werkt volgens een aantal stappen:

 

De stappen zijn vertaald in 7 ambities:

1.Kwetsbaarheden in beeld brengen

2.Risicodialoog voeren en strategie opstellen

3.Uitvoeringsagenda opstellen

4.Meekoppelkansen benutten

5.Stimuleren en faciliteren

6.Reguleren en borgen

7.Handelen bij calamiteiten

 

In het AKAS zijn de ambities gekoppeld aan de klimaattrends en zoveel mogelijk uitgewerkt in kwalitatieve en getalsmatige uitgangspunten voor nieuwbouw, openbare ruimte en privaat terrein. Het AKAS beperkt zich tot de klimaattrends wateroverlast (inclusief overstromen van beken en kanalen), hitte en droogte.

 

Wateroverlast:

Uitgangspunt bij wateroverlast is dat bij extreme regenval hoofd- en gebiedsontsluitingswegen toegankelijk voor hulpdiensten blijven. Ter voorkoming van overlast bij extreme regenval zijn uitgangspunten voor te nemen maatregelen opgesteld.

 

Hitte en droogte

Ten aanzien van hitte en droogte heeft de gemeente de ambitie uitgesproken dat de hitte impact in 2050 niet erger is dan in 2020 en droogte niet mag leiden tot onomkeerbare schade aan openbaar groen en natuur.

 

 

5.1.1.2 Programma Water en Riolering –De verbindende kracht van water (2022-2026).

Met de invoering van de Omgevingswet vervalt de verplichting van het opstellen van een (verbreed) Gemeentelijk RioleringsPlan(vGRP). In plaats daarvan kunnen gemeenten een (vrijwillig) Programma opstellen. Met dit Programma Water en Riolering sorteren we voor op komst van de Omgevingswet. In het Programma Water en Riolering –De verbindende kracht van water (2022-2026) worden de ambities en doelstellingen zoals verwoord in de Almelose Omgevingsvisie en de Klimaatadaptatiestrategie(AKAS) uitgewerkt tot maatregelen.

Met het programma wordt voorgesorteerd op een meer integrale aanpak en maken we gerichter keuzes om nog doelmatiger en efficiënter te kunnen werken. Hiermee houden we ons watersysteem ondanks extra kosten en de uitdagingen die klimaatverandering met zich meebrengt haalbaar en betaalbaar.Met ons watersysteem streven we daarom naar het integreren van de vier waterstromen:

Deze watertaken corresponderen met de drie zorgplichten van de gemeente. Oppervlaktewater zien we als integraal onderdeel van het stedelijk water. De gemeentelijke zorgplichten voor afvalwater, hemelwater en grondwater zijn momenteel opgenomen in de Wet Milieubeheer en de Waterwet. Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet is dit opgenomen in artikel 2.16 Ow (lid1a).

De maatregelen voor de komende planperiode zijn bepaald door de huidige situatie te toetsen aan de normen die volgen uit de doelstellingen. Maatregelen betreffen onderzoeks-, borgings-en fysieke maatregelen en zijn gericht op het meer datagedreven, gebiedsgericht en samen met de stad inrichten, onderhouden en vervangen van het watersysteem. Datagedreven, gebiedsgericht en samen met de stad vormen dan ook de drie pijlers van onze werkwijze.

 

 

5.1.2 Beleid Waterschap Vechtstromen

Het Waterschap Vechtstromen heeft de beleidskaders van rijk en provincie nader uitgewerkt in het Waterbeheerprogramma 2022-2027 en de Watervisie 2050. Het Waterbeheerprogramma vloeit rechtstreeks voort uit de Watervisie. Het beschrijft hoe het waterschap de komende zes jaar gaat werken aan het realiseren van het gewenste waterbeheersysteem. Inhoudelijk vogt het Waterbeheerplan op de Watervisie 2050. Het waterbeheerprogramma beschrijft welke maatregelen Vechtstromen wil nemen in de planperiode 2022-2027 om te werken aan de ambities uit de Watervisie. Daarbij kan gaan om zowel nieuw beleid als bestaand beleid en maatregelen. Voor nieuw beleid, dat nog niet is vastgesteld door dagelijks en/of algemeen bestuur en waarbij het participatieproces nog niet voltooid is, heeft het waterbeheerprogramma een agenderende functie.

 

 

5.1.3 Provinciaal beleid

In de Omgevingsvisie Overijssel wordt ruim aandacht besteed aan de wateraspecten. De ambities zijn, naast de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water, gericht op de verbetering van de kwaliteit van de kleinere wateren, de veiligheid, de grondwaterbescherming, bestrijding van wateroverlast, de kwantiteit en kwaliteit van grond- en oppervlakte water en waterbeleving zowel in de groene ruimte als stedelijk gebied.

 

5.1.4 Rijksbeleid

 

Het Rijksbeleid op het gebied van het waterbeheer is vastgelegd in het Nationaal Water Programma 2022- 2027 (vastgesteld 18 maart 2022). Dit document geeft een overzicht van de ontwikkelingen binnen het waterdomein en legt nieuw ontwikkeld beleid vast. Het belangrijkste uitgangspunt is het werken aan schoon, veilig en voldoende water dat klimaatadaptief en toekomstbestendig is. Ook is er aandacht voor de raakvlakken van water met andere sectoren. De doorwerking van de beleidsambities/uitgangspunten naar lagere overheden is geregeld in het Bestuursakkoord Water (2011) en de Waterwet (2009). In relatie tot de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) wordt de doorwerking geregeld in de Omgevingswet.

 

 

5.1.5 Europees beleid

De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden en is bedoeld om in alle Europese wateren de waterkwaliteit chemisch en ecologisch verder te verbeteren. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren (waaronder estuaria worden verstaan), kustwateren en grondwater. Streefdatum voor het bereiken van gewenste waterkwaliteit is 2015. Eventueel kan er, mits goed onderbouwd, uitstel (derogatie) verleend worden tot uiteindelijk 2027. Voor het uitwerken van de doelstellingen worden er op (deel)stroomgebied plannen opgesteld. In deze (deel)stroomgebiedbeheersplannen staan de ambities en maatregelen beschreven voor de verschillende (deel)stroomgebieden. Met name de ecologische ambities worden op het niveau van de deelstroomgebieden bepaald.

 

 

5.2 Waterbeheer en watertoets

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Vechtstromen en de gemeente Almelo, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over de voorgestane ontwikkeling. Uitgangspunt is dat bij een bouwplan moet worden voorkomen dat er grond- of oppervlaktewateroverlast ontstaat en de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater niet negatief wordt beïnvloed.

 

5.3 Watertoets Dethmershoek

 

5.3.1 Nieuwe situatie

Ten behoeve van de ontwikkeling is een Waterhuishoudkundig plan opgesteld en opgenomen als bijlage 8.

Op basis van dit waterplan is geconcludeerd dat de hoeveelheid vuil afvalwater van het plangebied dusdanig gering is dat het kan worden aangesloten op de bestaande GWA-stelsel in de Chiel Dethmersstraat en het door de gemeente Almelo nieuw aan te leggen DWA-stelsel in de Abraham Steenhagenstraat en Henk Höftenstraat.

Dit DWA-stelsel wordt aangelegd in het kader van de revitalisering van de buurt Rumerslanden. Deze ligt ten zuiden van het plangebied. Voor het aansluiten hierop zijn verder geen aanvullende maatregelen noodzakelijk.

Voor de in het plangebied nieuw aan te leggen straat en aanliggende woningen dient een nieuw DWA-riool aangelegd te worden om het afvalwater in het DWA-stelsel van Rumerslanden te krijgen. Berekeningen hebben aangetoond dat het voldoende is op hiervoor een kunststof buis met een diameter van 250 mm. te gebruiken.

 

Wat betreft het hemelwater wordt geconcludeerd dat binnen het plangebied door de hoge grondwaterstand en de aanwezigheid van leem en veen onvoldoende geïnfiltreerd kan worden in de bodem.

De GHG in het plangebied is te hoog voor een infiltratieriool die diep genoeg ligt ten opzichte van de bovenkant verharding. Hetzelfde geldt voor de mogelijkheden van waterberging op eigen terrein.

Om het regenwater binnen het plangebied zo lokaal mogelijk te houden kan dit het beste worden afgevoerd richting de wadi aan de Derk Smoeslaan.

Dit kan op twee manieren:

  1. Via het toekomstig hemelwaterstelsel van de buurt Rumerslanden. Dit stelsel wordt in het kader van de revitalisering van de buurt aangelegd door de gemeente Almelo. Om het hemelwater van het ge-bied in het stelsel te krijgen dient een nieuw hemelwater riool gelegd te worden in de Chiel Dethmers-straat, Abraham Steenhagenstraat en Henk Höftenstraat. Deze dient vervolgens aangesloten te wor-den op het beginpunt van het stelsel. Deze ligt op het kruispunt Henk Höftenstraat – Derk Smoeslaan.

  2. Door het nieuwe stelsel van deze ontwikkeling rechtstreeks aan te sluiten op bovengenoemde wadi.

 

In de Chiel Dethmerstraat worden de kolken afgekoppeld middels een pvc-leiding Ø315 mm. Hier wordt in totaal 2646 m2 afgevoerd, waarvan een deel van het water infiltreert via de groenstrook. De afvoercapaciteit van deze buis is hiervoor ruim voldoende.

In het nieuwe deel van de Abraham Steenhagenstraat komt er 912 m2 bij ook hier is een buisdiameter van 315 mm nog ruim voldoende.

Ten slotte wordt de Henk Höftenstraat aangesloten, er komt 328 m2 afvoerend oppervlak bij. Uit de berekening van de toename van het verharde oppervlak binnen het plangebied blijkt dat er een bergingseis is van 53,2 m3 ontstaat. De wadi dient met deze inhoud te worden vergroot om hieraan te voldoen.

 

5.3.1.1 Watertoets

Het waterschap is geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De uitkomst van de digitale watertoets is dat voor de ontwikkeling de zogenoemde 'normale procedure' van toepassing is. Het waterschap geeft hiermee aan dat de ontwikkeling waterschapsbelangen raakt en overleg over het plan moet plaatsvinden.

 

Vanwege de uitkomst van de watertoets is het waterhuishoudkundigeplan voorgelegd aan het waterschap. Op basis van dit plan geeft het waterschap aan dat:

  1. De keuze IT riool / dicht riool een aandachtspunt is, omdat de buis geen verhang heeft en uitsluitend afgevoerd kan worden richting wadi.

  2. Geadviseerd wordt om een IT-riool aan te leggen boven GHG

  3. Infiltratie in de achtertuin is goed is mist er voldoende geïnfiltreerd kan worden, te realiseren door bijv. grondverbetering, doorspitten, grindkoffers of iets dergelijks;

  4. 20 mm berging voor een plan van 32 woningen aan de geringe kant is en de vraag wordt gesteld wanneer sprake is van inbreiding

  5. De Groenberging/wadi zo groot mogelijk gemaakt moet worden;

  6. De waterhuishouding in de bestaande of directe omgeving mag te allen tijde geen nadelige gevolgen ondervinden van het plan. (waterkwaliteit /waterkwantiteit)

 

 

5.4 Conclusie

In het plan wordt rekening gehouden met wateradvies van het waterschap. Het punt betreffende het verbeteren van infiltratie in de achtertuin door bijvoorbeeld grondverbetering sluit aan bij het denken over de waterinfiltratie van de tuinen. Ook het advies om de groenberging/ wadi zo groot mogelijk te maken en de groene ruimte zoveel mogelijk te benutten voor berging sluit aan op het gemeentelijke beleid. Hierbij moet wel rekening worden gehouden dat het groen naast gebruik als Wadi ook gebruikt wordt voor bijvoorbeeld ontspanning, spelen of wandelen. Er zal dan ook sprake zijn van dubbelgebruik van de grond. Het punt dat de omgeving geen last mag krijgen of ondervinden van het plan past in het beleid van de gemeente over de waterkwaliteit en kwantiteit. Echter, de locatie is eerder bebouwd en verhard geweest en ligt midden in de wijk, daarmee is het voor ons een inbreidingsplan en moet het voldoen aan 20 mm waterberging per m2. Door de bergingseis van 20mm per m2 is ten aanzien van de waterkwantiteit sprake van een klein negatief effect, echter de waterkwantiteit ( afvoer/ berging) is wel significant beter dan in de oude bebouwde situatie. De regels wat betreft de 20 mm waterberging per m2 worden in de regels van het bestemmingsplan opgenomen. Het plan voldoet hieraan en daarmee aan de eisen die de gemeente stelt aan inbreidingsplannen. Voor uitbreidingen geldt het uitgangspunt dat de afvoer niet mag toenemen. Vandaar dat we daar een bergingseis van 40 mm stellen.

Het advies wat betreft het verhang/ keuze IT riool/ dicht riool wordt niet overgenomen. Er zal een dicht riool worden aangelegd onder het niveau van de wadi-bodem. Een verhang in de buis is hierdoor niet zinvol, om die reden wordt buis vlak aangelegd en wordt alle benodigde berging in de wadi gerealiseerd. Er is geen sprake van berging in de HWA-buis, want die staat altijd vol met water. Water wordt ook niet geblokkeerd, want het gaat gewoon stromen en bij de wadi stroomt het water eruit. De keuze voor een dicht riool heeft te maken met het ijzerhoudende grondwater hierdoor moet alle berging moet in de wadi worden gerealiseerd. De bestaande wadi wordt verruimt tot voldaan wordt aan de bergingseisen en het terrein rondom de wadi wordt groen ingericht.

Met inachtneming van advies en de uitkomsten van het waterhuishoudkundige plan heeft de ontwikkeling ons inziens geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

 

Hoofdstuk 6 Juridisch bestuurlijke aspecten

 

De regels zijn een juridische vertaling van het planologische- en ruimtelijk beleid van de gemeente, provincie en het rijk. De regels zijn een juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en bebouwing, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bebouwing. Bij het opstellen van de regels is geprobeerd om de regels zo beperkt mogelijk te houden door alleen te regelen wat nodig is.

 

6.1 Inleiding

 

Het bestemmingsplan Dethmershoek bestaat uit een verbeelding, planregels en deze plantoelichting. Deze vormen het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van gronden, de bebouwingsmogelijkheden en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. In de regels worden de mogelijkheden in schrift vastgelegd. In de verbeelding worden de bestemmingen per locatie vastgelegd.

 

In dit hoofdstuk zal de juridische systematiek van het bestemmingsplan worden toegelicht, alsmede een beschrijving per bestemming en een toelichting op de algemene regels en de overgangs- en slotregels.

 

6.2 Juridische systematiek

 

In dit plan wordt uitgegaan van positieve bestemmingen, waarbij de ontwikkeling van nieuwbouw of verbouw mogelijk is nadat burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning hebben verleend. De omgevingsvergunning kan alleen worden verleend wanneer het bouwplan in overeenstemming is met het bestemmingsplan. Ook moet het gebruik van het gebouw of de gronden mogelijk zijn volgens de planregels en de verbeelding.

 

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden aangegeven. In de regels zijn voorschriften opgenomen die noodzakelijk worden geacht voor een juiste ontwikkeling en beheer van het plangebied. De toelichting vergezelt het plan. Hierin zijn de aan het plan ten grondslag liggende uitgangspunten en onderzoeken weergegeven.

De hoofdstukindeling van de regels ziet er als volgt uit:

 

Hoofdstuk 1: "Inleidende regels", bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:

 

Hoofdstuk 2: "Bestemmingsregels", bevat de bestemmingen, die per artikel (indien van toepassing) het volgende stramien hebben:

 

Hoofdstuk 3: "Algemene regels", bevat de volgende artikelen:

 

Hoofdstuk 4: "Overgangs- en slotregels", bevat de volgende artikelen:

 

In hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotregels. In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregels wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan wordt genoemd.

 

6.2.1 Hoofdstuk 1

In hoofdstuk 1 worden diverse begrippen welke in de planregels worden gehanteerd nader verklaard. Dit om mogelijke interpretatieproblemen te voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

 

Artikel 1 Begrippen

De begripsbepalingen in artikel 1 zijn noodzakelijk bij de interpretatie van de regels. In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. De begrippen die hierin zijn opgenomen zijn terug te vinden in de bestemmingsbepalingen. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.

 

Met uitzondering van de eerste twee begrippen (plan en bestemmingsplan) zijn de begrippen alfabetisch gerangschikt. De begrippen zijn zoveel mogelijk gebaseerd op vaste jurisprudentie. In de loop der tijd hebben de meeste begrippen zich ontwikkeld tot een standaard, waarvan ook in dit bestemmingsplan gebruik is gemaakt.

 

Artikel 2 Wijze van meten

De bepalingen over de wijze van meten zijn in artikel 2 opgenomen. Dit artikel geeft aan hoe de hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

 

6.2.2 Hoofdstuk 2

In hoofdstuk 2 worden artikelsgewijs de op de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven en wordt toegelicht op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden. Behalve bestemmingen en dubbelbestemmingen zijn binnen het bestemmingsplan aanduidingen te onderscheiden. Deze aanduidingen bevatten specificaties van bestemmingen en dubbelbestemmingen met betrekking tot gebruik of bouwen.

 

6.2.2.1 Bestemmingsregels

Het bestemmingsplan kent verschillende bestemmingen, te weten Groen, Verkeer en Wonen,

 

Groen (artikel 3)

Aan de structurele groenvoorzieningen is de bestemming Groen toegekend. De voor "Groen bestemde gronden zijn bedoeld voor (openbare) groenvoorzieningen, met passende voorzieningen voor straatmeubilair, sport en spel, fiets- en/of voetpaden, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water, nutsvoorzieningen en alarmeringssystemen, kunstobjecten met de daarbij behorende gebouwen, overige bouwwerken en verhardingen.

Bebouwing is enkel toegestaan ten behoeve van nutsvoorzieningen. De maximale inhoudsmaat van een gebouw voor nutsdoeleinden is 36 m³ toegestaan. Daarnaast zijn regels opgenomen voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

Verkeer (artikel 4)

De binnen het plangebied belangrijke ontsluitingswegen zijn voorzien van de bestemming 'Verkeer'. De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn hoofdzakelijk bestemd voor wegen, straten voet- en fietspaden, groenvoorzieningen en parkeervoorzieningen. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd met uitzondering van nutsvoorzieningen. Hiervoor zijn bouwregels opgenomen.

 

Wonen (artikel 5)

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn hoofdzakelijk bestemd voor wonen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit. Daarnaast zijn gronden met deze bestemming bedoeld voor tuinen, erven en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water.

 

In de bouwregels is bepaald dat de hoofdgebouwen (2 vrijstaande woningen en 30 twee-aan-een gebouwde woningen) dienen te worden gebouwd binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken.

Het aantal woningen per bouwvlak bedraagt niet meer het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal woningen. Daarnaast is door middel van een aanduiding op de verbeelding aangegeven wat de maximum goot- en bouwhoogte bedragen.

 

Verder zijn voor bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde bouwregels opgenomen. De grootte van het perceel bepaald het toegestane aantal m2 aan bijbehorende bouwwerken. De volgende regel is van toepassing;

De gezamenlijke oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak bedraagt maximaal:

 

Vereiste hierbij is dat tenminste 50% van het buiten het bouwvlak gelegen bouwperceel onbebouwd
en onoverdekt blijft. Dit maximumpercentage is van toepassing omdat anders de kleinere percelen (nagenoeg) volgebouwd worden. Dit is ruimtelijk niet aanvaardbaar.

Tevens is als voorwaardelijke verplichting opgenomen dat

 

Binnen de woonbestemming is bij recht een aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit toegestaan. Het betreft hier een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn en die op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie. Hier zijn echter wel regels aan verbonden. Deze regels zijn gericht op het voorkomen van hinder en overlast van deze activiteiten. Daar waar specifieke functies binnen de woonbestemming voorkomen is er een aanduiding op de verbeelding opgenomen.

 

6.2.3 Hoofdstuk 3

Hoofdstuk 3 van de regels bevat bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in afzonderlijke artikelen onder te brengen.

 

Anti-dubbeltelregel (artikel 6)

Met dit artikel wordt voorkomen dat meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt. Dit is bijvoorbeeld mogelijk als (onderdelen van) bouwpercelen van eigenaars in maatvoering verschillen en wisselen. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet meegenomen worden met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de nieuw verworven gronden reeds meegenomen zijn bij de berekening van een eerdere bouwplannen. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer in te zetten om een omgevingsvergunning te verkrijgen.

 

Algemene gebruiksregel (artikel 7)

Voor de redactie van de gebruiksregel is een algemene formulering aangehouden. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. Dit brengt met zich mee dat de doeleindenomschrijving van de te onderscheiden bestemming helder en duidelijk moet zijn.

 

Algemene afwijkingsregel (artikel 8)

In dit artikel zijn een aantal voorwaarden opgenomen die het mogelijk maken het plan op ondergeschikte punten aan te passen. Het meest recente parapluplan afwijkingen is hierin verwerkt. Van het bestemmingsplan kan worden afgeweken met het voorbehoud dat de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad. Ook kleine afwijkingen (tot 10%) van de in de regels opgenomen maten kunnen op grond van dit artikel mogelijk worden gemaakt. Tevens kunnen krachtens dit artikel kleine bouwwerken ten dienste van nutsbedrijven worden toegestaan. Ook de realisatie van erkers bij woningen wordt middels deze bepaling mogelijk gemaakt, alsmede het wijzigen van gebruik van gebouwen (al dan niet bij woningen) ten behoeve van kinderopvang.

Algemene procedureregels (artikel 9)

Hierin zijn de procedurebepalingen opgenomen ten aanzien van het stellen van nadere eisen.

 

Algemene overige regels (artikel 10)

In de algemene regels wordt ten aanzien van het parkeren geregeld dat parkeervoorzieningen in voldoende mate op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen wordt aansluiting gezocht bij de parkeerkencijfers van het CROW.

Het benodigde aantal parkeerplaatsen kan worden berekend op basis van parkeerkencijfers of wordt bepaald in parkeernormen. Parkeerkencijfers zijn op de praktijk gebaseerde cijfers. Parkeernormen geven het aantal beleidsmatig vastgestelde parkeerplaatsen bij een bedrijf of voorziening aan. Bij het gebruik van parkeerkencijfers moet rekening worden gehouden met de bereikbaarheid van de locatie, de specifieke kenmerken van de functie, de mobiliteitskenmerken van de gebruikers van het gebouw en met het gemeentelijk beleid. Hierbij wordt gezocht naar een evenwicht tussen zoveel mogelijk tegemoetkomen aan de parkeervraag en de optimale combinatie van leefbaarheid en bereikbaarheid.

Daarnaast is het eveneens van belang dat de parkeerruimte van voldoende omvang is. Een parkeerruimte moet wel zijn afgestemd op gangbare personenauto's.

 

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de hoofdregel dat parkeervoorzieningen in voldoende mate op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd, mits op andere wijze in de parkeerbehoefte wordt voorzien en de situering van de parkeerplaatsen het ruimtelijk beeld van de omgeving, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig aantast.

 

Eenzelfde soort redenatie gaat op voor het laden en lossen van goederen.

 

6.2.4 Hoofdstuk 4

Het laatste hoofdstuk Overgangs- en slotregels bevat ten eerste het overgangsrecht, zoals beschreven in het besluit Ruimtelijke Ordening. In de slotregel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald. In dit geval kunnen de regels van het bestemmingsplan aangehaald worden als regels van het bestemmingsplan Dethmershoek

 

 

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

In dit hoofdstuk wordt de economische uitvoerbaarheid beschreven. Indien het bestemmingsplan voorziet in de uitvoering van werken door de gemeente moet de financieel-economische uitvoerbaarheid hiervan worden aangetoond.

 

Het plan wordt door de projectontwikkelaar Roelofs en Haase gerealiseerd. Het betreft in totaal 32 grondgebonden woningen en de herinrichting van de openbare ruimte. Voor de realisatie van de deze woningen zal gemeente Almelo gronden overdragen aan de ontwikkelaar.

  

Om de uitvoerbaarheid van het plan te waarborgen heeft de gemeente met de projectontwikkelaar een exploitatieovereenkomst en een planschadeovereenkomst gesloten waardoor het plan financieel haalbaar is geworden.

 

Er wordt voldaan aan de voorwaarden zoals benoemd in artikel 6.12, lid 2, sub a, b en c van de Wro zodat er geen verplichting bestaat tot vaststelling van een exploitatieplan.

 

 

 

Hoofdstuk 8 Participatie, Vooroverleg en Zienswijze

 

8.1 Participatie

Het plan is diverse keren in de buurt getoond. Via informatiebrieven en een tweetal inloopbijeenkomsten op 22 en 23 september 2021 is uitleg over het plan gegeven en zijn met behulp van de wijkkrant omwonenden geïnformeerd. Middels een prijsvraag in de wijk is de naam van de ontwikkeling "Dethmershoek" bepaald.

 

De omgeving heeft vervolgens tijdens een inloopbijeenkomst op 18 oktober 2022 in de Trefhoek kennis kunnen nemen van het ontwerptemmingsplan. Tijdens deze druk bezochte inloopbijeenkomst werd voornamelijk positief gereageerd op het plan.

 

8.2 Vooroverleg

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het concept-ontwerpbestemmingsplan aan de volgende instanties toegezonden:

1. Provincie Overijssel;

2. Waterschap Vechtstromen

 

Er is 1 reactie binnen gekomen van Provincie Overijssel. In deze reactie wordt aangegeven dat het plan past in het provinciaal ruimtelijk beleid.

 

8.3 Zienswijze

Het ontwerpbestemmingsplan “Bestemmingsplan Dethmershoek” heeft vanaf 21 september 2022 tot en met 1 nov 2022 zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn konden zienswijzen worden ingediend bij de gemeenteraad van Almelo.

Tijdens de periode dat het ontwerpbestemmingsplan ter inzage heeft gelegen zijn 2 reacties zienswijze binnen gekomen 1 van het Waterschap en 1 van de Brandweer Twente. De zienswijzen hebben een tekstuele aanpassing van de toelichting tot gevolg gehad.

De zienswijze en de reactie zijn in de nota van beantwoording bijlage 13 opgenomen.